NL8202586A - Besturingsmiddelen voor een hydraulisch hefbare achterklep. - Google Patents

Description

κ 5 <i N.O. 31.199 /

Besturingsmiddelen voor een hydraulisch hefbare achterklep.

Be uitvinding heeft betrekking op besturingsmiddelen voor een hydraulisch hefbare achterklep omvattende een frame voor bevestiging aan het chassis van het voertuig, in een verticaal vlak scharnierend aan het frame gemonteerde hef-5 armen, een hefplatform dat scharnierend in een verticaal vlak gemonteerd is aan de hefarmen, een hefcilinder voor het heffen en neerlaten van de hefarmen en een positioneer-cilinder voor het kantelen van het hefplatform tussen een verticale transportstand, een horizontale platformstand en 10 een hellende laadstand.

Bij hefinrichtingen van deze soort zou de opening van het hefplatform, dat wil zeggen het scharnieren van een omhooggeklapte verticale transportstand naar een omlaag gedraaide horizontale stand van het platform snel moeten 15 plaatsvinden, terwijl het kantelen van het hefplatform, dat wil zeggen het scharnieren vanuit de horizontale platform-stand naar een omlaag hellende laadstand langzaam zou moeten plaatsvinden, ten einde te voorkomen dat een te plotselinge kantelbeweging de lading op het platform om zou werpen. De 20 positioneercilinder is over het algemeen een enkel werkende cilinder in welk geval het eigengewicht van het laadplat-form gebruikt wordt voor het kantelen van het platform en voor het samendrukken van de positioneercilinder. Vloeistof onder druk die uit de positioneercilinder stroomt wordt 25 teruggeleid naar de pompinrichting en door het onderbreken van de uitstroming van vloeistof onder druk uit de positioneercilinder, kan het hefplatform gestopt worden in de horizontale platformstand.

Ten einde de bovenbeschreven kanteling van het hef plat-30 form met twee snelheden mogeli^jk te maken, zijn twee bedie-ningssnelheden noodzakeli^k voor dezelfde cilinder. Ver-schillende suggesties zijn reeds bekend om dit te bereiken, namelijk: 1. Een tweetrapscilinder, dat wil zeggen een telesco-35 perende cilinder. Dit is een kostbare constructie en een wijziging van een van de cilindersnelheden beinvloedt even-eens de andere cilindersnelheid.

2. Een cilinder aangebracht aan een einddemper. De 8202586 - 2 - ϊ ϊ * stromingshoeveelheden zijn klein en het is moeilijk om een betrouwbare cilinder te verschaffen welke altijd met de-zelfde snelheid werkt met behulp van de bekende vervaardi-gingsmethoden. De nauwkeurige glijdende oppervlakken van 5 de demper vereisen bovendien filtratie van de drukvloeistof welke normaliter niet plaatsvindt bij dit type inrichtingen.

3. Een dubbelwerkende hulpcilinder welke verbonden is tussen de hefcilinder en de positioneercilinder en op welke de arbeidsdruk van de hefcilinder werkt. Wanneer het hef- 10 platform neergelaten wordt tot op de grond, wordt de druk ontlast uit de hefcilinder, en, op overeenkomstige wijze, eveneens de druk van de zuigerzijde van de hulpcilinder. De positioneercilinder is parallel verbonden met de zuiger-stangzijde van de hulpcilinder en wanneer de druk afgelaten 15 wordt van de zuigerzijde van de hulpcilinder, is de positioneercilinder in staat om in te korten en het hefplatform te laten kantelen met een vertraagde bewegingssnelheid.

4. Het achtereinde van de hefcilinder en het achter-einde van de positioneercilinder zijn met elkaar verbonden 20 via een hefboomoverbrenging, zodat, wanneer druk uitgeoefend wordt op de hefcilinder, deze een hefboomoog van het achtereinde van de positioneercilinder drukt naar de cilinder, waarbij de positioneercilinder, om zo te zeggen, verlengd en de punt van het hefplatform geheven wordt. De gewenste 25 vertraging van de kantelbeweging van het hefplatform wordt verkregen via de oppervlakverhoudingen van de hulpcilinder en de noodzakelijke snelheid opnieuw met behulp van de af-metingen van de hefbomen.

5. Een handbediende extra smoorinrichting in het druk-30 vloeistofcircuit van de positioneercilinder. Het nadeel hiervan is dat men de smoorinrichting zou kunnen vergeten in te schakelen.

