NL8203731A - Stuurschakeling voor gelijkstroommotor (dc motor control circuit). - Google Patents
Stuurschakeling voor gelijkstroommotor (dc motor control circuit). Download PDFInfo
- Publication number
- NL8203731A NL8203731A NL8203731A NL8203731A NL8203731A NL 8203731 A NL8203731 A NL 8203731A NL 8203731 A NL8203731 A NL 8203731A NL 8203731 A NL8203731 A NL 8203731A NL 8203731 A NL8203731 A NL 8203731A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- circuit
- level
- value
- signal
- track
- Prior art date
Links
Classifications
-
- H—ELECTRICITY
- H02—GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
- H02P—CONTROL OR REGULATION OF ELECTRIC MOTORS, ELECTRIC GENERATORS OR DYNAMO-ELECTRIC CONVERTERS; CONTROLLING TRANSFORMERS, REACTORS OR CHOKE COILS
- H02P7/00—Arrangements for regulating or controlling the speed or torque of electric DC motors
- H02P7/06—Arrangements for regulating or controlling the speed or torque of electric DC motors for regulating or controlling an individual dc dynamo-electric motor by varying field or armature current
-
- G—PHYSICS
- G11—INFORMATION STORAGE
- G11B—INFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
- G11B15/00—Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
- G11B15/18—Driving; Starting; Stopping; Arrangements for control or regulation thereof
- G11B15/20—Moving record carrier backwards or forwards by finite amounts, i.e. backspacing, forward spacing
-
- G—PHYSICS
- G11—INFORMATION STORAGE
- G11B—INFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
- G11B15/00—Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
- G11B15/18—Driving; Starting; Stopping; Arrangements for control or regulation thereof
- G11B15/46—Controlling, regulating, or indicating speed
- G11B15/48—Starting; Accelerating; Decelerating; Arrangements preventing malfunction during drive change
-
- G—PHYSICS
- G11—INFORMATION STORAGE
- G11B—INFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
- G11B15/00—Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
- G11B15/60—Guiding record carrier
- G11B15/602—Guiding record carrier for track selection, acquisition or following
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Power Engineering (AREA)
- Adjustment Of The Magnetic Head Position Track Following On Tapes (AREA)
- Stopping Of Electric Motors (AREA)
Description
* V'loyyyv C/Ca/ar/1472 B. V, ij I £.1
Stuurschakeling voor gelijkstroommotor 110KT19S2
De uitvinding heeft betrekking op stuurscha-kelingen voor gelijkstroommotoren en heeft meer in het bijzon-der betrekking Op een stuurschakeling voor een kaapstandermo-tor van een bandregistreer- en/of -afspeelinrichting, in het 5 bijzonder .een stuurschakeling van een type, dat geschikt is om de motor zodanig te besturen, dat de laatstgenoemde de band intermitterend aandrijft hetzij vooruit, hetzij achteruit.
In videoapparaten, in het bijzonder video-bandapparaten, -waarbij gebieden van videoinformatie op opeen-10 volgende schuine sporen op de band worden geregistreerd, is .hetrdikwijls van-nut-de-band-intermitterend aan te. drijven, - · - zodat verschillende schuine sporen herhaald kunnen worden af-getast, zoals bij vertraagde of stilstaande beeldweergave.Dit is in het bijzonder van nut bijvoorbeeld bij het redigeren 15 van een op een band geregistreerd videoprogramma.
Op videoband worden stuursignalen meestal op een stuurspoor in lengterichting langs de rand van de band geregistreerd om de plaats van de betreffende bijbehorende schuine sporen aan te geven. De stuursignalen zijn met andere 20 woorden op tevoren bepaalde plaatsen op de band aanwezig ten opzichte van de plaats van de schuine sporen. De stuursignalen, die door een stationaixe stuurkop worden gedetecteerd, wanneer de band- hierlangs loopt, kunnen daarom worden gebruikt voor het besturen van het stoppen van de kaapstander tijdens het inter-25 mitterend werken en om de band te stoppen op de plaats van een gewenst schuin spoor. Dit waarborgt, dat de gevolgde weg van een roterende kop, die- op een roterend kopwiel of -trommel aanwezig is voor het aftasten van het videosignaal, nauwkeurig samenvalt met het gewenste schuine spoor. Het verdient de voor-30 keur, dat dit geldt voor het intermitterend werken zowel in de transportrichting van de band vooruit als achteruit.
v .....- Een gebruikelijke stuurschakeling voor een kaapstandeinnotor ontwikkelt een aandrijfimpuls voor het teweeg-. brengen van de intermitterehde beweging van de kaapstandermotor. 35 beze aandrijfimpuls vangt aan (stijgt tot een hoge waarde) op het moment, dat een startsignaal wordt ontvangen om dan later af te vallen (te dalen tot een lage waarde) op een later tijd-stip, dat naar schatting overeenkomt met de verplaatsing van 8203731 V -* -2- de band met een schuin spoor. Een remimpuls treedt op, wanneer het stuursignaal voor een gewenst spoor is gedetecteerd en wordt benut om de rotatie van de kaapstandermotor te stoppen. Deze impuls heeft een breedte, die volgens de berekening vol-5 doende is om de motor te doen stoppen, maar kort genoeg om niet een rotatie daarvan in tegengestelde richting te veroorzaken.
Deze gebruikelijke stuurschakeling is niet in staat de band nauwkeurig op de plaatsen van de geregistreer-. de schuine videosporen te doen stoppen. Indien bijvoorbeeld een 10 wegvallen. van het gereproduceerde stuursignaal optreedt, kan deband niet worden gestopt, totdat het volgende stuursignaal wordt afgetast. Dit kan aanleiding geven tot het niet volgen van het juiste spoor.Daar de remimpuls niet kan worden ontwik- i keld totdat het stuursignaal is afgetast, zal verder, indien 15 de gewenste stopplaats dicht bij de plaats van het geregis-treerde stuursignaal op de band ligt, het aandrijfmechanisme van de band de band voorbij de gewenste plaats voortbewegen, voordat de band kan worden gestopt, hetgeen eveneens aanleiding kan geven tot het niet volgen van het juiste spoor.
20 Volgens een aspect van de uitvinding ver- schaft- een stuurschakeling voor een gelijkstroomkaapstander-motor voor'het aandrijven van een band in een bandapparaat, zoals-een videobandregistreerinrichting (VTR), videobandaf-speler of videobandredigeerapparaat ,. de drijfstroom voor de 25 motor teneinde de band intermitterend aan te drijven. In deze stuurschakeling ontwikkeld een bij de kaapstandermotor behoren-de frequentiesignaalgenerator een frequentiesignaal met een -frequentie, die wisselt afhankelijk van de rotatiesnelheid van de motor, bijvoorbeeld met een factor van 720 maal de rotatie-30 frequentie van de motor. Een aandrijfimpulsgeneratorschakeling ontwikkelt een aandrijfimpulssignaal, wanneer het gewenst is .·"r" :~^"ri^--aart~te"vangen'-met het' aandri jven' van de band. Een remimpuls-· generatorschakeling ontwikkelt een remimpulssignaal, wanneer .......... -- ~het~gewenst is"de_aandrijving van de band te stoppenΓ Een aan- .
35" drljfschakeling, waaraan het frequentiesignaal, het aandrijfimpulssignaal en het remimpulssignaal worden toegevoerd, ver-schaft.een aandrijfsignaal, bijvoorbeeld een signaal met een gemoduleerde impulsbreedte (PWM) waarvan de effectverhouding 8203731 1 t - 1 -3- wisselt afhankelijk van de frequentie van het frequentiesig-naal. Een kop voor het aftasten van het stuursignaal tast stuursignalen af, die op tevoren bepaalde plaatsen op de band zijn geregistreerd, wanneer de band hierlangs loopt. Een motor-5 stuurschakeling/ waaraan het aandrijfsignaal is toegevoerd, verschaft de drijfstroom voor de motor,
Een remstartsignaalschakeling omvat een /.-qntwikkelende .schakelihg·,. waaraan het frequentie-signaal wordt toegevoerd voor het ontwikkelen van een plaats-10 waarde , die met incrementen wisselt met het zich voordoen van -het.-frequentiesignaal .om de plaats van de band aan te geven ten opzichte van de tevoren bepaalde plaatsen van de stuursignalen. Een grendelschakeling vergrendelt de plaatswaarde tot ' een tevoren bepaalde vergrendelwaarde bij de detectie van de 15 stuursignalen. Een remstartsignaalgenerator, bij voorkeur in de vorm van een vergelijker, ontwikkelt het remstartsignaal wanneer de plaatswaarde een tevoren bepaalde waarde bereikt, zodat de band op de . juiste plaats wordt gestopt overeenkomende met bijvoorbeeld een tevoren geregistreerd videospoor.
