NL8203727A - Trekker, in het bijzonder een trekker voor landbouwdoeleinden. - Google Patents
Trekker, in het bijzonder een trekker voor landbouwdoeleinden. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8203727A NL8203727A NL8203727A NL8203727A NL8203727A NL 8203727 A NL8203727 A NL 8203727A NL 8203727 A NL8203727 A NL 8203727A NL 8203727 A NL8203727 A NL 8203727A NL 8203727 A NL8203727 A NL 8203727A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- tractor
- wheels
- tractor according
- approximately
- wheel
- Prior art date
Links
- 239000000969 carrier Substances 0.000 claims description 17
- 238000003801 milling Methods 0.000 claims description 11
- 229910052751 metal Inorganic materials 0.000 claims description 5
- 239000002184 metal Substances 0.000 claims description 5
- 239000000956 alloy Substances 0.000 claims description 3
- 229910045601 alloy Inorganic materials 0.000 claims description 3
- 229910052782 aluminium Inorganic materials 0.000 claims description 3
- XAGFODPZIPBFFR-UHFFFAOYSA-N aluminium Chemical compound [Al] XAGFODPZIPBFFR-UHFFFAOYSA-N 0.000 claims description 3
- 239000002828 fuel tank Substances 0.000 claims description 3
- 230000008878 coupling Effects 0.000 description 26
- 238000010168 coupling process Methods 0.000 description 26
- 238000005859 coupling reaction Methods 0.000 description 26
- 239000002689 soil Substances 0.000 description 10
- 230000005540 biological transmission Effects 0.000 description 9
- 238000003971 tillage Methods 0.000 description 5
- 241000721671 Ludwigia Species 0.000 description 4
- 238000010276 construction Methods 0.000 description 4
- 210000005069 ears Anatomy 0.000 description 4
- 230000002093 peripheral effect Effects 0.000 description 4
- 239000000446 fuel Substances 0.000 description 3
- 230000007246 mechanism Effects 0.000 description 3
- 230000008901 benefit Effects 0.000 description 2
- 230000007423 decrease Effects 0.000 description 2
- 239000003337 fertilizer Substances 0.000 description 2
- 238000005192 partition Methods 0.000 description 2
- 230000009467 reduction Effects 0.000 description 2
- 238000009331 sowing Methods 0.000 description 2
- 241000272168 Laridae Species 0.000 description 1
- 206010067482 No adverse event Diseases 0.000 description 1
- 230000008859 change Effects 0.000 description 1
- 230000009977 dual effect Effects 0.000 description 1
- 230000005484 gravity Effects 0.000 description 1
- 238000010899 nucleation Methods 0.000 description 1
- 230000008635 plant growth Effects 0.000 description 1
- 230000000284 resting effect Effects 0.000 description 1
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B62—LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
- B62D—MOTOR VEHICLES; TRAILERS
- B62D61/00—Motor vehicles or trailers, characterised by the arrangement or number of wheels, not otherwise provided for, e.g. four wheels in diamond pattern
- B62D61/10—Motor vehicles or trailers, characterised by the arrangement or number of wheels, not otherwise provided for, e.g. four wheels in diamond pattern with more than four wheels
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01B—SOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
- A01B51/00—Undercarriages specially adapted for mounting-on various kinds of agricultural tools or apparatus
- A01B51/02—Undercarriages specially adapted for mounting-on various kinds of agricultural tools or apparatus propelled by a motor
- A01B51/026—Undercarriages specially adapted for mounting-on various kinds of agricultural tools or apparatus propelled by a motor of the automotive vehicle type, e.g. including driver accommodation
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B62—LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
- B62D—MOTOR VEHICLES; TRAILERS
- B62D49/00—Tractors
- B62D49/06—Tractors adapted for multi-purpose use
- B62D49/0621—Tractors adapted for multi-purpose use comprising traction increasing arrangements, e.g. all-wheel traction devices, multiple-axle traction arrangements, auxiliary traction increasing devices
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
- Y10S—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10S180/00—Motor vehicles
- Y10S180/90—Argicultural-type tractors
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Combustion & Propulsion (AREA)
- Transportation (AREA)
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Soil Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Agricultural Machines (AREA)
- Soil Working Implements (AREA)
Description
PP^'^T =··*".·' ’V”· 'v -7 "Jvi...--." Λ.^ .
i % 1» Ψ C. van der Lely 3ST.V., Maasland "Trekker, in liet bijzonder een trekker voor landbouwdoeleinden"
De uitvinding betreft een trekker, in het bijzonder een trekker voor landbouwdoeleinden, met een aantal wielen.
De ontwikkeling van bekende trekkers gaat in de richting van steeds toenemende eigengewichten, waardoor niet 5 alleen de gronddruk toeneemt en de bodemstructuur ernstig wordt aangetast, maar worden "tevens steeds grotere aandrijf-vermogens vereist.
De uitvinding beoogt deze ontwikkeling tenminste ten dele 'te ondervangen.
10 Volgens de uitvinding is de cabine hoofdzakelijk uit een aantal lichte delen, zoals kunststof vervaardigd.
Daar de cabine een relatief groot deel van het eigengewicht uitmaakt, kan op deze wijze een aanzienlijke bijdrage aan een vermindering van het eigengewicht worden 15 geleverd.
8203727 V- t \ 2
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de volgende figuren.
Pig. 1 is een zijaanzicht van een trekker volgens de uitvinding 5 Pig. 2 is een bovenaanzicht van de trekker volgens fig. 1.
Pig. 3 is een vooraanzicht van de trekker volgens de figuren 1 en 2.
Pig. 4 is een bovenaanzicht van het achterdeel van de 10 trekker met alternatief geplaatste achterwielen.
Pig. 5 is een zijaanzicht van de trekker waaraan, zowel aan zijn voorzijde als aan zijn achterzijde, één of meer werktuigen zijn bevestigd.
Pig. 6 is een bovenaanzicht van de landbouwmachine 15 volgens fig. 5
Pig. 7 is een zijaanzicht van het achterdeel van de trekker met aangekoppelde machines op vergrote schaal.
Pig. 8 is een bovenaanzicht van aankoppelingsconstruc-ties tussen een hefinrichting van de trekker en daaraan be-20 vestigde werktuigen op vergrote schaal.
Pig. 9 toont in zijaanzicht een andere combinatie, bestaande uit de trekker -en een werktuig.
Pig. 10 is een zijaanzicht van de trekker voorzien van een veiligheidsfreem.
25 Pig. 11 is een bovenaanzicht van de trekker volgens fig. 10.
De in de figuren afgebeelde trekker omvat een gestel 1 dat in hoofdzaak wordt gevormd door een zich in de rijrichting A uitstrekkende horizontale holle buis 2 die aan de onderzijde 30 van het gestel is gelegen. Aan de buis 2 zijn twee horizontale dwars op de rijrichting A gelegen dragers 3 aangebracht, die op afstand achter elkaar zijn gelegen en aan hun buitenste uiteinden zijn bevestigd aan vertikale, in de rijrichting A gerichte afdekplaten 4, die - gezien in fig. 1 - rechthoekig 35 van vorm zijn en waarvan de bovenranden zijn bevestigd aan de onderranden van een H-vormig gesteldeel 5, dat in fig. 2 in bovenaanzicht zichtbaar is. Het gesteldeel 5 bezit een relatief lichte buisconstructie daar het in hoofdzaak slechts bestemd is voor het dragen van een cabine 6 (die in fig. 2 8203727 \ \ Λ -3- duideljjkheidshalve weggelaten is). Het gesteldeel 5 omvat, zoals uit fig. 2 blijkt, twee aan weerszijden gelegen bolle pijpen 7, die aan hun achtereinden verbonden zijn door een horizontale, dwars op de rijrichting A gelegen holle buis 8.
5De constructie die de delen volgens de verwijzingscijfers 1 t/m 8 omvat is symmetrisch opgebouwd t.o.v. het vertikale langssymmetrievlak van de trekker, dat in fig. 2 met het ver-wijzingscijfer 9 is aangegeven. De hartlijn van de hoofdgestel-buis 2 is derhalve in het vlak 9 gelegen. Zoals uit fig. 2 10 blijkt is een aandrijfmotor 10 aan één zijde van het vlak 9 opgesteld, die af steunt op de dragers 3. De motor 10 is een lichte, luchtgekoelde motor met een vermogen van ongeveer 100 kW. Aan de van de motor 10 af gekeerde zijde van het symmetrie vlak 9 is een brandstoftank 11 opgesteld, die eveneens 15 op de dragers 3 af steunt. Nabij de voorzijde van de hoofdgestel-buis 2 is aan de zijkanten ervan een tweetal stijve steunen 12 star bevestigd, die zich vanaf de buis 2 onder een hoek van ongeveer 45° schuin opwaarts en ten opzichte van de rijrichting A voorwaarts uitstrekken en aan hun bovenzijden bevestigd zijn 20 tegen de onderzijde van een huis van een gecombineerde versnellingsbak en differentieel 13, dat - gezien in fig. 1 - in hoofdzaak vóór de voorzijde van de buis 2 is gelegen. De onderzijde van het huis 13, die zich in horizontale richting uit strekt, is ongeveer ter hoogte van de bovenzijde van de -25gezien in het aanzicht volgens fig. 1 - erachter gelegen motor 10 opgesteld. De uitgaande as van de motor 10 is aan de achterzijde van de motor opgesteld en is gekoppeld met de ingaande as van een tandwieloverbrenging 14 die is aangebracht in een star uitgevosrd huis, dat zich vanaf de motor schuin opwaarts 30 in de richting van het symmetrievlak 9 uit strekt en in zijaanzicht ongeveer onder de pijp of buis 8 en onder de achterzijde van de cabine is gelegen. De richting van de opstelling van het huis van de tandwieloverbrenging 14 hangt samen met het feit dat de motor aan één kant van het vlak 9 is opgesteld en, 35met het oog op de zwaartepuntsligging van de trekker, zo laag mogelijk ten opzichte van het gestel 1 is aangebracht. De uitgaande as van de motor 10 drijft via de tandwieloverbrenging 14 een nabij het symmetrievlak 9 gelegen uitgaande as 15 van de tandwieloverbrenging 14 aan die zowel achterwaarts als 8203727 f f -4- voorwaarts uitsteekt. Het achterwaarts uitstekende asdeel 15 vormt een aftakas en het voorwaarts uitstekende asdeel is gelegerd in een holle buis 16 die onder het huis van de versnellingsbak 13door tot nabij de voorzijde van laatstgenoemde 5 reikt. Het einde van het asdeel 15 dat voor de voorzijde van de buis 16 uitsteekt vormt eveneens een aftakas 17. Deze af-takassen zijn derhalve aandrijfbaar met een toerental dat evenredig is met het motortoerental.De pijp of buis 16 is onder de versnellingsbak 13 en vóór het huis van de tandwielover-10 brenging 14 gelegen. De achterzijde van de buis 16 is star'bevestigd tegen de voorzijde van het huis van de tandwieloverbrenging 14 en wordt door middel van een steun 18 afgesteund tegen de onderzijde van de versnellingsbak 13. De voorzijde van het IJ-vormige gesteldeel 5 omsluit het huis van de versnel* 15 lingsbak en differentieel 13, en de verbindingsbuis 8 van het gesteldeel 5 is - zoals uit fig. 1 blijkt - in bovenaanzicht op korte afstand achter de achterzijde van de motor 10 gelegen.
