NL8203751A - Schuifafsluiterklep met een instelbare afdichtdruk. - Google Patents

Schuifafsluiterklep met een instelbare afdichtdruk. Download PDF

Info

Publication number
NL8203751A
NL8203751A NL8203751A NL8203751A NL8203751A NL 8203751 A NL8203751 A NL 8203751A NL 8203751 A NL8203751 A NL 8203751A NL 8203751 A NL8203751 A NL 8203751A NL 8203751 A NL8203751 A NL 8203751A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
valve
fluid
connecting rod
vessel
carrier
Prior art date
Application number
NL8203751A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Uss Eng & Consult
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Uss Eng & Consult filed Critical Uss Eng & Consult
Publication of NL8203751A publication Critical patent/NL8203751A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B22CASTING; POWDER METALLURGY
    • B22DCASTING OF METALS; CASTING OF OTHER SUBSTANCES BY THE SAME PROCESSES OR DEVICES
    • B22D41/00Casting melt-holding vessels, e.g. ladles, tundishes, cups or the like
    • B22D41/14Closures
    • B22D41/22Closures sliding-gate type, i.e. having a fixed plate and a movable plate in sliding contact with each other for selective registry of their openings
    • B22D41/40Means for pressing the plates together

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Casting Support Devices, Ladles, And Melt Control Thereby (AREA)
  • Sliding Valves (AREA)
  • Sealing Devices (AREA)