20 Om een naukeurig stoppen van de band bij het aandrijven van de band in hetzij de achteruit- hetzij de vooruit-modus wordt Sen.grendelwaarde gebruikt bij de vooruitmodus en een andere grendelwaarde gebruikt bij de achteruitmodus.
De uitvinding wordt nader in bijzonderheden 25 beschreven aan de hand van de bijgaande tekeningen, waarin ' Fig. I, een schematisch beeld is van een stuurschakeling voor een gelijkstroommotor volgens de stand der techniek,
Fig. 2A-2F, golfvormgrafieken zijn voor het 30 verklaren van de werking van de stuurschakeling van Fig. 1.,
Fig. 3 een schematisch schakelschema is van " " een verbeterde' stuurschakeling, die bij een voorkeursuitvoe- ringsvorm van de uitvinding wordt gebruikt., ...... “ Fig; 4A-4I' golfvormgfafieken zijn voor het 35 verklaren van 'de werking van de verbeterde stuurschakeling van Fig. 8 .
Fig. 5 een schematisch schakelschema is van 8203731 ( -4- een remstartsignaal ontwikkelende schakeling volgens een uit-voeringsvorm van deze uitvinding.
Fig. 5A een schematise!! beeld is van een andere uitvoeringsvorm van deze uitvinding, waarbij digitale 5 technieken worden toegepast.
Fig. 6A-6F golfvormgrafieken zijn voor het verklaren van de werking van de uitvoeringsvorm van Fig. 5.
Fig. 7 een magnetische registreerband toont ter toelichting van de betreffende plaatsen van de stuursignalen 10 en de gewenste stopplaatsen.
Fig. 8A-8C golfvormgrafieken zijn ter toelichting van de besturing van de beweging van de band in . . de vooruit- en achteruitmodus.
Fig. 9 een schematisch beeld is van een an-15 dere uitvoeringsvorm van deze uitvinding.
Fig. 10A en 10B golfvormgrafieken zijn, die toegepast worden bij het verklaren van de werking van de uitvoeringsvorm van Fig. 9.
Fig. 11 een grafiek is, waaruit de spoor-20 breedte van de uitvoeringsvorm van Fig. 9 blijkt.
Fig. 12 een magnetische registreerband toont ter toelichting van de spoorbreedte van de uitvoeringsvormen van Fig. 11.
Fig. 13 een schematisch beeld van een gedeel-25 te van een andere uitvoeringsvorm van deze uitvinding is, en
Fig. 14 een grafiek is, die de spoorbreedte Γ van de uitvoeringsvorm van Fig. 13 toont·
Met vsrwijzing naar de tekeningen en eerst naar Fig. 1 en 2A-2F daarvan zal een stuurschakeling volgens de 30 stand der techniek worden beschreven om bij te dragen tot het verklaren van de voordelen van de uitvinding.
Zoals reeds is opgemerkt wordt om een bedrij-r ~ jven van^ een:'videobandregistreer- en/of-weergaveapparaat volgens een andere mode dan de standaardsnelheid, zoals stilstaand of 35 vertraagd, mogelijk te maken een stuurschakeling voor inter-mi tterend op snelheid gebruikt om de kaapstandermotor van het apparaat intermitterend aan te drijven.
Hoewel niet specifiek in de tekeningen weer-gegeven kan een videobandregistreerapparaat (VTR) een paar 8203731 psm -JL-. - - ----- : · \ -3* ' ··' Τ’ i -5- roterende magnetische koppen Ha en bezitten, die over een afstand van 190° ten opzichte van elkaar zijn aangebracht voor afwisselend aftasten van opeenvolgende sporen op de band, wanneer de band met normale snelheid wordt afgespeeld. Deze koppen Ha 5 en kunnen voorzien zijn van verschillende asymuth-hoeken.
Een extra roterende magnetische kop Hal/ die dezelfde asymuth-hoek als de kop H bezit, is met een hoekverplaatsing ten op-zichte van de magnetische kop over een hoekafstand overeen-komende met 1/25H aangebracht/ waarbij H de periode van een 10 horizontaal aftastinterval is.. Indien een enkel spoor herhaald wordt afgetast worden de . magnetisch.e koppen H ,en H , gebruikt. Voor het werken met lage snelheid, bijvoorbeeld met 1/N van de normale snelheid (waarbij N een geheel getal is) kan een enkel veld (N-l) malen'worden weergegeven, terwijl de band wordt 15 stilgehouden, waama de volgende twee velden of sporen worden weergegeven onder toepassing van de magnetische koppen H& en gedurende Sin beeldperiode, terwijl de band met normale snelheid wordt voortbewogen. Door de bovenstaande trappen herhaald uit te voeren wordt een op de-band geregistreerd videosignaal 20 weergegeven met een snelheid van 1/N van de normale snelheid.
Fig. 1 toont een stuurschakeling voor het aandrijven van de bandkaapstander :van de VTR om de magnetische band intermitterend, zoals bovenstaand beschreven, voort te be-wegen. In deze schakeling is een gelijkstroommotor 1 met de 25 (niet weergegeven) bandkaapstander verbonden voor een direct aandrijven van de laatstgenoemde. Een aandrijfstuurschakeling 2 is met de motor 1 gekoppeld om de band intermitterend voort te bewegen. Een motorbedieningsschakeling 3 bezit uitgangen, die gekoppeld zijn voor het aandrijven van de motor 1, en ingangen 30 3a en 3b voor het ontvangen van signalen voor het besturen res-pectievelijk de rotatierichting van de motor 1. Een schakelim-rpulsihg^Sigi 4 ontvangt een kopomschakelsignaal of schakelimpuls SWP (Fig. 2A) dat (die) hoog wordt, wanneer het weergaveapparaat -7 ~ :0vergeschakeld:wordt van magnetische kop H op een van de andere " 35 koppen’ Η~', of en dat (die) afvalt op het moment, dat het apparaat terugschakelt naar de magnetische kop H . Een stuurim-pulsingang 5 is gekoppeld voor het ontvangen van stuurimpulsen CTL, die worden afgetast van het stuurspoor van de magnetische 8203731 -6- band. Een monostabiele multivibrator 6 wordt getrokken bij het afvallen van het omschakelsignaal SWP en verschaft een uit-gangssignaal M(6) (Fig. 2B). De tijdconstante van deze mono-* stabiele multivibrator 6 kan worden gevarieerd afhankelijk van 5 de gewenste bandsnelheid om overeen te komen met het bovenver-melde getal N. Bij dit voorbeeld wordt de tijdconstante, daar N=3, zo bepaald, dat de breedte van de uitgangsimpuls M(6) meer dan twee beeldperioden is maar niet meer dan drie beeld-perioden.
10 Deze impuls wordt aangelegd op een andere --------- - - -.. ; monostabiele multivibrator 7, die op zijn beurt een aandr-ijf- impuls Μ'(·'7) (Fig. 2C) verschaft aan de aansluitklem 3a van de bedieningsschakeling 3. Deze impuls M(7) stijgt aan de voorzijde van de impuls M(6) en heeft een impulsbreedte T^. Deze impuls 15 M(7) doet de bedieningsschakeling 3 een gelijkspanning aanleggen op de motor 1, zodat deze de band in positieve richting zal verplaatsen. De impulsbreedte wordt hier zo bepaald, dat deze niet groter is dan een beeldperiode.