Aan één zijkant van het huis van de versnellingsbak 13 is een aandrijf kast 19 bevestigd, die een in achterwaartse 20 richting gerichte uitgaande as bezit, welke een in een neerwaarts gerichte tandwielkast 20 gelegen mechanisme aandrijft. Een uitgaande as 21 van de tandwielkast 20 is met een omwen— te lings snelheid aandrijfbaar die evenredig is met de rijsnelheid van de trekker. De nabij de onderzijde van de tandwielkast 20 25 gelegen, achterwaarts uitstekende uitgaande as 21 vormt een aftakas, die in voorwaartse richting is verlengd in de vorm van een voorste aftakas 22. Dit voorwaarts uitstekende asdeel is gelegerd in een holle buis 23, die behalve door de tandwielkast 20 eveneens door de steun 18 wordt gedragen.
30 De buis 16 steunt aan de voor* en achterzijde van de tandwielkast 20 tegen deze kast af en de as 15 loopt ononderbroken door de kast 20 heen. Op de as 15 is een in de kast 20 gelegen tandwiel aangebracht, dat via andere tandwielen de versnellingsbak 13 aandrijft; deze tandwielen zijn onafhankelijk 35 opgesteld van de tandwielen die door de uitgaande as van de aandrijfkast worden aangedreven.
Op de bovenzijde van elk der beide buizen 7 van het U-vormige gesteldeel 5 zijn op afstand achter elkaar een aantal verende steunen 24 van kunststof of rubber aangebracht, waar- '820 3 727 Λ ‘ « -5- ' op de trekkercabine 6 rust. De trekkercabine 6 omvat naast de bestuurderszitplaats en een stuurinridating voor het besturen van de nader te bespreken wielen, bedieningsorganen voor de wielaandrijving en bij voorkeur tevens bedieningsorganen voor 5 het in- en uitschakelen van de aftakassen 15, 17 en 21 en 22, door middel van niet-getekende koppelingen. Zoals uit fig. 1 blykt, bezit de cabine 6 zijwanden voorzien van een beglazing, welke beglazing aan zijn onderzijden eindigen langs een begren-zingslijn 25, die - gerekend ten opzichte van de rijrichting A -10 in voorwaartse richting schuin opwaarts verloopt, zodat de beglazing van de achterwand van de cabine zich tot op korte afstand boven het ge stelde el 5 kan uitstrekken en de bestuurder een goed uitzicht op de achterzijde van de trekker verleent. De begrenzingslijn 25 eindigt aan zijn voorzijde op korte afstand 15 boven de bovenzijde van de versnellingsbak 13, zodat de bestuurder door de voorruit van de cabine 6 eveneens een goed uitzicht heeft op de voorzijde van de trekker. Gezien in fig.
1 eindigt de voorruit van de cabine ongeveer recht boven de voorzijde van de versnellingsbak 13· De onderste begrenzing 25 20 van de beglazing in de zijwanden eindigt in achterwaartse richting in een schuin oplopende hoek 26 alvorens in een opwaarts gerichte ruitbegrenzing over te gaan.
Op korte afstand achter de voorzijde van het huis van de versnellingsbak 13 zijn tegen de zijkanten van dit huis pijp-25 vormige dragers 29 star bevestigd, die symmetrisch ten opzichte van het vlak 9 z^jn opgesteld. Beide dragers 29 eindigen aan hun van het huls van de versnellingsbak 13 af gelegen einden ter hoogte van de voorzijden van de buizen 7 van het horizontale gesteldeel 5. Nabij deze einden zijn de dragers 29 30 bevestigd aan huizen 30 van nader aan te geven tandwieloverbrengingen. Aan de onderzijden van de huizen 30 sluiten pijpvormige steunen 31 aan, die zich vanaf de huizen 30 in neerwaartse richting en enigszins in voorwaartse richting zodanig uitstrekken, dat hun hartlijnen een hoek van ongeveer 80° in-35 sluiten met een horizontaal vlak. De pijpvormige steunen 31 zijn op nader te beschrijven wyze ten opzichte van de huizen 30 om hun langshartlijnen verzwenkbaar. Aan hun onderzijden dragen de steunen 31 wieldragers 32, die star verbonden zijn met de bijbehorende steunen 31. De pijpvormige wieldragers 32 8 2 0 3 7 27 \ f .- -6- strekken zich in de in fig. 3 getekende stand, die overeenkomt met rechtuitrijden, horizontaal en dwars op de rijrichting A uit. Elke wieldrager 32 is - zoals uit fig. 3 blijkt -symmetrisch opgesteld ten opzichte van een vertikaal evenwijdig 5 aan het vlak 9 opgesteld vlak door de hartlijn van de nabijgelegen steun 31. Aan elk der beide uiteinden van elke wieldrager 32 is ten minste één voorwiel 33 bevestigd, zodat de trekker in totaal ten minste vier in een dwars op de rijrichting A rij gelegen voorwielen omvat. De diameter van elk voor-10 wiel 33 bedraagt ongeveer 1 meter of minder, bij voorkeur ongeveer 90 cm, terwijl de'breedte van een tot het voorwiel behorende luchtband, ongeveer 40 cm bedraagt. De bovenzijden van de wielen 33 zijn ongeveer ter hoogte van de bovenzijde van de motor 10 gelegen. Het aanrakingsoppervlak van alle voor-15 wielen 33» strekt zich - gezien in het. vooraanzicht volgens fig. 3 - derhalve over een breedte van ten minste 1,60 m of, indien meer dan vier voorwielen zijn aangebracht, over meer dan 1,60 m uit.
Het in het huis 13 gelegen differentieel bezit twee 20 uitgaande assen, die zich voortzetten in de holle dragers 29 en in de huizen 30 aangebrachte conische tandwieloverbengingen zodanig aandrijven dat binnen de steunen 31 gelegen assen in de wieldragers 32 aangebrachte conische tandwieloverbrengingen aandrijven, waarvan de uitgaande assen met de tot elke wiel-25 drager 32 behorende voorwielen 33 zijn gekoppeld. De draaiings-assen van de op deze wijze aangedreven voorwielen 33 vallen samen met de hartlijnen van de wieldragers 32. De steunen 31 zijn in de huizen 30 zodanig gelegerd, dat de steunen 31 samen met de bijbehorende wieldragers 32 en de bijbehorende voorwielen 30 33 verzwenkbaar zijn om de hartlijn van de steunen 31, welke hartlijn eveneens samenvalt met de hartlijn van de binnen de steunen 31 gelegen aandrijfassen die de voorwielen 33 aandrijver* De steunen 31 zijn aan hun boveneinden voorzien van hefbomen 34, die gerekend ten opzichte van de richting A - schuin 35 voorwaarts en binnenwaarts uitsteken en aan hun van de steunen 31 afgekeerde einden verzwenkbaar zijn gekoppeld met stuurstangen 35, die zich vanaf de hefbomen 34 binnenwaarts, en ten opzichte van de rijrichting A schuin achterwaarts uitstrekken en aan hun binnenste einden verzwenkbaar zijn gekoppeld 8203727 -7- met de achterste hoekpunten van. een driehoekige stuurplaat 36 (fig. 2), die om een opwaarts gerichte zwenkas 37 verzwenlbaar is •bBtesti^d.Lt.^.y^vhetjsStar..t··OiV. Ihet wge^.tel .1'Jbavaatigda huis van de versnellingsbak 13· De zwenkassen die aan beide 5 uiteinden van de stuurstangen 35 zijn aangebracht en de zwenk-as 37 zijn bij voorkeur evenwijdig aan de hartlijnen van steunen 31 gericht. Aan het achtereinde van de stuurplaat 37 is tevens het einde van een zuigerstang van een hydraulische cylinder 38 (fig.2) aangebracht, terwijl het uiteinde van deze cylinder 10 zelf om een opwaartse zwenkas verzwenkbaar is bevestigd ten opzichte van het gesteldeel 5 en een der huizen 30. De hydraulische cylinder 38 is op korte afstand achter een der huizen 30 gelegen en is bedienbaar vanuit de cabine 6. Gezien in bovenaanzicht volgens fig. 2 snijden de stuurstangen 35 een 15 loodrecht op het vlak 9 gelegen verbindingslijn tussen de huizen 30, terwijl de verzwenkbare verbindingen van deze stuurstangen met de stuurplaat 35 aan de achterzijde van deze verbindingslijn zijn gelegen. Af ge zien var de bestuurbaarheid van de voorwielen 33 zijn deze wielen aan een draagconstructie 29, 20 30, 31, 32 aangebracht, die star is opgesteld ten opzichte van het trekkergestel 1. De afstand tussen de fuseeassen en aan-drijfmotor 10 is ongeveer gelijk aan de diameter van de voor- · wielen.