6. Een extra smoorinrichting verbindbaar via een druk-schakelaar en een elektrische klep in het drukvloeistof- 35 circuit van de positioneercilinder. Het nadeel wordt ge-vormd door een gecompliceerde constructie welke gevoelig is voor ontregeling.

Alle bekende toepasbare constructies hebben het nadeel dat beide snelheden afhankelijk van elkaar zijn, dat wil 40 zeggen er/geen instelbaarheid, of dat de constructie duur 8202586

* I

- 3 - * is en bescherming vereist van de scharnieren of de elek-trische verbindingen.

De uitvinding beoogt nu het verschaffen van besturinge-middelen welke de bovenbeschreven nadelen vermijden en af-5 regeling van de kantelsnelheid van het hefplatform mogelijk maken afhankelijk van de belasting welke werkt op het hefplatform. Dit oogmerk wordt bereikt met behulp van een regelklep volgens de uitvinding, welke daardoor gekenmerkt wordt, dat een besturingsklep welke de belasting op het 10 platform meet of aftast, verbonden is in het drukvloeistof-circuit van de positioneercilinder, waarbi^J deze klep er-voor ingericht is om de drukvloeistofstroom vanuit de positioneercilinder te smoren wanneer de belasting van het hefplatform een bepaalde waarde overschrijdt wanneer het hef-15 platform gekanteld wordt vanuit de platformstand naar de laadstand.

Volgens de uitvinding wordt een besturingsinrichting verschaft, welke de belasting meet welke werkt op het hefplatform en reageert wanneer de belasting een gewenste voor-20 afbepaalde waarde overschrijdt en automatisch de kantebewe-ging van de positioneercilinder inregelt naar lagere snel-heid.

Wanneer de belasting werkende op het hefplatform minder is dan die waarde, staat de besturingsinrichting automatisch 25 een snelle kantelbeweging van de positioneercilinder toe.

Op deze manier wordt een snelle kantelbeweging verkregen voor een leeg hefplatform en een langzame kantelbeweging voor een geladen platform waarbij geen onnodige vertraging optreedt wanneer het lege hefplatform gekanteld wordt. De 30 kantelsnelheid van het hefplatform is bovendien onafhanke-li^k van de openingssnelheid van het hefplatform, welke hoog kan zi^n, omdat het hefplatform in deze situatie altijd on-belast is. Via de besturingsmiddelen volgens de uitvinding is het mogelijk, de snelle kantelbeweging en de langzame 35 kantelbeweging van het hefplatform onafhankelijk van elkaar te besturen. De belastingwaarde waarbi^ de besturingsinrichting reageert en een snelle kantelbeweging omschakelt in een langzame beweging, kan, bijvoorbeeld, uit het eigen ge-wicht van het hefplatform bestaan, vermeerderd met het ge-40 wicht van een persoon.

8202586

; V

- 4 -

De besturingsinrichting vormt een gesloten hydrauli-sche component welke eveneens perfect functioneert onder condities waarbij opspattende modder en pekelwater aanwezig zi^n.

5 De uitvinding zal onderstaand meer in detail beschre- ven worden aan de hand van de bijgevoegde tekeningen.

Fig. 1 toont schematisch een zijaanzicht van een hef-bare achterklep bij welke een besturingsinrichting volgens de uitvinding toegepast kan worden, wanneer het hefplatform 10 geplaatst is in verschillende hellingstanden en hoogte-posities; fig. 2 en 3 tonen het schema en de verbinding van de besturingsinrichting aan de positioneercilinder en de pomp-inrichting wanneer de besturingsinrichting werkt met ge-15 smoorde stroming respectieveli^k ongesmoorde stroming; fig. 4 en 5 tonen dwarsdoorsneden van de besturings-klep gedurende gesmoorde respectievelijk vrije stroming; fig. 6 en 7 tonen dwarsdoorsneden van een altematieve uitvoeringsvorm van de besturingsklep gedurende gesmoorde 20 respectievelijk vrije stroming.