Description

* -r N.O. 31374 1
Schuifafsluiterklep met een instelbare afdichtdruk.
De uitvinding heeft betrekking op schuifafsluiterkleppen voor het regelen van de stroom van gesmolten metaal uit gietvaten. Dergelijke kleppen bestaan normaal uit een paar vuurvaste platen die zodanig zijn aangebracht dat zij ten opzichte van elkaar kunnen schuiven en welke 5 doorgaande openingen bevatten die met elkaar samenwerken voor het regelen van de stroom metaal welke door de klep loopt in afhankelijkheid van de mate waarin de openingen in lijn met elkaar liggen.
Het is bij de werking van kleppen van de schuifafsluitersoort on-vermijdelijk dat een juiste mate van afdichtdruk wordt uitgeoefend tus-10 sen de platen. Het uitoefenen van buitenmatige afdichtdruk tussen de platen stoort onderlinge schuivende beweging daartussen of kan dit r zelfs verhinderen, waardoor de klep onwerkzaam wordt. Het uitoefenen van te weinig druk kan anderzijds metaallekkage tussen de platen tot gevolg hebben.
15 Afdichtdruk wordt in het algemeen tussen de platen in dergelijke kleppen uitgeoefend door aan de schuifplaat een daartegen naar boven gerichte werkende druk te geven waardoor deze in mediumdichte schuivende in aanraking met de bijbehorende bovenplaat die daarboven is ge-plaatst wordt gedrukt. Hoewel, zoals weergegeven in het Amerikaans oc-20 trooischrift 3.511.261, deze naar boven gerichte druk kan worden uitgeoefend door nauwkeurige aandraaiing van de van schroefdraad voorziene verbindlngsorganen die de kleponderdelen samenhouden, wordt de druk op meer gewenste wijze verschaft door het uitoefenen van veerdruk die, zoals weergegeven in Amerikaans octrooischrift 4.063.668, de vorm kan 25 aannemen van een reeks mechanische veren die zijn geplaatst in het ge-stel van de afsluiter onder de afsluiterplaat en die zijn aangebracht om de metaalstroomopening voor het uitoefenen van een opwaartse druk rondom de opening zodanig dat de op elkaar passende oppervlakken van de platen in mediumdichte schuivingsaanraking met elkaar worden ge-30 plaatst.
Het plaatsen van de veren dichtbij de plaatopening waar doorheen gesmolten metaal stroomt heeft het ongewenste effect dat zij worden blootgesteld aan de hoge temperaturen die worden veroorzaakt door de stroom gesmolten metaal. De veren worden daardoor onderworpen aan ther-35 mische spanningen hetgeen kan leiden tot ontspanning en uiteindelijk in gebreke blijven van de veren tenzij zij op geschikte wijze worden afge-koeld, bijvoorbeeld door het toepassen van een afkoelende luchtstroom daar naartoe.
8203751
» V
2
Om het hiervoor vermelde probleem te overwinnen is voorgesteld om een schuifafsluiterklepmechanisme te verschaffen waarin de veren voor het uitoefenen van afdichtdruk tussen de vuurvaste platen zijn ge-plaatst in een positie op afstand van de platen en dientengevolge op 5 afstand van de metaalstroom, en om veerdruk op de platen uit te oefenen via een geschikte langwerpige en scharnierende verbindingsstangenstel-sel. Een dergelijke klepinrichting is weergegeven en beschreven in het Amerikaans octrooischrift 3.937.372. Het gebruik van de klep beschreven in dit octrooischrift onder ongunstige metaalgietomstandigheden geeft 10 aan dat de inrichting echter niet geheel het genoemde probleem vermijdt gedeeltelijk tengevolge van het feit dat de veren toch nog kunnen ont-spannen terwijl het lange stangenstelsel zelf wordt onderworpen aan hitte en daardoor de neiging heeft om langer te worden waardoor de ef-fectieve afdichtdruk wordt verkleind.
15 De uitvinding heeft tot doel de hiervoor genoemde problemen te vermijden.
Volgens de uitvinding wordt een schuifafsluiterklepinrichting ver-schaft voor het regelen van de stroom gesmolten metaal vanuit de uit-laat van een gietvat, welke inrichting een afsluiter bevat welke be-20 weegbaar is ten opzichte van de vatuitlaat, aandrijfmiddelen voor het bewegen van de afsluiter ten opzichte van de vatuitlaat, en middelen voor het uitoefenen van afdichtdruk tussen de afsluiter en de vatuitlaat, waarbij deze middelen bestaan uit een door fluldum bediende be-lastingsinrichting die op afstand is geplaatst van de afsluiter en die 25 zodanig werkt dat een kracht wordt opgewekt als reactie op het toelaten of het vrijmaken van fluldum ten opzichte daarvan, een fluldumsysteem dat is verbonden met de belastingsinrichting voor het naar keuze regelen van de stroom van fluldum daar naar toe en verbindingsmiddelen tussen de belastingsinrichting en de afsluiter voor het overbrengen van de 30 kracht die wordt opgewekt door de belastingsinrichting in een afdichtdruk tussen de afsluiter en de vatuitlaat.