De voorste uiteinden van de aftakassen 17 en 22 zijn 25 - gezien in zijaanzicht (fig. 1) - ongeveer ter plaatse van een vlak door de hartlijnen van de steunen of fuseeassen 31 gelegen en ter hoogte van de bovenzijde van de voorwielen 33 en, gezien in vooraanzicht, tevens binnen de draagconstructie 29, 30, 31 van de aandrijfbare voorwielen 33, die de vorm heeft 30 van een omgekeerde U. Gezien in zijaanzicht, strekt de cabine 6 zich ongeveer tot vertikaal boven de draaiingsassen van de voorwielen 33 uit.
De achterzijde van de hoofdgestelbuis 2, is - gezien in zijaanzicht - ongeveer loodrecht onder de achterste be-35 grenzing van de cabine 6 gelegen; deze achterzijde is aangegeven met het verwijzingscijfer 39. Tegen de achterzijde sluit een pijp stuk 40 aan, dat eveneens de vorm van een holle cylinder bezit. Het voorste einde van het pijpstuk 40 (dus nabij de door het verwijzingscijfer 39 aangegeven begrenzing) is afgedichfa 8203727 -8- door middel van een sterk schot, dat ter plaatse tegen de binnenomtrek van het-.pijpstuk 40 is gelast. Tegen de voorzijde van dit schot is een cylindrische pijp 41 gelast, die in de pijp 2 is gestoken en in deze is gelegerd en zich tot aan de voorzijde 5 van de pijp 2 uitstrekt. De buitenomtrek van de pijp 41 ligt nauwsluitend aan tegen de binnenomtrek van de pijp 2, zodat het pijpstuk 40 en de pijp 41, die één geheel vormen, vrij draaibaar zijn gelegerd in de pijp 2. De hartlijnen van het pijpstuk 40, die van de pijp 41 en die van de pijp 2 vallen samen. Tegen de voor-10 zijde van de pijp 2 is een schot 42 gelast, waarin een rondom zijn hartlijn gelegen gat is aangebracht, waardoor een bout 43 steekt. Het binnen de pyp 2 gelegen deel van de bout 43 is geschroefd in een van schroefdraad voorzien gat van een schot dat in het vooreinde van de pijp 41 is gelegen en aan zijn om-» 15 trek tegen de binnenomtrek van de pijp 41 is gelast. De bout 43 verhindert een achterwaarts uitschuiven van het pijpstuk 40 ten opzichte van de pijp 2 en maakt de instelling van een zekere aanlegdruk mogelijk tussen het vooreinde van het pijpstuk 40 en het achtereinde van de pijp 2.
20 Tegen het achtereinde van het' pijpstuk 40 is een balk of buis 44 gelast, die zich dwars op de rijrichting A uitstrekt en - indien de trekker op een horizontaal vlak is opgesteld -symmetrisch is opgesteld ten opzichte van het vlak 9. Elk der beide uiteinden van de balk 44 is ongeveer in een evenwijdig 25 aan het vlak 9 aangebracht vlak gelegen dat ongeveer samenvalt met het vertikale symmetrievlak van het buitenste, aan dezelfde zijde van het vlak 9 gelegen voorwiel 33 of iets daarbuiten. Nabij deze buitenste uiteinden van de bal^-4 zijn op losneembare wijze tegen de achterzijde van deze balk dragers 45 aangebracht, 30 die'door-middel van een viertal bouten tegen de balk 44 zijn geschroefd. De dragers 45 strekken zich in achterwaartse richting uit en zijn tevens enigszins schuin neerwaarts gericht .Nabij de achterzijde van elke drager 45 is een draaiingsas 46 bevestigd, die zich evenwijdig aan de lengterichting van de balk 35 44 uitstrekt en die aan weerszijden van de betreffende drager 45 uitsteekt. Om elk uiteinde van elk der beide draaiingsassen 46 is ten minste één achterwiel 47 gelegerd, zodat aan elke drager 45 een tweetal achterwielen 47 is toegevoegcF, waarbij de wielen van dit tweetal aan weerszijden van de drager 45 zijn ge- 8203727 I * * —9— legen (fig.2). De bevestiging van elk tweetal wielen 47 is zodanig, dat elk van deze wielen vrij draaibaar is ten opzichte van het andere wiel van het tweetal. Tolgens een in fig. 4 getekende opstelling is het mogelijk om de beide dragers 45 op 5 een meer binnenwaarts gelegen plaats tegen de balk 44 te schroeven en alleen' om de buitenwaarts uitstekende draaiingsas 46 een achterwiel 47 te legeren, en wel zodanig dat het achterwiel 47 nu in het wielspoor van het buitenste voorwiel 33 is opgesteld.
10 De vier voorwielen 33 zijn evenals de vier achterwielen 47 in een dwars op de rijrichting A gelegen rij aangebracht en de opstelling van de beide rijen is, met uitzondering van de mogelijkheid volgens fig. 4, zodanig dat - gezien evenwijdig aan de rijrichting A - elk der buitenste voorwielen 33 is op- 15 gesteld tussen de aan één zijde van het symmetrie vlak 9 gelegen achterwielen 47 zodat, gezien in bovenaanzicht volgens fig.2, het vertikale symmetrievlak van elke drager 45 ongeveer samenvalt met het vertikale symmetrievlak van een buitenste voorwiel 33. Verder is elk der binnenste voorwielen 33 zodanig aange-20 bracht, dat elk binnenste voorwiel 33, opnieuw gezien in de rijrichting A, in hoofdzaak gelegen is tussen het symmetrievlak 9 on een binnenste achterwiel 47. Dit komt tot uitdrukking in het voor aanzicht van de trekker volgens fig. 3, waaruit blijkt dat de wielen over nagenoeg de gehele breedte van de trekker 25 in aanraking zijn met de grond, zodat het gewicht van de trekker over de gehele spoorbreedte wordt verdeeld. De totale afmeting van de rij achterwielen 47 bedraagt, gerekend dwars op de rijrichting A, ongeveer 3 m. De diameter van alle wielen is ongeveer dezelfde en bedraagt ongeveer 1 m of minder, bij voor-30 keur ongeveer 90 cm, terwijl de breedte van elk wiel ongeveer 40 cm bedraagt.
De achterwielen 47 zijn als geheel, samen met de dragers 45, de balk 44 en het pijp stuk 40 en de pijp 41 om de hartlijn van de buis 2 vrij verzwenkbaar t.o.v. het gestel van de trekker en 35 tevens t.o.v. de voorwielen 33* Tegen de achterzijde van de balk 44 zijn aan beide zijden van het symmetrievlak 9 bevestigingsoren 48 star bevestigd, waaraan onderste hefarmen 49 verzwenkbaar zijn bevestigd, die zich vanaf de oren 48 achterwaarts en enigs--zins schuin buitenwaarts uitstrekken en die symmetrisch zijn op.
8203727 i * -10- gesteld t.o.v. het symmetrievlak 9. De hefarmen 49 zijn t.o.v. de oren 48 verzwenkbaar om evenwijdig aan de lengterichting van de balk 44 gelegen zwenkassen 50. Gezien in zijaanzicht zijn de zwenkassen 54 nabij de voorzijden van de wielen 47 gelegen.
5 Nabij het symmetrievlak 9 zijn tegen het gesteldeel 5 een tweetal op korte afstand van en aan weerszijden van het vlak 9 gelegen, achterwaarts gerichte uithouders 51 vast bevestigd, die aan hun achtereinden geschikt zijn voor het verzwenkbaar bevestigen van een topstang 52, die samen met de onderste hefar-men 49 een driepuntshefinrichting 53 vormt (fig.7).De topstang 52 omvat een vanuit de cabine 6 bedienbare hydraulische cylinder 54, met behulp waarvan de topstang 52 naar wens kan worden verlengd of verkort.
In de boveneinden van twee opwaarts gerichte,op de bo-15 venzijde van de balk 44 bevestigde,op afstand van elkaar en aan weerszijden van het vlak 9 gelegen steunen 56(fig. 1,7) is een as " gelegerd die zich evenwijdig aan de balk 44 uitstrekt.Elk der uiteinden van de as 55 is star of verzwenkbaar verbonden met een drager 56 die vanaf de as 55 achterwaarts is gericht en 20 een lengte van ongeveer 40fo van die van de onderste hefarmen 49 bezit. Het acherste uiteinde van elke drager 56 is door middel van een neerwaarts;gerichte hefarm 57 verzwenkbaar met het midden van een onderste hefarm verbonden. Cm een zwenkas 58 die de verbinding tussen de drager 56 en de bijbehorende hefarm 57 25 vormt, is het uiteinde van de zuigerstang van een hydraulisch^ vanuit de cabine 6 bedienbare cylinder 59 verzwenkbaar aangebracht, terwijl de cylinder zelf om de nabijgelegen zwenkas 50 verzwenkbaar op de balk 44 afsteunt. Door bekrachtiging van de beide cylinders 59 kunnen de onderste hefarmen 49 met kracht 30 op- of neerwaarts worden gedrukt.
Tussen de binnenste achterwielen 47 van de trekker is een geheel metalen voortstuwingsinrichting 60 aangebracht die deel uitmaakt van de trekker.De inrichting 60 omvat een aandrijfbare rol of frees 61 en is in dezelfde draaizin(pijl B in fig 1, 7) 35 aandrijfbaar als die van de aandrijfbare voorwielen 33.De rol of frees 61 is aandrijfbaar om een ongeveer horizontale,dwars op de rijrichting A gelegen draaiingsas 62 die nabij zijn beide uiteinden gelegerd is in vertikale platen 63 die onderling star zijn verbonden door onderling evenwijdige,loodrecht op het vlak 9 gerichte balken 64 en 65 die achter resp. v<5<5r 8203727 pp"...............·.........' 'ν"."·7 ’ '"ί'·' -11- de bovenzijde van de rol of frees 61 zijn gelegen (fig. 7). Dit gestel 63 - 65 is samen met de rol of frees 61 als ge-jiëeï verzwenkbaar om in eikaars verlengde gelegen zwenkassen 66 (fig. 2) waarvan de hartlijnen met die van de zwenkassen 5 50 samenvallen. Het gestel 63 - 65 en de rol of frees 61 zijn, gezien in bovenaanzicht, binnen de onderste hefarmen 49 gelegen.
