NL8202351A - Optekenwerkwijze en optekeninrichting voor videobeelden. - Google Patents
Optekenwerkwijze en optekeninrichting voor videobeelden. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8202351A NL8202351A NL8202351A NL8202351A NL8202351A NL 8202351 A NL8202351 A NL 8202351A NL 8202351 A NL8202351 A NL 8202351A NL 8202351 A NL8202351 A NL 8202351A NL 8202351 A NL8202351 A NL 8202351A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- video
- image
- value
- display screen
- index
- Prior art date
Links
Classifications
-
- H—ELECTRICITY
- H04—ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
- H04N—PICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
- H04N1/00—Scanning, transmission or reproduction of documents or the like, e.g. facsimile transmission; Details thereof
- H04N1/40—Picture signal circuits
- H04N1/407—Control or modification of tonal gradation or of extreme levels, e.g. background level
-
- H—ELECTRICITY
- H04—ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
- H04N—PICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
- H04N1/00—Scanning, transmission or reproduction of documents or the like, e.g. facsimile transmission; Details thereof
- H04N1/40—Picture signal circuits
- H04N1/407—Control or modification of tonal gradation or of extreme levels, e.g. background level
- H04N1/4072—Control or modification of tonal gradation or of extreme levels, e.g. background level dependent on the contents of the original
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Multimedia (AREA)
- Signal Processing (AREA)
- Controls And Circuits For Display Device (AREA)
- Television Signal Processing For Recording (AREA)
- Image Processing (AREA)
Description
E 4499-15 Ned hc/hv ..... ....... . . * P & C 4 - 4 Optekenwerkwijze en optekeninrichting voor videobeelden.
De uitvinding heeft betrekking op een optekenwerkwijze en optekeninrichting voor videdbeelden en in het bijzonder op een inrichting voor het op-5 tekenen van videdbeelden die is ingericht voor het ontvangen van video- ingangssignalen uit gastheer-videosignaal-opwekkingsinrichtingen en voor het fotografisch, vastleggen van videobeelden overeenkomende met geselecteerde delen daarvan, alsmede de werkwijze die met deze inrichting wordt bereikt.
Er zijn werkwijzen en inrichtingen voor het fotografisch optekenen 10 in de vorm van een reeks van geselecteerde beelden gevormd door video-ingangs-signalen op vlakfilm van het rontgentype of dergelijke in vooraf bepaalde onderlinge posities bekend. Een inrichting voor het optekenen van videobeelden van deze soort is bijvoorbeeld beschreven in het ftmerikaanse octrooischrift 4.027.315.
If Zulke bekende werkwijzen en inrichtingen voor het optekenen van video beelden zijn in het algemeen onderhevig aan de moeilijkheid van verschuivingen van het opgetekende beeld, dat wil zeggen verandering in de tijd van de betrek-kingen tussen de dichtheid van een bepaald fotografisch opgetekend pixel of beeldelement en de sterkte van het overeenkomstige deel van het video-ingangs-20 signaal ten gevolge van thermische variaties van waarden van componenten, · oudering van componenten, schommelingen van de lichtnetspanning en andere variabelen van de apparatuur, die niet alle op economisch verantwoorde wijze kunnen worden beheerst.
Bekende werkwijzen en inrichtingen voor het optekenen van videobeelden 25 pogen het probleem van verschuiving van het opgetekende beeld te ondervangen, bijvoorbeeld door variatie van de belichtingstij d, de lensopening of de gemiddelde lichtopbrengst van de interne monitor overeenkomstig de helderheid van het beeld dat op het scherm van de monitor wordt geleverd door een inwendig opgewekt signaal met een enkele waarde dat wordt toegevoerd aan het stuurrooster van 30 de elektronenstraalbuis van de monitor, welk inwendig opgewekte -signaal geen functie is van het video-ingangssignaal.
De stuurorganen voor beeldparameters van zulke bekende inrichtingen voor het optekenen van videobeelden zijn in het algemeen slechts instelorganen voor de helderheid en het contrast van de monitor, die zoals gebruikelijk 35 voor omroep-televisiemonitoren niet zijn geijkt.
Sommige bekende inrichtingen voor het optekenen van videobeelden van deze soort zijn voorzien van eenvoudige lichtmeters die een deel van het scherm van de monitor waamemen en van uitwendig toegankelijke drukknoppen, automatische inrichtingen of dergelijke voor het toevoeren van een inwendig opgewekt signaal 40 met vast niveau aan het stuurrooster van de elektronenstraalbuis van de monitor 8202351 : * v * -2- * terwijl het uitgangssignaal van de fotometer wordt afgelezen op een uitwendig waameembare meter.
Ondanks toepassing van deze hulpraiddelen maakt het bedrijf van zulke bekende inrichtingen voor het optekenen van videobeelden het echter nodig, 5 kostbare en tijdrovende ijkprocedures met de hand uit te voeren (vergelijkbaar met de monitor-instelprocedures vastgelegd in de aanbeveling E.B.U.R. 23-1980(E) van de "European Broadcasting Union” en de aanbevelingen RP71-1977 van de ASMPTE, waarbij optekeningen worden gemaakt bij.de verschillende instellingen van de stuurorganen voor beeldparameters en die optekeningen worden ontwikkeld 10 en kruiselings vergeleken door de gebruiker, teneinde te bepalen welke instellingen van de stuurorganen voor beeldparameters de gewenste dichtheid en het gewenste fotografische contrast van de opgetekende beelden opleveren.
De onderstaande publicaties bevatten informatie die voor de beoordeling van de uitvinding van belang zou kunnen zijn.
15 Amerikaanse octrooischriften 3.852.602 en 4.027.315.
Duitse Offenlegungsschrift 2.303.800 "Ultrasound Backgrounds Black or White?" door Margaret R. Gasson, bladzijde 24 en volgende, "Radiology Today", februari-maart 19’80.
De uitvinding beoogt' een inrichting voor het optekenen van videobeelden 20 te verschaffen waarbij de< parameters van het beeld dat wordt weergegeven op het scherm van de inwendige monitor automatisch worden geregeld overeenkomstig eigenschappen van het video-ingangssignaal, waardoor de noodzaak voor ijking met de hand sterk wordt verminderd of geheel komt te vervallen.
De uitvinding beoogt verder een inrichting voor het optekenen van video-25 beelden te verschaffen waarbij de polariteit van het beeld dat wordt weergegeven op het scherm van de inwendige monitor kan worden omgekeerd met behulp van een uitwendig toegankelijk handinstelorgaan, zonder instelling met de hand van de uitwendig toegankelijke instelorganen voor het monitorbeeld.
