NL8203010A - Schakeling voor een luidsprekende telefooninrichting. - Google Patents

Description

·* ^ I VO 3570

Schakeling voor een luidsprekende telefooninrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een luidsprekende telefooninrichting volgens de aanhef van conclusie 1.

Een luidsprekende telefooninrichting moet het telefoneren mogelijk maken zonder gebruik te maken van de telemicrofoon. Daar-5 voor vordt de gehoorketen van de telefoon vervangen door een ontvangst-versterker en een luidspreker, en de spreekketen door een zendversterker en een microfoon. De overgang van de vierdraadsoverdraging in het zenden ontvangstdeel naar de tveedraadsoverdraging van de aansluitleidingen geschiedt volgens een vorkschakeling. Beide signaalvegen zijn door de 10 vorkovergangsdemping ontkoppeld. De vorkovergangsdemping hangt af van de aanpassing van een lijnnabootsing aan de aansluitleiding en zodoende van de betreffende verbinding.

Door de eis, dat een bepaalde vaarde van de equivalente demping van het zenden, bijvoorbeeld + 12 dB, niet mag vorden overschre-15 den, en in de ontvangstrichting een zo hoog mogelijke geluidsterkte moet vorden bereikt, kan een door de daarvoor vereiste versterkingen in het zend- en ontvangstkanaal van de luidsprekende telefooninrichting bepaald terugkoppelingsfluiten ontstaan. Omdat een vergroting van de vorkovergangsdemping door aanpassing van de lijnnabootsingen aan de van de verbin-20 ding afhankelijke leidingimpedantie slechts moeilijk is te vervezen- lijken, vorden spraakbesturingen toegepast, die het zend- en ontvangstkanaal van de luidsprekende telefooninrichting in tegengestelde richtingen openen of dichtdrukken.

Bij het volledig bij- en afschakelen van de signaalve-25 gen van de luidsprekende telefooninrichting, gaat de van de telemicrofoon gevend zijnde mogelijkheid van duplexverking verloren, en ontstaat een zuivere terugspreekverking. Dit vordt in het bijzonder door de deelnemer zonder luidspreker als storend ondervonden. Hij heeft de indruk te spreken in een "dode leiding". Omgekeerd hoort de deelnemer zonder 30 luidspreker bij gelijktijdig volledig geopende zend- en ontvangstkanalen via de demping over de afstand door de lucht een echo van de eigen stem.

Schakelingen voor in spraakgestuurde luidsprekende telefooninrichtingen zijn bekend. Het Duitse "Auslegeschrift” 2.1*39· 7^0 - toont bijvoorbeeld een inrichting voor in spraakgestuurde luidsprekende ^ 82 0 3 0 1 0 V.

f ί» 2 telefoontoestellen, welke inrichting de stuurcriteria voor het bij- en afschakelen van de dempingsorganen afleidt uit de overdrachtsniveaus van de spreeksganrting,jen een gedeeltelijk schakelen van de dempingsorganen waarborgt. Voor elk spreekkanaal en elke spreekrichting is een aantal 5 dempingsorganen nodig om dempingsslagen in kleine stappen te bereiken.

Het Duitse "Auslegeschrift'' 2.71^.132 beschrijft een luidsprekend telefoontoestel, dat voor het dempen van het zendkanaal een schakelaar heeft met- een aantal schakelstanden, welke schakelaar eveneens de instelling mogelijk maakt van bepaalde dempingsslagen. tO Verder blijkt uit het Duitse ,,Auslegescbrift', 2.710.816, dat voor elk kanaal afzonderlijk stuurversterkers voor het schakelen van dempingsorganen worden toegepast, waarbij het oversturen van de luidspreker en zodoende ook het omzetten vanuit de ontvangst- in de zend-werking,. wordt voorkomen.

15 Deze bekende inrichtingen vereisen een grote investe ring aan dempingsorganen, alsmede instelorganen, die gedeeltelijk tijdens een bestaande verbinding moeten worden bediend. Verder zijn een snel herkennen van een spraaksignaal, een betrouwbaar herkennen van de spraakrichting, een voortdurend doorschakelen tijdens een gesprek en een 20 omzetten zonder vertraging bij een directe gesprekswisseling tussen de deelnemers en lage aamspreekdreïnpels van de spraakbesturing noodzakelijk. Op grond van de onvolledige ontkoppeling van de overdragingswegen van de bekende luidsprekende telefooninrichtingen, ontstaat uit het overschrijden van de aanspreekdrempel nog geen duidelijk spreekrichtingssignaal.