Het zal duidelijk zijn dat schuifafsluiterklepinrichtingen ver-vaardigd volgens de uitvinding de hiervoor beschreven gebreken van be-kende inrichtingen van deze soort vermijdt. Het verschaffen van een 35 klepbelastingsmechanisme zoals hier beschreven, maakt het mogelijk dat een inrichting welke verantwoordelijk is voor het opwekken van krachten voor het verschaffen van afdichtdruk tussen de onderling schuivende or-ganen wordt geplaatst op afstand van de schuiforganen en dientengevolge op afstand van de omgeving met hoge temperatuur waarin deze organen 40 zijn geplaatst. Deze eigenschap alleen aL verbetert de klepwerking 8203751 t * 3 s doordat de inrlchting is blootgesteld aan lagere termische spanningen waardoor de levensduur daarvan wordt verhoogd.
Ook maakt het gebruik van hydraulische middelen voor het opwekken van de krachten welke zorgen voor de afdichtdruk tussen de schuiforga-5 nen het uitoefenen van oneindig variabele afdichtdrukken mogelijk die nauwkeurig kunnen worden bepaald. voordat de klep in werking wordt ge-steld en die daama naar keuze variabel zijn in afhankeli jkheid van de omstandigheden waarin de klep werkt, waardoor een betrekkelijk constante afdichtdruk tussen de organen tot stand kan worden gebracht.
10 Andere verbeteringen zijn aangebracht in de konstruktie van de hierna te beschrijven klep welke het effect van thermische uitzetting bij klepwerking verminderen en het gevaar van niet werken van de klep verkleinen dat anders zou kunnen worden veroorzaakt doordat de onder-linge schuivende organen niet goed in lijn met elkaar liggen.
15 De uitvinding zal thans nader worden uiteengezet aan de hand van de tekening waarin bij wijze van voorbeeld een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is weergegeven.
Figuur 1 geeft een vertikale doorsnede weer van een gedeelte van een gietvat, gedeeltelijk schematisch, voorzien van een schuifafslui-20 terklepiarichting vervaardigd volgens de uitvinding.
Figuur 2 geeft een eindaanzicht weer van het vat en een daaraan bevestigde schuifafsluiterklepinrichting gezien vanaf rechts in figuur 1 en waarin de onderdelen van een inrichting voor het uitoefenen van kracht in meer bijzonderheden is weergegeven.
25 Figuur 3 geeft een onderaanzicht weer van de schuifafsluiterklep inrichting volgens figuur 1.
Figuur 4 geeft een vertikale doorsnede weer volgens de lijn IV-IV in figuur 1.
Figuur 5 geeft een aanzicht weer langs de lijn V-V in figuur 4.
30 In figuur 1 is een schuifafsluiterklepinrichting 10 weergegeven welke werkzaam is bevestigd aan de onderzijde van een gietvat 12 van gesmolten metaal welke een gietkroes kan zijn voor het toevoeren van gesmolten metaal naar ingots, of dergelijke. Het vat 12 bevat een meta-len mantel 14 met een vuurvaste voering 16. De voering 16 welke de bo-35 dem van de vatmantel bedekt bevat een schachtopening 18 welke het uit-gietkanaal voor het gesmolten metaal vanuit het vat vormt. De schachtopening 18 bevat, zoals normaal is, schachtvormende vuurvaste delen, respectievelijk 20, 22 en 24, en een uitstroompijp vormend inzetstuk 26, waarvan de dear doorheen gaande opening 28 de uitgietopening van 40 het vat vormt.
8203751 « t 4
De klepinrichting 10 is bevestigd aan het vat door bevestigings-middelen welke een vaterpasplaat 30 bevatten welke door lassen is bevestigd aan de vatmantel en een montageplaat 32 welke is verbonden met de waterpasplaat door bouten (niet weergegeven). De montageplaat is 5 voorzien van een uitsparing voor het ontvangen van een vuurvaste plaat 34 welke een doorgaande opening 36 bevat welke axiaal in lijn ligt met de uitstroompijpopening 28. Deze plaat 34, welke wordt aangeduid als bovenplaat, bezit een onderoppervlak welke is bestemd om passend in schuivende aanraking te staan met een daarmee samenwerkend oppervlak 10 aan een beweegbare schuifafsluiter 38.
De schuifafsluiter 38 bevat een vuurvaste plaat 40 met een naar boven gericht schuifoppervlak dat is bestemd om in aanraking te staan met de bovenplaat 34. Een mondstukorgaan, welke het opvangmondstuk 42 wordt genoemd, hangt van de plaat 40 naar beneden en bevat een opening 15 44, welke, als deze in lijn ligt met de opening 36 van de bovenplaat, stroming van metaal door de klepinrichting 10 tot stand brengt. Anders-zins wordt, als de afsluiter 38 wordt bewogen naar een positie waarin de opening 44 niet in lijn ligt met de opening 36 van de bovenplaat, hetgeen op zichzelf algemeen bekend is op dit terrein, de stroom van 20 metaal beeindigd. Zowel de bovenplaat 34 als de schuifafsluiter 38 kun-nen zijn opgesloten in een dunne metalen huis 46 dat geen deel uitmaakt van de uitvinding.
De schuifafsluiter 38 wordt gemonteerd in de klep 10 in een schuifdrager 48 welke een uitsparing bevat voor het ontvangen van de 25 vuurvaste plaat 40 en een bodemopening waarin het naar beneden afhan-gende opvangmondstuk 42 kan worden aangebracht. Een asondersteuning 50 aan een einde van de drager 48 maakt verbinding mogelijk met een aan-drijving, die algemeen is aangeduid met 52, voor het tot stand brengen van een been en weer gaande beweging van de drager en de daarop aange-30 brachte afsluiter 38 binnen een gestelkonstruktie 54 welke een vertika-le ondersteuning daarvoor verschaft.