De uitvinding omvat derhalve de verschillende stappen en de onderlinge 30 <betrekkingen van die stappen, alsmede de apparatuur met zijn constructiekenmerken en'combinaties van elementen die is ingericht voor het uitvoeren van de stappen van de werkwijze van het optekenen van videobeelden.
• Volgens een hoofdkenmerk van de uitvinding wordt bij een inrichting voor het optekenen van videobeelden de video-helderheid en het video-contrast 35 van de weergave op de inwendige monitor automatisch geregeld overeenkomstig eigenschappen van het video-ingangssignaal en de instelling van tenminste den uitwendig toegankelijk instelorgaan voor parameters van het videobeeld.
Volgens een ander hoofdkenmerk van de uitvinding worden bij een inrichting voor het optekenen van videobeelden de video-helderheid en het video-contrast 40 van de weergave op de inwendige monitor automatisch geregeld overeenkomstig 8202351 — ‘ - i eigenschappen van het video-ingangssignaal en de instellingen van verscheidene uitwendig toegankelijke instelorganen voor parameters van het videobeeld.
Volgens e'en ander hoofdkenmerk van de uitvinding worden bij een inrichting voor het optekenen van videobeelden de video-helderhetd en het video-contrast 5 van de weergave op de inwendige monitor geregeld overeenkomstig twee waarden van dezelfde beeldparameter, die elk met de hand kunnen worden ingesteld op een eigen instelorgaan van twee uitwendig toegankelijke instelorganen voor parameters van het beeld.
Volgens een ander hoofdkenmerk van de uitvinding kunnen de beeldsignaal-10 niveaus die worden toegevoerd aan het stuurrooster van de inwendige monitor voor het veroor'zaken van de gemeten waarden van de beeldparameter worden gekozen door de gebruiker van de inrichting voor het optekenen van videobeelden.
Volgens een verder hoofdkenmerk van de uitvinding is de bedoelde beeldparameter een parameter van het videobeeld op het scherm van de inwendige 15 monitor en de uitwendig toegankelijke instelorganen-voor de parameters van het beeld zijn geijkt overeenkomstig een fotografische parameter van de overeenkomstig opgetekende beelden, welke fotografische parameter zelf varieert overeenkomstig de bedoelde beeldparameter.
Volgens een ander hoofdkenmerk van de uitvinding zijn de uitwendig 20 toegankelijke instelorganen voor beeldparameters geijkt in een indexgetal dat hier wordt aangeduid als de "dun-dichtheids index" of het "dungetal".
Volgens een verder kenmerk van de uitvinding zijn de uitwendig toegankelijk instelorganen voor beeldparameters geijkt in een "hoge dun-dichtheids index" of "HDDX" en een "lage dun-dichtheids index" of "LDDI". De hoge dun-dichtheids-25 index wordt soms aangeduid als het "hoge dungetal" fof "HEN" en de lage dun-dichtheidsindex wordt soms aangeduid als het "lage dungetal" of "LDN".
Volgens een ander hoofdkenmerk van de uitvinding is een inrichting voor het optekenen van videobeelden tevens voorzien van een verder uitwendig toegankelijk instelorgaan door middel waarvan de polariteit van de beelden 30 weergegeven op het scherm van de inwendige monitor kan worden omgekeerd, waarbij de bediening van dat verder uitwendig toegankelijke instelorgaan automatisch de aanduidingen op de uitwendig toegankelijke instelorganen voor beeldparameters verandert in overeenkomstige waarden voor beelden met omgekeerde polariteit.
35 Volgens een verder hoofdkenmerk van de uitvinding zijn bepaalde uit- voeringsvormen van de uitvinding met het verdere uitwendig toegankelijke instelorgaan voorzien van verscheidene video-ingangskanalen voor het ontvangen van verschillende vxdeo-ingangssignalen uit verschillende gastheer inrichtingen en/of dubbele video-ingangssignalen uit dezelfde gastheer inrichting, en een 40 afzonderlijke omkeerschakelaar voor de beeldpolariteit is aanwezig voor elk der 8202351 I r ΐ i —4 — video-ingangskanalen. ’
De uitvinding wordt hieronder nader toegelicht aan de hand van de tekeningen, die betrekking hebben op een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding.
5 Figuren 1A tot en met ID vormen gecorabineerd volgens Figuur lc een blok- schema van een intichting voor het optekenen van videobeelden volgens de uitvinding.
Figuren 2 tot en met 15 vormen tezamen een schema van een inrichting voor het optekenen van videobeelden volgens de uitvinding.
10 Figuur 16 is een perspectivisch aanzicht, gedeeltelijk opengewerkt, van een inrichting voor het optekenen van videobeelden volgens de uitvinding.
Figuur 17 is een afbeelding van het bedieningspaneel van een inrichting yoor het optekenen van videobeelden volgens de uitvinding.
15 TERMIMOLOGIE
Alvorens de voorkeursuitvoering in detail te beschrijven volgt hieronder een omschrijving van de verschillende toegepaste uitdrukkingen.
Onder een "videosignaal" wordt hier elk signaal of groep van bij elkaar behorende signalen verstaan dat in staat is een inrichting voor het optekenen 20 van videobeelden volgens de uitvinding een overeenkomstig videobeeld of videobeelden te doen opwekken op het weergeefscherm van de inwendige weergeefin-richting voor videobeelden.
De uitdrukking "videosignaal" is hier dus niet beperkt tot signalen of stellen signalen aanwezig in een enkele leiding of draaggolf of tot stellen 25 signalen die alle worden overgebracht door hetzelfde overdrachtsmedium.
De uitdrukking "videosignaal" omvat hier niet alleen videosignalen van de soort die voorkomen bij de televisieomroep en bij televisie in een gesloten circuit/ maar ook gespecialiseerde signalen of stellen signalen van de soort die worden geleverd door bepaalde bekende gastheer inrichtingen, waaronder, 30 doch niet beperkt tot signalen van het x-y type zoals die soms worden geleverd door bijvoorbeeld scintillator camera's, de signalen van de soort die worden geleverd door videostelsels met vertraagd beeld of stilstaand beeld, waaronder systemen met een geheugen vidicon, signalen van de soort die worden geleverd door ladinggekoppelde beeldopneeminrichtingen of camera's, geheugeninrichtingen 35 en dergelijke en signalen van de soort die worden geleverd door polaire videostelsels en videostelsels met vectoraftasting.