De stuurimpuls CTL, die in Fig. 2D is weer-20 gegeven, wordt door een (niet weergegeven) stationaire stuur-kop van het stuurspoor van de band afgetast en als een trekker-signaal toegevoerd aan een andere monostabiele multivibrator 8, die dan een uitgangstrekkerimpuls M(8) (Fig. 2E) verschaft. Deze impuls M(8) bezit een duur'lf, die ingesteld kan worden 25 bijvoorbeeld door regeling van de instelling van een (niet weergegeven) sporings potentiometer voor het bereiken van een nauwkeurig volgen van het spoor tijdens het interred.tterende bedrijfT. Deze impuls M(8) wordt aangelegd aan een verdere monostabiele multivibrator 9, die op zijn beurt een uitgangsrem-30 impuls M(9) (Fig. 2F) verschaft. Deze impuls M(9)· wordt hoog op het moment, dat de impuls M(8) afvalt en bezit een duur Tr·"Deze remimpuls M(9) wordt aangelegd op de aansluitklem 3B van de bedieningsschakeling 3 zodat stroom in tegengestelde - --------. -·-· richting door de motor 1 gaat lopen. Deze impulsduur Tr wordt 35 langgenoeg gekozen om de kaapstandermotor 1 met de stroom af te remmen, zodat de band geheel tot stilstand komt, maar niet zolang~, dat de motor 1 in de tegengestelde richting zou be-ginnen te roteren.
8203731 - -· - ·~ ·. . ':.·ΛΪψΒΒΕ&:+ '·Ν·ν -.-- r ' < -7-
Indien het de bedoeling is de kaapstander-motor 1 met verschillende loopsnelheden te laten lopen, kunnen de multivibrators 7 en 9 van een aantal tevoren bepaalde in-stellingen worderi voorzien en kunnen de duren en Tr van de 5 impulsen M(7) en M(9) worden gewijzigd om overeen te komen met elk van deze verschillende loopsnelheden.
Met de bovenbeschreven stuurschakeling vol-gens de stand der techniek kan de stopplaats van de band niet nauwkeurig worden bepaald omdat het lopen op snelheid en het 10 stoppen van de band plaats vinden door het toevoeren van impulsen met een constante duur aan de gelijkstroommotor 1. Dit _i __—.——nadeel wordt_nog groter gemaakt, indien.de s tuurs ignalen op niet perfecte wijze worden gereproduceerd. Indien de stuur-signalen CTL niet worden gedetecteerd, bijvoorbeeld ten ge-15 volge van uitvallen, zal het signaal M(8) niet worden gepro-duceerd en zal de band blijven lopen tot een moment dat een stuursignaal CTL wordt gedetecteerd, Indien verder de plaats van het af te tasten spoor dicht bij de plaats van de geregis-treerde stuursignalen CTL ligt, kan het stuursignaal te laat 20 worden gedetecteerd om de multivibrators 8 en 9 de band op nauwkeurige wijze te-doen stoppen. Deze problemen kunnen leiden tot een niet juist opstellen ten opzichte van het spoor, bibberend beeld-of andere misvorming van het weergegeven beeld.
Het bovenvermelde probleem kan worden ver-25 meden door een verbeterde stuurschakeling te gebruiken voor het ontwikkelen van remstartsignalen om aan te vangen met het af-remmen van de gelijkstroommotor 1.
Fig. 3 geeft een verbeterde stuurschakeling weer in corabinatie waarmee uitvoeringsvormen van schakelingen 30 volgens de uitvinding kunnen worden toegepast voor het ontwikkelen van remstartsignalen.
_ _ _ __' y '..........,........Deze,. stuurschakeling is meer in bijzonderhe- ' den beschreven in de samenhangende nederlandse octrooiaanvrage 8203730.1n deze stuurschakeling wordt een hertrekkerbare mono-35 stabiele multivibrator 10 gebruikt voor het verschaffen van een signaal met een gemoduleerde impulsbreedte (PWM) voor de bedieningsschakeling 3 voor het regelen van de snelheid van de gelijkstroomkaapstandermotor 1 tijdens het intermitterend be- 8203731 -8- drijven daarvan. In deze schakeling is de gelijkstroommotor 1 direct gekoppeld met de kaapstander in een VTR op dezelfde wijze als de motor 1 in Fig. 1. De rotatiesnelheid van de kaapstander kan hier bijvoorbeeld 2Hz zijn bij de normale loopsnelheid.
5 Tijdens vertraagde weergave wordt de kaap stander trapsgewijs aangedreven door de motor 1. De monostahiele multivibrator 10 bezit eerste en tweede tempeercondensatoren 13 en 14 en een schakelaar 15 om de condensator 14 met de multivibrator 10 te koppelen. Indien de schakelaar open is, bezit 10 de monostahiele multivibrator 10 een tijdconstante X q, maar --- - . ' indien ;.de schakelaar gesloten.is bezit. deze. een langere tijd- ...... constants’ Bij vobrkeur worden deze constanten zo gekozen, dat Xλ * 1,5
In deze stuurschakeling omvat een frequentie-15 generator 20 een magnetische plaat 21 met negentig paren mag-netische noord- en zuidpolen M,S, die daarop afwisselend zijn aangebracht. Deze plaat 21 roteert met de kaapstandermotor 1.
Een paar op magnetische fluxen reagerende stationaire magnetische koppen 22A en 22B, hetgeen magnetoresistieve elementen, 20 halelementen of equivalente inrichtingen kunnen zijn, zijn in de buurt van de plaat 21 aangebracht voor het ontwikkelen van sinusoidale signalen FGA respectievelijk FGB, die ten opzichte van elkaar 90° in fase verschillen. Indien met andere woorden wordt aangenomen, dat de afstand tussen deze twee koopen L„ is 25 en de afstand tussen twee.opeenvolgende magnetische polen N en Z Lm is, kan de’ afstand tussen de koppen LH worden uitge-drukt als L = (n+1 / 4) , (n = 0,1,2,....)
Deze signalen FGA en FGB worden aan een frequentievermenig-30 vuldigerschakeling 23 toegevoerd, die een frequentiesignaal 8FG ontwikkelt met een achtmaal zo grote impulssnelheid als de "frequehtie van zowelhet signaal FGA als FGB.Dit signaal 8FG wordt op de schakelaar 15 aangelegd om de condensator 14 met . - - v de--;muit-ivibrator 10 te koppelen, zodat de laatstgenoemde de 35 ’tljddonstante 't Q bezit, indien de schakelaar 15 open is, ter-wijl de multivibrator 10 de langere tijdconstante X ^ bezit, indien de schakelaar gesloten is..
8203731 IIP............’ ' : ιν^-ι;.· if ν·Γί^:-.:;?·^· .
-9-
Een startsignaalingang 24 en een schakel-impulsingang 25 zijn hier aanwezig om een externe startiiapuls ST* respectievelijk het kopomschakelsignaal SWP te ontvangen. Deze signalen worden aangelegd en gegevens- respectievelijk 5 klokaansluitklemmen van een flip-flop 26, die een gesynchroni-seerd startsignaal ST (Fig. 4A) verschaft, dat begint op een punt in de tijd en dat verschaft wordt vanaf een aansluit-klem Q daarvan voor een niet-geinverteerd uitgangssignaal.
Een remsignaalingang 27 ontvangt een rera-10 startsignaal BS (Fig. 4B) en is gekoppeld met een trekkeringang van een .monostabiele multivibrator 28. Van een andere flip- ··- flop 29T-is een instelaansluitklem gekoppeld vo'or het ontvangen van het startsignaal ST en is een terugstelaansluitklem gekoppeld voor het ontvangen van het remstartsignaal BS waardoor 15 deze een uitgangssignaal F(29) (Fig. 4C) verschaft. Een trekkeringang 30 ontvangt het frequentiesignaal 8FG (Fig. 4D) en legt dit aan op de hertrekkerbare monostabiele multivibrator 10. Deze hertrekkerbare monostabiele multivibrator 10 verschaft een impulssignaal M(10) (Fig. 4E) vanaf de aansluitklem Q voor 20 het niet-gelnverteerde uitgangssignaal en een gelnverteerde vorm daarvan M( 10) vanaf de aansluitklem Q voor het geinver-teerde ingangsignaal. Van een andere flip-flop 31 is de instelaansluitklem daarvan gekoppeld voor het ontvangen van het startsignaal ST. Van een EN-poort 32 zijn de ingangen gekoppeld voor 25 het ontvangen van het signaal M(10) het frequentiesignaal 8FG _ eii is een uitgangsaansluitklem gekoppeld met de terugstelaan sluitklem van de flip-flop 31. De flip-flop 31 verschaft dus vanaf de aansluitklem Q daarvan voor het niet-geinverteerde uitgangssignaal een uitgangssignaal F (31) (Fig. 4F) dat in 30 responsie op het startsignaal ST hoog wordt en afvalt wanneer de impulsen van het signaal M(10) de impulsen van het frequen-- ---./ ' ^ ‘ ' ,~tiesi"gnaal ‘8F& overlappen. Het signaal F(31) is met andere woor-den alieen hoog vanaf het begin van het startsignaal, totdat de impulsduur.1 van het signaal M(10) gelijk/is of groter is 35 dan de periode-van het frequentiesignaal 8FG, dat wil zeggen slechts totdat de hoeksnelheid van de gelijkstroomkaapstander-motor 1 een tevoren bepaalde snelheid bereikt. Het geinverteerde signaal Μ(Υθ) en het signaal F(31) worden elk aangelegd op de 8203731 -10- ingangen van een OF-poort 33.
