NL8202870A

NL8202870A - Driehoekvormige draaisnijplaat voor draaiwerktuigen.

Info

Publication number: NL8202870A
Application number: NL8202870A
Authority: NL
Original assignee: Komet Stahlhalter Werkzeug
Priority date: 1981-08-27
Filing date: 1982-07-15
Publication date: 1983-03-16
Also published as: AT388524B; ATA257082A; FR2511905A1; GB2104421A; GB2104421B; IT8222391A0; SE8204211L; BE893749A; NL190439B; DE8125049U1; US4486127A; IT1190918B; IT8222391A1; SE8204211D0; NL190439C; FR2511905B1; JPS5840203A; SE450096B; CH657076A5

Description

Ν.Ο. 31233 1

Driehoekvormige draaisnljplaat voor draaiwerktuigen

De uitvinding heeft betrekking op een driehoekvormige draaisnij-plaat voor draaiwerktuigen, in het bijzonder voor de fijne bewerking, waarbij een hoofdsnede met de aangrenzende nevensneden een scherpe hoek insluit, bij de overgang van beide sneden een straal aanwezig is en de 5 lengten van alle drie zijden even groot zijn.

Bij driehoekvormige draaisnijplaten van deze soort vormt telkens een gedeelte van een kant van de draaisnljplaat een hoofdsnede. Deze verloopt bij het fijn draaien meestal radiaal ten opzichte van het werkstuk. Het bij de hoek van de in gebruik zijnde hoofdsnede aangren-10 zende deel van de naburige kant vormt telkens een nevensnede, terwijl het resterende deel van deze naburige kant ook weer een hoofdsnede is die echter niet in gebruik is. Eerst wanneer een hoofdsnede is afgesle-ten, wordt de draaisnljplaat van zijn houder losgemaakt, over 120° ge-draaid en daarna weer in de daarvoor aanwezige uitsparing van de houder 15 ingezet, zodat thans een deel van een andere kant van de driehoek de hoofdsnede vormt. Bij bekende draaisnijplaten van deze soort is bij de overgang van de hoofdsnede naar de nevensnede telkens een straal van ongeveer 0,4 tot 0,8 mm aanwezig. Het middelpunt van deze straal heeft tot de hoofdsnede en de nevensnede telkens een afstand die overeenkomt 20 met de straal zelf, zodat de straal doorlopend overgaat in de hoofdsnede en de nevensnede. Een dergelijke kleine straal bij de overgang van de hoofdsnede naar de nevensnede heeft het nadeel, dat men bij het fijn draaien slechts een begrensde vooruitschuiving kan uitvoeren, omdat an-ders het bewerkte oppervlak fijne groeven heeft, die meestal ongewenst 25 zijn. Door de geringe vooruitschuiving ontstaan langere bewerkingstij-den en daardoor ook hogere bewerkingskosten. Bovendien is de snijpunt met een betrekkelijk kleine afrondingsstraal sterk gevoelig.

Bij draaisnijplaten met spaangeleidingstrappen komt er nog als verder nadeel bij, dat de aan het telkens bewerkte oppervlak grenzende 30 overgang tussen de spaangeleidingstrap en de bovenzijde van de draai-plaat op een grotere afstand van het werkstukoppervlak is aangebracht. Hierdoor kunnen spanen tussen het werkstuk en de snijplaat doorheen treden, wat tot een beschadiging van het bewerkte oppervlak kan leiden. Bovendien wordt de spaan, aangezien de spaangeleidingstrap in het ge-35 hied van de snijpunt niet volledig is uitgevoerd, meestal niet gebroken en worden er ongunstige langgerekte spanen gevormd.

De uitvinding heeft ten doel te voorzien in een driehoekvormige draaisnljplaat voor draaiwerktuigen van de in de aanhef genoemde soort, 8202870 2 in het bijzonder voor de fijne bewerking, waarmee zonder verslechtering van het bewerkte werkstukoppervlak wezenlijk grotere vooruitschuivingen en daardoor kortere vervaardigingstijden bereikbaar zijn, terwijl tege-lijkertijd ook de standtijd van de sneden wordt verlengd en hun gevoe-5 ligheid voor breuk aan de punt wordt verminderd en voorts bij snijplaten met spaangeleidingstrappen een correct breken van de spaan wordt bereikt zonder het gevaar van een doorheentreden van de spaan tussen het werkstukoppervlak en de snijplaat.