De uitdrukking "videosignaal" is hier niet beperkt tot monochrome signalen, maar omvat tevens kleur-videosignalen, met inbegrip van, doch niet beperkt tot de gebruikelijke kleurtelevisie-omroepsignalen die luminantiesignalen, 40 chrominantiesignalen en kleursalvosignalen omvatten.
...... 82 02 3 5 1 ·*·· - i .
• ·* -5- x i \ i l <1
De uitdrukking "opbouwsignaal" omvat het deel of de delen van een videosign aal dat informatie draagt over de onderlinge plaatsing van de elementen van het overeenkomstige videobeeld of de overeenkomstige videobeelden, al dan niet afzonderlijk gedefinieerd als pixels, en hee'ft ook betrekking op het 5 deel of de delen van een videosignaal dat informatie draagt over de significance van de sterkte van het signaal of de signalen overeenkomende met de toon of helderheid-niveaus, grijsniveaus, tintrriveaus en verzadigingsniveaus van het overeenkomstige videobeeld of de overeenkomstige videobeelden. Opbouwsignalen omvatten derhalve synchroniseersignalen voor de aftasting/ onderdrukkingssignalen, 10 achtersloepsignalen en kleursalvosignalen.
De uitdrukking "beeldsignaal" omvat het deel of de delen van een videosignaal dat informatie draagt over de toon of helderheid van de afzonderlijke elementen van het overeenkomstige videobeeld en de tint en verzadiging van de overeenkomstige elementen van het videobeeld als het overeenkomstige videobeeld 15 in kleur is, waarbij de elementen al dan niet afzonderlijk zijn gedefinieerd als pixels.
Het is dus duldelijk dat wat hier wordt aangeduid als “videosignaal" elders soms wordt aangeduid als "samengesteld videosignaal" en dat wat hier wordt aangeduid als "beeldsignaal" elders soms wordt aangeduid als "videosignaal".
20 De uitdrukkingen "video" en "videosignaal" worden derhalve soms gebruikt voor het aanduiden van een signaal of signaalstelsel dat volgens de hier gebruikte terminologie bij voorkeur wordt aangeduid als "beeldsignaal".
Hoewel de uitdrukking "videosignaal" hier wordt gebruikt in zijn breedste betekenis als hierboven gedefinieerd, is het duidelijk dat bij bepaalde uit-25 voeringsvoofbeelden van de uitvinding de opbouw van de video-ingangssignalen bij voorkeur overeenkomt met herziening TR-135 van "Electronic Industries Association Standard RS-170" die door die associatie werd uitgegeven in november 1957. In het bijzonder verdient het bij bepaalde uitvoeringsvormen van de uitvinding de voorkeur dat in de bewerkte videosignalen het referentie-zwartniveau 50 afwijkt van het onderdrukkingsniveau met het spanningvers chil dat is aangegeven in Figuur 2 van die norm, dat wil zeggen dat het referentie-zwartniveau van het onderdrukkingsniveau verschilt met (7,5% ±. 2,5%) β, waarin β het spanning-verschil is tussen het onderdrukkingsniveau en het referentie-witniveau.
Daarmee is niet gezegd dat een inrichting volgens de uitvinding niet met goed 35 geyolg kan werken met video-ingangssignalen die niet overeenkomen met de bedoelde norm RS-170, maar wel dat bepaalde bijzonder geschikte en wenselijke eigenschappen van de uitvinding betrekkelijk eenvoudig kunnen worden verkregen als de video-ingangssignalen overeenkomen met die norm, of althans met het deel daarvan dat hierboven is aangehaald.
40 Volgens de beginselen van de uitvinding wordt deze norm voor video-ingangs- 8202351 -6- \ ·* •4 ,. signalen voor inrichtingen volgens de uitvinding toegepast, zodat als het ' referentie-zwartniveau van de norm optreedt in het video-ingangssignaal, de dichtheid van de ontwikkelde film die overeenkomt met het referentie-zwart • niveau gelijk is aan of iets groter is dan de bruto sluier vermeerderd met 5 de camera-overstraling, en de eerste stap boven zwart van een gelijkimatige grijsschaal van tien stappen tussen het zwartniveau en het witniveau van de ontwikkelde film ligt op een waarde van ongeveer 0,1 boven de bruto sluier.
De uitdrukking "topwit-beeldsignaalmonster (PWISS)" heeft betrekking op een signaal dat in amplitude overeenkomt met het top-witniveau van een 10 videosignaai.ontvangen door een inrichting voor het optekenen van'videobeelden volgens de uitvinding.
De uitdrukking "achterstoep-beeldsignaalmonster (BPISS)" heeft betrekking op een signaal dat in amplitude overeenkomt met het achterstoepniveau van een videosignaai ontvangen door een inrichting voor het optekenen van videobeelden 15 volgens de uitvinding.
De uitdrukking "laag beeldsignaalmonster" heeft betrekking op een signaal dat in amplitude.overeenkomt met het achterstoepniveau van een videosignaai ontvangen door een inrichting voor het optekenen van videosignalen volgens de uitvinding, vermeerderd met een eerste voorafbepaald percentage 20 van het verschil tussen het top-witniveau en het achterstoepniveau van dat videosignaai.
De uitdrukking "hoog beeldsignaalmonster" heeft betrekking op een signaal dat in amplitude overeenkomt met het achterstoepniveau van een videosignaai ontvangen door een inrichting voor het optekenen van videosignalen volgens 25 de uitvinding, vermeerderd met een tweede voorafbepaald percentage van het verschil tussen het top-witniveau en het achterstoepniveau van dat videosignaai, welk tweede voorafbepaalde percentage groter is dan het eerste voorafbepaalde percentage.
De uitdrukking "hoog beeldsignaalmonster" zal scans worden vervangen 30 door de uitdrukking "HISS" en de uitdrukking "laag beeldsignaalmonster" zal soms worden vervangen door de uitdrukking "LISS". Het eerste voorafbepaalde percentage wordt soms aangeduid als het "LISS-niveau" en het tweede voorafbepaalde percentage wordt soms aangeduid als het "HlSS-niveau".