Het zal dus duidelijk zijn, dat de hertrek-kerbare monostabiele multivibrator 10, de EN-poort 32 en de flip-flop 31 een eerste stuurketen 34 vormen voor het besturen 5 van het openen en sluiten van de bij de multivibrator 10 be-horende schakelaar 10. Het signaal F(31) wordt via een OF-poort.
(35) aan de schakelaar 15 geleverd om de impulsduur van het signaal M(10) over te schakelen van't'^ naar na een aanvanke-lijke aanloopperiode.
10 De signalen F(31) en M(15)worden vanaf een uitgang van de OF-poort 33 toegevoerd aan ££n ingang van een ... -- EN-poort.36, waarvan een andere ingang gekoppeld is voor het - - --------- ontvangeh'van het signaal F(29) van de flip-flop 29. Van een andere EN-poort 37 is een ingang gekoppeld voor het ontvangen 15 van het signaal M(10) en is een andere ingang gekoppeld met een uitgangsaansluitklem van de flip-flop 28. De uitgang van deze flip-flop 28 is eveneens verbonden met een andere ingangs-aansluitklem van de OF-poort 35. De flip-flop 28 verschaft een rerasignaal M(28) (Fig. 9G). gedurende een tevoren bepaalde 20 periode na het begin van het remstartsignaal BS.
Het zal duidelijk zijn, dat de flip-flop 28 en de OF-poort tezamen een tweede stuurketen 38 vormen voor het sluiten van de schakelaar 15 teneinde de pulsduur van het signaal M(10) tijdens het afremmen over te schakelen op'T?^.
25 De uitgangen van de EN-poorten 36 en 37 zijn gekoppeld met de betreffende ingangen van een OF-poort 39, waarvan de uitgang het signaal PWM (Fig. 9H) met de gemoduleer-de impulsbreedte verschaft, dat aangelegd wordt op de ingangs-aansluitklem 3A van de bedieningsschakeling 3. Het signaal 30 M(28) wordt eveneens aangelegd op een ingang van een EN-poort 40, terwijl het signaal F(29) wordt aangelegd op een ingang . van een andere EN-poort 41. Van deze EN-poorten 40 en 41 zijn - de uitgangen gekoppeld met de'ingangen van een OF-poort 42, waarvan de uitgang verbonden is met de ingangsaansluitklem 3b -.-_______: 35 · van . de.: bedieningsschakeling 3. 'Richtingsstuuringangen 43 en 44, die met' de andere ingangen van de EN-poorten 40 respectievelijk 41 zijn verbonden, ontvangen de richtingsstuursignalen FWD en REV voor de beweging vooruit respectievelijk achteruit. Deze signalen FWD en REV zijn hoog respectievelijk laag, indien voor 8203731 _____ -11- de VTR een aandrijfmodus vooruit wordt gekozen en zijn laag respectievelijk hoog, indien een aandrijfmodus achteruit wordt gekozen. De OF-poort 42 verschaft daarom een rotatierichtings-signaal RD (Fig. 91) dat bij een vooruitmodus van hoog naar 5 laag gaat op een punt P2 overeenkomende met het begin van het remstartsignaal BS om vervolgens terug te keren tot een hoog niveau op het punt Pg naar het einde van het impulssignaal M(28). Indien daarentegen een achteruitmodus wordt gekozen, gaat het signaal RD van een lage waarde naar een hoge waarde 10 op het punt Pg om dan terug te keren tot een lage waarde op ' : . /he^ptofevP^^Iiidien· de -band dus intermitterend "in de richting vooruit wordt getransporteerd, wordt het schakelsignaal RD voor de rotatierichting hoog, indien de motor 1 moet worden aangedreven om de band verder te transporteren en laag, indien 15 de motor moet worden afgeremd. Indien de band intermitterend in een richting achteruit wordt verplaatst, wordt het schakelsignaal RD laag, indien de motor 1 moet worden aangedreven in terugwaartse richting en hoog, indien moet worden afgeremd.
Bij de boven beschreven stuurschakeling (Fig.l) 20 voor de gelijkstroommotor 1 worden de stuursignalen CTL, die van de band worden gereproduceerd, gebruikt als referentie voor het besturen van de stopplaats van de band, waarbij het stoppen wordt vertraagd met een tevoren bepaalde tijdshoeveel-heid voor het ontwikkelen van de remimpuls M.(9) met een tevoren - 25 bepaalde breedte T^.. Instelling op het spoor wordt bereikt door het regelen van de vertragingstijcl van het impulssignaal M (8) .
Indien deze techniek wordt gebruikt voor het ontwikkelen van een remsignaal zal echter elk uitvallen van 30 het optreden van het gereproduceerde stuursignaal CTL tot ge-. :_r._- - , -:yoig- hebben dat de band niet wordt gestopt voordat het volgen- ' de stuursignaal CTL wordt afgetast. Dientengevolge kan het _______niet juist. instellen op een spoel optreden. Omdat verder de .
"remimpuls’ M(9) niet kan worden ontwikkeld v66r het moment, dat 35 het gereproduceerde stuursignaal CTL wordt afgetast, indien de gewenste stopplaats voor de band dichtbij een geregistreerde plaats van stuursignalen CTL op de band ligt, zal de eigenlijke 8203731 -12- stopplaats van de band iets voorbij de gewenste plaats liggen hetgeen dus een niet'juist instellen op het spoor tot gevolg heeft. -
Om de bovenvermelde nadelen te vermijden 5 kan het remstartsignaal, dat in de stuurschakeling van Figi. 3 wordt benut, daarom worden ontwikkeld in de schakeling volgens de uitvinding, waarvan een eerste uitvoeringsvorm in Fig. 5 is weergegeven.
In de schakeling van Fig. 5 voor het ontwik-10 kelen van het remstartsignaal wordt een houdketen 50 gevormd door een_bestuurde schakelaar 51, een andere stuurschakelaar 52"_en een terugsteTschakelaar 53, die gekop'peld zijn met een aansluitklem voor het laden van een houdcondensator 54 met een houdcapaciteit C. Deze condensator heeft een geaarde aan-15 sluitklem en een andere aansluitklem, die als laadklem dient. Een constante stroombron 55 wordt met de laadklem van de condensator 54 verbonden door debestuurde schakelaar 52 voor het leveren van een constante stroom iQ aan de condensator 54, wanneer de schakelaar 52 gesloten is. Een referentiespannings-20 bron 56 voorziet de condensator 54 van een spanningsgrendel-waarde E^, wanneer de'schakelaar 51 gesloten is. De terugstel-schakelaar 53 overbrugt de condensator 54 en ontlaadt deze tot aarde, wanneer de'schakelaar 53 wordt gesloten.
Een kop 57 voor het aftasten van stuursigna-25 len bevindt zich op korrte afstand van een stuurspoor op de band voor het aftasten van het stuursignaal CTL, wanneer de band hierlangs loopt. Dit stuursignaal CTL wordt in een versterker 58 versterkt en wordt dan toegevoerd aan een ingang 59, waar het gebruikt wordt voor het besturen van de bediening van de 30 schakelaar 51.