Het gestel 54 bestaat uit opstaande, onder een rechte hoek aange-brachte platen welke tegenover elkaar liggende op afstand van elkaar liggende zijplaten 56 en 58 bevatten en eindplaten 60 respectievelijk 35 62, welke tot een een geheel vormende konstruktie aan elkaar zijn ge- last of op andere wijze met elkaar zijn verbonden. Steunen 64 hangen af van de vatmantel 14 welke draaipennen 66 bevatten welke lopen door ope-ningen in verl-engingen 68 in de zijplaten 56 en 58 voor het draaibaar koppelen van het gestel 54 aan §en einde in zijn werkzame positie aan 40 het vat 12. Het andere einde van het gestel 54 is verstelbaar vertikaal 8203751 5 > ♦ k • ondersteund door een krachtoverbrengende inrichting 70 welke afdicht- druk verschaft tussen de op elkaar passende oppervlakken van de boven-plaat 34 en de schulfafsluiter 38 zoals hierna meer in bijzonderheden zal worden beschreven.
5 Om vervanging van de bovenplaat 34 en de schulfafsluiter 38, welke vaak nodig is, te vergemakkelijken is het gestel 54 zodanlg dat dit ook draaibaar langs de zijwand 60 is verbonden met een ondersteuning 71 welke is gehangen aan de bodem van het vat. De draaiverbinding tussen het gestel 54 en de ondersteuning 71 is tot stand gebracht door schar-10 nierstangen 72 welke aan een einde door pennen 74 zijn verbonden met de ondersteuning en met hun andere einde zijn verbonden met het gestel 54 door middel van pennen 74. Het zal duidelijk zijn dat door verwijdering van de pennen 66 uit de steunen 64 en het losmaken van het andere einde van het gestel 54 van de krachtoverbrengende inrichting 70 het gestel 15 draaiend kan worden gescheiden van de montageplaat 30 zoals in streep punt lijnen in figuur 2 is aangegeven zodat zowel de bovenplaat 34 als de schulfafsluiter 38 vrij komen te liggen om te worden vervangen.
Schuivende beweging van de afsluiterdrager 48 binnen het gestel 54 wordt opgenomen door schuifgeleidingen 75 die in het bijzonder zodanig 20 zijn gevormd dat de afsluiter 38 automatisch in lijn kan worden gehou-den ten opzichte van de bovenplaat 34. De schuifgeleiders 75 zijn, zoals weergegeven in de figuren 4 en 5, verlengd in de richting van de beweging van de afsluiterdrager en zijn geplaatst aan tegenover elkaar liggende zijden van de drager. Elk bestaat uit een ondersteuningsbasis 25 76 welke is bevestigd aan het binnenoppervlak van de betreffende ge- stelzijplaten 56 en 58, waarbij een sitting 77 met een gebogen zit-tingsoppervlak 78 is bevestigd aan de basis, terwijl daarin een tuime-laar 80 met een onderoppervlak 82 dat complementair is gevormd met het zittingsoppervlak van de zitting is geplaatst. Het bovenoppervlak 84 30 van elke tuimelaar 80 is gevormd als een cilindersegment en is bestemd om in aangrijping te staan met het onderoppervlak van een complementair gevormde schouder 86 die zich langs elke langszijde van de afsluiterdrager 48 uitstrekt. Het zal duidelijk zijn dat de as van de bulging van de oppervlakken 84 aan de tuimelaars 80 is geplaatst in een vlak 35 dat de lengte-as van het gestel 54 bevat en dat de samenwerking tussen deze oppervlakken 84 en de tuimelaars 80 in de zittingen 77 het moge-lijk maakt dat de schulfafsluiter 38 automatisch in lljn blijft zowel in lengterichting als dwarsrichting van het mechanisme.
Heen en weer gaande beweging wordt aan de drager 48 ten opzichte 40 van het gestel 54 gegeven door middel van de aandrijving 52 welke be- 8203751 * ^ 6 staat uit een dubbel werkende fluldumdrukcilinder 88 of dergelijke rechtlijnige beweging makende inrichting welke op afstand hangt aan een steun 89 aan de zijwand van het vat 12. Een tuimelaar 90 is draaibaar bevestigd door de pin 91 die zich uitstrekt tnssen van openingen voor-5 ziene steunen 92 vanaf het einde van het gestel 54. Een arm van de tuimelaar 90 is door middel van een pen verbonden met een zuigerstang 93 die zich uitstrekt vanaf de cilinder 88 terwijl de andere arm door mid-- - del van een pen is verbonden met een draaistang 94 die is verbonden met de asondersteuning 50 aan de drager 48.