De uitdrufckingen "gastheer-videosignaal-opwekkinginrichting", "gastheer-35 videoinrichting" en "gastheerinrichting" worden hier gelijkluidend gebruikt voor het aanduiden van een inrichting die videosignalen levert die in staat zijn een inrichting voor het optekenen van videobeelden volgens de uitvinding te bekrachtigen ter verkrijging van overeenkomstige videobeelden op het scherm van de inwendige monitor. Zulke gastheerinrichtingen omvatten, maar zijn niet 40 beperkt tot medische diagnostische inrichtingen zoals gammastralingrbeeldcamera's, . 8202351 ....... · -7- 5 ; rontgenstraling-beeldcamera1s, ultrasonore beeldcamera's en thermografische beeldcamera's. Zoals bekend wijken de videosignalen geleverd door sommige gastheerinrichtingen in sommige opzichten af van de gebruikelijke videosignalen | bij televisieomroep of televisie :.in een gesloten circuit, en zij bestaan soms 5 niet uit een enkel signaal, maar omvatten tevens een of meer hulpsignalen.
De uitdrukking "videosignaal" omvat hier niet alleen videosignalen van de soort die optreedt bij televisieomroep en televisie over een gesloten circuit, maar ook gespecialiseerde signalen of signaalstellen van de soort die worden geleverd door sommige bekende gastheerinrichtingen.
10 De uitdrukking "videobeeld” heeft hier betrekking op het beeld dat wordt geleverd op het weergeefscherm van een videosignaal-monitor of dergelijke als de videosignaal-monitor wordt gestuurd door middel van een overeenkomstig videosignaal, tenzij uit de tekst anders blijkt.
De uitdrukking "videcbeeld-optekeninrichting" heeft hier betrekking 15 op een inrichting die is ingericht voor het ontvangen van een of meer video-ingangssignalen uit edn of meer gastheer.-videosignaal-opwekinrichtingen en voor het fotografisch vastleggen van geselecteerde videobeelden die daardoor worden geleverd.
Voor wat betreft de uitdrukking "beeldpolariteit" zoals hier gebruikt 20 hebben twee videobeelden van hetzelfde object dezeifde beeldpolariteit als €dn daarvan geen fotografisch negatief is van de ander, dat wil zeggen als de hoge lichten en diepe schaduwen of pixel-toonwaarden van de twee videobeelden geen inverse betrekking hebben.
De grote meerderheid van de gastheerinrichtingen, zo niet alle, zijn 25 voorzien van ingebouwde beeldmonitoren waarop de videobeelden worden weergegeven die overeenkomen met de videosignalen aan hun uitgangsaansluitingen. De uitdrukking "gastheerinrichting met nozmale beeldpolariteit" heeft hier dus betrekking op een gastheerinrichting die bij aansluiting voor het leveren van zijn video-uitgangssignaal aan een inrichting voor het optekenen van videobeelden 30 volgens de uitvinding waarvan de beeldpolariteitschakelaar is ingesteld op NEG en de kanaalschakelaars voor de beeldpolariteit zijn geopend, op het scherm van de inwendige videomonitor van die inrichting voor het optekenen van videobeelden beelden levert met dezeifde beeldpolariteit als de overeenkomstige beelden die optreden op het scherm van zijn eigen ingebouwde beeldmonitor.
35 De uitdrukking "gastheerinrichting met omgekeerde beeldpolariteit" heeft hier betrekking op een gastheerinrichting die bij aansluiting voor het leveren van zijn video-uitgangssignaal aan een inrichting voor het optekenen van videobeelden volgens de uitvinding waarvan de beeldpolariteitschakelaar is ingesteld op NEG, op het scherm van de inwendige videomonitor van die inrichting voor 40 het optekenen yan videobeelden een videobeeld levert met tegengestelde beeld- , 8202351 i . -8- r i > * polariteit als het videobeeld dat wordt geleverd op het scherm van zijn eigen ingebouwde beeldmonitor.
Het blokschema en het uitgewerkte schema van de voorkeursuitvoering van een inrichting volgens de uitvinding zijn verdeeld over verschillende 5 Piguren. Het blokschema is gegeven in de Figuren lA tot en met ID. Het uitgewerkte schema is gegeven in de Figuren 2 tot en met 15.
Hike verbinding (dat wil zeggen een aansluiting met verwaarlposbare impedantie) die zich uitstrekt tussen punten in verschillende figuren wordt hier aangegeven met de volgende conventies: 10 1. Van elk aansluitpunt strekt zich een leiding uit die eindigt nabij een rand van de figuur die het punt be vat.
Voorbeeld: De leiding die zich vanaf de schakelaar 14 uitstrekt naar de linker rand van Figuur 2.
2. Elke figuur wordt geacht vier van zulke randen te hebben (niet afge-15 beeld) die tezamen een zechthoek vormen die de meetkundige plaats is van de einden van al zulke leidingen.
3. Een van de vier randen wordt naar willekeur aangeduid als de bovenrand (T) en de andere drie randen worden aangeduid als de rechterrand (R), de onderrand (B) en de linkerrand (L) in de richting van de wijzers van de klok.
20 4. Elke leiding die eindigt nabij een rand van de figuur wordt geacht een aansluiting van die figuur te zijn.
5. Elke aansluiting van een figuur wordt op eigen wijze gexdentificeerd door een code aanduiding die soms wordt aangeduid als "plaatsgetal", die ge-makkelijk uit de figuur zelf kan worden afgeleid als hij niet naast die aan- 25 sluiting is geschreven.
6. Elk plaatsgetal bevat drie termen: de eerste term, de middelste (of alfabetische) term,en de derde term.
7. De rechter letter van de alfabetische term van elk plaatsgetal (of de enkele letter als er slechts een letter is) aan de T-rand van elke figuur is T.
30 De rechter letter (of enkele letter als er slechts 4Sn letter is) van elk plaatsgetal aan de R-rand van. .elke figuur is R. De rechter letter van de alfabetische term (of enkele letter als er slechts £έη letter in de alfabetische term voorkomt) van de plaatsgetallen aan de randen B en L zijn B resp. L.
Als de alfabetische term bestaat uit meer dan edn letter, zijn alle letters 35 van de alfabetische term afgezien van de rechter letter deel van de figuur-aanduiding.
Voorbeeld; Het plaatsgetal lDRl bevindt"zich naast de bovenste leiding die zich uitstrekt naar de rechterrand van Figuur ID.
8. Elk plaatsgetal in elke figuur heeft als zijn eerste term het numerieke 40 deel van de aanduiding van die figuur. Als de alfabetische term bestaat uit meer 8202 35 1 "i β ; -9- ' f v ; dan ddn letter/ zijn alle letters afgezien van de meest rechtse letter deel /u- van de figuuraanduiding. : 9. De derde'termen van de plaatsgetallen bij enige figuurrand zijn identificatiecijfers die zijn toegewezen aan de aansluitingen aan die rand.