Een andere ingang 60, die met de freguentie-. . . i vermenigvuidiger 23 van Fig. 3 is gekoppeld, ontvangt - het fre-quentiesignaal 8FG, dat wordt benut voor het bedienen van de • ....._ schakelaar..52---De-houdcondensator 54 fungeert als een integre-.. . . -35 rende schakeling voor het ophopen van de electrische lading op elk moment dat de schakelaar 52 wordt gesloten, zodat aan de laadklem van de condensator 54 een plaatswaarde Ep optreedt/ dier zoals weergegeven in Fig. 6A geleidelijk van de waarde nul 8203731 -13- toeneemt tot een maximale waarde Eg.
Zoals weergegeven in Fig. 6B wordt het traject van nul tot Eg. van de plaatswaarde Ep zo gekozen, dat deze over-- eenkomt met een. tevoren bepaald getal N van het voorkomen van 5 het frequentiesignaal 8FG. Sij elk optreden van dit frequentiesignaal 8FG wordt de constante stroom ig toegevoerd aan de condensator 54 gedurende een periode Tc, die overeenkomt met de impulsbreedte van het frequentiesignaal 8FG. Dientengevolge neemt de plaatswaarde Ep trapsgewijs metAEp toe, zoals in 10 het omcirkelde detail van Fig. 6A is weergegeven, bij elk optreden van het frequentiesignaal 8FG. Dit incrementAEp komt -.rover^n^met^^ii'waarde iQtc/C.' ' —
Zoals weergegeven in Fig. 6C wordt elke maal dat het stuursignaal CTL wordt gedetecteerd en de schake-15 laar 51 wordt gesloten, de plaatswaarde Ep vergrendeld op de ' spanningsgrendelwaarde Hierdoor vindt een aanpassing plaats van alle onnauwkeurigheden tengevolge van verschillen in loop-snelheid, slippen van de band en andere variaties.
Zoals bovenstaand vermeldt dienen de par^-20 meters van de schakeling van Fig. 5 zo te worden gekozen, dat N impulsen van het frequentiesignaal 8FG worden ontwikkeld, voordat de kaapstander de band transporteerd over een afstand overeenkomende met. de afstand van het stuursignaal CTL. De constante stroom i^ dient daaront zo te worden gekozen, dat 25 wordt voldaan aan de betrekking - E =ΝΔΕ_ΦΝίηΤ 7C.
S P U C
Na N malen optreden van het frequentiesignaal 8FG zal de plaatswaarde Ep de maximale waarde Eg van het traject daarvan bereiken en dient deze daarora te worden terug-30 gesteld tot het nuleinde daarvan. Voor dit doel bezit een na een geisoleerde versterker 61 volgende vergelijker 62 een (+) 7: .- --ringahg^, die ..gekoppeld is voor het ontvangen van de plaatswaarde " " Ep, en een (-)ingang, die verbonden is met een bron 63, die ;......een referentiespanning verschaft,. die overeenkomt met de maxi- ' 35 male waarde Eg van de plaatswaarde Ep. Indien deze.waarde Eg gekozen wordt, zodat deze voldoet aan de betrekking (N-l) .Ep< Eg<^N.Ep 8203731 -14- wordt vanaf de uitgang van de vergelijker 62 een signaal ver-schaft na N-maal het optreden van het frequentiesignaal 8FG.
• Dit signaal wordt toegevoerd aan een vertragingsschakeling 64 met een verfcfagingstijd *£ , die een terugstelimpuls RST 5 (Fig. 6D) verschaft voor het sluiten de schakelaar 53. Deze vertragingstijd wordt kleiner gekozen dan de periode van de frequentiesignalen 8FG, wanneer het bandapparaat bij nor-raale snelheid wordt bedreven. Deze terugstelimpuls RST dient voor het terugstellen van de plaatswaarde Ep tot nul of aarde 10 na elk N-maal optreden van het frequentiesignaal 8FG, hetgeen overeenkomt met. de beweging van 'de band met een interval tussen de stuursignalen CTL.
De vergrendeling/ die plaats vindt na het detecteren van het stuursignaal CTL, brengt het sluiten van 15 de schakelaar 51 teweeg gedurende een periode, die korter is dan de periode Έ Q van de frequentiesignalen 8FG bij normale loopsnelheid, waardoor de plaatswaarde Ep bij de spannings-grendelwaarde E^. wordt gebracht. De laatstgenoemde wordt kleiner gekozen dan de referentiespanningswaarde E„.
O
20 De plaatswaarde Ep, die zoals bovenstaand wordt verkregen en in het algemeen in Fig. 6A is weergegeven, wordt toegevoerd aan een vergelijker 65 om hieruit het rem-startsignaal BS af te leiden,-zoals weergegeven in Fig. 6E.
Dit signaal BS wordt aangelegd op de schakeling van Fig. 3 om 25 de band te stoppen, waarvan de loopsnelheid in Fig. 6F is weergegeven, teneinde de-band te stoppen uitgaande van de normale snelheid NS.
Van de vergelijker 65 is een (-)ingang ge-koppeld met een instelbare spanningsbron 66, die hieraan een 30 remdrempelspanning E_ verschaft, welke hier kleiner gekozen is is - .. -dan :de_vergrendelspanningswaarde Ec, en is. een (+) ingang ge- .
-· · “koppeld voor‘het ontvangen van de plaatswaarde Ep. De laatst genoemde wordt eveneens aangelegd op een uitgangsaansluitklem .,· De"vergeli*jKer heeft een uitgang, die met een andere uit-35 gangsaansluitklem*68 is verbonden om hieraan het remstartsig-naal BS, zoals weergegeven in Fig. 6E, te verschaffen. De voor-zijde van het signaal BS komt overeen met het punt, waarop de 8203731 -15- plaatswaarde Ep gelijk is aan de remdrempelspanning Eg. In dit . geval.blijft.de band bewegen nadat het remstartsignaal BS aan-vangt om daarna na een korte afstand te stoppen, terwijl het trapsgewijs opladen van de condensator 54 blijft voortgaan tot-5 dat het punt is bereikt, waar de band stopt. Als gevolg hier-van koiat de plaats van het stoppen overeen met een plaatswaarde Ep, die .een spanning A Εβ-boven de drempelspanning Εβ bezit.
Bij deze uitvoeringsvorm wordt het besturen van de instelling op een spoor dus uitgevoerd door het kiezen van de drempel-. 10 spanning E^.
T -. ~ . . Uit proeven is gebleken, dat de verhouding van de slip tussen de kaapstander en de band bijna 0,1% is. Dankzij het vergrendelen van de plaatswaarde Ep op het grendel-spanningsniveau Ec wordt echter een door het slippen van de 15 band veroorzaakte font niet opgehoopt. Dus zelfs indien het stuursignaal CTL gedurende een opeenvolging van twintig tot dertig intervallen van het stuursignaal CTL niet kan worden ge~ reproduceerd bedraagt de omvang van de fout, die in het plaats-signaal Ep optreedt, niet meer dan ongeveer e^n trap/kEp. De . 20 freguentie van het signaal 8FG is relatief hoog in vergelijking met de freguentie van het stuursignaal CTL, met voordeel ten-minste ongeveer achttien maal. de freguentie van het stuursig-' naal CTL..
Het grendelspanningsniveau Ec dient bij voor-25 keur een waarde van n.A Ep te bezitten, waarbij n een geheel getal is,dat..kleiner is. dan N. De regei, dat indien N groot genoeg is, zodat een mogelijke fout, die binnen Sen trap van de golfvorm van Fig. 6A optreedt, te verwaarlozen is, behoeft desondanks niet strict in acht te worden genomen, hetgeen de 30 opbouw van de schakeling van Fig. 5 eenvoudiger maakt. Daar - . H-i^het^instellen.van de band op een spoor uitgevoerd wordt door het kiezen van de betrekking van de waarde van het grendel-' . ^panningniveau E tot de waarde van de yariabele remdrempel- v .-spanning En zou. deze.,schakeling verder eveneens kunnen worden 35 uitgevoerd voor het bereiken van hetzelfde effect, indien de spanningsbron 66 (dat wil zeggen de remdrempelwaarde Εβ) een vaste zou zijn en de spanningsbron 56 (dat wil'zeggen de grendel-waarde E_) variabel zou zijn.