De rol of frees omvat een om de draaiingsas 62 draaibare metalen cylinder 67, waaraan buitenwaarts 10 uitstekende tanden 68 zijn bevestigd. Gerekend evenwijdig aan de as 62, zijn telkens vijf tanden naast elkaar opgesteld . en, gerekend in omtreksrichting, zijn de starre tanden twee aan twee uit één stuk metaal vervaardigd. De tanden zijn vanaf de cylinder 67 buitenwaarts en ten opzichte van de 15 draaizin B achterwaarts gericht.
Nabij het midden van de voorste balk 65 zijn oren 69 bevestigd, waaraan het achterste uiteinde van de zuigers tang van een hydraulische cylinder 70 verzwenkbaar is bevestigd. De cylinder zelf is bevestigd om een zwenkas 20 die in een oor 71 is gelegerd die star op de bovenzijde van de balk 44 en het pijpstuk 40 is aangebracht. Door bediening van de cylinder 70 vanuit de cabine 6 kan de voortstuwingsinrichting 60 in de grond worden gedrukt of opwaarts worden bewogen.
25 Tegen een zijplaat 63 is een tandwieloverbrenging 72 bevestigd, die nabij zijn bovenzijde een naar voren uitstekende ingaande as bezit die door middel van een van universele koppelingen voorziene tussenas 73 koppelbaar is met de achterste aftakas 21, die aandrijfbaar is met een met 30 de rijsnelheid van de trekker evenredige omwentelingssnelheid. De tandwieloverbrenging 72 is zodanig dat de omtreksnelheid van de tanden 68 ongeveer met die van de loopwielen 33» 47 overeenstemt of iets groter is, zodat in de grondgrijpende tanden 68 de trekker mede voortstuwen. Ta het verlengde van de 35 ingaande as van de tandwieloverbrenging 72 is een uitgaande as 74 gelegen, die met de ingaande as één geheel vormt en door middel van een van universele koppelingen voorziene tussenas 75 koppelbaar is met aan de hefinrichting 53 8203727 -12- bevestigde werktuigen (fig. 7).
De aftakas 15f die met een omwentelingssnelheid aandrijfbaar is die met die van de motor 10 evenredig is, is door middel van een van universele koppelingen voorziene 5 tussenas 76 (fig. 7) met aan de driepuntshefinrichting bevestigde werktuigen koppelbaar.
Aan de voorzijde van de trekker is tegen het huis van de versnellingsbak en differentieel 13 een tweetal steunplaten 77 bevestigd, die aan weerszijden van het 10 symmetrievlak 9 zijn opgesteld en in voorwaartse richting uitsteken. Om een zwenkas 78 die nabij de voor- en bovenzijden van de steunplaten 77 en ter hoogte van de bovenzijde van de versnellingsbak 13 is gelegerd, is een tweetal zich ongeveer tot aan de onderzijde van de versnellingsbak 15 13 uitstrekkende bevestigingsplaten 79 verzwenkbaar aangebracht. In de voorzijde van elk van de bevestigingsplaten 79 is eentweetal zich loodrecht op het vlak 9 opgestelde assen 80 aangebracht (fig. 3) die op afstand onder elkaar zijn gelegen. Om de uiteinden van de beide assen 20 zijn in totaal vier rollen 81 draaibaar. Deze rollen 81 zijn in een tweetal naast elkaar opgestelde, aan weerszijden van het vlak 9 gelegen, opwaarts gerichte balken 82 met U-vormige doorsnede gelegen, en zodanig dat de balken 82 door middel van de rollen 81 t.o.v. het overige deel 25 van de trekker op en neer kunnen schuiven. De U-vormige balken 82 zijn met hun open zijden naar elkaar toegericht.
De balken 82 zijn aan hun boveneinden onderling star verbonden door een loodrecht op het vlak 9 gerichte balk 83 en op een lager gelegen plaats door een balk 84.
30 la de in fig. 1 getekende stand steken de balken 82 over ongeveer de helft van hun lengte onder de onderzijde van de versnellingsbak 13 uit.
Tussen de bevestigingsplaten 79 is een opwaarts gerichte hydraulische cylinder 85 opgesteld, die aan zijn 35 onderzijde door middel van een zwenkas 86 in de platen 79 is gelegerd en nabij zijn bovenzijde verzwenkbaar is bevestigd aan een aan de balk 83 bevestigde steun.
Tussen de steunplaten 77 is een ongeveer horizontaal gerichte hydraulische cylinder 87 opgesteld, die aan zijn 8203727 -13“ achterzijde verzwenkbaar is om een zwenkas 88 en aan zijn voorzijde door middel van een zwenkas 89 verzwenkbaar is bevestigd aan de bevestigingsplaten 79. De zwenkassen 78, 86, 88, 89 zijn loodrecht op het vlak 9 gericht.
5 Aan de onderzijden van de balken 82 is een horizontale dwarsbalk 90 bevestigd, die buiten de balken 82 uitsteekt en in vooraanzicht tot nabij de buitenzijden van de binnenste voorwielen 33 reikt.
Aan de beide uiteinden van de balk 90 zijn 10 neerwaarts gerichte aankoppelpunten 91 bevestigd, die zijn voorzien van zodanige snelkoppelingen, dat de bestuurder vanuit de cabine een werktuig kan aankoppelen, ïu het midden van de balk 84 is een in het vlak 9 gelegen aankoppelpunt 92 aangebracht, die met de aankoppelpunten 15 91 een driepuntshefinrichting 93 vormt. Het aankoppelpunt 92 is eveneens van een snelsluiting voorzien.
Door bediening van de hydraulische cylinder 87 kan de bestuurder vanuit de cabine 6 de hoek, die de balken 82 in zijaanzicht met de gbond:.vormen, wijzigen en 2Q door bediening van de hydraulische cylinder 85 kan de gehele hefinrichting in hoogterichting worden versteld zodat vanuit de cabine elke gewenste stand van de hefinrichting 93 instelbaar is zonder dat de cabine moet worden verlaten om bijv. de lengte van een los zwenkbare topstang in te 25 stellen en de topstang aan te koppelen. De hefinrichting 93 kan in principe ook aan de achterzijde van een trekker worden aangebracht.
De hefinrichting 93 is in zijaanzicht op korte afstand vóór de voorwielen 33 gelegen en bezit, gerekend 30 in de richting A, een zeer korte lengte.· Gezien in voor- aanzicht (fig. 3) is in de in de figuren aangegeven werkzame stand het bovenste aankoppelpunt 92 ongeveer ter hoogte van de bovenzijden van de voorwielen 33 gelegen.
Volgens de in de figuren 5 en 6 getekende op-35 stelling is zowel aan de voorste hefinrichting 93 als aan de achterste hefinrichting 53 één of meer machines of werktuigen bevestigd. De gehele opstelling volgens de figuren 5 en 6 vormt een landbouwmachine waarvan de trekker de krachtbron vormt.
L· - 8203727 -14-
Volgens de combinaties van machines en werktuigen die in de fig. 5 en 6 is afgebeeld, is aan de voorste hefinrichting 93 een grondfrees 94 bevestigd, die een horizontale, dwars op de rijrichting A gelegen as 95 omvat, 5 waaraan, verdeeld -over de lengte van de as 95» (die in dit voorbeeld ongeveer 3 m bedraagt), freeslichamen 96 zijn bevestigd. Dit werkzame deel van de grondfrees 94 wordt over zijn gehele werkzame lengte afgedekt door een afdek-plaat 97» die volgens een deel van een cirkelboog is 10 gevormd. De freesas 95» is aandrijf baar via een tandwielkast 98, die in het midden van de frees 77 is opgesteld. Een ingaande as 99 van de tandwielkast 93 is door middel van een van universele koppelingen voorziene tussenas 100 aansluitbaar op het voorste uiteinde van de af takas 17 •jj of, naar keuze, de aftakas 22 van de trekker die, zoals hiervoor is vermeld, aandrijfbaar zijn met een omwente-lingssnelheid die evenredig is met de omwentelingssnelheid van de uitgaande as van de motor 10 van de trekker, resp. met een met de rijsnelheid evenredig toerental. De frees 94 2o is aandrijfbaar in de richting C (fig. 5) en dient derhalve tevens als voortstuwingsinrichting die zijn energie aan het · aftakasvermogen ontleend. wordt
De as 95 van de grondfrees 9 4/ af gesteund door middel van zijplaten 101. Beide zijplaten 101 worden onderling 25 af gesteund door een aan de achterzijde en aan de voorzijde gelegen balk 102. Beide balken 102 zijn loodrecht op het symmetrievlak 9 gericht, worden onderling verbonden door een tweetal op afstand naast elkaar geplaatste boogvormige buizen 103, die op symmetrische wijze aan weerszijden van 30 de tandwielkast 93 en van het symmetrievlak 9 zijn gelegen. Nabij de bovenzijden van de boogvormige buizen 103 zijn balken 104 aangebracht, die evenwijdig aan de as 95 zijn gericht en de buizen 103 verbinden. Nabij het symmetrievlak 9 zijn een tweetal evenwijdige, vertikaal gerichte, en in de 35 rijrichting A gerichte steunplaten 105 aangebracht, die star bevestigd zijn aan de verbindingsbalken 104. Zoals uit fig. 5 blijkt, zijn de buizen 103, de balken 104 en de steunplaten 105 symmetrisch opgesteld t.o.v. een verticaal 8203727
V
-15- symmetrievlak 106 dat de as 95 omvat en dat loodrecht op het symmetrievlak 9 is gericht. Aan de achterste zijde van de achterste balk 102 en tevens aan de voorzijde van de voorste balk 102 zijn steunplaten 107 star aan de 5 nabijgelegen balk· 102 bevestigd. Ih de steunplaten 107 zijn bevestigingsgaten 108 aangebracht, ter bevestiging van de grondfrees 94 aan de hefinrichting van een krachtbron.