Dit doel wordt volgens de uitvinding daardoor bereikt, dat de 10 straal ongeveer 0,15 tot 0,3 maal zo groot is als de zijdenlengte van de draaisnijplaat en het middelpunt van deze straal vanaf de hoofdsnede over een afstand naar het midden van de snijplaat verschoven is aange-bracht, die ongeveer overeenkomt met 0 tot 0,3 maal de straal.

Ten opzichte van bekende driehoekvormige draaisnijplaten is dus de 15 bij de overgang van de hoofdsnede naar de nevensnede aanwezige straal betrekkelijk groot. Terwijl deze straal doorlopend, dat wil zeggen tangentiaal in de nevensnede overgaat, is bij de overgang tussen straal en hoofdsnede een tophoek van 90° of enigszins meer aanwezig. Deze betrekkelijk grote tophoek maakt de snijplaat zeer stabiel en ongevoelig 20 voor breuk aan zijn punt. Verrassenderwijze is gebleken, dat men met de nieuwe draaisnijplaat bij dezelfde oppervlaktekwaliteit met, met een meervoud hogere vooruitschuivingen kan werken, zodat kortere bewer-kingstijden en dus ook geringe bewerkingskosten ontstaan. Voorts werd verrassenderwijze vastgesteld, dat door de volgens de uitvinding aanwe-25 zige, betrekkelijk eenvoudige keninerken hun aanzienlijke fibratievrij-heid kan worden bereikt. Ook de standtijd van de sneden is langer dan bij de bekende draaisnijplaten. Daarbij komt nog, dat bij snijplaten met spaangeleidingstrappen een gunstigere spaanvorm en spaanafvoer kan worden bereikt. Dit is daaraan toe te schrijven, dat de overgang van de 30 spaangeleidingstrap aan de bovenzijde van de draaisnijplaat door de grote afrondingsstraal betrekkelijk dicht naar het werkstukoppervlak is gebracht. Hierdoor is de spaangeleidingstrap ook in het gebied van de snijpunt optimaal uitgevoerd en daardoor wordt de gewenste kromming van de spaan en het breken van de spaan bereikt. Ook wordt verhinderd dat 35 spanen tussen het werkstukoppervlak en de nevensnede kunnen komen, wat in het bijzonder bij de verwerking van boringen van belang is. Door de lange standtijd van de snede is het ook mogelijk om grotere borings-lengten bij gelijkblijvende of nagenoeg gelijkblijvende boringsdiameter te vervaardigen, met in het bijzonder bij grote boringsdiameters en 40 lange boringslengten geen probleem oplevert, aangezien door de lange 3202870 3 contactweg tussen snede en werkstuk bij het fijn draaien, deze tijdens de bewerking van een afzonderlijke boring reeds zo sterk afslijt, dat aan het begin en aan het einde van de boring verschillende boringsdia-meters ontstaan.

5 De uitvinding wordt hierna aan de hand van in de tekening afge- beelde uitvoeringsvormen nader toegelicht. In de tekening toont:

Fig. 1 een bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm van de draaisnij-plaat volgens de uitvinding,

Fig. 2 een zijaanzicht daarvan in de richting II van fig. 1, 10 Fig. 3 en 4 twee andere uitvoeringsvormen van de gedaante van de draaisnijplaat aan zijn hoek, en

Fig. 5 de snijhoek van een gebruikelijke draaisnijplaat in ge-bruik.

De draaisnijplaat 1 heeft qua omtrek hoofdzakelijk de vorm van een 15 gelijkzijdige driehoek met even grote zijdenlengten L. Uitgaande van telkens een hoek 2 van de snijpaat is telkens een hoofdsnede 3, 3a, 3b aanwezig. Van deze drie hoofdsneden 3, 3a, 3b is echter steeds slechts een snede in gebruik. Bij de getoonde uitvoeringsvorm is dit de hoofdsnede 3 die radiaal ten opzichte van het te bewerken werkstuk W is aan-20 gebracht. Het deel 4a van de naburige hoofdsnede 3, dat grenst aan de betreffende in gebruik zijnde hoek 2 van de hoofdsnede 3, werkt daarbij als een nevensnede. Dienovereenkomstig zijn ook nevensneden 4 en 4b aan de overige kanten van de draaisnijplaat 1 aanwezig. Bij de overgang van de hoofdsneden 3, 3a, 3b naar de nevensnede 4a, 4b, 4 is telkens een 25 straal R aanwezig. Deze straal R is daarbij nagenoeg 0,15 tot 0,3 maal zo groot als de zijdenlengte L van de draaisnijplaat 1. Het middelpunt M van deze straal bevindt zich daarbij op een afstand a van de bijbeho-rende hoofdsnede 3. Deze afstand is ongeveer 0 tot 0,3 maal zo groot als de straal zelf. Het middelpunt M van de straal is voorts zodanig 30 aangebracht, dat de straal tangentieel in de telkens aangrenzende nevensnede overgaat.