5 Langs de randen RenL klimmen deze identificatiecijfers in het algemeen op • van de T-rand naar de B-rand. Op soortgelijke wijze klimmen de identificatiecijfers (derde termen) van de plaatsgetallen langs de T-rand en B-rand-Jop vanaf de L-rand naar de R-rand.
10. De plaatsgetallen van een of meer andere aansluitingen zijn gegeven 10 nabij bepaalde aansluitingen in de figuren van de tekeningen. Deze plaatsgetallen yan aansluitingen op afstand worden aangeduid als "getallen op afstand” en . dienen elk voor het aangeven. van de aansluiting op afstand waarmee de betreffende , aansluiting is gekoppeld, dat wil zeggen verbonden door middel van een door-verbinding met verwaarloosbare impedantie. Onder "betreffende aansluiting" 15 wordt hier varstaan de aansluiting waamaast het getal op afstand zicb bevindt.
De uitdrukking "aansluiting nummer" wordt gebruikt als'een uitdrukking noodzakelijk is die zowel op plaatsgetallen als op getallen op afstand slaat.
Als meer dan een koppeling is aangegeven voor het verbinden van enig paar punten houdt dat niet in dat bij de praktische uitvoering meer dan een verbimding aan-20 wezig is; de redundante verbindingen zijn uitsluitend aangegeven om het volgen yan de opbouw te vergemakkelijken en hebben geen betrekking op de feitelijke constructie.
Verzamelleidingen
In. het uitgewerkte schema (Figuren 2 tot en net 15) zijn verzamelleidingen 25 die aansluitingen van verschillende figuren verbinden aangegeven door verzamel-leiding-aanduidingen van de vorm BxCy, waarin x het nummer van de verzamelleiding is en y het aantal aders in die verzamelleiding is. Een verzamelleiding-aan-duiding die zich bevindt naast een aansluiting in een figuur geeft aan dat de aangegeven verzamelleiding rechtstreeks geleidend is verbonden met het punt 30 in het circuit behorende bij die figuuraansluiting.
Voorbeeld; Zoals afgebeeld in Figuur 2 is de ader 10 van verzamelleiding 1 verbonden met de aansluiting 15 van de beeldpolariteitschakelaar 14.
De dun-dichthejdsindices
Teneinde een inrichting voor het optekenen van videobeelden volgens de 35 uitvinding met maximaal rendement te kunnen gebruiken moet de betekenis van de dun-dichtheidsindices worden begrepen.
De onmiddellijke praktische toepassing van de dun-dichtheidsindices vindt zijn oorzaak In het feit dat de gewone logaritme van de.verhouding hoge dun-dichtheidsindex/lage dun-dichtheidsindex of dun-verhouding verband houdt 40 met de H & D kromme of karakteristieke kromme van een bepaalde film die wordt ,,,, 8202 35 1 ' ' -10- [ f gekozen voor gebruik in een inrichting voor het optekenen van videobeelden * volgens de uitvinding, op zodanige wijze dat de gebruiker van die inrichting : gemakkelijk de dun-verhouding kan bepalen die overeenkomt met een gewenste maximale en minimale filmbeeld-dichtheid als hij de H & D-kromme van de film kent.
5 Gegeven het feit dat ten gevolge van het bekende verschijnsel van hel- derheid-adaptatie het beschouwen van de meeste fotografische diafilms wordt vergemakkelijkt door een dichtheidbereik tussen 0,1 boven de brutosluier en 2,0, is het gemakkelijk deze beide dichtheden aan te duiden als de hoge standaard dichtheid of HSD en de lage standaard dichtheid of LSD voor elke bepaalde film 10 die kan worden gebrtiiikt in een inrichting voor het optekenen van videobeelden volgens de uitvinding en deze nomenclatuur wordt hier aangehouden.
Voor elke bepaalde film die is behandeld overeenkomstig de behandelings-wijze gebruikt voor het bepalen van een overeenkomstige H & D-kromme kan een paar Log E-waarden overeenkomende met de HSD en LSD van die film worden bepaald 15 uit de overeenkomstige kromme. Deze .Log E-waarden worden aangeduid als de hoge standaard Log E of HSLE en de lage standaard Log E of LSLE.
Gegeven de HSLE en de LSLE in een bepaald geval, dat wil zeggen een bepaalde film en een bepaalde behandeling, kan de dun-verhouding -gemakkelijk worden bepaald door de LSLE af te trekken van de HSLE en de antilogaritme vein het 20 vers'chil op te zoeken in een tabel van gewone logaritmen. De antilogaritme van het verschil, bepaald als hierboven beschreven, is de gewenste waarde van de dum-verhouding. De omzetting van de paren HSLE en LSLE in hun overeenkomstige dunifrverhoudingen kan natuurlijk plaatsvinden door middel van een wetenschappelijke ' zakrekenmachine of door middel van speciale tabellen of nomogrammen.
25 De toepassing van de dum-verhouding van de uitvinding op de praktijk
van de optekening van videobeelden door middel van inrichtingen voor het optekenen volgens de uitvinding vertoont veel gelijkenis met de ontwikkeling van het zone-stelsel van fotografie door Weston, Adams en anderen. Volens dat stelsel wordt het fotografische subject geanalyseerd met een lichtmeter voor het bepalen 30 van zijn helderheidbereik.en geschikte belichtingsinstellingen en ontwikkel- I
instellingen worden tot stand.gebracht overeenkomstig de gegevens over het helderheidbereik teneinde een geselecteerd deel van de lichtwaarden van het fotografische subject te doen vallen in het lineaire gebied van de H & D-kromme van de film waarop het fotografische subject moet worden vastgelegd.
35 Op een enigszins soortgelijke, echter tevens afwijkende en inventieve wijze stelt de dum-dichtheidsindex-techniek volgens de uitvinding de gebruiker yan een inrichting voor het optekenen van videobeelden volgens de uitvinding in staat om het helderheidbereik van de inwendige weergeefinrichting voor videobeelden eenvoudig en snel in te stellen overeenkomstig de betrekkelijk vaste parameters van belichting en bewerking voorgeschreven door de H &. D-kromme van 8202351 > i -11- de film of ander fotografisch medium dat wordt toegepast.