8203731 -16-
Fig. 5A toont een andere inrichting van deze uitvoeringsvorm, waarin de besturing van. het instellen op een spoor uitgevoerd wordt onder toepassing van digitale technieken. In dit geval bezit een N-bit ringteller 150 een klokaansluit-5 klem, die het frequentiesignaal. 8FG ontvangt en een terugstel-aansluitklem, die het stuurimpulssignaal CTL ontvangt. Een plaatsgetal Np neemt bij elk optreden van het frequentiesignaal 8FG met 1 toe en geeft een terugstelling naar nul, wanneer het plaatsgetal Np een bovenste waarde van het traject bereikt 10 (dat wil zeggen een aantal N).
___________________________ Een voorinstelregister 156 slaat een voorin- —^.P^^steigetal; Nc opr-datf-gebruikt"wordt voor. het y-regelen" van het~ getal Np, dat in de teller 150 wordt opge'slagen, wanneer het stuursignaal CTL optreedt. Een digitale vergelijker 165 ont-15 vangt het plaatsgetal Np van de teller 150 en ontvangt eveneens een drempelgetal N_, dat opgeslagen is in een register 166 voor het besturen van het instellen op een spoor. Dit getal Np wordt bijvoorbeeld zo gekozen, dat het overeenkomt met de afstand tussen. een tevoren bepaalde plaats van de stuurimpuls CTL en 20 de plaats van een geregistreerd videospoor. De vergelijker 165 verschaft een remstartsignaal. BT, wanneer het plaatsgetal Np gelijlt is aan of groter is dan het drempelgetal Νβ.
De in Fig. 5 en 5A weergegeven schakelingen verschaffen een nauwkeurige instelling op een spoor tijdens 25 vertraagde weergave/ wanneer de band in voorwaartse richting wordt aangedreven- Indien deze schakelingen echter zonder ver-dere modificering worden gebruikt, kunnen enkele problemen optreden, indien vertraagde weergave uitgevoerd wordt met de band, die achteruit wordt aangedreven.
30 Zoals weergegeven in Fig. 7 kunnen de gewenste stopplaatsen en S2 van een magnetische band TP geacht worden zi'jn '.bver een tevoren bepaalde afstand-Δ S ten opzichte van de plaatsen CTLP van het geregistreerde stuursig- „ .. _,.naal. CTL.;.. Indien de band van de plaats S1 wordt verplaatst 35 naar de plaats S2 (dat wil zeggen in voorwaartse richting)", zal de plaats S2 op de tevoren bepaalde afstand^s optreden nadat de stuurimpulsplaats CTLP wordt bereikt. Indien de band echter 8203731 -17- vanuit de plaats S2 omgekeerd naar de plaats wordt bewogen, zal de laatstgenoemde plaats Sp worden bereikt op een afstand A S vo6r de bijbehorende stuurimpulsplaats CLTP. Indien het remstartsignaal BS voor het stoppen van de beweging van de 5 band TP op een plaats As naar de stuurimpulsplaats CTLP wordt verschaft, wanneer de band achteruit wordt bewogen, zal de band TP daarom worden gestopt op een plaats 2& S verwijderd van de . gewenste plaats S^.
Indien de band TP een videoband·' is, die volgens 10 een twee-uren modus wordt gebruikt,: komt deze afstandA S over-: ::- _ ,, een met een af stand S/ 4, waarbij“~S een'-interval. tussen-de stuur- .
sigrialen 'CTL" is. Indien de band TP op een drie-uren modus wordt gebruikt, zal deze afstandAS ongeveer S/10 zijn.
Indien de band in achterwaartse richting wordt . 15 bewogen, zoals weergegeven in een ononderbroken lijn in Pig.8 wordt dus met andere woorden een vergrendeling uitgevoerd bij het grendelspanningsniveau Ec bij het optreden van het stuur-signaal CTL (Fig. 8B). Als gevolg daarvan blijft de band bewe-gen tot aanzienlijk voorbij de gewenste stopplaats. Het zelfde 20 resultaat treedt op, indien de stuursignalen als vooraf geregis-treerde signalen CTP' (Fig. 8C) op een verwisselbare band worden verschaft. Indien de grendelwaarde E^ echter van de grendel-waarde voor de voorwaartse richting wordt gewijzigd is een andere grendelwaarde E^ , zoals aangegeven door de open cirkel 25 in Fig. 8A zal de instelling op een spoor op de juiste wijze optreden, zoals aangegeven door de streeplijn in Fig. 8A. In dit geval liggen de grendelwaarden Ec en symmetrisch aan weerszijden van een stopspanning EQ. In dit geval voldoet EQ in het algemeen aan de betrekking 30 Ε0=Εβ+Δββ ^ ^enJ<omt£dus overeen met de werkeli-jke waarde van. het plaatssig—— -naal Ep, wanneer de band TP is gestopt. Deze stopwaarde kan e.veneens worden-uitgedrukt als .
' ' ' .....:"·' Eo = + V: " ’-· 35 Het zal dus duidelijk zijn, dat een juist in- stellen op een spoor kan worden uitgevoerd onder toepassing van de grendelwaarde Ec in voorwaartse richting en de grendel- .8 2 0 3 7 3 1 -18- waarde E^ bij het werken achteruit. Het is dus niet noodzake-λ’lijk de drempelspanning Εβ te wijzigen.
Fig. 9 geeft een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding weer, die het remstartsignaal BS verschaft om 5 een nauwkeurige instelling op een spoor te bereiken zowel bij de· voorwaartse als bij de achterwaartse richtingen. Elementen van deze uitvoeringsvorm, die eveneens voorkomen in de uitvoeringsvorm van Jig. 5/. zijn met dezelfde verwijzingstekens aan- gegeven en een gedetaileerde beschrijving daarvan is weggelaten. 10 Bij deze uitvoeringsvorm bevindt zich voor r . . de-bestuurde - schakelaar 51 schakelapparatuur-voor het verschaf- "’''fen vah e^erPeerste grendelwaarde Ec wanneer de band in voorwaartse richting wordt verplaatst . en een andere grendelwaarde E^ , wanneer de band in tegengestelde richting wordt verplaatst. 15 In deze schakeling bezit een schakelaar 70 een uitgang, die verbonden is met de bestuurde schakelaar 51, een schakelaan-'. i. sluitklem FD, die verbonden is met de bron 56 voor de grendel-spanningswaarde Ec en een andere schakelaansluitklem RV. De schakelaar 70 is uitgevoerd voor het verbinden met de aansluit-20 klem FD, wanneer het bandapparaat in de vooruitmodus is inge-steld en· het verbinden met de aansluitklem RV, indien het bandapparaat in de achterultmodus daarvan is ingesteld.
Een omkeerstrip of aftrekeenheid 71 wordt ge-vormd door, een operationele versterker 71’ met hiermee gekop-25 pelde voorspanningsweerstanden 72, 73, 74 en 75, die elk een waarde R bezitten. De wearstand 72 verbindt de bron 56 met een (-) ingang van de operationele versterker 71* en de weerstand 75 verbindt een uitgang daarvan weer met de (-) ingang. De weerstand 73 verbindt een (+) ingang van de operationele versterker 30 71' met een stroorabron 63', die hieraan de maximale spannings-,..w.aarde._Es verschaft. De weerstand 74 is tussen-de. (+) ingang en -" ’aarde' verbonden.
De maximale spanningswaarde Eg, die geleverd +~-“woi^t^6or”de^b 6-3' ,~‘is:natuurlijk Qe'zerfde waarde 'Eg die 35 door de bron"63’ aan de operationele versterker 62 wordt geleverd.