10 Afdichtdruk tussen de bovenplaat 34 en de schuifafsluiter 38 wordt verschaft door krachtoverbrengende middelen 70 die zijn verbonden met het gestel 54 aan het einde tegenover het einde dat de draaipennen 66 bevat, waarbij de verbinding zodanig is dat een naar boven gerichte kracht op de krachtoverbrengende middelen wordt omgezet in een naar bo-15 ven gerichte druk op de schuifafsluiter 38 tegen de bovenplaat 34. Zo-als weergegeven in de tekeningen bevat het krachtoverbrengend middel 70 een vertikaal verlengd verbindingsstaafsamenstel 96 dat aan zijn onder-einde via de asondersteuning 38 is bevestigd aan een gestelonderdeel 100. Het verbindingsstaafsamenstel 96 bevat axiaal op afstand van el-20 kaar liggende onderling verbonden delen, bevattende een deel 102 met een grotere diameter welke een axiaal kanaal 104 bevat dat is bestemd om te worden verbonden met een onder druk staande bron van afkoellucht, een tussenliggend deel 106 dat is verbonden met het deel 102 via de eenheid 108, en een einddeel 110 dat bij 112 inwendig van schroefdraad 25 is voorzien voor het verbinden met het deel 106 en bij 114 uitwendig van schroefdraad is voorzien voor het ontvangen van een veiligheidsmoer 116. Aan het einddeel 110 zijn voorzieningen getroffen voor het ontvangen van de pen 120 die zodanig werkt dat losraking van de moer 116 van het verbindingsstaafsamenstel door niet gewilde achteruit gaande bewe-30 ging van de eerstgenoemde wordt voorkomen.
Volgens de uitvinding wordt een klepbelastingsmechanisme 122 verschaft dat telescopisch wordt ontvangen rondom en werkt op het verbindingsstaafsamenstel 96 in de nabijheid van het boveneinde daarvan. Het mechanisme 122 bevat een veerpakket 124 en een inrichting 126 voor het 35 uitoefenen van hydraulische kracht welke daar bovenop is geplaatst bin-nen gestel 127 dat vast is bevestigd aan het vatplatform 128. Het veerpakket 124 bestaat uit een basis 130 welke ligt op de gestelbasis 132, een cilindrische omhiulling 133 en een geleidingsbus 134 die concen-trisch vanaf de basis rechtop staat en een aantal schijfveren 136 die 40 zijn geplaatst tussen de omhulling 133 en de bus 134. Een beweegbaar 8203751 7 . dekeel 138 slult de bovenzijde van het pakket af en is bestemd om krachten tussen de inrichting 126 voor het uitoefenen van hydraulische druk en de veren 136 over te brengen.
De inrichting 126 voor het uitoefenen van hydraulische druk bevat 5 een fluldum cilinder 140 welke beweegbaar met het deksel 138 is gemon-teerd en een zuiger 142 welke werkzaam is geplaatst in de cilinder voor het maken van een uitzettende en terugtrekkende geleidende beweging langs de steel 144 als reactie op het toevoeren van hydraulisch fluldum naar de cilinder via de toevoeropening 146. Een terugstelveer 148 werkt 10 ter ondersteuning van het terugtrekken van de zuiger 142 terwijl 0-af-dichtringen 150 kunnen zijn aangebracht om lekkage van fluldum tussen de cilinder en de zuiger te voorkomen.
De inrichting van het klepbelastingsmechanisme 122 is zodanig dat afdichtdruk tussen de klepbovenplaat 34 en de schuifafsluiter 38 wordt 15 opgewekt door het toepassen van fluldumdruk op de inrichting 126 voor het uitoefenen van druk terwijl het verenpakket 124 werkt cm momentane thermisch of mechanisch veroorzaakte veranderingen te absorberen die kunnen optreden in het mechanische systeem welke het krachtoverbrengen-de middel 70 vormt.
20 Hydraulisch fluldum wordt naar de cilinder 140 toegevoerd via een fluldumsysteem 151, schematise!! weergegeven in de tekeningen, welke een toevoerleiding 152 bevat welke de opening 146 verbindt met een bron van bedieningsfluldum, aangeduid als reservoir 154.
In serie met elkaar zijn in de toevoerleiding 152 tussen het re-25 servoir en de cilinderopening een met de hand bedienbare pomp 156, een stroomregelklep 158, een klep 160 voor het handhaven van de pompvulling en een drukmeter 162 aangebracht, welke alien gebruikelijke, gemakke-lijk verkrijgbare onderdelen zijn. De regelklep 158 werkt voor het een-voudig openen of sluiten van de leiding 154 voor het doorlaten van 30 fluldum vanuit de pomp 156. De vulbehandelingsklep 160 is een klep, die, als de handgreep 164 wordt bediend en wordt geplaatst in een posi-tie, werkt als een terugslagklep om fluldumdruk tussen de cilinder 140 en de klep 160 te handhaven. Draaiing van de handgreep 164 naar een tweede positie maakt het mogelijk dat fluldum terugkeert via de klep 35 160 waardoor de selectieve vermindering van de fluldumdruk in de cilin der 140 mogelijk is.
De werking van een schuifafsluiterklepinrichting 10 waarin de hier beschreven uitvinding is toegepast is als volgt. Als het klepgestel 54 zich in de positie weergegeven in streeppuntlijnen in figuur 2 bevindt 40 na vervanging van de bovenplaat 34 en de schuifafsluiter 38 wordt het 8203751
V V
8 gestel door draaiing van de scharnierstangen 72 bewogen In zijn werkza-me positie onder het vat 12. Draaipennen 66 worden daarna In de steunen 64 gestoken terwijl de pen 65 in de plaat 90 wordt geplaatst om de in-richting te verbinden met het krachtoverbrengend middel 70 en met de 5 aandrijving 52 voor de schuifafsluiter. Hierna wordt, met open regel-klep 158 en de klep 160 in de vulling handhavende positie, pomp 156 be-diend om hydraulisch fluldum vanuit het reservoir 154 over te brengen naar de cilinder 140 van de inrichting 126 voor het uitoefenen van druk. Fluldum dat de cilinder 140 binnenkomt werkt zodanig dat de zui-10 ger 142 naar boven toe wordt uitgezet en het deksel 138 van het veren-pakket 124 naar beneden wordt gedrukt waardoor de veren 136 samenge-drukt onder belasting komen te staan. Bij voorkeur wordt een fluldum toegelaten tot cilinder 140 totdat een leidingdruk van ongeveer 12010 kPa is bereikt welke aanduidt dat een gewenste afdichtdruk tussen de 15 bovenplaat 34 en de afsluiter 38 is bereikt en welke wordt weergegeven op de meter 162.