Het is duidelijk dat de dum-verhouding-techniek volgens de uitvinding" niet is beperkt tot de toepassing van de hierboven beschreven hoge standaard dichtheid en lage standaard dichtheid. Andere dichtheidsparen kunnen worden 5 toegepast en overeenkomstig de tabellen of nomogrammen worden voorbereid, of de gebruiker kan de dunn-ve rhouding bepalen uit de H & D-kromme van de film (en de behandelingswijze) die wordt toegepast en in tabel van gewone antilogaritmen of een wetenschappelijke zakrekenmachine. Verder behoort het inbouwen van geechikte organen voor het berekenen van de dum-verhouding in inrichtingen voor het optekenen 10 van videobeelden volgens de uitvinding binnen het kader van de uitvinding.
De toepassing van de dum-verhouding-techniek volgens de uitvinding orider gebruik van niet-standaard dichtheidswaarden kan als volgt worden beschreven: 1. De gebruiker onderzoekt de H a D-kromme die behoort bij de gekozen film en behandelingswijze en bepaalt daaruit de gewenste hoge en lage dichtheids- 15 waarden.
2. De gebruiker trekt een horizon tale lijn op de H & D-kromme van elke gewenste dichtheidswaarde op de verticale as naar het overeenkomstige punt op de H & D-kromme zelf.
3. Uit de snijpunten van de horizon tale lijnen met de H & D-kromme trekt 20 de gebruiker verticale lijnen naar de horizontale as en hij leest daar de waarden van Log E af die overeenkomen met de gewenste dichtheidswaarden.
4. De gebruiker trekt dan de kleinste waarde van Log E die aldus is bepaald af van de grootste waarde van Log E die aldus is bepaald en zoekt de gewone antilogaritme van het resulterende verschil op in een tabel van gewone - 25 antilogaritmen. De gewone antilogaritme van het verschil is de dunn-verhouding die overeenkomt met de dichtheidswaarden die zijn bepaald in de eerste stap.
5. De gebruiker raadpleegt dan een geschikt stel tabellen, en bepaalt daaruit een geschikte waarde voor de hoge durat-index (HDDI) en voert deze waarde in met het instelorgaan voor HDDI op het bedieningspaneel van de inrichting voor 30 het optekenen van videobeelden volgens de uitvinding: * 6. De gebruiker deelt dan de waarde van-HDDI die zojuist is verkregen met de dum-verhouding (DR) verkregen in de vierde stap en verkrijgt als quotient de overeenkomstige waarde LDDI die hij onmiddellijk invoert in het instelorgaan voor LDDI op het bedieningspaneel van de inrichting voor het optekenen 35 van videobeelden volgens de uitvinding,
Het is duidelijk dat het soms noodzakelijk kan zijn een proefbelichting uit te voeren en vervolgens kleine verstellingen uit te voeren teneinde de gewenste fotografische dichtheid en het gewenste fotografische contrast te verkrijgen, ten gevolge van afwijkingen van het ideaal die optreden zowel in de beschikbare 40 film als de behandelwijze.
; 8202351 ' -12- j ί
Een verdere aanpassing van de dunft-verhouding-techniek aan het automatische ' bedrijf van een inrichting voor het optekenen van videobeelden valt eveneens i· binnen het kader van de uitvinding. Zo valt het binnen het kader van de uitvinding, een inrichting voor het optekenen van videobeelden te voorzien van een ingebouwde 5 dichtheidsmeter en een bedrijfswijze waarbij het weergeefscherm van de inwendige inrichting voor het weergeven van videobeelden wordt bekrachtigd voor het opwekken van een bekende totale hoeveelheid uitgangslicht. Als een filmgebied dat is blootgesteld aan het bekende totale uitgangslicht wordt behandeld met een vooraf bepaalde behandelwijze en wordt ingevoerd in de ingebouwde dichtheids-10 meter, kunnen de invloeden van de filmkeuze en de behandelingswijze op de juiste wijze worden bepaald in de vorm van een indexgetal dat wordt aangeduid als de dum-film- en behandelings-index of DEPI, waarmee de dichtheidsmeter is geijkt.
Ook valt het binnen het khder van de uitvinding, verdere bedrijfswijzen en inrichtingen toe te passen teneinde de dura-indices reehtstreeks in te voeren 15 in de overeenkomstige geheugenplaatsen in een inrichting voor het optekenen voor videobeelden volgens de uitvinding als een gekozen film is blootgesteld aan een standaard-lichtopbrengst van het weergeefscherm, is behandeld en is ingevoerd in de ingebouwde dichtheidsmeter.
Volgens een voorkeurswerkwijze volgens de uitvinding voor het gebruiken 20 van een inrichting voor het optekenen van videobeelden volgens de uitvinding, voorzien van indicatoren voor LDDI en HDDI soortgelijk aan de indicatoren 40 en 42 uit Figuur 17 en voorzien van overeenkomstige instelschakelaars voor de dum-dichtheidsindex soortgelijk aan de instelschakelaars 18 en 20 uit Figuur 17, maakt de gebruiker van de inrichting voor het optekenen van videobeelden 25 de inrichting gereed voor het optekenen van videobeelden op een bepaalde soort film door (1) de standaard-belichtingswaarde (EV) te kiezen uit de onderstaande keuzetabel voor belichtingswaarden overeenkomstig de bestaande of gekozen diafragma stop en belichtingstijd die zijn ingesteld in de inrichting;
KEUZETABEL VOOR BELT CHTINGSWAARDE
30 ' EV f5,6 f8 fll fl6 f22 f32 6 1/2 1 2 '7 1/4 1/2 1 2 - - 8 1/8 1/4 1/21 2 9 1/15 1/8 1/4 1/212 35 10 1/30 1/15 1/8 1/4 1/2 1 11 - 1/30 1/15 1/8 1/4 1/2; (2) .Uit een geschikte overeenkomstige H & D-kromme of karakteristieke kromme of uit eerdere ervaring de gewenste maximale dichtheid van de ontwikkelde 40 film te bepalen; (3) de waarden van LDDI en HDDI te kiezen die overeenkomen 8202351 -13- * met het gekozen filmtype en de maximale dichtheidswaarde uit .de volgende fiunn-dichtheidsindex-tabel; DONN-DICHTHEIDSINDE X-TABEL 5
Maximale
dichtheid : MRF 31 NMB/NMC Ortho-M MR-1 CTA PUJI-US
Belichtingswaarde 6 2.0 - 0,2/4,0 - . 0,2/7,0 0,1/4,0 1.8 - 0,2/5,6 0,1/3,5 0,1/5,2 10 1,6 - - - 0,2/4,0
Belichtingswaarde 7.