Een hefbare achterklep volgens fig. 1 omvat in hoofd-zaak een frame dat bevestigd moet worden aan het chassis van het voertuig, een draagas 2 bevestigd in het frame, hefarmen 3 gemonteerd op de draagas en scharnierend in een verticaal 25 vlak, een hefplatform 4 gemonteerd op de hefarmen en scharnierend in een verticaal vlak, een hefcilinder 5 werkende tussen de draagas en de hefarmen en een positioneercilinder 6 werkende tussen de draagas en het hefplatform. Het systeem omvat bovendien een pomp voor de drukvloeistof 7 30 (fig. 2) en een bedieningsklep 8 (fig. 2), welke hier slechts voor het gedeelte van de positioneercilinder schematisch zi^n afgebeeld. De hefbare achterklep kan bijvoor-beeld van de constructie zijn zoals bekend uit het Finse octrooischrift 53.419, hetgeen om die reden niet nader in 35 detail beschreven zal worden.

Het hefplatform kan scharnieren vanuit een verticale transportstand 1, afgebeeld met gebroken li^nen in fig. 1, naar een horizontale platform-stand II, door het laten uit-stromen van vloeistof uit de enkel werkende positioneer-40 cilinder naar de pompinrichting en door het laten inschuiven 820258a 4 - 5 - van de positioneercilinder onder het gewicht van het hef-platform. Het hefplatform kan neergelaten worden vanuit het niveau van het platform op het voertuig naar het grondni-veau met behulp van de hefcilinder, waarbij de platform-5 positie II van het hefplatform gedurende de gehele tijd horizontaal zal zijn, zoals weergegeven met getrokken lij-nen in fig. 1. Bovendien kan het hefplatform gebruikt worden met zijn punt omlaag gekanteld tot een hellende laadstand III, welke weergegeven is in fig. 1 met gebroken lijnen, 10 door het laten afstromen van vloeistof vanuit de positioneercilinder naar de pompinrichting. Een dergelijke werking van een hefbare achterklep is reeds bekend.

Volgens de uitvinding is een besturingsinrichting 9 op-genomen in het druk-vloeistofcircuit tussen de positioneer-15 cilinder en de pompinrichting. Hij omvat een klep 10. Een bedieningsspindel 12, op welke een drukveer 13 inwerkt, is axiaal glijdend gemonteerd in een regelkamer van het klep-lichaam. Het lichaam heeft een eerste kanaal 14, dat aange-sloten is aan de kamer en ervoor bestemd is om verbonden te 20 worden met een drukvloeistofleiding komende van de pomp en drie andere kanalen 16, 17, 18, welke verbonden zijn met een smoorkamer 19 in het huis dat ervoor ingericht is om verbonden te worden met een drukvloeistofleiding 20 lopende naar de kamer van de positioneercilinder gericht naar de 25 zuiger.

In de smoorkamer is axiaal glijdend een smoorlichaam 21 gemonteerd, dat een smooropening 22 vormt in de verbin-ding tussen het kanaal 16 en de smoorkamer. De smoorwerking van het smoorlichaam is instelbaar met behulp van een in-30 stelschroef 23. Het smoorlichaam is voorzien van een centra-le boring 24 welke aan den einde open is en via radiale boringen geopend is in het er tegenover gelegen kegelvormige einde van het smoorlichaam naar de smoorkamer ongeveer ter plaatse van het kanaal 17. Het kanaal 18 is verbonden met 35 de smoorkamer aan de zijde van het open einde van het smoorlichaam.

De besturingspindel 12 heeft twee tussengelegen ge-deelten 25 en 26, welke gelegen zijn ter weerszijden van het kanaal 14. De werking van de tussengelegen delen zal 40 onderstaand nader worden beschreven. De drukkracht uitge- 8202586 4 > - β - oefend door de veer op de spindel is instelbaar door het verdraaien van de stelschroef 27. De drukkracht van de veer wordt zodanig ingesteld om overeen te komen met de kracht waarmee de spindel tegen de veer gedrukt wordt onder invloed 5 van de vloeistofdruk in de positioneercilinder wanneer een voorafbepaalde kracht F werkt op het hefplatform. Bij de hier beschreven uitvoering is de kracht werkzaam in de positioneercilinder wanneer het hefplatform geladen is door het gewicht van έέη persoon gekozen als de werkdruk voor de 10 besturingsspindel.