Het toevoeren van fluldrumdruk naar de cilinder 140 brengt een uitzetting van de zuiger 142 tot stand en maakt dat het verbindings-staafsamenstel 96 vertikaal wordt verplaatst voor het geven van een af-20 dichtdruk tussen de met elkaar in aanraking staande oppervlakken van de schuifafsluiter 38 en de bovenplaat 34 doordat het gestel 54 met de wijzers van het uurwerk mee wordt gedraaid om de pennen 66. Elke nei-ging van de op elkaar passende oppervlakken van de schuifafsluiter 38 en de bovenplaat 34 om zodanig te bewegen dat zij niet meer parallel 25 aan elkaar lopen gedurende draaiing van het gestel 54 wordt gemakkelijk opgevangen door de schuifgeleidingen 75 die, tengevolge van de vorm van de met elkaar samenwerkende organen, zodanig werken dat de bovenplaat en de schuifafsluiter onderling automatisch met elkaar in lijn blijven in zowel de lengte als dwarsrichtingen.
30 Na vertikale verplaatsing van het verbindingsstaafsamenstel 96 wordt de veiligheidsmoer 116 naar beneden gedraaid tegen het gestel 127 om de positie van de klep 10 tegen het vat 12 in te stellen en om een benedenwaartse verplaatsing van het verbindingsamenstel 96 te voorkomen in het geval van een verlies aan hydraulische druk uit het systeem. De 35 aandrijving 52 wordt vervolgens bediend am. de schuifafsluiter 38 naar zijn gesloten positie te bewegen terwijl de klep 10 gereed is voor het toelaten van gesmolten metaal naar het vat 12.
Het zal duidelijk zijn dat de plaatsing van de veren 136 op afs-tand van de uitgietopeningen door de klep maakt dat deze worden be-40 schermd tegen veerontspanning of gebrekkige werking daarvan, zoals dit 8203751 m 4 9 • . zou kunnen optreden bij oververhitting of overmatige thermische span- ningen. Verder wordt elke neiging van de afdichtdruk om te verminderen onder invloed van thermische uitzetting van het verbinsingsstaafsamen-stel 96 vertraagd door circulaties van koellucht door het verbindings-5 staafkanaal 104. Niettegenstaande de bovengenoemde beveiligingen ver-schaft de uitvinding een effectief middel om positief te voorkomen dat gesmolten metaal lekt tussen de bovenplaat 34 en de schuifafsluiter 38 door het een bedieningsman mogelijk te maken om de werkzaamheid van de afdichting te controleren door te kijken op de meter 162. Als om een of 10 andere reden de afdichtdruk wordt verminderd tot onder een veilig niveau zal de vermindering daarvan blijken als een vermindering in de druk in de leiding 152 zoals deze wordt geregistreerd op de meter 162 waaraa, door bedienlng van de pomp 156, de druk in het fluldumsysteem zou worden verhoogd en de afdichtdruk worden teruggebracht op een vei-15 lig werkniveau.
Omgekeerd verschaft de uitvinding, in het geval van een bovenmati-ge afdichtdruk tussen de bovenplaat 34 en de schuifafsluiter 38 een ge-makkelijk middel voor het ontlasten daarvan om de klep terug te brengen naar zijn gewenste werkpositie. Dit wordt tot stand gebracht door de 20 bedieningsman welke, na het waarnemen van een bovenmatige aflezing op de meter 162, de regelklep 158 sluit en de handgreep 164 op de klep 160 beweegt om de klep vanuit zijn drukhandhaafpositie te bewegen, waarna de druk in de leiding 162 stroomafwaarts van de klep 160 zal worden verminderd met een mate welke overeenkomt met het beschikbare volume in 25 dat deel van de leiding 152 aangegeven als L in figuur 2. Bij voorkeur heeft het leidinggedeelte L een lengte zodanig dat de systeemdruk met een vooraf bepaald periodieke hoeveelheid wordt verminderd zodanig dat door herhaling van het afwisselend openen van de klep 158 en het terug-brengen van de klep 160 naar zijn fluldumhoudende positie de leiding-30 druk in bekende periodieke stappen zal worden verminderd totdat de gewenste afdichtdrukniveau in de klep is teruggekeerd.
Uit het voorgaande zal het duidelijk zijn dat de onderhavige uitvinding een effectieve manier verschaft voor het nauwkeurig handhaven van de gewenste mate van afdichtdruk tussen de werkende delen van een 35 schuifafsluiterklep. Belangrijker is nog dat de uitvinding in staat is snel een onveilige of veraietigende toestand in de klep te elimineren zonder dat het nodig is om het gieten van gesmolten metaal door de klep te beeindigen of op andere wijze teniet te doen.
Het zal duidelijk zijn dat verschillende wijzigingen in de de-40 tails, materialen en inrichtingen van de onderdelen, die hierboven zijn 8203751 10 * beschreven en zijn weergegeven voor het uiteen zetten van de uitvin- ding, kunnen worden aangebracht door deskundigen zonder te treden bui-ten het kader van de uitvinding.
8203751