Nabij beide einden van de steunplaten 105 zijn bevestigingsgaten 109 aangebracht, ter bevestiging van de frees aan 10 het bovenste punt van een driepuntshefinrichting. De steunplaten 107 zijn op een zodanige onderlinge afstand op de balken 102 bevestigd dat deze afstand overeenkomt met die tussen de onderste aankoppelpunten 91 van de hefinrichting 93. Uit de fig. 5 blijkt dat het drietal aankoppelpunten 15 108, 109 aan de ene zijde van de frees 94, zowel als die aan de andere zijde van de frees, op geheel spiegelbeeldige wijze zijn opgesteld ten opzichte van het symmetrievlak, zodat de frees 94 zowel met zijn achterzijde als met zijn voorzijde aan een driepuntshefinrichting kan worden 20 bevestigd. Het is uiteraard op analoge wijze mogelijk om anderssoortige landbouwmachines of landbouwwerktuigen van een dergelijke tweevoudige aankoppelingsmogelijkheid te voorzien. In het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 5 zijn, gezien in zijaanzicht, de bevestigingsgaten 109 verticaal 25 "boven de nabijgelegen bevestigingsgaten 108 gelegen, maar dit is geen beperking van de hier beschreven constructie.
Achter de om de as 95 aandrijfbare frees is een rij cultivatortanden 95A aangebracht, die zich over de gehele breedte (3 meter) van de grondfrees uitstrekt en 30 die vanuit de cabine met behulp van één of meer hydraulische cylinders evenwijdig aan zichzelf op en neer beweegbaar is.
Zoals uit fig. 5 en ten dele uit fig. 7 blijkt, is aan de achterzijde van de krachtbron een drietal machines tegelijkertijd aan de hefinrichting 53 bevestigd: een 35 roterende eg 110 met om opwaarts gerichte assen aandrijfbare egt and en, een boven de eg 110 opgestelde zaaimachine 111 en een achter de eg 110 en deels onder de zaaimachine 111 gelegen aandrijfbare rol 112, die ondermeer als 8203727 -16- verkruimelrol voor gronddelen dient.
De roterende eg 110 bezit een ingaande as 113 (fig. 7)> die nabij het symmetrievlak 9 is gelegen, die door middel van de van universele koppelingen voorziene 5 tussenas 76 gekoppeld is' met de af takas 17, die met een omwentelingssnelheid aandrijfbaar is, die evenredig is met die van de aandrijfmotor 10. De roterende eg 110 is nabij het midden van zijn lengte voorzien van een opwaarts gerichte, ongeveer driehoekige bok 115 die nabij de 10 bovenste uiteindenis voorzien van bevestigingsgaten 116 voor het aanbrengen van de topstang 52 van de hefinrichting 53· Nabij de beide zijkanten van de bok 115 zijn op het hoofdgestel van de eg steunen 117 aangebracht, ten dienste van de aankoppeling van de eg 110 aan de onderste hefarmen 15 49 van de krachtbron. Met elk der steunen 117 werken nog twee andere steunbalken samen, die behoren tot andere machines en wel een steunbalk 118, behorend tot de zaai-machine 111 en een steunbalk 119» die behoort tot de aandrijfbare rol 112. Dè beide aan weerszijden van het 20 symmetrievlak 9 gelegen steunbalken 118 verlopen vanaf hun onderste aankoppelpunten schuin opwaarts en achterwaarts tot een draagbalk 120 die een zaadbak 121 van de zaagmachine 111 over zijn gehele breedte (ongeveer 3 m) ondersteunt. De steunbalken 118 zijn bij voorkeur star met het 25 overige deel van de zaaimachine 111 verbonden. De dimensio-nering is zodanig dat de beide steunbalken 118 tot boven de eg 110 reiken. Aan de voorzijde en nabij het symmetrievlak 9 is aan de zaadbak 121 een steun 122 aangebracht door middel waarvan de zaaimachine 111 kan worden gekoppeld aan zowel 30 het boveneinde van de bok 115 als aan de topstang 52.
De tot de aandrijfbare rol 112 behorende steunbalken 119 die eveneens beide symmetrisch ten opzichte van het vlak 9 zijn opgesteld, verlopen vanaf de aankoppeling aan de onderste hefarmen 49 schuin achterwaarts en enigszins 35 opwaarts tot aan de draagbalk 123 die een gestelbalk vormt voor de rol 112. De steunbalken 119 zijn bij voorkeur star met het gestel van de aandrijfbare rol 112 verbonden.
Aan één zijde van het symmetrievlak 9 en op korte afstand daarvan is een tandwielkast 124 van de rol 112 aangebracht, 8203727 -17- die afsteunt op de draagbalk 123 van het gestel van de rol 112. De tandwielkast 124 bevat een vertragingsmechanisme door middel waarvan de rol 112 aandrijf baar is. Een ingaande as 125 van de tandwielkast 124 is d.m.v. de van universele 5 koppelingen voorziene tussenas 75 aandrijfbaar verbonden met de uitgaande as 74 van de tandwieloverbrenging 72 van de voortstuwingsinrichting 60, welke as 74 aandrijfbaar is met een omwentelingssnelheid die evenredig is met de rijsnelheid van de trekker of krachtbron. De tandwielkast 10 124 bezit een uitgaande as die door middel van een loodrecht op het symmetrievlak 9 gerichte aandrijfas 126 in verbinding is met een ingaande as van een aandrijfkast 127, die vanaf de as 126 schuin neerwaarts en achterwaarts verloopt in de richting van een hoofdas 128 van de aandrijf bare rol 15 112 zelf. De aandrijfkast 127 omvat een kettingaandrijving waarmee de rol zelf kan worden aangedreven met een omtreks-snelheid die ongeveer gelijk is of iets groter kan zijn dan de rijsnelheid van de krachtbron. De uitgaande as van de versnellingsbak 13 wordt daartoe in de aandrijfkast 19 20 van trekker, in het vertragingsmechanisme 124 en in de aandrijfkast 127 zodanig vertraagd, dat de omtrekssnelheid . van de rol met de hierboven genoemde snelheid overeenstemt.
Nabij het symmetrievlak 9 is aan het gestel van de aandrijfbare rol 112 een in lengte verstelbare stang 25 129 verzwenkbaar aangebracht, die tussen de bovenzijde van de eg 110 en de onderzijde van de zaaimachine 111 door reikt tot .aan het bovenste aankoppelpunt van de bok 115 en die van de zaaimachine 111 ter bevestiging aan de topstang 52 van de hef inrichting 53· De zaaimachine 111 is van een 30 rij zaai pijpen 130 voorzien die vanaf de zaadbak 121 schuin neerwaarts en achterwaarts gericht zijn en achter de aandrijfbare rol 112 met de grond in aanraking zijn.
Dit het voorgaande zal het duidelijk zijn dat de bevestigingspunten van een drietal machines aan de topstang 35 52 en aan de onderste hefarmen 49 van de driepuntshef- inrichting 53 in wezen samenvallen. Daartoe zijn de bevestigingspunten uitgevoerd zoals in fig. Q op vergrote schaal is aangegeven. Op deze wijze kan worden bereikt dat de aankoppeling van één of meer machines niet afhankelijk is 8203727 t -18- van aankoppelpunten van een andere machine, die aan dezelfde hefinrichting moet worden bevestigd en die daardoor gecompliceerder en zwaarder moet worden uitgevoerd. 3h fig. 8 is het paar steunen 117 van de roteerbare eg 110 5 dat aan één zijde van het symmetrievlak 9 is gelegen, eveneens aangeduid met het verwij zings cijfer 117. Deze sternen 117 worden aan de buitenzijden ervan omsloten door een gaffel 131, die bevestigd is aan de steunbalk 119 van de aandrijfbare rol 112. De gaffel 131 wordt vervolgens 10 aan zijn buitenzijden weer omsloten door een gaffel 132, die is bevestigd aan het uiteinde van de steunbalk 118 van de zaaimachine 111. Dit wordt mogelijk gemaakt doordat de steunen 117, de steunbalk 119 en de steunbalk 118 onderling steeds een hoek insluiten zoals blijkt uit fig. 5. De steunen 117 15 en de gaffels 131 en 132 worden d.m.v. een pen 133 bevestigd aan het achterste einde van de bijbehorende onderste hefarm 49· Bij de bovenzijde van de bok 115 vormt deze bok steunen die in fig. 8 eveneens met het verwijzingscijfer 115 zijn aangegeven. Aan de buitenzijden van de steunen 115 20 is een gaffel 134 gelegen die is bevestigd aan de stang 129 waarmee de rol 112 op de topstang 52 afsteunt. Aan de buitenzijden van de gaffel 134 zijn de twee steunplaten 122 gelegen (fig. 7) waarmee de zaadbak 121 aan de topstang 52 van de hefinrichting 53 is bevestigd. ïndien de zaaimachine 25 111 en de aandrijfbare rol 112 zouden zijn voorzien van steunen 118 resp. 119 die verzwenkbaar aan de bijbehorende machine·.'zouden.' zijn"bevestigd ,lzou de ’ voorgestelde- veelvoudige aankoppeling eveneens mogelijk zijn daar, gezien in zijaanzicht, driehoekvormige afsteuningen aanwezig zijn die 30 immers als vormvast zijn te beschouwen.
In fig. 9 is een andere mogelijke landbouwmachine getekend uitgaande van dezelfde krachtbron, waarbij aan de hefinrichting 53 een kunstmeststrooier 135 is bevestigd.
Deze kan uiteraard ook in plaats van de aandrijfbare rol 35 112 worden aangebracht in combinatie met de roterende eg 110 en de zaaimachine 111, indien de strooier 135 van aankoppelsteunen 119 is voorzien.
8203727 . ► * ···· -19-
Op deze wijze zijn bijvoorbeeld onderstaande combinaties te bewerkstelligen: 1. krachtbron met zaaimachine 2. krachtbron met rol en zaaimachine 5 3. krachtbron met roterende eg en rol 4. krachtbron met roterende eg met zaaimachine 5. krachtbron met roterende eg, rol en zaaimachine 6· krachtbron met frees, rol en zaaimachine 7. krachtbron met frees, roterende eg en kunstmest- 10 strooier 8. krachtbron met frees, roterende eg, rol en zaai-machine 9. krachtbron met frees vóór krachtbron 10. krachtbron met frees achter krachtbron 15 11. alle combinaties van frees vóór of achter de krachtbron met andere werktuigen
De totale lengte van de landbouwmachine bedraagt ongeveer 7,5 maal de diameter van de wielen van de krachtbron; de totale breedte van de machine is ongeveer 3»3 maal de 20 diameter van de wielen van de krachtbron. De ter plaatse van hun draai ings as sen gemeten afstand tussen de beide genoemde bandenrijen 33» 47 is ongeveer gelijk aan de lengte van de langste bandenrij.
Tijdens bedrijf drijft de motor 10 via de tandwiel-25 kast 20 de versnellingsbak en differentieel 13 aan van waaruit de rij voorwielen 33 worden aangedreven met een door de bestuurder gewenste overbrengingsverhouding die de rijsnelheid bepaalt. De aftakassen 15 en 17 die achterwaarts resp. voorwaarts uitsteken, worden tijdens bedrijf direkt 30 door de motoras aangedreven. Tevens wordt vanaf de uitgang van de versnellingsbak de voorste af takas 22 en de achterste aftakas 21 aangedreven die zoals reeds is vermeld, een omwentelingssnelheid bezit die evenredig is met de rijsnelheid. Zowel aan de voorzijde van de trekker 35 als aan de achterzijde ervan staan derhalve aftakassen ter beschikking die evenredig met het motortoerental als met de rijsnelheid aandrijfbaar zijn. De grondfrees 94 is d.m.v. een tussenas 100 naar keuze vanaf de af takas 17 (evenredig met ik.
8203727
V
-20- mo tor to er ent al ) of vanaf de af takas 22 (evenredig met de rijsnelheid worden aangedreven!).
Door bediening van de hydraulische cylinder 38 (fig. 2) kunnen de voorwielen worden bestuurd om de hart-5 lijnen van de pijpvormige steunen 31 die als fuseeassen dienen. De hoek waarover de voorwielen kunnen worden verzwenkt bedraagt, gerekend vanuit de in fig. 2 getekende stand die voor rechtuit rijden dient, een hoek van ongeveer 90° naar de ene zijde en een hoek van ongeveer 90° naar de 10 andere zijde, zodat een totale verzwenking van de voorwielen om de fuseeassen mogelijk is van ongeveer 180°. De geometrie van de wielbesturing door middel van de stuurplaat 36 en de stuurstangen 35 en de hefbomen 34 is zodanig dat het draaipunt van de trekker bij het uitvoeren van een bocht 15 met minimale straal binnen de buitenomtrek van de trekker is gelegen. Dit heeft een voordeel bij manoeuvres op de kopakker waarbij de grootte van het benutbare oppervlak van het bebouwde land ten gevolge van de zeer kleine draai-cirkel relatief groot zal kunnen zijn.
20 Door bediening van de hydraulische cylinder 87 kan de stand van de voorste driepuntshefinrichting 93 ten opzichte van de grond, gezien in zijaanzicht, worden gewijzigd door verzwenking om de zwenkas 78. Dit vergemakkelijkt de aankoppeling van de machines of werktuigen 25 daarin dit geval geen verstelling van aankoppelpunten zoals topstangen, noodzakelijk is en wel in combinatie met een op- of neerwaartse verschuiving van de gehele hef-inrichting 93 door middel van bediening van de cylinder 85 waarbij de balken 82, 83, 84, 90 en de aankoppelpunten 30 91, 92 door middel van de rollen 81 op en neer kunnen verschuiven. De cylinders 67 en 69 zijn vanuit de bestuurderscabine 6 -bedienbaar. Door bediening van de hydraulische cylinder 59 worden de hefbomen 56 om de as 55 verzwenkt zodat door middel van de hefarmen 57 de onderste 35 hefarmen 49 van de driepuntshef inrichting 53 vanuit de cabine 6 met kracht zowel opwaarts als neerwaarts kunnen worden bewogen.
Aandrijving van aan de hef inrichting 76 bevestigde werktuigen geschiedt door middel van de tussenas 75 (even- 8203727 .... __ ------ · ·.- ~ ï:- ' ;···ρ·· ;·. - · * * » -21- redig met de rijsnelheid) of, naar keuze, de tussenas 76 (evenredig met motortoerental), zoals hiervoor aan de hand van de aan de hefinrichting 53 bevestigde werktuigen is beschreven. Met behulp van een niet getekende snaar- of 5 kettingoverbrenging, is de zaaimachine 111 vanaf de ingaande as 125 van de rol 112 aandrijf baar, of rechtstreeks door de tussenas 75. De hoofdas 128 van de rol 112 kan worden aangedreven met een snelheid die ongeveer overeenstemt met de rijsnelheid van de trekker of een 10 iets grotere snelheid. De in de vorm van een buis uitgevoerde hoofdas 128 is voorzien van een rij snijranden 136 met dwarsgerichte uitsteeksels , welke rij zich over de gehele breedte (ongeveer 3 m) van de machine uitstrekt.
De werkzame breedte van de zaaimachine 111 en die van de 15 roterende eg 110 stemmen eveneens met deze afmeting overeen. Door aandrijving van de uitsteeksels 136 wordt niet alleen een op de voorgaande grondbewerkingsmachines aansluitende grondbewerking verkregen maar tevens een de gehele machine voortstuwende kracht die toegevoegd wordt aan de 20 door de aandrijfbare wielen uitgeoefende voortstuwings-kracht. en die is ontleend aan het aftakasvermogen zodat trekkracht van de wielen 33 en daarmee de gronddruk kleiner kan worden gekozen dan in het geval geen aandrijfbare rol aanwezig zou zijn. Bij slechte bodemomstandigheden kan de 25 rol 112 een belangrijke bijdrage aan de voortstuwing oplever en omdat bij deze aandrijving slip een veel kleinere rol speelt. Daartoe kan de radiale afmeting van de uitsteeksels relatief groot worden gekozen. Tijdens bedrijf kan de de uitsteeksels dragende buis op de grond rusten 30 en door af schrapers 137 worden schoongehouden, die aan een achter de draaibare rol gelegen, zich over de gehele breedte van de rol uitstrekkende gestelbalk 138 zijn bevestigd en vanaf de balk schuin voorwaarts en neerwaarts zijn gericht in tussen de axiaal gerichte uitsteeksels 35 aanwezige ruimten, waarbij deze af schrapers op de omtrek van de buis rusten. De snijranden steken ongeveer even hoog buiten de buis uit als de afstand tussen de snijranden bedraagt.
8 2 0 3 7 27 -22-
De bevestiging van de aan de achterste hef inrichting 53 gekoppelde machines aan de krachtbron is zodanig dat deze machines samen met de hefinrichting 53, de achterwielen 47 de dragers 45 en de balk 44 als geheel om een horizontale 5 in de rijrichting A gelegen as (de hartlijn van de buis 2) verzwenkbaar zijn ten opzichte van het overige deel van de trekker resp. krachtbron en tevens ten opzichte van de aan de voorste hefinrichting 93 bevestigde machine of machines. Het is uiteraard eveneens mogelijk om aan de voorste hef-10 inrichting 93 meerdere machines te bevestigen op dezelfde wijze als dit met betrekking tot de achterste hefinrichting 53 is getoond, De in de fig. 1-3 getoonde trekker kan een relatief laag gewicht bezitten ten gevolge van toepassing van van aluminium of andere lichtmetalen velgen 15 voorziene wielen met een relatief kleine diameter (ten hoogste 1 m), daar het wielgewicht in hoofdzaak met het kwadraat van de wieldiameter toe- resp. afneemt. Het gestel van de machine is zeer licht uitgevoerd daar het in hoofdzaak uit de buis 2 bestaat met afsteuningen 3 voor motor 20 en brandstoftank en afsteuningen 12 voor de versnellingsbak 13 en een licht gesteldeel 5 voor de cabine 6. De cabine 6 omvat wanden en een dak die van kunststof zijn vervaardigd. Op deze wijze kan worden bereikt dat het gewicht van de trekker resp. krachtbron ongeveer 2500 kg 25 of minder bedraagt. Het vermogen van de aandrijfmotor 10 kan worden beperkt tot ongeveer 100 kW.
De luchtbanden van de wielen 33 en 47 zijn lagedruk-banden voorzien van lage profileringen met een hoogte van ongeveer 3 cm. Bij het toepassen van lagedrukbanden wordt 30 het aanlegvlak van elke band op de grond aanmerkelijk breder dan de nominalebreedte van de band zodat een groot aanlegvlak op de grond wordt verkregen.
Aangezien de trekker resp. krachtbron is voorzien van a acht wielen waarvan de wielsporen elkaar niet of nauwelijks 35 overlappen wordt een groot aanlegoppervlak voor het gewicht van de trekker op de grond verkregen zodat mede door het lage gewicht van de trekker de gronddruk zeer laag is. Hier mee kan worden bereikt dat de grondstruktuur onder de trekker in tact blijft en geen nadelige gevolgen 1203727 . f -23- voor de latere plantengroei ontstaat. Bij de alternatieve opstelling van de achterwielen 47 is het mogelijk om, naast de opstelling volgens fig. 2, de trekker voor rijencultuur te gebruiken.
5 De gewichtsverdeling van de trekker is zodanig dat het grootste gedeelte van zijn gewicht op de aandrijfbare voorwielen 33 rust. Het gewicht van de motor en van de brandstofvoorraad is midden tussen de beide rijen wielen 33 en 47 opgesteld terwijl het gewicht van de versnellings-40 bak en differentieel alsmede het grootste gedeelte van het gewicht van de cabine op de voorwielen rust om een maximale trekkracht van de wielen mogelijk te maken. Tevens is de voorste hefinrichting 93 en daaraan bevestigde machines nabij de voorwielen 33 opgesteld.
15 De om de langsas van de buis 2 verzwenkbare rij achter wielen 47 en de aan de achterste hefinrichting 53 bevestigde machine zijn vrij verzwenkbaar ten opzichte van het overige deel zodat de aandrijfbare wielen 33 ten allen tijde in grondeontact blijven.
20 De opstelling van de voortstuwingsinrichting 60 die „ met een met de rijsnelheid overeenkomende omtrekssnelheid of een iets grotere snelheid wordt aangedreven maakt het mogelijk om een deel van het aftakas vermogen van de trekker voor de voortstuwing ervan te gebruiken, eventueel in com-25 binatie met de voortstuwingskracht van de aandrijfbare rol 112 en de grondfrees 94, zodat de voortstuwing niet wordt beperkt door slip van de aangedreven wielen. De voortstuwingsinrichting 60 kan onder omstandigheden de helft of meer van de benodigde voortstuwingskracht leveren; 30 de inrichting heeft ten gevolge van zijn aard en zijn centrale opstelling tevens het voordeel dat voor de inrichting geen differentieel vereist is, en kan naar wens worden in- of uitgeschakeld met behulp van de hef-middelen 69, 70. De voortstuwingsinrichting 60 kan op 35 analoge wijze eveneens tussen de binnenste voorwielen 33 worden aangebracht.
De lichte, uit bijvoorbeeld kunststof vervaardigde cabinewanden dragen tot het lage trekker ge wicht bij. De voorste drager 3 is aan zijn beide uiteinden van in op- 8203727 -24- waartse richting gerichte balken 139 voorzien die boven het cabinedak verbonden zijn door een dwarsbalk 140. De cabine is binnen de balken 139, 140 gelegen, die een veiligheidsfreem vormen.
5 Di de figuren 10 en 11 is een zeer licht alternatief veiligheidsfreem 141 voor de bestuurder getekend, dat zich vanaf de beide einden van de achterste drager 3 opwaarts uitstrekkende balken 142 omvat die ter hoogte van het gesteldeel 5 enigszins voorwaarts afbuigen (verwijzings-10 cijfer 143) en op hoogte boven de bestuurderszitplaats in horizontale en voorwaartse richting afbuigen (verwijzings-cijfer 144) tot, in zijaanzicht, ongeveer recht boven de draaiingsassen van de voorwielen. De balkdelen 143 zijn door een dwarsbalk 145 onderling star verbonden terwijl 15 het veiligheidsfreem nabij zijn voorste einde door een dwarsbalk 146, die één geheel vormt met de delen 142, 143, 144, wordt begrensd. In bovenaanzicht zijn de balkdelen 143, 144 in voorwaartse richting enigszins onderling convergerend opgesteld.. In dit uitvoeringsvoorbeeld 20 wordt de bestuurderszitplaats niet door wanden omgeven.
De voorbeschreven trekker is een krachtbron voor het aandrijven van een landbouwmachine die uit een samenstel van meerdere werktuigen kan bestaan waarbij de aard van deze werktuigen uitwisselbaar is. De trekker is een kracht-25 bron die speciaal voor de grondbewerking geschikt is.
De combinatie van krachtbron en werktuigen is zeer geschikt voor voor jaarsgrond bewerking én inzaaien op voor de winter geploegd land (in verband met de lage grond-druk), alsmede voor stoppelbewerking en voor herfst-30 grondbewerking en inzaaien.
Door het lage gewicht van de trekker ontstaat een belangrijke brandstofbesparing, in het bijzonder indien de trekker over geploegde grond wordt bewogen.
De grond wordt minder samengedrukt, waardoor de gewas-35 opbrengst wordt verhoogd. Door de vele wielen van de trekker, die in vooraanzicht een nagenoeg gesloten rij vormen, wordt losse grond gelijkmatig enigszins aangedrukt en worden wielsporen voorkomen.
Hierdoor ontstaat een trekker met een relatief laag 8203727 .-25- gewicht en derhalve lage kostprijs, zodat de gewasopbrengsten worden verhoogd terwijl minder brandstof wordt verbruikt. De trekker volgens de uitvinding, die een ommekeer brengt in de ontwikkeling in de richting van toenemend 5 eigen gewicht bij bestaande trekkers, en grondbewerking en voortstuwing mét elkaar verenigt, behoudt de grondstructuur en spaart energie.
8203727 k' . V. -
Claims (38)
1. Trekker, in het bijzonder een trekker voor land bouwdoeleinden, met een aantal wielen, met het kenmerk, dat de cabine hoofdzakelijk uit een aantal lichte delen, zoals kunststof, is vervaardigd.
2. Trekker volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de trekker van een kantelfreem is voorzien.
3. Trekker volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de cabine binnen het kantelfreem is gebouwd.
4. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met 10 het kenmerk, dat de onderrand van de beglazing van de zijwanden van de cabine aan zijn voorzijde hoger is gelegen dan nabij zijn achterzijde.
5. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de onderrand van de beglazing van de 15 zijwanden van de cabine nabij zijn achterzijde in een schuin opwaarts en achterwaarts verlopend hoekdeel van de beglazing overgaat..·'
6. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een brandstoftank van de trekker 20 uit kunststof is vervaardigd.
7· Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de trekker van wielen met lagedrukbanden is voorzien.
8. Trekker volgens conclusie 7r met het kenmerk, dat de 25 trekker acht lagedrukbanden bezit.
9. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat alle wielen een diameter van ongeveer 90 cm bezitten.
10. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met 30 het kenmerk, dat de wielen van de trekker velgen omvatten die uit aluminium of een dergelijk licht metaal zijn vervaardigd.
11. Trekker, in het bijzonder een trekker voor landbouwdoeleinden, met een aantal wielen, met het kenmerk, dat de . 35 wielen van de trekker uit aluminium of een dergelijk lichtmetaal zijn vervaardigd.
12. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat om de lichtmetalen velgen lagedrukbanden 8203727 -27- zi jn' aangebracht.
13· Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met liet kenmerk, dat de buitenomtrek van de lagedrukbanden ongeveer 90 cm bedraagt.
14. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met bet kenmerk, dat het trekkergestel, dat zich tussen de wielassen en een aandrijfmotor van de trekker uitstrekt, hoofdzakelijk uit buisvormige balken bestaat.
15. Trekker, in het bijzonder een trekker voor land- 10 bouwdoeleinden, met een aantal wielen, met het kenmerk, dat het trekkergestel, dat zich tussen de wielassen en een aandri jfmotor van de trekker uitstrekt, hoofdzakelijk uit buisvormige balken bestaat.
16. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met 15 het kenmerk, dat het gestel een zich dwars op de rijrichting uitstrekkende vierkante buis omvat, die meer dan 2 meter lang is.
17. Trekker volgens een der. voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de trekker een zich in de rijrichting 20 uitstrekkende buis omvat, die een scharnier tussen het voorste en het achterste deel van de trekker vormt.
18. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de loopwielen aan buisvormige, uit metaalplaat vervaardigde dragers zijn bevestigd. 25
19* Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de trekker van een lichte luchtgekoelde motor met een vermogen van ongeveer 100 kW of meer is voorzien.
20. Trekker, in het bijzonder een trekker voor landbouwdoeleinden, met een aantal wielen, met het kenmerk, dat de 30 trekker van een lichte luchtgekoelde motor met een vermogen van ongeveer 100 kW of meer is voorzien.
21. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de diameter van de aangedreven wielen ongeveer 90 cm bedraagt.
22. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de motor aan één zijde van de trekker is opgesteld.
23. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met 8203727 4 -28- het kenmerk, dat de trekker in verhouding tot het motorvermogen licht is uitgevoerd en van een de trekker voortstuwend werktuig is voorzien dat door een aftakas van de trekker aandrijfbaar is.
24. Trekker, in het bijzonder een trekker voor landbouwdoeleinden, met een aantal wielen, met het kenmerk, dat de trekker in verhouding tot het motorvermogen licht is uitgevoerd en van een de trekker voortstuwende werktuig is voorzien dat door een aftakas van de trekker aandrijfbaar is. 10
25* Trekker volgens conclusie 23 of 24, met het kenmerk, dat het werktuig een frees is.
26. Trekker volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de frees van tanden is voorzien die in de draairichting naar achteren zijn afgebogen. U
27» Trekker volgens conclusie 25 of 26, met het kenmerk, dat de frees een aantal cultivatortanden omvat.
28. Trekker volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat de cultivatortanden vanaf de bestuurderszitplaats verstelbaar zijn. 20
29* Trekker volgens een der conclusies 23 - 28, met het kenmerk, dat het werktuig een aangedreven rol is.
30. Trekker volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat de rol van tanden is voorzien.
31* Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met 25 het kenmerk, dat de trekker een gewicht van ongeveer 2500 kg heeft.
32. Trekker volgens èen der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de diameter van de trekkerwielen ongeveer 90 cm bedraagt 30
33* Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de trekker zowel aan zijn voorzijde als aan zijn achterzijde van een hefinrichting is voorzien.
34. Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de trekker nabij beide einden is voorzien 35 van een evenredig met het motortoerental aandrijfbare aftakas en een evenredig met de rijsnelheid aandrijfbare aftakas.
35* Trekker volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één wielstel op twee 8203727 -29- plaatsen aan een steunbalk bevestigbaar is.
36. Trekker, in bet bijzonder een trekker voor landbouwdoeleinden, met een aantal wielen, met bet kenmerk, dat ten minste één wielstel op twee plaatsen aan een 5 steunbalk bevestigbaar is.
37. Trekker volgens conclusie 35 of 36, met bet kenmerk, dat bet wielstel door middel van bouten bevestigbaar is.
38. Trekker volgens een der conclusies 35 - 37» met bet kenmerk, dat bet wielstel in één van zijn standen zodanig 10 bevestigbaar is, dat een voorwiel zicb in hetzelfde wielspoor bevindt als een achterwiel. w ·** · '9 82 0 3 7 2 t
Priority Applications (9)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8203727A NL8203727A (nl) | 1982-09-27 | 1982-09-27 | Trekker, in het bijzonder een trekker voor landbouwdoeleinden. |
DE19833334742 DE3334742A1 (de) | 1982-09-27 | 1983-09-26 | Landwirtschaftlicher schlepper |
US06/611,040 US4791996A (en) | 1982-09-27 | 1983-09-27 | Agricultural tractor with lightweight frame and front and rear wheels forming substantially continuous wheel path |
FR8315298A FR2533876B1 (fr) | 1982-09-27 | 1983-09-27 | Tracteur de structure allegee |
JP83503108A JPS59501623A (ja) | 1982-09-27 | 1983-09-27 | 農業用トラクタ |
AT0905483A AT394833B (de) | 1982-09-27 | 1983-09-27 | Landwirtschaftlicher schlepper |
GB08325746A GB2128150B (en) | 1982-09-27 | 1983-09-27 | Agricultural tractor |
PCT/NL1983/000036 WO1984001336A1 (en) | 1982-09-27 | 1983-09-27 | An agricultural tractor |
IT23011/83A IT1170224B (it) | 1982-09-27 | 1983-09-27 | Trattore a piu' ruote costituente una unita' motrice per macchine agricole, ad elevato rapporto potenza peso |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8203727A NL8203727A (nl) | 1982-09-27 | 1982-09-27 | Trekker, in het bijzonder een trekker voor landbouwdoeleinden. |
NL8203727 | 1982-09-27 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8203727A true NL8203727A (nl) | 1984-04-16 |
Family
ID=19840332
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8203727A NL8203727A (nl) | 1982-09-27 | 1982-09-27 | Trekker, in het bijzonder een trekker voor landbouwdoeleinden. |
Country Status (9)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US4791996A (nl) |
JP (1) | JPS59501623A (nl) |
AT (1) | AT394833B (nl) |
DE (1) | DE3334742A1 (nl) |
FR (1) | FR2533876B1 (nl) |
GB (1) | GB2128150B (nl) |
IT (1) | IT1170224B (nl) |
NL (1) | NL8203727A (nl) |
WO (1) | WO1984001336A1 (nl) |
Families Citing this family (11)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL8203727A (nl) * | 1982-09-27 | 1984-04-16 | Lely Nv C Van Der | Trekker, in het bijzonder een trekker voor landbouwdoeleinden. |
NL191872C (nl) * | 1983-10-03 | 1996-10-04 | Lely Nv C Van Der | Rotorkopeg, die geschikt is voor aankoppeling aan de, gerekend in de normale voortbewegingsrichting van een trekker, aan de voorzijde daar van aangebrachte hefinrichting. |
GB2322339B (en) * | 1997-02-22 | 2001-04-25 | Lansing Linde Ltd | Tractor |
JP3717428B2 (ja) * | 2001-07-19 | 2005-11-16 | 株式会社クボタ | キャビン付きトラクタ |
DE10317845A1 (de) * | 2002-04-18 | 2003-12-18 | Herbert Fettweis | Packer und Verfahren zur Verbesserung der Leistungsausnutzung und/oder Leistungsverbesserung einer Zugmaschine |
AT6439U1 (de) * | 2003-02-13 | 2003-11-25 | Rudolf Mayrhofer | Bodenbearbeitungsgerät |
US11044844B2 (en) * | 2012-06-15 | 2021-06-29 | Mauno Keski-Luopa | Maintenance and transportation method, system, and apparatus |
US9848532B2 (en) * | 2012-06-15 | 2017-12-26 | Mauno Keski-Luopa | Modular lawn maintenance machine and method |
IT201700025808A1 (it) * | 2017-03-08 | 2018-09-08 | Flavio Ferranti | Veicolo agricolo |
US10980183B2 (en) * | 2017-08-11 | 2021-04-20 | Vermeer Manufacturing Company | Self-propelled vehicles with extendable devices |
RU2696034C1 (ru) * | 2018-12-27 | 2019-07-30 | Федеральное государственное бюджетное научное учреждение "Всероссийский научно-исследовательский институт гидротехники и мелиорации имени А.Н. Костякова" (ФГБНУ "ВНИИГиМ им. А.Н. Костякова") | Комбинированный агрегат биомелиорации сильнокислых почв с рассолением и комплексной обработкой деградированных богарных земель |
Family Cites Families (28)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
BE379792A (nl) * | 1931-04-08 | |||
US2645987A (en) * | 1948-09-13 | 1953-07-21 | Lester M Brooks | Cultivator |
US2739517A (en) * | 1950-05-26 | 1956-03-27 | Eva E Roberts | Rotary plow |
US2798566A (en) * | 1953-03-23 | 1957-07-09 | Roland H Smith | Tiltable wheel assembly for motor vehicles |
US3104528A (en) * | 1959-09-08 | 1963-09-24 | Linde Eismasch Ag | Power vehicle with hydrostatic power transmission to motive and operating drives |
US3249027A (en) * | 1960-09-22 | 1966-05-03 | Hyster Co | Multiple wheel compactor |
US3570604A (en) * | 1968-11-14 | 1971-03-16 | Patrick Leo Allard | Soil penetrating implements |
US3672459A (en) * | 1970-07-01 | 1972-06-27 | Everett V Rankins | Single wheel, self-propelling attachment |
US3695374A (en) * | 1970-08-07 | 1972-10-03 | Ward T Commons | Dirigible wheel vehicle |
NL7015918A (nl) * | 1970-10-30 | 1972-05-03 | ||
US3946824A (en) * | 1974-05-28 | 1976-03-30 | Rickel Manufacturing Corporation | Chassis for a vehicle with large diameter single front wheel |
FR2299204A1 (fr) * | 1975-01-30 | 1976-08-27 | Lely Nv C Van Der | Tracteur |
NL7501075A (nl) * | 1975-01-30 | 1976-08-03 | Lely Nv C Van Der | Trekker. |
US4161991A (en) * | 1975-05-12 | 1979-07-24 | Lely Nv C Van Der | Tractors |
NL7508091A (nl) * | 1975-07-08 | 1977-01-11 | Lely Nv C Van Der | Trekker. |
FR2457208A1 (fr) * | 1975-07-08 | 1980-12-19 | Lely Nv C Van Der | Tracteur |
NL7512129A (nl) * | 1975-10-16 | 1977-04-19 | Lely Nv C Van Der | Trekker. |
DE2607396A1 (de) * | 1976-02-24 | 1977-08-25 | Mauri & C Snc | Karossieriekonstruktion aus leichtmetallegierung, insbesondere fuer transportfahrzeuge, und verfahren zu ihrer herstellung |
US4094373A (en) * | 1977-05-04 | 1978-06-13 | Crow Arthur F Jun | Method and apparatus for converting an agriculture machine to a tractor |
JPS5467914A (en) * | 1977-11-10 | 1979-05-31 | Kubota Ltd | A symmetric tractor |
GB2016395B (en) * | 1978-03-17 | 1982-10-13 | Patent Concern Nv | Rearview mirror arrangement in a tractor |
FR2443367A1 (fr) * | 1978-12-05 | 1980-07-04 | Pelsy Gilles | Engin muni d'une roue dentee de traction |
GB2046683B (en) * | 1979-03-21 | 1984-03-28 | Lely Nv C Van Der | Tractor |
DE2950779A1 (de) * | 1979-12-17 | 1981-06-25 | Michael 8000 München Zoche | Radanordnung fuer fahrzeuge |
US4350222A (en) * | 1980-03-24 | 1982-09-21 | Lutteke Martin T | Variable tread vehicle |
AT366222B (de) * | 1980-10-13 | 1982-03-25 | Steyr Daimler Puch Ag | Bodenbearbeitungsgeraet |
NL8200663A (nl) * | 1982-02-19 | 1983-09-16 | Lely Nv C Van Der | Trekker voor landbouwdoeleinden of dergelijke. |
NL8203727A (nl) * | 1982-09-27 | 1984-04-16 | Lely Nv C Van Der | Trekker, in het bijzonder een trekker voor landbouwdoeleinden. |
-
1982
- 1982-09-27 NL NL8203727A patent/NL8203727A/nl not_active Application Discontinuation
-
1983
- 1983-09-26 DE DE19833334742 patent/DE3334742A1/de not_active Withdrawn
- 1983-09-27 JP JP83503108A patent/JPS59501623A/ja active Pending
- 1983-09-27 IT IT23011/83A patent/IT1170224B/it active
- 1983-09-27 US US06/611,040 patent/US4791996A/en not_active Expired - Fee Related
- 1983-09-27 FR FR8315298A patent/FR2533876B1/fr not_active Expired
- 1983-09-27 AT AT0905483A patent/AT394833B/de not_active IP Right Cessation
- 1983-09-27 WO PCT/NL1983/000036 patent/WO1984001336A1/en unknown
- 1983-09-27 GB GB08325746A patent/GB2128150B/en not_active Expired
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
IT1170224B (it) | 1987-06-03 |
US4791996A (en) | 1988-12-20 |
JPS59501623A (ja) | 1984-09-13 |
FR2533876B1 (fr) | 1988-07-22 |
FR2533876A1 (fr) | 1984-04-06 |
AT394833B (de) | 1992-06-25 |
DE3334742A1 (de) | 1984-03-29 |
ATA905483A (de) | 1991-12-15 |
GB2128150B (en) | 1986-08-06 |
GB8325746D0 (en) | 1983-10-26 |
IT8323011A0 (it) | 1983-09-27 |
GB2128150A (en) | 1984-04-26 |
WO1984001336A1 (en) | 1984-04-12 |
IT8323011A1 (it) | 1985-03-27 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US4184551A (en) | Steering device for row crop cultivator | |
NL8203654A (nl) | Trekker, in het bijzonder een trekker voor landbouwdoeleinden. | |
NL8203727A (nl) | Trekker, in het bijzonder een trekker voor landbouwdoeleinden. | |
US4027733A (en) | Weed pulling machine | |
US4679634A (en) | Apparatus for extending the frame of a tractor | |
NL8501109A (nl) | Landbouwwerktuig. | |
NL8203655A (nl) | Trekker, in het bijzonder een trekker voor landbouwdoeleinden. | |
US5343972A (en) | Belly mount tractor | |
NL8300732A (nl) | Trekker, in het bijzonder een trekker voor landbouwdoeleinden. | |
NL8203726A (nl) | Trekker, in het bijzonder een trekker voor landbouwdoeleinden. | |
GB1580917A (en) | Hitch attachment | |
NL8203657A (nl) | Trekker, in het bijzonder een trekker voor landbouwdoeleinden. | |
NL8203658A (nl) | Landbouwmachine met aankoppelpunten ter bevestiging aan een trekker. | |
GB2137462A (en) | Soil cultivating implement | |
NL8203656A (nl) | Trekker, in het bijzonder een trekker voor landbouwdoeleinden. | |
US4136741A (en) | Soil cultivating implement | |
NL9101361A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
EP0182437B1 (en) | Tractor | |
NL8203047A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
US2082554A (en) | Lister | |
US3237700A (en) | Rear-mounted rotary hoe | |
EP0432815A2 (en) | An agricultural machine | |
NL8602972A (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
FR2622760A1 (fr) | Tracteur agricole muni de pneumatiques bas | |
NL9201671A (nl) | Ploeg. |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A85 | Still pending on 85-01-01 | ||
BV | The patent application has lapsed |