De besturingsinrichting volgens de uitvinding werkt als volgt:

Wanneer de verbinding tussen de positioneercilinder en de pompinrichting geopend is door middel van de bedienings- 15. klep 8, kan de drukvloeistof in de positioneercilinder uit de cilinder stromen, zodat de positioneercilinder inschuift onder het gewicht van het hefplatform en het hefplatform kantelt vanuit de transportstand I naar de platformstand II. Natuurlijk is er gedurende deze kantelbeweging geen lading 20 op het hefplatform, zodat de werkdruk van de positioneercilinder lager zal zijn dan de werkdruk van de besturingsspindel waardoor de besturingsspindel in de stand zoals weergegeven in fig. 5 voor vrije doorstroming blijft staan.. Vloeistof onder druk kan aldus vrij stromen vanuit de 25 smoorkamer 19 door het kanaal 17 naar het uitlaatkanaal 14, waarbij de openingsbeweging A van het hefplatform snel plaatsvindt.

Wanneer het hefplatform neergelaten is tot op het grondniveau met behulp van de hefcilinder, bevindt zich het 30 hefplatform. nog steeds in de.horizontale stand II. Ten einde de punt of tip van het hefplatform neer te laten tot in de hellende laadstand III, wordt de verbinding tussen de positioneercilinder en de pompinrichting opnieuw geopend door de bedieningsklep 8, zodat vloeistof onder druk stroomt 35 uit de positioneercilinder. Wanneer er geen belasting op het hefplatform staat, blijft de besturingsspindel van de klep nog in de stand voor vrije stroming volgens fig. 5, waarbij de kantelbeweging B van het hefplatform snel plaatsvindt, omdat drukvloeistof vrij uit kan stromen vanuit de smoor-40 kamer 19 door het kanaal 17 naar het uitlaatkanaal. Wanneer 8202586 * * - 7 - er echter een zo grote belasting op het hefplatform rust dat de arbeidsdruk in de positioneercilinder de werkdruk van de besturingsspindel overschrijdt, overwint de kracht uitgeoefend door de drukvloeistof werkende op de besturings-5 spindel via het kanaal 18 de iresrkracht waardoor de bestu-ringsspindel verplaatst wordt naar de smoorstand volgens fig. 3» waarbi^J het kanaal 17 gesloten is. Drukvloeistof kan nu, stromen vanuit de smoorkamer naar het uitlaatkanaal alleen via het smoorpunt 22 en het kanaal 16, zodat de 10 kantelbeweging van het hefplatform langzaam plaatsvindt.

Het heffen van het hefplatform vanuit de laadstand III naar de platformstand II en van de platformstand tot de trans-portstand I vindt plaats op de gebruikelijke manier door het onder druk brengen van de positioneercilinder, waarbij 15 vloeistof onder druk stroomt vanuit de pompinrichting naar de positioneercilinder in de tegengestelde richting door de besturingsklep 10.

Opgemerkt kan worden dat, via de besturingsinrichting 9, de kantelbeweging van het hefplatform zodanig is, dat 20 hij automatisch hetzij snel of langzaam plaatsvindt, afhan-kelijk van de lading werkzaam op het hefplatform. Zowel de arbeidsdruk van de besturingsspindel als de smoorwerking van het smoorlichaam worden op eenvoudige wijze instelbaar door het verdraaien van de instelplug 27 respectieveli^k de 25 stelschroef 23. De besturingsinrichting vormt een volledig gesloten eenheid.

De alternatieve uitvoeringsvorm van de besturingsklep 30 volgens de fig. 6 en 7 onderscheidt zich van de construc-tie volgens de fig. 3 en 5 slechts daardoor, dat de bestu-30 ringsspindel 32 zelf ook de smoring van de stroming van de drukvloeistof uitvoert, zodat geen afzonderlijk smoorlichaam nodig is. Met het oog hierop zijn de tussengelegen gedeel-ten 35 en 36 van de besturingsspindel zodanig gevormd, dat, wanneer de besturingsspindel zich bevindt in de stand voor 35 vri^e stroming volgens fig. 7, het kanaal 17 voor vrije stroming volledig geopend is, doch, wanneer de besturingsspindel staat in de smoorstand volgens fig. 6, het kanaal voor vrije stroming gesmoord is door het tussengelegen deel 36. Daardoor vindt het kantelen van het hefplatform langzaam 40 plaats wanneer een zodanig grote belasting op het hefplatform 8202586 4 - 8 - rust dat de arbeidsdruk welke daardoor opgewekt wordt, de werkdruk van de besturingsspindel overschrijdt en de bestu-ringsspindel daardoor verplaatst is tot in de smoorstand. Wanneer de tip van het hefplatform geheven wordt, vindt de 5 stroming door de besturingsklep plaats in tegengestelde richting, waarbij de belasting op het hefplatvorm de werkdruk bepaalt in de positioneercilinder en aldus de stand van de besturingsspindel. Volgens de uitvoering afgebeeld in fig. 6, vindt de stroming plaats door het kanaal 16 van 10 de positioneercilinder en via een terugslagklep 37. In het geval afgebeeld in fig. 7, vindt de stroming plaats door het kanaal 17.