Claims (17)

1. Schuifafsluiterklepinrichting voor het regelen van de stroom van gesmolten materiaal uit de uitlaat van een gietvat, welke inrich-ting een afsluiter bevat die beweegbaar is ten opzichte van de vatuit- 5 laat, aandrijfmiddelen voor het bewegen van de afsluiter ten opzichte van de vatuitlaat, en middelen voor het verschaffen van een afdichtdruk tussen de afsluiter en de vatuitlaat, met het kenmerk dat de genoemde middelen omvatten: a) een met fluldum werkende belastinginrichting welke op afstand 10 is geplaatst van de afsluiter en die zodanig werkt dat een kracht wordt opgewekt als reactie op het toelaten of vrijmaken van fluldum ten opzichte daarvan; b) een fluldumsysteem dat is verbonden met de belastinginrichting voor het naar keuze regelen van de stroom van fluldum daar naar toe; 15 en c) verbindingsmiddelen tussen de belastinginrichting en de afsluiter voor het omzetten van de kracht opgewekt door de belastinginrichting in een afdichtende druk tussen de afsluiter en de vatuitlaat.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat 20 a) de verbindingsmiddelen een lange verbindingsstaaf bevatten; b) de belastinginrichting een fluldumkamer bevat en een plunjer welke daarin ten opzichte daarvan beweegbaar is; en c) middelen voor het verbinden van de belastinginrichting met de verbindingsstaaf voor het verplaatsen daarvan als reactie op de stroom 25 van fluldum naar de kamer.
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat deze een veermiddel bevat welke met de belastinginrichting werkzaam is voor het absorberen van momentane verplaatsingen van de verbindingsstaaf.
4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat deze be- 30 vat: a) middelen voor het ondersteunen van de veermiddelen aan de wand van het vat; en b) middelen voor het beweegbaar ondersteunen van de belastinginrichting welke daarboven zijn geplaatst.
5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het flul dumsysteem bevat: a) een fluldumtoevoerleiding welke de fluldumkamer verbindt met een fluldumreservoir; b) middelen in de leiding voor het naar keuze toelaten of vrijma- 40 ken van fluldum ten opzichte van de fluldumkamer; en 8203751 i c) middelen voor het waarnemen van de fluldumdruk in de leiding.
6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de flul-dumtoevoerleiding bevat: a) een pomp; en 5 b) klepmiddelen welke een naar keuze vrijlaatbare belasting hand- havende klep stroomafwaarts van de pomp bevatten.
7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de klepmiddelen een stroomregelklep bevat geplaatst tussen de pomp en de be-lastinghandhavende klep en gescheiden van de belastinghandhavende klep 10 door een leiding met een vooraf bepaalde inhoud.
8. Inrichting volgens een der conclusies 1 tot en met 7, met het kenmerk, dat de inrichting bevat: a) een beweegbare drager waarop de afsluiter is bevestigd voor be-weging daarmee; 15 b) een ondersteuning voor de afsluiterdrager die draaibaar is ver- bonden aan een einde met de bodem van het vat; en c) middelen waarmede de verbindingsstaaf is gekoppeld aan de dra-gerondersteuning aan het andere einde daarvan.
9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de verbin- 20 dingsstaaf een axiaal stromingskanaal bevat en middelen voor het toe- voeren van koelmedium daar naar toe.
10. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de dra-gerondersteuning tegenover elkaar liggend op afstand van elkaar liggen-de zijwanden bevat en schuifgeleidingen voor het schuifbaar bevestigen 25 van de afsluiterdrager welke daarlangs is geplaatst, waarbij de schuif-geleiders aan de genoemde zijwanden zijn bevestigd voor draaiende bewe-ging om een as loodrecht daarop.
11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de schuifgeleiders elke een draagoppervlak bevatten bestemd om schuivend 30 in aanraking te staan met een bijbehorend oppervlak aan de afsluiterdrager, waarbij deze oppervlakken zijn gevormd als cilindersegmenten om een as evenwijdig aan de zijwanden van het gestel.
12. Inrichting volgens conclusie 11, met het keomerk, dat de as van de cilindrische segmenten ligt in het vlak dat de lengte-as van het 35 gestel bevat.
13. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de veer en belastinginrichting ondersteunende middelen een aanslagplaat bevatten die vertikaal op afstand ligt boven de fluldumkamer, middelen welke een spelingsopening in de aanslagplaat vormen en welke het genoemde ene 40 einde van de verbindingsstaaf bevatten, waarbij het genoemde ene einde 8203751 e· * van de verbindingsstaaf van schroefdraad is voorzien, en een moer welke door de genoemde schroefdraad aan de verbindingsstaaf kan worden gegre-pen, waarbij deze moer zodanig werkt dat de veermiddelen worden belast cot de gewenste doorbuiging en de benedenwaartse beweging van de ver-5 bindingsstaaf tegen de druk die daaraan wordt gegeven wordt beperkt.
14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de on-dersteuningsmiddlen voor de veren en de belastinginrichting een basis-plaat bevatten welke vertikaal op afstand onder de genoemde aanslag-plaat ligt, met in de basisplaat een spelingsopening welke axiaal in 10 lijn ligt met de opening van de aanslagplaat waardoor de verbindingsstaaf loopt, waarbij de veermiddelen en de fluldumkamer welke daarin de zuiger bevat vertikaal worden ondersteund op de basisplaat en de verbindingsstaaf omsluitend daar omheen zijn aangebracht, waarbij de zuiger in aangrijping staat met een ringvormige schouder welke is gevormd 15 in de nabijheid van een genoemde ene einde van de verbindingsstaaf.
15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat deze een terugstelveer bevat in de genoemde fluldumkamer voor het drukken van de zuiger tegen de vloeistof in die wordt toegelaten in de kamer.
16. Schuifafsluiterklepinrichting -voor het regelen van de stroom 20 van gesmolten materiaal vanuit de ultlaat van een gietvat, met het kenmerk, dat deze omvat: a) een dragerondersteuning met rechthoekig geplaatste wanden die zijn geplaatst onder de genoemde uitlaat terwijl §en einde draaibaar is verbonden met het vat; 25 b) een afsluiterdrager welke een vuurvaste plaat bevat met een stroomregelopening welke kan samenwerken met de vatuitlaat bevestigd in het genoemde gestel; c) schuifgeleidingen langs de zijwanden van het gestel met draag-oppervlakken bestemd om schuivend in aanraking te staan met daarop pas- 30 sende oppervlakken aan de afslxiiterdrager; d) middelen voor het bevestigen van de schuifgeleidingen zodanig dat deze draaiend kunnen bewegen om assen loodrecht op de zijwanden van het gestel; e) waarbij de genoemde oppervlakken zijn gevormd als segmenten van 35 een cilinder om een as evenwijdig met de genoemde zijwand van het gestel.
17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de ci-linderas zodanig is geplaatst dat deze in hoofdzaak wordt gesneden door de as van de stroomregelopening in de genoemde plaat. 40 ********** 8203751
NL8203751A 1981-10-02 1982-09-28 Schuifafsluiterklep met een instelbare afdichtdruk. NL8203751A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US06/307,834 US4421256A (en) 1981-10-02 1981-10-02 Sliding gate valve having adjustable seal pressure
US30783481 1981-10-02