De uitgang van de operationele versterker - 71', namelijk de uitgang van de omkeereenheid 71, wordt met de . 8203731 -19- aansluitklem RV verbonden voor het leveren van de grendelspan-ningswaarde voor het vergrendelen van de condensator 54, wanneer de band.in achterwaartse richting loopt. Deze grendel-waarde E~ is gelijk aan het verschi1 tussen de maximale waarde 5 Eg en de grendelwaarde Ec-
Zoals weergegeven in Pig. 10A zal, indien de remdrempelspanning Ep een vaste waarde
eb = V2-aV
bezit, de stopspanning Eq ongeveer de helft van het maximale 10 spanningsniveau Eg zijn. Het regelen van de instelling op een spoor wordt daarom uitgevoerd door het wijzigen van de grendel- ~-'T"~:7:^.sp^ toepasTsing· van de schakelaar 70. Het zal. dui-^___..........
delijk zijn, dat de grendelwaarde Ec en de grendelwaarde E.c symmetrische waarden aan weerszijden van de stopspanning EQ 15 bezitten. De stopspanning Eq voldoet dus aan het verband
Eo -
Als gevolg van de keuze van de grendelwaarden Ec en E^ zal de plaatswaarde Ep vergrendeld worden op de be-treffende van deze waarden Ec en E^ ten tijde van het optreden 20 van de stuursignalen CTL (Fig. 10B) zowel in voorwaartse als in achterwaartse richting met het gevolg, dat de band TP nage-noeg wordt gestopt op een plaats, waarop de plaatswaarde Ep gelijk is aan de stopspanning Eq.
Fig. 11 en 12 lichten het traject van het 25 instellen op een spoor toe, dat bereikt wordt onder toepassing ' van de uitvoeringsvorm van Fig.. 9. Zoals weergegeven in Fig. 11 v kunnen de- grendelwaarden Ec en Ec gekozen worden binnen het traject van nul tot Eg. De grendelwaarden Ec en E^ kunnen op een willekeurige waarde worden ingesteld binnen een traject, 30 dat overeenkomt met een interval tussen de plaatsen van stuursignalen CTLP. Zoals weergegeven in Fig. 12 staat voor de op-.- timale^stopplaatsen, zoals weergegeven door een streeplijn, • - een kleine afstand Δ S vanaf de stuurimpulsplaatsen CTLP ter · _beschikking. .Het,werkelijke traject voor. het instellen op een· 35 spoor" is:_dahrom'ehigszins asymmetrisch aan weerszijden van de . stuurimpulsplaatsen CTLP en strekt het zich bij achterwaartse richting uit over een afstand S/2+Δ s en in voorwaartse rich-ting over een afstand S/2-AS. Het midden van de instelbare .8203731 -20- waarde Er, die voor het besturen van het instellen op een spoor v wordt gebruikt, is daarom met een hoeveelheid overeenkomende met -Aec verplaatst ten opzichte van het werkelijke midden van het variabele traject Eg/2.
5 Pig. 13 toont een andere uitvoeringsvorm van de schakeling volgens de uitvinding, waarin de elementen die geraeenschappelijk zijn met de bovenbeschreven uitvoerings-vormen van Fig. 5 en 9 met dezelfde verwijzingscijfers zijn aangeduid en een gedetailleerde beschrijving daarvan is weg-10 gelaten.
;---------In Fig, 13 wordt een variabele weerstand 80 '· - - -- 1" ” -:'^i^t:-een;--a^;C‘eteerorgaan · of een palstop om de schuif ervan in het midden van het traject ervan te houden als spanningsdeler gebruikt en is deze gekoppeld tussen een bron 63" en aarde. De 15 bron 63" verschaft de maximale spanningswaarde Eg. Een regel-bare spanning Et treedt op aan de schuif van de variabele weerstand 80 en wordt via een scheidingsversterker 81 toege-voerd aan een aftrekeenheid 83. Een andere bron 82 verschaft hierbij een spanningswaarde 2AEg. De aftrekeenheid 83 omvat 20 een operationele versterker 83', voorspanningsweerstanden 84, 85,86 en een terugkoppelweerstand 87. De weerstanden 84-86 be-zitten dezelfde- waarde R als de weerstanden 72-75,maar. de terugkoppelweerstand 87 bezit een andere waarde R'. Bij deze uitvoeringsvorm wordt de waarde R’ van deze weerstand 87 zo ge-25 kozen, dat wordt voldaan aan de betrekking R'/R = i-2(Aes/es)
De weerstanden 84 en 85 verbinden de bron 82 en de- versterker 81 met de (-) respectievelijk de (+) in-gangen van de operationele versterker 83. De weerstand 86 ver-30 schaft .een brug tegen de (+)aansluitklem en aarde en de terugkoppelweerstand 87 verbindt de uitgang van de operationele ver-;; sterk'er. 831 met de (-) ingang daarvan. De uitgang van de opera- . tionele versterker 83' is eveneens verbonden met de aansluit-·: schak.elaar 70 om hieraan de grendelwaarde te 35 verschaffen.
De aftrekeenheid 83 trekt de waarde lA Eg van de waarde Et af voor het verschaffen van de grendelwaarde 8203731 -21-
Er, die dan wordt toegevoerd aan de aftrekeenheid 71, waaruit V-* _ de grendelwaarde Ec wordt verkregen.
De karakteristieken van de grendelwaarden Ec en Ec ten opzichte van de stuurspanning voor het instel- 5 len op een spoor zijn in Fig. 14 weergegeven. Deze waarden kunnen worden ingesteld door de schuif van de variabele wear-stand 80 vanaf het arreteerpunt daarvan te bewegen naar een willekeurig punt binnen het traject van 2/k Eg tot Eg.
Het zal duidelijk zijn dat met de schake-10 lingen volgens de uitvinding een stuurschakeling, zoals de -- - -'?,';in :Fig|^^weergegeven^sciiakeiling-kan worden gebruikt pm eien --· kaapstandetmotor intermitterend te bedrijven om een nauwkeurig stoppen van de band op een willekeurig punt binnen het traject daarvan teweeg te brengen tot + een half maal het interval tussen stuursignalen CTL. De band kan daarom op een willekeurige gewenste stopplaats tot stilstand worden gebracht en deze stop-plaats kan met grote nauwkeurigheid worden bereikt.
Hoewel de uitvinding met betrekking tot een videobandapparaat is toegelicht, kan de uitvinding worden toe--20 gepast op zeer verschillende gebieden, waar het gewenst is een baan intermitterend aan te drijven en deze op een gewenste plaats te stoppen.
Eveneens kunnen de uitvoeringsvormen van Fig. 9 en Fig. 13 worden uitgevoerd onder toepassing van digi- 5 c ^ tale in plaats van lineaire schakelingen, bijvoorbeeld door het verschaffen .van middelen voor het instellen van getal Nc in het opslagregister 165 op een andere vooringestelde grendelwaarde, indien een beweging van de band achteruit wordt gekozen.
8203731
Claims (4)
1. Stuurschakeling voor een gelijkstroom-raotor van een inrichting voor transport van een baan met daarop opgenomen stuursignalen voor aanwijzing van voorafbepaalde plaatsen van de baan, waarbij een aan de gelijkstroommotor toe- 5 gevoegde frequentiegenerator een frequentiesignaal afgeeft met een met de hoeksnelheid van de motor varierende snelheid, een stuursignaalaftaster tijdens transport van de baan daarlangs de stuursignalen uit de baan uitleest en een met de gelijkstroommotor gekoppelde bekrachtigingsstuurschakeling in reactie op 10 een ontvangen remstartsignaal de gelijkstroommotor tot stilstand ~_"7.~~· ."''"brengt-in-^een^^osxtxeT^ ^Xke'met een van de voorafbepaalde plaatsen van de baan overeenkomt, gekenmerkt door een positiewaarde-opwekschakeling (50;150) voor afleiding uit het frequentiesignaal (8FG) van een positiewaarde (Ep;Np), welke stapsgewijze met 15 het verschijnen van het frequentiesignaal (8FG) varieert voor aanwijzing-van de positie van de baan (TP) ten opzichte van de voorafbepaalde plaatsen (CTLP); een niveaufixatieschakeling (51, 56; 156) voor bijregeling van de positiewaarde (Ep;Np) bij detec-tie van de stuursignalen (CTL); en door een remstartsignaalgene-20 rator (65;165) voor afgifte, steeds wanneer de positiewaarde (Ep;Np) een voorafbepaalde drempelwaarde (Ερ;Νρ) bereikt, van het rembeginsignaal (BS;BT).
2. Stuurschakeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de positiewaardeopwekschakeling (50;150) een 25 schakeling (53,62,63,64) bevat, welke de positiewaarde (Ep;Np), wanneer deze een maximale waarde (Eg;N) bereikt, op een minimale waarde terugbrengt.
3. Stuurschakeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de niveaufixatieschakeling (51,56,63’,70-75) 30 zowel een eerste schakeling (56) bevat, welke in geval van detec-. : . tie-van de--stuursignalen-- tijdens baahtransport in voorwaartse - r-ichting-aan de positiewaardeopwekschakeling . (50) een eerste ............-:-^f-ixafeieniyeaur-(E^) levert voor niveaufixatie van de positie- - Waarde (E"pj op dit eerste fixatieniveau (Ec) , als een tweede 35 schakeling (63’,71), welke in geval van detectie van de stuursignalen tijdens baantransport in teruggaande richting aan de positiewaardeopwekschakeling (50) een tweede fixatieniveau (Ec) 1 820 3 7 3 1 * -23- levert voor niveaufixatie van de positiewaarde (Ep) op dit tweede fixatieniveau (Ec). 'V*
4. Stuurschakeling volgens' conclusie 3, met het kenmerk, dat de tweede schakeling (63',71), een aftrekscha-5 keling (71) bevat, waarvan de aftrekingang (-) met de eerste schakeling (56) is gekoppeld voor ontvangst van het eerste fixatieniveau (Ec), de optelingang (+) is gekoppeld met een bron (631) voor afgifte van een met een maximale waarde van de positiewaarde (Ep) overeenkomend niveau (Eg), en de uitgang 10 het tweede fixatieniveau (Eg) verschaft. -®-·· ..-,--,-.-,-1.:,-5. Stuurschakeling volgens conclusie 4, met-' het"kenmerk?' dat'de eerste schakeling (63"·, 80-83) is voorzien van een spanningsbron (80,63"), welke naar keuze kan worden in-gesteld voor levering van een tussen een minimaal niveau en 15 het genoemde maximale niveau (Ec) gelegen niveau (E.), een bron (82) voor afgifte van een voorafbepaald niveau (2Aec) en van een aftrekschakeling (83) waarvan de beide ingangen respectie-velijk het tussen een minimum niveau en het genoemde maximale niveau (Eg) gelegen niveau (E^) en het voorafbepaalde niveau 20 (2iiEg) krijgen toegevoerd en waarvan de uitgang het tweede fixatieniveau (E^) afgeeft. V 8205731 . . >
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
JP15163681 | 1981-09-25 | ||
JP56151636A JPS5854886A (ja) | 1981-09-25 | 1981-09-25 | 映像信号再生装置 |
Publications (3)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8203731A true NL8203731A (nl) | 1983-04-18 |
NL192938B NL192938B (nl) | 1998-01-05 |
NL192938C NL192938C (nl) | 1998-05-07 |
Family
ID=15522872
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8203731A NL192938C (nl) | 1981-09-25 | 1982-09-27 | Stuurschakeling voor een gelijkstroommotor van een inrichting voor transport van een registatieband. |
Country Status (8)
Country | Link |
---|---|
JP (1) | JPS5854886A (nl) |
AT (1) | AT390539B (nl) |
AU (1) | AU556797B2 (nl) |
CA (1) | CA1191928A (nl) |
DE (1) | DE3235446A1 (nl) |
FR (1) | FR2519817B1 (nl) |
GB (1) | GB2108718B (nl) |
NL (1) | NL192938C (nl) |
Families Citing this family (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
JPS59124055A (ja) * | 1982-12-29 | 1984-07-18 | Mitsubishi Electric Corp | 磁気録画再生装置 |
GB2140171A (en) * | 1983-05-04 | 1984-11-21 | Boulton Ltd William | Ball mill control device |
JPH0667270B2 (ja) * | 1985-02-26 | 1994-08-24 | 三菱電機株式会社 | 間欠駆動形磁気記録装置 |
JPH0528589Y2 (nl) * | 1985-10-15 | 1993-07-22 | ||
DE19807088A1 (de) * | 1998-02-20 | 1999-08-26 | Thomson Brandt Gmbh | Optimierter Wickelantrieb |
Family Cites Families (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3969663A (en) * | 1974-10-17 | 1976-07-13 | Storage Technology Corporation | Capstan control for a tape drive system |
JPS5532139A (en) * | 1978-08-30 | 1980-03-06 | Sony Corp | Automatic correction circuit for residual error |
JPS5651A (en) * | 1979-06-15 | 1981-01-06 | Sony Corp | Recording and reproducing unit |
JPS5696580A (en) * | 1979-12-29 | 1981-08-04 | Sony Corp | Playback device for still picture |
EP0042870A1 (en) * | 1979-12-31 | 1982-01-06 | ADAMS, Robert M. | Tape transport system |
JPS5736450A (en) * | 1980-08-14 | 1982-02-27 | Matsushita Electric Ind Co Ltd | Intermittent driving device of magnetic tape |
-
1981
- 1981-09-25 JP JP56151636A patent/JPS5854886A/ja active Granted
-
1982
- 1982-09-23 CA CA000412085A patent/CA1191928A/en not_active Expired
- 1982-09-24 DE DE19823235446 patent/DE3235446A1/de active Granted
- 1982-09-24 AU AU88706/82A patent/AU556797B2/en not_active Expired
- 1982-09-24 GB GB08227311A patent/GB2108718B/en not_active Expired
- 1982-09-27 FR FR8216221A patent/FR2519817B1/fr not_active Expired
- 1982-09-27 AT AT358082A patent/AT390539B/de not_active IP Right Cessation
- 1982-09-27 NL NL8203731A patent/NL192938C/nl not_active IP Right Cessation
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
DE3235446A1 (de) | 1983-05-11 |
AT390539B (de) | 1990-05-25 |
NL192938C (nl) | 1998-05-07 |
NL192938B (nl) | 1998-01-05 |
AU556797B2 (en) | 1986-11-20 |
JPH0327981B2 (nl) | 1991-04-17 |
ATA358082A (de) | 1989-10-15 |
AU8870682A (en) | 1983-03-31 |
FR2519817A1 (fr) | 1983-07-18 |
CA1191928A (en) | 1985-08-13 |
JPS5854886A (ja) | 1983-03-31 |
GB2108718A (en) | 1983-05-18 |
GB2108718B (en) | 1985-10-30 |
DE3235446C2 (nl) | 1991-09-19 |
FR2519817B1 (fr) | 1986-01-03 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL192939C (nl) | Aandrijfbesturingsschakeling voor een met onderbrekingen werkende gelijkstroommotor. | |
US6754026B1 (en) | Tape transport servo system and method for a computer tape drive | |
US6697209B2 (en) | Phase based time domain tracking for helical scan tape drive | |
NL8203731A (nl) | Stuurschakeling voor gelijkstroommotor (dc motor control circuit). | |
NL192896C (nl) | Faseservobesturingsschakeling voor een videobandapparaat met een regiefunctie. | |
CN1078977C (zh) | 电动机控制装置及包括该装置的信息记录和/或重放设备 | |
NL8103035A (nl) | Inrichting voor videosignaalweergave. | |
JPH0552582B2 (nl) | ||
JPH0552581B2 (nl) | ||
KR100275058B1 (ko) | 기록 재생 장치 | |
JP2597968B2 (ja) | 回転ヘツド型ビデオ信号再生装置 | |
JPS58128045A (ja) | 磁気記録再生装置 | |
JPH0373930B2 (nl) | ||
JPS58159261A (ja) | 磁気テ−プ走行速度制御装置 | |
KR0132471B1 (ko) | 브이씨알(vcr)의 슬로우 재생시 역펄스 보정장치 | |
JP2963576B2 (ja) | 磁気記録再生装置 | |
JP2538108B2 (ja) | 磁気記録再生装置 | |
JPH0743781Y2 (ja) | カセットテープレコーダ・エンドレス動作回路 | |
JPS6243264B2 (nl) | ||
JPH0766505B2 (ja) | 磁気記録再生装置 | |
JPS58159262A (ja) | 磁気テ−プ走行速度制御装置 | |
JPH0630198B2 (ja) | 磁気記録再生装置 | |
JPS58179955A (ja) | 磁気記録再生装置 | |
JPH08129804A (ja) | 間欠磁気記録装置 | |
JP2000040277A (ja) | 磁気テープ装置およびその制御方法 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A85 | Still pending on 85-01-01 | ||
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
V4 | Lapsed because of reaching the maximum lifetime of a patent |
Free format text: 20020927 |