Bij voorkeur is de straal R ongeveer 0,2 maal zo groot als de zij-delengte L van de draaisnijplaat 1. Als gunstige afstand van het middelpunt M van de straal tot de hoofdsnede 3 werd een afstand a vastge-35 steld, die ongeveer 0,2 tot 0,25 maal zo groot is als de straal R. Bij de in fig. 1 afgebeelde uitvoeringsvorm bedraagt de zijdenlengte van de draaisnijplaat L 9,12 mm, is de straal R 2 mm en de afstand a 0,4 mm groot.

De nieuwe uitvoering van de overgang tussen hoofdsnede en neven-40 snede met een betrekkelijk grote straal R bleek bijzonder voordelig. te 8202870 4 zijn bij draaisnijplaten die aangrenzend aan de hoofdsnede 3, 3a, 3b telkens een spaangeleidingstrap 5 hebben. Deze spaangeleldingstrap strekt zich telkens ult vanaf een hoek 2 tot nabij de spaangeleidingstrap van de aangrenzende hoofdsnede, echter gaat deze niet over in de 5 spaangeleidingstrap van de aangrenzende hoofdsnede. Het profiel van de spaangeleidingstrap 5 blijkt uit fig. 2, waar men kan herkennen dat de spaangeleidingstrap met een straal r in de bovenzijde la van de draai-plaat overgaat. Door deze straal r zal op bekende wijze een kromming van de spanen resp. een breken van de spanen worden bereikt.

10 De met de draaisnijplaat volgens de uitvinding bereikbare techni- sche vooruitgang zal thans door vergelijking van de fig. 5 en 1 nader worden toegelicht. In fig. 1 is de uitvoering van de hoek van een ge-bruikelijke driehoekvormige draaisnijplaat afgebeeld, waarbij de werk-zame hoofdsnede 13 met een betrekkelijk kleine straal R1 in de neven-15 snede 14 overgaat. Ook deze snijplaat heeft een spaangeleidingstrap 15. Door de vooruitschuiving laat de bekende draaisnijplaat 11 in het be-werkte werkstukoppervlak groeven achter, waarvan het proefiel overeen-komt met de straal Rl. Wanneer voor het bereiken van een bepaalde maximale oppervlakteruwheid, de uitsteeksels tussen de groeven een bepaalde 20 hoogte niet mogen overschrijden, dan moet men met een geringe vooruitschuiving werken. Voorts blijkt uit fig. 2, dat het punt B waar de straal r van de spaangeleidingstrap 5 in de bovenzijde van de draaisnijplaat 11 overgaat, op een betrekkelijk grote afstand bl van het be-werkte werkstukoppervlak verwijderd is aangebracht. Hierdoor kunnen 25 spanen in het gebied van de spaangeleidingstrap 15 tussen de nevensnede 14 en het werkstukoppervlak komen. Bovendien is juist in het gebied van de snijhoek 12 de spaangeleidingstrap 15 volledig uitgevoerd, omdat on-middellijk aansluitend op de snijhoek 12 de straal r ontbreekt.