25 Enerzijds komt het zendsignaal via de vorkovergangsdemping in het ont-' vangstdeel en overschrijdt daar de aanspreekdrempel, waarbij anderzijds het van de luidspreker af gestraalde ontvangstsignaal en een spraaksignaal van de gebruiker, voor wat betreft het overdrachtniveau niet te onderscheiden van het zenddeel.

30 Aan. de uitvinding ligt de opgave ten grondslag een luidsprekende telefooninrichting te verschaffen, die de echo zoveel mogelijk onderdrukt, een betrouwbaar herkennen van de spreekrichting mogelijk maakt, een praktisch zonder vertraging omzetten bij spraakrichtings-wisseling en een doorlopend overdrachtsniveauverloop in de doorgeschakel-35 de toestand van de luidsprekende telefooninrichting, waarborgt.

Deze opgave is opgelost door de schakeling volgens de 82 0 3 0 1 0 £Γ * 3 uitvinding, zoals deze is omschreven in de onderscheidende kenmerken van de conclusies.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin:. - 5 Fig. 1 een hlokschakelschema toont van de luidsprekende telefooninrichting, en fig. 2 de schakeling van de vork toont.

Voor de subjectieve gehoorindruk zijn de overgangs-niveausslagen in de zend- en ontvangstrichting verschillend. Voor de onto derhavige luidsprekende telefooninrichting zijn drie bepaalde overgangs-niveauslagen respectievelijk bedrijfstoestanden voorzien, waarbij de hierna gegeven overgangsniveaus ook andere, echter exact drie vaste waarden kunnen hebben. Bij het zenden wordt de zendversterking ten opzichte van de rustversterking van het zenddeel met 9 dB verhoogd, waarbij de 15 ontvangstversterking ten opzichte van de rustversterking van het ontvangst deel met 12 dB wordt verlaagd. Hierbij wordt de verhoging van de zendversterking bewust kleiner gehouden dan de verlaging van de ontvangstversterking, Een eventueel even hoge slag van de zendversterking als die van de verlaging van de ontvangstversterking zou duidelijk hoorbaar zijn 20 voor de andere telefoondeelnemer.

De ontvangsttoestand van de luidsprekende telefooninrichting is gekenmerkt door het verhogen van de ontvangstversterking met 12 dB bij een. tezelfdertijd verlagen van de zendversterking met 12 dB. Zodoende wordt de echo voor de andere telefoondeelnemers bij het om-25 zetten van ontvangstwerking in de ruststand, constant met een bepaald bedrag, bijvoorbeeld 12 dB, gedempt.

De zend- en ontvangstwerkingen worden door de spraak-besturing ingesteld vanuit de ruststand na het onderkennen van een spraak-overgangsniveau en de spreekrichting, .zoals hierna aan de hand van het 30 hlokschakelschema volgens fig. 1 nader wordt toegelicht.

Tijdens een gesprekspauze neemt de luidsprekende telefooninrichting de ruststand in, waarin de zendversterking met 9 dB. wordt verlaagd tot de rustwaarde, en de ontvangstversterking de waarde.-12 dB . aanneemt. Hierbij is de met 9 dB verlaagde zendversterking van de luid-35 sprekende telefooninrichting voldoende voor het voeren van een gesprek met de andere telefoondeelnemers, zodat de afstand tussen de luidsprekende 8203010 * « \· deelnemer en de microfoon M van de luidsprekende telefooninrichting zonder verlies van het gesprekscontact veranderlijk kan zijn. Een directe overgang van de zendverking in de ontvangstwerking is alleen mogelijk bij een directe gesprekswisseling.

5 De zendversterking wordt uitgevoerd door twee schakel- versterkers SV1, SV2, waarvan de versterkingen door binaire stuursignalen zijn om te zetten tussen twee waarden. De eerste schakelversterker SV1 tussen de waarden T! en VI - 12 dB, en de tweede schakelversterker SV2 tussen de waarden V2 + 9 dB en V2.

10 De regelversterkers RV1, RV2, RV3 werken als overdrachts- niveauregelaars met een begrensde overdrachtsniveauslag. Door een aangepaste bemeting kunnen de aanspreekdrempel, de aanspreektijdconstante en de houdtijdconstante van deze trappen onafhankelijk van elkaar worden ingesteld.

15 De tweede regelversterker RV2 dient voor het vereffenen van de demping in de ontvangstwerking. De overdracht sniveauslag bedraagt bijvoorbeeld 20 dB. De aanspreektijdconstante is betrekkelijk groot gekozen om het dichtdrukken van het ontvangstkanaal door kortstondige piekoverdrachtsniveaus te voorkomen.

20 Met een grote houdtijdconstante van bijvoorbeeld 10 s.

ontstaat een regelmatig overdrachtsniveauverloop in. de ontvangstrichting. Voor het instellen van de ontvangstgeluidsterkte kan de versterking van de instelversterker EV in een bepaald bereik traploos of door een scha-kelversterker, die via een toets wordt gestuurd, in een aantal trappen 25 worden veranderd.

Het zendsignaal voor de spraakbesturing wordt achter de eerste schakelversterker SV1 afgenomen. In de ontvangstwerking dempt de eerste schakelversterker SV1 dit signaal met 12 dB. De eerste regelversterker RV1 dient voor het ramen van ruis in de zendrichting. Bij een 30 luide storende ruis aan de.zijde van de luidsprekende deelnemer, wordt de aanspreekdrempel van de eerste regelversterker RV1 overschreden en de versterking verlaagd. Daaruit vloeit een verminderde aanspreekgevoelig-heid voort van de spraakbesturing in de zendrichting. Als gevolg van een grotere tijdconstante in de regelketen vormt de trap een gemiddelde waar-35 de van de ruimteruïs. Teneinde ook bij een dichtgedrukte eerste regelversterker RV1 het doorschakelen in de zendverking te waarborgen, is de 8203010 tr «* 5 overdrachtsniveauslag "begrensd op 9 dB.

Bij het in werking stellen van het eerste dempingsorgaan DG1 respectievelijk het tweede dempingsorgaan DG2 in de ontvangst-versterker, worden de overdrachtsniveaus elk met 12 dB verminderd. Aan de 5 ontvangstzijde bewerkt de spraakbesturing twee in de signaalweg verschillend gedempte signalen. Het eerste ontvangstsignaal wordt achter het eerste dempingsorgaan DG1 afgehomen. en komt voor wat "betreft de bewerking daarvan overeen met het signaal aan de zendzijde. Afhankelijk van het ontvangen overdrachtsniveau regelt de derde regelversterker RV3 de 10 aanspreekgevoeligheid van de spraakbesturing in de ontvangstrichting.

De overdrachtsniveauslag is hierbij begrensd op 12 dB.

Het tweede ontvangstsignaal wordt achter de eindtrap ES af genomen. Het overdrachtsniveau daarvan is zodoende afhankelijk van de stand van de geluidsterktepotentiometer van de instelversterker EV 15 en van de schakeltoestand van het tweede dempingsorgaan DG2.

In het bloksehakelschema volgens fig. 1 is de spraakbesturing gesymboliseerd door de overdrachtsniveaudetectoren PD1, PD2, PD3 en de roosterorganen Gl, G2, G3.

Zoals reeds in de aanhef vermeld, zijn een snel her-20 kennen van een spraaksignaal, van. de spreekrichting, een doorlopend doorschakelen tijdens een gesprek en een omzetten zonder vertraging bij directe gesprekswisseling, de belangrijkste eisen aan de spraakbesturing.

Teneinde een betrouwbaar herkennen van de spreekrichting te waarborgen, wordt een tijdsvolgorde vastgelegd van de schakelwerkin-25 gen van de overdrachtniveaudetectoren PD1 - PD3, en een onderlinge gren-deling uitgevoerd van de bedrijfstoestanden van de luidsprekende tele-fooninrichting. In de spraakbesturing worden het zendsignaal aan de eerste overdrachtsniveaudetector PD1, het eerste ontvangstsignaal aan de tweede overdrachtsniveaudetector FD2 en het tweede ontvangstsignaal aan 30 de derde overdrachtsniveaudetector PD3 toegevoerd. De over dracht sniveaudetectoren PD1 - PD3 wekken binaire uitgangssignalen op. Ha het overschrijden van de drempelspanning verschijnt een logische "1,T aan de uitgang van de betreffende overdrachtniveaudetector PD. Hierbij spreekt de betreffende overdrachtnivaudetector vertraagd aan, waarbij de vertra-35 ging afhankelijk aan van de aanspreektijdconstante tA daarvan. Wanneer de spanning onder de drempelspanning blijft, verschijnt na een door de 8203010...........

w '· β houdtijdconstante bepaalde vertragingstijd een logische "0'r aan de uitgang ran de orerdrachtsniveaudeteetor PD. De aanspreektijdconstanten tA ran de overdrachtsniveaudetectoren PD1 - PD3 zijn zodanig vastgelegd, dat zij voldoen aan de ongelijkheid tA3 4* tA1 < tA2.

5 In de ruststand ligt zonder het aanwezig zijn ran een zend- of· ontrangstsignaal, een logische "0" aan de uitgang ran elke over-drachtsnireaudetector PD1...PD3. De stuuruitgangen S, E voor de luidsprekende telefooninrichting nemen de toestand S=Q, E=Q aan (fig. 1).

Bij het bijschakelen van de microfoon M overschrijdt TQ het. zendsignaal de drempel in de eerste orerdrachtsniveaudeteetor PD1. Tezelfdertijd komt het spraaksignaal via de vorkschakeling GA in het ontvangstdeel van de luidsprekende telef ooninrichting en stelt daar de tweede orerdrachtsniveaudeteetor PD2 in werking. In de ruststand en in de zendwerking wordt het tweede ontrangstsignaal met 12 dB gedempt door 15 het dempingsorgaan DG2. De aanspreekdrempel in de derde overdrachtniveau-detector PD3 is zodanig bemeten, dat deze ook bij een ongunstige rork-orergangsdemping vanuit het zenddeel niet kan worden overschreden. Zodoende blijft het eerste roosterorgaan G1 in het aangesproken bedrijfs-geral, voortdurend geopend.

20 Bij het tezelfdertijd in werking stellen van de eerste en tweede overdrachtsniveaudetectoren PD1, PD2 brengt de door tA1 < tA2 gegeven tijdsvoorrang van de eerste orerdrachtsniveaudeteetor PD1 een betrouwbare omzetting tot stand van de ruststand S=0, E=0 in de zendwerking S=1, E=0. Door de grendeling van het derde roosterorgaan G3 blijft 25 de zendwerking behouden onafhankelijk van de uitgangstoestand van de tweede orerdrachtsniveaudeteetor PD2 totdat de uitgang van de eerste over-drachtsniveaudetector PD1 een logische "0” heeft.

In de - zendwerking worden aan de ingang van het ontvangst-kanaal de ontvangst signalen met 12 dB gedempt door het eerste dempings-30 orgaan. DG1. Op grond van deze aanvullende demping is het via de vorkschakeling GA in de ontvangstversterker E7 komende zendoverdrachtsniveau niet langer voldoende om de tweede orerdrachtsniveaudeteetor PD2 in werking te stellen. In de zendrichting wordt zodoende alleen tussen de be-drijfstoestanden van zendwerking en ruststand onderscheiden met een ver-35 sterkingsslag van 9 dB.

Het via de vorkschakeling GA komende signaaloverdrachts-niveau van de andere deelnemer overschrijdt daarentegen ook tijdens de .......8 2 0 3 0 1 0 '#· % τ zendwerking van de luidsprekende telefooninrichting, de drempelspan-ning aan de zijde van de ontvangst van de tweede overdrachtsniveaudetector PD2 en stelt deze in werking. Reeds kortstondige onderbrekingen in het uitgangssignaal van de eerste overdrachtsniveaudetector PD1 leiden 5 dan via de ontgrendeling van het derde roosterorgaan G3 tot het direct ontzetten- vanuit de zendwerking· S*1, E=0 in de ontvangstwerking S=0, E=1.

Een directe spreekrichtingswisseling is ook mogelijk bij de overgang vanuit de ontvangstwerking in de zendwerking. Dit verloopt in beginsel op gelijke wijze. Hierbij wordt het tussendoor spreken van beide deelnemers 10 in gelijke mate vereenvoudigd, zolang de derde overdrachtsniveaudetector PD3 buiten werking gesteld blijft.

Bij goede verbindingen bereiken het vanaf de luidspreker L gestraalde ontvangstsignaal en het spraaksignaal van de luidsprekende deelnemer nagenoeg gelijke overdrachtsniveauwaarden. Het ontvangst-15 signaal kan dan de eerste overdrachtsniveaudetector PD1 aan de zijde van het zenden vanuit de ruststand in werking stellen. In dit bedrijfs-geval wordt een foutief omzetten, in de ontvangstrichting. voorkomen door de derde overdrachtsniveaudetector PD3.

De bemeting van de aanspreekdrempel van de derde over-20 drachtsniveaudetector PD3 komt voort uit het voor het in werking stellen van de eerste overdrachtsniveaudetector PD1 benodigde ontvangstover-drachtsniveau. Op grond van de voor een luidsprekende telefooninrichting vereiste zekerheid tegen fluiten (ketenversterking < 1) kan deze over-drachtsniveauwaarde alleen worden overschreden door ontvangstsignalen.

25 Hierbij worden de overdrachtsniveaudetectoren PD1.....PD3 tezelfdertijd in werking gesteld. Het omzetten van de overdragingskanalen vloeit voort uit de tijdsvolgorde van de overdrachtsniveaudetectorsignalen. Op grond van de voorrang tA3 ^ tA1 wordt eerst het eerste roosterorgaan G1 en zodoende het signaal van de eerste overdrachtsniveaudetector PD1 dichtge-30 drukt. Aansluitend stelt de tweede overdrachtsniveaudetector PD2 de ontvangstwerking S=0, E=1 in.

Omdat het overschrijden van de aanspreekdrempel van de derde overdrachtsniveaudetector PD3 noodzakelijkerwijze leidt tot het omzetten in de ontvangstrichting, krijgt de andere deelnemer voorrang ten 35 opzichte van de luidsprekende deelnemer.

______ Het bedrijfsgedrag van de luidsprekende telefooninrich- 810 3 910 “ '.........

J V

8 ting is wezenlijk afhankelijk van het aanhouden van de overdrachtsniveau-slagen in de overdragingskanalen en de aanspreekdrempels in de spraak-"besturing. Teneinde de voeding mogelijk te maken uit de aansluitleidin-gen a, b, is tevens het zoveel mogelijk verminderen nodig van de rust-5 stroomopneming van de gehele luidsprekende telefooninrichting. Om deze reden worden versterkers met een lage voedingswerking in de signaalweg toegepast. Het omzetten respectievelijk regelen van de versterking van . afzonderlijke trappen wordt gestuurd door H-kanaal-veldeffecttransistoren.

Als. eindtrap wordt een geïntegreerde schakeling toe- 1.0 gepast, die zich door een kleine rust stroom en lage kosten onderscheidt van de uitwendige schakeling. Achter de uitgang van de eindtrap wordt het overdracht sniveau van de luidspreker L met 6 dB gedempt door een in serie · geschakelde weerstand. Bij aansluiting van een hijgeplaatste luidspreker ontstaat dan een ruimtegeluidssterktewinst van 6 dB.

T5 De vorkschakling volgens fig. 2 voedt de luidspreken de telefooninrichting vanaf de aansluit lei dingen a, h via de parallel geschakelde hruggelijkrichters- G21, G22 met de bedrijfsspanning ÜB, die door een Z-diode G20 op een bepaalde waarde wordt begrensd. Van de positieve halve brug van de ene bruggelijkrichter G22 wordt de voedingsspan-20 ning UV afgenomen voor de eindtrap ES van de luidsprekende telefooninrichting. Deze parallelle voeding van de eindtrap ES wordt toegepast om koppelingen van het ontvangstsignaal aan de ingang SE via de bedrijfs-spanningsleiding in de ingang van de zendversterker te voorkomen.

Ten opzichte van gebruikelijke spreekschakelingen zijn 25 bij de onderhavige vorkschakeling de zend- en ontvangstrichtingen verwisseld: het zendsignaal SS wordt via een weerstand R20 gevoed in de secundaire wikkeling van de overdrager UE. De spanningsvoeding en de afname voor het ontvangstsignaal SE liggen in de dwarstak van de brug. Als ingewikkelde leidingnabootsing voor de drempelweerstand werkt de RC-combi-30 natie R2T, R22, C2Q samen met de weerstand van de wikkeling van de overdrager UE, die is verbonden met de weerstand R21. Deze schakeling bespaart een aanvullende overdrager voor het vrijkoppelen van het ontvangstsignaal SE.