2.0 0,3/5,5 0,4/7,8 0,6/5,2 0,5/13,8 0,2/9,0 1.8 0,3/4,5 0,4/6,8 0,6/4,5 0,5/11,2 0,2/7,0 0,1/10,5 1.6 0,3/3,5 0,4/5,8 0,6/3,8 0,5/9,0 0,2/5,2 0,1/6,0 15 Belichtingswaarde 8 2.0 0,6/11 0,9/15,5 1,2/10,5 1,0/27,5 0,5/18 1.8 0,6/9 0,9/13,8 1,2/9 1,0/22,5 0,5/14 0,3/21 1.6 0,6/7 0,9/11,5 1,2/7,5 1,0/18 0,5/10,5 0,3/12
Belichtingswaarde 9 20 2,0 1,2/22 1,8/31 2,4/21 2,0/55 1,0/36 1.8 1,2/18 1,8/27,5 2,4/18 2,0/45 1,0/28 0,6/42 1.6 1,2/14 1,8/23 2,4/15 2,0/36 1,0/21 0,6/24
Belichtingswaarde 10 2.0 2,4/44 3,6/62 4,8/42 - 2,0/72 25 1,8 2,4/36 3,6/55 4,8/36 4,0/90 2,0/56 1,2/84 1.6 2,4/28 3,6/46 4,8/30 4,0/72 2,0/42 1,2/48
Belichtingswaarde 11 2.0 4,8/88 - 9,6/84 - -- . 1,8 4,8/72 - 9,6/72 - -- 30 1,6 ' 4,8/56 6,0/94 9,6/60 - 4,0/84 2,4/96; en (4) de instelschakelaars voor LDDI en HDDI van de inrichting zo te bedienen dat de waarden voor LDDI en HDDI uit de tabel optreden op de overeen-komstige indicatoren voor LDDI en HDDI van de inrichting.
35 Als men bijvoorbeeld in deze tabel de film type NMB/NMC, de Belichtings waarde 8 en de maximale dichtheid 1,8 kiest, blijkt de overeenkomstige waarde van LDDI 0,9 te zijn en de overeenkomstige waarde van HDDI blijkt 13,8 te zijn„ Het is duidelijk dat de toepassing van een meer uitgebreide tabel van hetzelfde type binnen het kader van de uitvinding valt. Het valt bijvoorbeeld 40 binnen het kader van de uitvinding een Dunn-dichtheids-indextabel toe te passen i.·, 8202351
K J
-14- t waarbij de waarden van de maximale dichtheid verschillen met 0,1 in plaats van 0,2. '
Er dient op te worden gewezen dat volgens de beginselen van deze werkwijze de waarden van LDDI en HDDI in de tabel zo zijn gekozen dat de overeenkomstige 5 minimale filmdichtheid van de ontwikkelde film ongeveer op 0,05 boven de bruto sluier ligt.
De gegevens die zijn neergelegd in de bovenstaande Dunn-dichtheidsindex- tabel zijn bepaald onder bepaalde omstandigheden van belichting en filmbehandeligg,
dat wil zeggen belichting van de film in een Dunn-camera van het type 627 TLC
10 en behandeling daarvan in een filmbehandelingsinrichting van het type PAKQ 14 R
waarbij CRONEX MCD chemicalien werden toegepast. Deze gegevens zijn uitsluitend bij wijze van voorbeeld gegeven en hebben niet noodzakelijkerwijs rechtstreeks betrekking op een bepaalde uitvoering van een inrichting voor het optekenen van videobeelden volgens de uitvinding. De gegevens kunnen echter worden aan-15 gepast voor gebruik in zulke toepassingen door enige representatieve proef- nemingen te doen voor een bepaald filmtype en de waarden uit de tabel te wijzigen door middel van een eenvoudige correctiefactor,
Verder valt het binnen het kader van de uitvinding de waarden. uit de bovenstaande Dunn-dichtheidsindex-tabel of een soortgelijke tabel op te nemen 20 in het geheugen van een inrichting voor het optekenen van videobeelden volgens de uitvinding en die inrichting voor het optekenen van videobeelden te voorzien van een met de hand instelbaar orgaan (bijvoorbeeld drukknoppen) die overeenkomen met bepaalde filmtypen en ook te voorzien van andere met de hand instelbara organen die overeenkomen met de maximale dichtheidswaarden van de ontwikkelde 25 film en nog andere met de hand instelbare organen die overeenkomen met de belichtinc waarden (EV), waardoor de gebruiker die tabel niet behoeft te raadplegen bij het gereedmaken van de inrichting voor het optekenen van videobeelden op bepaalde typen film (aangegeven op bepaalde met de hand instelbare organen). Blokschema 30 In de Figuren 1A tot en met ID is een blokschema aangegeven van een voorkeursuitvoering van een inrichting volgens de uitvinding, waarbij sommige geleiders die in deze figuren zijn afgebeeld zijn aangesloten op de overeenkomstig de eerder gegeven conventies voor onderlinge verbindingen.
Opgemerkt dient te worden dat de hoofdonderdelen of blokken uit het 35 blokschema van de Figuren lA tot en met ID door middel van figuumummers die zich bevinden aan de rechterbovenhoek van elk blok zijn voorzien van kruiselingse referenties naar de overeenkomstige figuren van het uitgewerkte schema uit de Figuren 2 tot en met 15. Uit Figuur ID blijkt bijvoorbeeld dat de delen van de videomonitor 56 van de voorkeursuitvoering die van bijzonder belang zijn ten 40 aanzien van de uitvinding zijn afgebeeld in Figuur 11 van de tekening.
8202351 Λ- * -15- »Τ · " —·' “ ' *
Verder dient in aanmerking te worden genomen dat niet alle stuur-verzamel-leidingen of stuurleidingen die zich in feite uitstrekken tussen de combinaties van circuitelementen voorgesteld door de blokken uit de Figuren lA tot en met Id in de Figuren 1A tot en met ID zijn afgebeeld. In plaats daarvan is met het 5 oog op de overzichtelijkheid een aantal stuur-verzamelleidingen en dergelijke niet afgebeeld in de Figuren lA tot en met ID en een gedetailleercb beschrij ving en afbeelding van de daar weggelaten stuur-verzamelleidingen en dergelijke [ is te vinden in de Figuren 2 tot en met 15 en de bijbehorende tekst.