Bij de draaisnijplaat 1 volgens de uitvinding daarentegen kan bij 30 gelijke oppervlakteruwheid, d.w.z. bij gelijke hoogte van de tussen de afzonderlijke groeven overblijvende uitsteeksels, de vooruitschuiving ongeveer 3 tot 4 maal zo groot zijn als bij de bekende draaisnijplaat - 11. De grotere vooruitschuiving is in fig. 1 door de grotere afstand van de tussen de uitdiepingen aanwezige uitsteeksels E zichtbaar. Tege-35 lijkertijd ziet men echter ook dat de hoogte van de uitsteeksels E de-zelfde is als in fig. 5. Voorts blijkt uit fig. 1, dat het punt waarin de spaangeleidingstrap 5 in de bovenzijde la in het gebied van de nevensnede 4a overgaat, wezenlijk dichter bij het bewerkte oppervlak met een zeer geringe afstand b ligt. Hierdoor kunnen in het gebied van de 40 spaangeleidingstrap 5 geen spanen tussen de nevensnede 4a en het be- 8202870 5 werkte werkstukoppervlak komen. Voorts ziet men echter ook dat de spaangeleidingstrap 5 ook in het gebied van de snijhoek 2 volledig is uitgevoerd, d.w.z. dat in aansluiting op de snijhoek 2 ook de straal r aanwezig is, die de spanen buigt en breekt. Hierdoor kan de spaangelei-5 dingstrap juist in het bij de fijne bewerking belangrijke gebied van de snijhoek volledig effectief zijn. Bovendien ziet men aan de hand van fig. 1, dat tussen de hoofdsnede 3 en de raaklijn T aan de straal R in het gebied van de snijhoek 2, een betrekkelkijk grote hoek β van meer dan 90° aanwezig is. Hierdoor wordt de snijhoek zeer stabiel en voor 10 breuk ongevoelig. Daardoor moet dan ook met een langere standtijd van de snede rekening worden gehouden. Door de betrekkelijke stabiele uit-voering van de snijhoek 2 slijt deze minder sterk af. In combinatie met de grotere toelaatbare vooruitschuiving kunnen thans zeer veel grotere boringslengten met gelijkblijvende of nagenoeg gelijkblijvende borings-15 diameter worden vervaardigd.

Aan de hand van de fig. 3 en 4 zal worden aangetoond, dat het ook mogelijk is om de afstand a van het middelpunt M van de straal R te va-ri'dren. Bij de in fig. 3 afgebeelde uitvoeringsvorm is de afstand al kleiner dan bij de in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvorm. Bij de in 20 fig. 4 getoonde uitvoeringsvorm is de afstand gelijk aan nul, d.w.z. dat het middelpunt M van de straal R direct op de hoofdsnede 3 ligt. Vanzelfsprekend is het ook mogelijk de afstand a groter te kiezen dan in fig. 1 is aangegeven. Zoals echter reeds hierboven is vermeld, is een afstand van ongeveer 0,2 tot 0,25 maal de straal R gunstig geble-25 ken, aangezien dan de hoek β betrekkelijk groot is en de vooruitschuif-druk, alsmede de terugwaartse druk eveneens in een gunstig gebied lig-gen. Bovendien kan hiermee ook ten opzichte van de in fig. 3 en 4 afgebeelde uitvoeringsvormen de geringste oppervlakteruwheid worden be-reikt. Opgemerkt wordt nog, dat in de tekening de vooruitschuifrichting 30 met V is aangegveven.

De uitvoering volgens de uitvinding zal in analoge toepassing ook bij andere draaisnijplaten kunnen worden gebruikt, waarbij de hoofdsnede volgens een scherpe hoek overgaat in de nevensnede. Gedacht is hier o aan draaisnijplaten waarvan de omtrek een parallelogram of een ruit 35 is.

8202870

Claims

1. Driehoekvormige draaisnijplaat voor draaiwerktuigen, in het bijzonder voor de fijne bewerking, waarbij een hoofdsnede met de aan-5 grenzende nevensnede een scherpe hoek insluit, bij de overgang van bei-de sneden een straal aanwezig is en de lengten van alle drie zijden even groot zijn, met het kenmerk, dat de straal (R) nagenoeg 0,15 tot 0,3 maal zo groot is als de lengte van de zijde (L) van de draaisnijplaat (1) en het middelpunt (M) van deze straal (R) vanaf de hoofdsnede 10 (3, 3a, 3b) over een afstand (a, al) naar het midden van de draaisnij plaat (1) verschoven is aangebracht, welke afstand overeenkomt met 0 tot 0,3 maal de straal (R).

3. Draaisnijplaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de straal (R) ongeveer 0,2 maal zo groot is als de lengte (L) van de zij-15 den.

3. Draaisnijplaat vplgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de afstand (a) van het middelpunt (M) van de straal (R) tot de hoofdsnede (3) ongeveer 0,2 tot 0,25 maal zo groot is als de straal (R).

4. Draaisnijplaat volgens §§n van de conclusies 1-3, met het 20 kenmerk, dat de draaisnijplaat (1) aangrenzend aan de hoofdsneden (3, 3a, 3b) telkens een spaangeleidingstrap (5) heeft, die zich uitstrekt vanaf een hoek (2) tot nabij de spaangeleidingstrap (5) van de aangren-zende hoofdsnede. 8202870