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8203751A true NL8203751A (nl) 1983-05-02

Family

ID=23191365

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8203751A NL8203751A (nl) 1981-10-02 1982-09-28 Schuifafsluiterklep met een instelbare afdichtdruk.

Country Status (18)

Country Link
US (1) US4421256A (nl)
JP (1) JPS58125364A (nl)
AU (1) AU8890482A (nl)
BE (1) BE894558A (nl)
BR (1) BR8205717A (nl)
DE (1) DE3236303A1 (nl)
DK (1) DK437982A (nl)
ES (1) ES516114A0 (nl)
FI (1) FI823361L (nl)
FR (1) FR2513915A1 (nl)
GB (2) GB2107027B (nl)
IT (1) IT8268156A0 (nl)
NL (1) NL8203751A (nl)
NO (1) NO823320L (nl)
PL (1) PL238467A1 (nl)
PT (1) PT75594A (nl)
RO (1) RO84542B (nl)
ZA (1) ZA826899B (nl)

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3423156C1 (de) * 1984-06-22 1985-10-10 Metacon AG, Zürich Schwenkschieber fuer den Ausguss metallurgischer Gefaesse
CH680838A5 (nl) * 1990-02-07 1992-11-30 Stopinc Ag
JP2580914B2 (ja) * 1991-11-21 1997-02-12 品川白煉瓦株式会社 スライドバルブのシール構造
DE9307781U1 (nl) * 1992-07-17 1993-08-12 Stopinc Ag, Baar, Ch
US5823224A (en) * 1997-06-26 1998-10-20 Brifer International Ltd. Slide valve
US8282074B2 (en) * 2001-03-12 2012-10-09 Curtiss-Wright Flow Control Corporation Delayed coker isolation valve systems
CN113102739B (zh) * 2021-03-03 2023-02-28 新兴铸管股份有限公司 一种用于压力加镁的包盖装置

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3786969A (en) * 1972-04-17 1974-01-22 Steel Corp Sliding-gate closure construction for bottom-pour vessels
US3765579A (en) * 1972-05-10 1973-10-16 United States Steel Corp Linearly movable gate mechanism
US3937372A (en) * 1974-10-25 1976-02-10 United States Steel Corporation Sliding gate mechanism with side wall mounted biasing springs
JPS5265131A (en) * 1975-11-26 1977-05-30 Nippon Steel Corp Method of setting up facial pressure in sliding nozzle equipment
GB2053431B (en) * 1979-07-17 1983-08-10 Vesuvius Int Corp Supporting refractory plates of sliding

Also Published As

Publication number Publication date
GB2153051B (en) 1986-01-29
BE894558A (fr) 1983-03-30
IT8268156A0 (it) 1982-10-01
GB2153051A (en) 1985-08-14
ES8403345A1 (es) 1984-03-16
PL238467A1 (en) 1983-04-25
AU8890482A (en) 1983-04-14
DE3236303A1 (de) 1983-04-21
ZA826899B (en) 1983-07-27
GB2107027B (en) 1986-01-29
GB8506312D0 (en) 1985-04-11
PT75594A (en) 1982-10-01
RO84542B (ro) 1984-08-30
RO84542A (ro) 1984-06-21
JPH0261349B2 (nl) 1990-12-19
BR8205717A (pt) 1983-08-30
FI823361L (fi) 1983-04-03
FI823361A0 (fi) 1982-10-01
NO823320L (no) 1983-04-05
US4421256A (en) 1983-12-20
ES516114A0 (es) 1984-03-16
GB2107027A (en) 1983-04-20
DK437982A (da) 1983-04-03
FR2513915A1 (fr) 1983-04-08
JPS58125364A (ja) 1983-07-26

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8203751A (nl) Schuifafsluiterklep met een instelbare afdichtdruk.
RU2351433C1 (ru) Тележка промежуточного ковша с подъемным устройством
KR100416667B1 (ko) 금속스트립의캐스팅방법및캐스팅장치
JP2991495B2 (ja) 鋳込みチューブ取付け・交換装置
FR2654230A1 (fr) Appareil de regulation de debit de fluide, notamment du fluide administre a un patient.
TW418133B (en) Device for hydraulically adjusting the rollers of strand guiding segments of a continuous casting installation
JPH0451700B2 (nl)
JP2935995B2 (ja) シュラウド管支持及び交換装置
KR950001386B1 (ko) 주조레이들의 바닥주입구멍을 위한 폐색장치
EP0492176B1 (en) Horizontal continuous casting apparatus with adjustable mold
BR112019003906B1 (pt) Processo e dispositivo para o ajuste de uma conicidade do lado estreito de uma coquilha de lingotamento contínuo
NL7907009A (nl) Schuifklep.
KR910003707B1 (ko) 슬라이딩 게이트 밸브 조립체
SU1428183A3 (ru) Шиберный затвор дл металлургических емкостей
US5312090A (en) Apparatus and method for controlling a stopper rod of a bottom pouring vessel
JP2014512274A (ja) 閉止弁を有する鋳造プランジャー及び鋳造装置
US4061179A (en) Apparatus for pouring casting material
US4139050A (en) Control of discharge outlet of a casting vessel
US4189073A (en) Spring element for use in sliding gate valve
FI71836C (fi) Foer reglering av gjutning fraon ugnstapphaol laemplig ventil.
WO2006067038A1 (en) A sliding gate valve for a metallurgical vessel
EP1097014B1 (en) Apparatus and method for controlling the flow of molten metal
JPS5817559B2 (ja) 固体材料を圧力下の容器内へ供給するための供給装置
CA2002407A1 (en) Method and apparatus for adjusting, during casting, of a mould in a continuous metal casting process
RU2751196C2 (ru) Ковшевой шиберный затвор

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed