NL8203229A - Wand en wandelelment. - Google Patents

Description

* ψ é P Kon/HPJS/1

Wand en wandelement.

De uitvinding betreft een wand, in het bijzonder een grondkerende, geluidwerehde en/of afschermende wand, omvattende zich tussen staande stijlen uitstrekkende, liggende regels.

5 Een dergelijke wand is bekend. Deze wand wordt ter plaatse van de muur uit diverse losse onderdelen, onder andere de stijlen en de regels, opgebouwd. Het uit losse onderdelen opbouwen van een wand is een arbeidsintensief en tijdrovend proces.

10 De uitvinding beoogt een met betrekking tot bovengenoem de nadelen verbeterde wand te verschaffen. Dit wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt, doordat tenminste twee stijlen en tenminste twee zich tussen deze stijlen uitstrekkende regels een roostervormig, monolitisch wandelement vormen.

15 De tijd en kosten voor het opbouwen van de wand volgens de uitvinding bestaan slechts uit het ter plaatse samenvoegen van de monolitische wandelementen.

De wandelementen behoeven niet op een reeds aangebrachte fundering geplaatst te worden, indien een met ballast, in het 20 bijzonder grond, belastbare regel als funderingsplaat vast met het wandelement is verbonden.

Een verschuiving van het wandelement volgens de uitvinding in dwarsrichting ervan wordt voorkomen, indien een staande ankerplaat vast met het wandelement is verbonden.

25 De wand volgens de uitvinding kan bijvoorbeeld als ge-luidwerende wand worden gebruikt, indien de wand is opgebouwd uit ruggelings ten opzichte van elkaar opgestelde wandeleraen-ten.

Indien de funderingsplaat is verbreed, is het wandele-30ment bruikbaar als grondkering.

De uitvinding betreft en verschaft tevens een wande^e-ment voor het vormen van een wand.

Genoemde en andere kenmerken zullen aan de hand van een tekening worden verduidelijkt. In de tekening stellen voor: 8203229 r ' .-2- figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een wandelement volgens de uitvinding; figuur 2 en 4 elk een perspektivisch aanzicht van een door wandeleraenten volgens de uitvinding gevormde, grondke-5 rende respectievelijk geluidwerende wand; figuur 3 een doorsnede over de lijn III-IIÏ uit figuur 1; figuur 5 een doorsnede over de lijn V-V uit figuur 4; figuur 6 een variant van de in figuur 5 getoonde door-10 snede; figuur 7 een doorsnede over de lijn VII-VII uit figuur 4; figuur 8 op kleinere schaal een met figuur 7 overeenkomende doorsnede van een andere geluidwerende wand; 15 figuur 9 op grotere schaal een perspektivisch aanzicht van detail IX uit figuur 8; figuur 10 een variant van detail X uit figuur 9; figuur 11 op kleinere schaal, schematisch, een gietmal van het wandelement van figl3; en 20 figuur 12 een variant van de in figuur 8 getoonde wand.

Figuur 1 toont een roostervormig, monolitisch wandelement 1 volgens de uitvinding. Het wandelement 1 wordt gevormd door verticaal opgestelde stijlen 2a en 2b en zich tussen de stijlen 2a en 2b horizontaal uitstrekkende regels 3. Een met 25 ballast 4, in het bijzonder grond 4, belastbare regel 5 is als funderingsplaat 5 vast met het wandelement 1 verbonden en strekt zich tussen ondereinden 6 van de stijlen 2a uit. De vormstijfheid van het wandelement 1 is vergroot, doordat de stijlen 2a tevens via zich in achterwaartse richting van deze 30 stijlen 2a uitstrekkende schoren 17 met de funderingsplaat 5 zijn verbonden. Een zich tussen de stijlen 2a uitstrekkende, staande ankerplaat 7 is met deze stijlen 2a alsook met de funderingsplaat 5 vast verbonden. De lengte ai van de funderingsplaat 5 is kleiner dan de lengte b van het wandelement 35 1, waardoor uitkragende delen 8 van het wandelement 1 zich zijdelings van de funderingsplaat 5 uitstrekken. De mate, waarin de lengte a van de funderingsplaat 5 kleiner is dan de lengte b van het wandelement 1, is ondermeer afhankelijk van de draagkracht van de bodem 11 en de horizontale stabiliteit. 40 Figuur 2 toont een door wandelementen 1 gevormde, grond 8203229 /,Αφ*·" iw "· ' ··“ ; s · ' r 1 . -3- 4 kerende wand 9. De funderingsplaat 5 en de ankerplaat 7 zijn onder het maaiveld 10 in de bodem 11 aangebracht. De middels de wand 9 gekeerde grond 4 strekt zich tot in roos-terdoorlaten 12 van het roostervormige element 1 uit. De zich 5 in de roosterdoorlaten 12 bevindende grond 4 is begroeid met planten 13.

Doordat een deel 14 van een zichtvlak 15 van de regel 3 voorover helt (figuur 3), wordt een deel van zich in de richting van de pijl 16 naar de wand 9 toe voortplantend geluid 10 door de hellende delen 14 van de regels 3 in de richting van de pijl 51 naar de bodem 11 toe gereflecteerd en in de bodem 11 geabsorbeerd. Een ander deel wordt in de zich in de roosterdoorlaten 12 bevindende grond 4 geabsorbeerd. Hierdoor wordt een aanmerkelijke geluidsreductie verkregen.

15 Het wandelement 1 is bij voorkeur terrasvormig opge bouwd.

Een deel 18 van een gronddragend draagvlak 19 van de regels 3 loopt in achterwaartse richting af. Hierdoor wordt onder andere een achterwaartse .afwatering verkregen.

20 Ter plaatse van de verticale verankeringsplaat 7 zijn steunberen 55 als deel van de stijlen 2 aanwezig.

Figuur 4 toont een uit ruggelings ten opzichte van elkander opgestelde wandelementen 20 opgebouwde, met grond 4 gevulde, geluidwerende wand 21. De naast elkaar staande, een 25 stompe hoek c tussen hun zichtvlakken 15 insluitende wandelementen 20 zijn via de uitkragende delen 22 met elkaar verbonden. In het uitvoeringsvoorbeeld, zoals getoond in figuur 4 en 5, zijn voegvlakken 23 van de uitkragende delen 22 afgeschuind. Eventueel kunnen de afgeschuinde voegvlakken 23 raid-30 dels spanorganen 50 op elkaar zijn vastgetrokken.

Een geluidwerende wand 21 onderscheidt zich van een grondkerende wand 9, in het feit, dat de grond 4 in de geluidwerende wand 21 aan twee zijden door wandelementen 20 wordt begrensd, waarbij de breedte d van de wand 21 in het 35 algemeen kleiner is dan de hoogte e van de wand 21.

In figuur 6 zijn de een stompe hoek £ tussen de zichtvlakken 15 insluitende wandelementen 24 via de stijlen 25 en 26 met elkaar verbonden. De voegzijden 27 van de stijlen 25 en 26 zijn voorzien van complementaire, tegen onderlinge kan-40 teling in langsrichting van de wand 21 borgende koppelelemen-ten 28, De complementaire koppelelementen 28 zijn aangepast 8203229 -4- 4 * aan de hoek £ tussen de zichtvlakken 15 van de wandelementen 24.

Figuur 7 toont, dat de in achterwaartse richting aflopende delen 18 van de gronddragende draagvlakken 19 van de 5 regels 3 van de ruggelings ten opzichte van elkaar opgestelde wandelementen 20 trechters 29 vormen. Hierdoor kan de wand 21 gemakkelijk met grond 4 gevuld worden.

Figuur 8 toont een uit gestapelde wandelementen 20 en 30 en het verbindingselement 32 opgebouwde wand 31. Via het ver-10 bindingselement 32 zijn de onderling ruggelings opgestelde en ten opzichte van elkaar gestapelde wandelementen 20 en 30 via hun boveneinden 33 respektievelijk ondereinden 34 onderling en met elkaar verbonden. Het verbindingselement 32 is aan zijn onderzijde 35 voorzien van nokken 36 en 37. De nokken 36 15 grijpen in de in het boveneinde 33 van de stijlen 2 van de wandelementen 20 aangebrachte uitsparingen 38, terwijl de nok 37 achter de stijlen 20 aangrijpt. Zodoende wordt een afstand tussen de wandelementen 20 verzekerd. Elk van de beide wandelementen 31 is voorzien van een nok 41, die in een aan 20 de bovenzijde 39 van het verbindingselement 32 aangebrachte uitsparing 40 grijpen. Door de in de wand 31 te brengen grond 4 worden de wandelementen 31 buitenwaarts gedrukt en wordt door de in de uitsparing 40 grijpen nokken 41 een afstand £ tussen de wandelementen 31 verzekerd. Via een boveneinde 42 25 van elk van de beide wandelementen 31 zijn deze middels een koppélelement 43 gekoppeld. Het koppelelement 43 is voorzien van nokken 44, die in de in de boveneinden 42 van de wandelententen 31 aangebrachte uitsparingen 45 grijpen. Doordat de wandelementen 20 en 30 middels het verbindingselement 32 zo-30 wel in verticale als in horizontale richting met elkaar zijn gekoppeld, ontstaat een goede vormstijvé wand 31.

Het koppelelement 43 is voorzien van een zich in langs-richting van de wand 31 uitstrekkende, smalle ligger 46. Overeenkomstig de getoonde situaties in de figuren 9 en 10 35 kan een bovenzijde 47 van de wand 31 met het koppelelement 43 ten dele respektievelijk met het koppelelement 48 geheel worden afgesloten.

Figuur 12 toont een variant van de in figuur 8 getoonde wand 31. De wand 56 uit figuur 12 omvat via het verbindings-40 element 32 onderling en met elkaar verbonden, gestapelde 8203229 * ••Hr:*.; ·· - -'*0?. '

'V

-5- wandelementen 30 en 57. Het wandelement 57 omvat twee zich tussen de verticaal opgestelde stijlen 2a horizontaal uitstrekkende regels 3 en 5. De regel 5 is als een met ballast 4, in het bijzonder grond 4, belastbare funderingsplaat 5 5 uitgevoerd. Bij het plaatsen van de wand 56 wordt, overeenkomstig de situatie in figuur 2, van elk van de beide wand-elementen 57 het ondereinde 6 van de stijlen 2a en de als funderingsplaat 5 uitgevoerde regel 5 onder het maaiveld 10 in de bodem 11 aangebracht.

10 In verband met het transport van de wandelementen 1.20.24.30.57 vanaf de fabrikageplaats naar de plaats waar de wand wordt opgebouwd, is de hoogte van de wandelementen 1.20.24.30.57 beperkt, vanwege de van overheidswege gestelde maximum hoogte aan een wegtransport (4, Om). Bij gebruik van 15 een oplegger, welke is voorzien van een op 0,7 m boven de weg liggende laadvloer, mag de hoogte van het wandelement 1.20.24.30.57 maximaal 3,50 m bedragen. Door stapeling van de wandelementen 20,31 en 57 kan een wand van iedere gewenste hoogte gebouwd worden. De lengte b van de wandelementen 20 1,20,30 is minder kritisch, omdat eventueel de uitkragende delen 8 van het wandelement 1,20,30,57 zich over de wielen van de oplegger heen kunnen uitstrekken.

Het wandelement wordt bij voorkeur van gewapend beton gemaakt. Eventueel is het mogelijk het wandelement uit andere 25 materialen, zoals gewapend plastic, aluminium en dergelijke, te vervaardigen.

Het wandelement 1,20,24,30,57 volgens de uitvinding kan in één bewerking worden gegoten. In figuur 11 wordt een slechts uit twee gietmaldelen 52 bestaande gietmal 53 voor 30 het wandelement 1 getoond. Middels een streeppuntlijn 49 is een deling 49 tussen de beide gietmaldelen 52 aangegeven. De gietmaldelen 52 kunnen in horizontale richting, in de richting van dubbelpijlen 54, ten opzichte van elkaar bewogen worden.

8203229

Claims (12)

1. Wand (9,21,31,56), in het bijzonder een grondkerende, geluidwerende en/of afschermende wand, omvattende zich tussen staande stijlen (2) uitstrekkende, liggende regels (3), met het kenmerk, dat tenminste twee stijlen (2) en tenminste twee 5 zich tussen deze stijlen (2) uitstrekkende regels (3) een roostervormig, monolitisch wandelement (1,20,24,30,32,57) vormen.

2. Wand (9,21,31,56) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een met ballast (4), in het bijzonder grond (4), 10' belastbare regel (5) als funderingsplaat (5) vast met het wandelement (1,20,57) is verbonden.

3. Wand (9,21,31,56) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat een staande ankerplaat (7) vast met het wandelement (1,20,57) is verbonden.

4. Wand (31,56) volgens één van de voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat de wand (31) op elkaar gestapelde wandelementen (20,30,57) omvat.

5. Wand (21,31,56) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de wand (21,31,56) is opgebouwd 20 uit ruggelings ten opzichte van elkaar opgestelde wandelementen (20,24,30,57).

- 6. Wand (21,31,56) volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat middels tenminste één verbindingselement (32) de ruggelings ten opzichte van elkaar opgestelde wandelementen 25 (20,30,57) onderling zijn gekoppeld.

7. Wand (9,21,31,56) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tenminste een deel (14) van een zichtvlak (15) van de regel (3) voorover helt en dat tenminste een deel (18) van een gronddragend draagvlak (19) van de 30 regels (3) in achterwaartse richting afloopt.

8. Wand (9,21,31,56) volgens één van de conclusies 2-8, met het kenmerk, dat een lengte a van de funderingsplaat (5) kleiner is dan een lengte b van het wandelement (1,20).

9. Wand (9,21,31,56) volgens conclusie 8, met het ken-35 merk, dat naast elkaar staande, een hoek £ tussen beide zichtvlakken (15) insluitende wandelementen (1,20) via een 8203229 . -7- uitkragend deel (8,22) van tenminste één van de beide wand-elementen (1,20) met elkaar zijn verbonden.

10. Wand (9) volgens één van de conclusies 2-9, met het kenmerk, dat de funderingsplaat (5) zo breed is, dat het 5 wandelement (1) bruikbaar is als grondkering.

11. Wand (9,21,31,56) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het wandelement (1,20,30) terrasvormig is gevormd.

12. Wandelement (1,20,24,30,57) voor het vormen van een 10 wand (9,21,31,56) volgens één van de conclusies 1-11. 8203229