Bij het onderbreken van de aansluitleidingen a, b door 35 het ontkoppelen van het bedieningsorgaan voor het luidspreker of tijdens __ het kiezen, is de vorkschakeling aan de ingangszijde niet afgesloten en 8203010 -ϊ Φ 9 wordt het zendsignaal SS -volledig· gekoppeld in de ontvangst verst erker, bestaande uit de instelversterker EV, de eindtrap ES, de bijbehorende dempingsorganen DG1, DG2 en de regelversterkers RV2, RY3 van de luidsprekende telefooninrichting. Als gevolg van de hoge opslagcapaciteiten 5 van de condensatoren C21, C22 nemen de positieve bedrijfsspanningen UT en UG slechts langzaam af. Zodoende kan direct na de lusonderbreking, een terugkoppelfluiten ontstaan. Teneinde dit te voorkomen, wordt het in trilling komen belemmerd door een veldeffecttransistor aan de ingang van de ontvangstversterker. Een.voedingsonderbrekingssignaal SL, dat bij 10 een lusstroom door de vorkschakeling als negatieve bedrijfsspanning UB ontstaat aan de bruggelijkrichter G22, drukt de ingangstransistor van de ontvangstversterker dicht. Bij het uitschakelen van de lusstroom, d.w.z. een onderbreking van de aansluitleidingen a, b, wordt de bruggelijkrichter G22 stroomloos en sluit de ingangstransistor de ingang van de ont-15 vangstversterker kort.

~~S ' 0 3 0 1 0

Claims (8)

1. 2. Schakeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vorkschakeling twee parallel geschakelde bruggelijkrichters (G21, G22) heeft, met de eerste hruggelijkrichter (G21) waarvan een Z-diode (G2Q) 25 parallel geschakeld is voor het begrenzen van de bedrijfsspanning (UB) op een aan slechts minimale schommelingen onderhevige waarde, en waarvan de tweede hruggelijkrichter (G22) de voedingsspanning (UV) voor de eind-trap (ES) van de luidsprekerinrichting levert, evenals een voedingsonder-brekingssignaal (SL) voor het dichtdrukken van de ontvangstversterker 30 bij het aan de ingangszijde niet afgesloten zijn van de vorkschakeling.
2. 3. Schakeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de zendversterker bestaat uit twee schakelversterkers (SV1, SV2) , een regelversterker (RY1) en een overdrachtsniveaudetector (PD1). S 2Ö 3 ÖTÖ ...................... 1(.. Schakeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ontvangstversterker is gedeeld in. twee dempingsorganen (DG1, DG2), twee regelversterkers (EV2, RY3), een instelversterker (EV), een eind-trap (ES) en twee overdrachtsniveaudetectoren (PD2, PD3).
3. 5. Schakeling .volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat ·· de regelyersterkers (RV1, RV2, RV3). werken als overdrachtsniveauregelaars ‘ met begrensde slag, waarvan de aanspreekdrempels, de aanspreektijdconstanten en de houdtijdconstanten onafhankelijk van elkaar instelbaar zijn.
4. 6. Schakeling volgens conclusie 1, 3-en 5, met het kenmerk, 10 dat het zendsignaal voor de zendwerking van de luidsprekerinrichting achter' de eerste schakelversterker wordt afgenomen en via de eerste regelversterker (RV1) en de eerste overdrachtsniveaudetector (PD1) de grendeling stuurt van het derde roosterorgaan (G3)« T- Schakeling volgens conclusie 1 en k - 6, met het ken- 15 merk, dat een via de vorkschakeling (GA) komend, de drempelspanning aan de. ontvangstzijde van de tweede overdrachtsniveaudetector (PD2) overschrijdend signaalniveau,.de grendeling:Stuurt van het tweede roosteror-gaan (G2) en de luidsprekerinrichting omzet in de ontvangstwerking.
5. 8. Schakeling volgens conclusie 1 en k - T» met het ken-20 merk, dat het overschrijden van de aanspreekdrempel van de derde over- drachtsniveaudetector (PD3) het omzetten tot stand brengt van de luidsprekerinrichting in de ontvangstrichting, doordat het eerste roosterorgaan (G1) wordt dichtgedrukt.
6. 9. Schakeling volgens conclusie 1 en U - 8, met het ken-25 merk, dat de aanspreektijdconstanten (tA1, tA2, tA3) van de overdrachtsniveaudetectoren (PD1, PD2, PD3) voldoen aan de omgelijkheid tA3 <. tA1 < tA2.
7. 10. Schakeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat versterkers met lage voedingswerking worden toegepast voor de signaal- 30 bewerking van de luidsprekerinrichting.
8. 11. Schakeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat U-kanaal-veldeffecttransistoren worden toegepast voor het omzetten respectievelijk regelen van de afzonderlijke versterkertrappen. 8203010