De tekeningen en de bijbehorende beschrijving zijn slechts bedoeld ter illustratie van het wezen van de uit-15 vinding. Wat de details betreft, kan de besturingsinrichting volgens de uitvinding aanzienlijk verschillen binnen het kader van de navolgende conclusies.

8202586

Claims (6)

1. Besturingsinrichting voor een hydraulische hefbare achterklep omvattend een frame .ter bevestiging aan het chassis van een voertuig, hefarmen scharnierend in een ver-ticaal vlak gemonteerd aan het frame, een hefplatform 5 scharnierend in een verticaal vlak gemonteerd aan de hefarmen, een hefcilinder voor het heffen en neerlaten van de hefarmen en een positioneercilinder voor het doen kantelen van het hefplatform tussen feen verticale transportstand, een horizontale platformstand en een hellende laadstand, 10 met het kenmerk, dat een besturingsklep welke de|belasting op het platform aftast, geschakeld is in het drukvloeistofcircuit van de positioneercilinder, waarbij deze klep ervoor ingericht is om de stroming van drukvloeistof vanuit de positioneercilinder te smoren wanneer de be-15 lasting van het hefplatform een bepaalde waarde overschri^dt wanneer het hefplatform gekanteld is vanuit de platformstand naar de laadstand.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de besturingsklep een besturingsspindel 20 omvat, welke axiaal verplaatsbaar is in een klephuis en waarop de werkdruk in de positioneercilinder inwerkt in de ene richting en een instelbare tegendruk in de tegengestel-de richting en welke geplaatst is in een stand voor vri^e stroming, waarbij het stromingskanaal vanaf de positioneer-25 cilinder open is, of in een smoorstand, waarbij het stromingskanaal vanuit de positioneercilinder gesmoord is, af-hankelijk van de werkdruk werkende op de besturingsspindel.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het klephuis voorzien is van een bestu- 30 ringsspindel welke verplaatsbaar is in een regelkamer en een smoorspindel verschuifbaar in een smoorkamer, dat de kamers met elkaar verbonden zijn via drie afzonderlijke kanalen, waarbij een «η kanaal voor vrije stroming, het tweede een smoorkanaal dat bestuurd wordt door de smoor-35 spindel en het derde een arbeidsdrukkanaal is voor het in-stellen van de besturingsspindel, en dat elke kamer in ver-binding staat met inlaat- respectievelijk uitlaatverbindin-gen voor drukvloeistof, waarbi^ de besturingsspindel ervoor 8202586 - 10 - ingericht is om het smoorkanaal in de stand voor vrije stroming te bedekken en in de smoorstand het kanaal voor vrije stroming af te dekken.

4. Inrichting volgens conclusie 2, met het 5 kenmerk, dat het klephuis voorzien is van een be-sturingsspindel welke verplaatsbaar is in een regelkamer, dat de regelkamer in verbinding staat met een eerste inlaat-respectievelijk uitlaatverbinding voor drukvloeistof via twee afzonderlijke kanalen, van welke het ene een kanaal 10 voor vri^je stroming is en het andere een kanaal voor werk-druk voor het instellen van de besturingsspindel, en dat de besturingskamer in verbinding staat met een verdere inlaat/ uitlaatverbinding voor drukvloeistof, waarbij de besturingsspindel ervoor ingericht is om het kanaal voor vrije stro-15 ming te openen in de stand voor vrije stroming en het kanaal voor vrije stroming te smoren in de smoorstand.

5. Inrichting volgens conclusies 3 of 4, met het kenmerk, dat de besturingsspindel onderworpen is aan een instelbare veerkracht welke de eerdergenoemde 20 tegendruk vormt.

6. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de smoorspindel instelbaar is met be-hulp van een stelschroef. 8202586