Voor een goed begrip van het blokschema uit de Figuren 1A tot en met ID 10 dienen deze figuren volgens Figuur 1C te worden gecombineerd. i
Uit Figuur lA blijkt dat de voorkeursuitvoering een’ reeks schakelaars f op het bedieningspaneel bevat, tezamen voorgesteld door het blok.10. Zoals eveneens blijkt uit Figuur lA zijn de schakelaars op het bedieningspaneel, voorgesteld door het blok 10, nader afgebeeld in Figuur 2.
15 Uit Figuur 2 blijkt dat deze schakelaars op het bedieningspaneel een schakelaar 12 voor de bellchting, een schakelaar 14 voor de polariteit keuze, een schakelaar 16 voor de keuze van het ingangskanaal, een schakelaar 18 voor de keuze van de lage Dunn-dichtheidsindex en een schakelaar 20 voor de keuze yan de hoge Dunn-dichtheidsindex omvatten. Zoals nader zal worden toegelicht 20 omvatten de schakelaars van het blok 10 tevens een schakelaar 22 voor het bewaringscommando, door middel waarvan gekozen waarden van de hoge Dunn-dichtheidsindex en lage Dunn-dichtheidsindex worden ingevoerd in overeenkomstige geheugen ψ plaatsen, alsmede een veiligheidsschakelaar 24 voor de beschouwingsduur voor · het weergeefscherm van de monitor, door middel waarvan de filmbelichting door -25 de yoorkeursuitvoering wordt voorkomen zolang de duur die gewoonlijk de waar-nemingsopening van het weergeefscherm van de monitor sluit, geopend is.
Uit Figuur lA blijkt dat de schakelaars op het bedieningspaneel, voorgesteld door het blok 10, zijn verbonden met een multiplex-eenheid voorgesteld door het blok 32, en wel door middel van een verzamelleiding 34. Zoals blijkt 30 uit de Figuren 5A en 5B omvat de multiplex-eenheid 32 vier multiplexers in de vorm van een geintegreerd circuit van de soort die in de handel verkrijgbaar is onder het type nummer 74LS253. De verzamelleiding 34 wordt soms hier aangeduid als "verzamelleiding 1". De multiplex-eenheid 32 wordt hier soms aangeduid als de "ingangs-multiplexer".
35 Zoals blijkt uit Figuur lA is de ingangs-multiplexer 32 met andere delen van het circuit van de inrichting 30 volgens de voorkeursuitvoering’ verbonden door middel van de aders 0,1 en 3 van een verzamelleiding die hier wordt aange-geven als "verzamelleiding 7". (De verzamelleiding 7 is afgebeeld in Figuur lB).
Zoals blijkt uit Figuur 1A is de ingangs-multiplexer 32 verbonden met een -ver-40 zamelleiding 36 die soms wordt aangeduid als "verzamelleiding 3" en die de 8202351 -16- hoofd-verzamelleiding van de inrichting 30 volgens de voorkeursuitvoering is.
Zoals blijkt uit Figuur lA zijn de weergeefinrichtingen op het bedienings-paneel van de inrichting 30 volgens de voorkeursuitvoering aangegeven door een • blok 38 en het. circuit daarvan is afgebeeld in Figuur 3. Het uiterlijk van de 5 weergeefinrichting op het bedieningspaneel van de inrichting 30 volgens de voorkeursuitvoering is afgebeeld in Figuur 17. Zoals blijkt uit Figuur 17 omvatten de weergeefinrichtingen op het bedieningspaneel een weergeefinrichting 40 voor de lage Dunn-dichtheidsindex (LDDI) en een weergeefinrichting 42 voor de hoge Dunn-dichtheidsindex (HDDI). De weergeefinrichtingen op het bediemings-10 paneel omvatten verder een status-weergeefinrichting 44 die bepaalde bedrijfs-toestanden van de inrichting 30 volgens de voorkeursuitvoering aangeeft. De status-weergeefinrichting 44 als afgebeeld in Figuur 17 geeft bijvoorbeeld aan dat de volgende belichting die zal worden gemaakt door het indrukken van de belichting-stuurinrichting 12 de zesde belichting zal zijn die overblijft op 15 de betreffende vlakfilm die zich momenteel .in de inrichting 30 bevindt.
Zoals verder blijkt uit Figuur lA worden signalen voor het bekrachtigen van de weergeefinrichtingen 40, 42 en 44 daaraan toegevoerd door middel van een verzamelleiding 46 die soms zal worden aangeduid als "verzamelleiding 2".
De bekrachtigingssignalen in de verzamelleiding 2 worden geleverd door een 20 decodeerinrichting/stuurinrichting 48 voor 8 tekens van 7 segmenten, waarvan het circuit is afgebeeld in Figuur 6. Zoals blijkt uit Figuur lA worden de signalen die de tekens bepalen die door de weergeefinrichting moeten worden - weergegeven onder sturing door de decodeerinrichting/stuurinrichting 48 door de decodeerinrichting/stuurinrichting 48 ontvangen uit de verzamelleiding 3.
25 De decodeerinrichting/stuurinrichting 48 moet worden voorzien vein verdere signalen teneinde zijn functies op de juiste wijze en volledig uit te voeren. Zoals in het algemeen het geval is in de Figuren lA tot en met ID zijn de aders voor het toevoeren van deze verdere stuursignalen, benevens voor het toevoeren van bepaalde noodzakelijke bekrachtigingsspanningen of instelspanningen of instel-30 stromen niet afgebeeld, maar zij kunnen worden bepaald uit het circuit uit de Figuren 2 tot en met 15.
In Figuur lA is een blok 50 afgebeeld dat de lichtmeter voor het aflezen van de lichtopbrengst van de monitor van de inrichting 30 volgens de voorkeursuitvoering voorstelt, waarvan het circuit nader is afgebeeld in Figuur 4.
35 Zoals blijkt uit Figuur 4 bestaat het lichtopnemende element van de lichtmeter 50 uit een fotodiode 52. Zoals blijkt uit Figuur 16 is de fotodiode 52 aangebracht in het lichtdichte huis van de inrichting 30 voor het optekenen van videbbeelden volgens de voorkeursuitvoering en hij is zo opgesteld dat hij licht ontvangt van het weergeefscherm 54 van de monitor 56. Volgens de uitvinding is de fotodiode 40 52 ζδ tegenover het weergeefscherm 54 opgesteld en zo ten opzichte daarvan „ 8202351 j -17-. 1 ' » gericht en indien noodzakelijk is hij voorzien van geschikte optische ingangs-organen, zodat zijn effectieve blikveld is begrensd tot het centrale deel van het weergeefscherm 54. Tijdens de vervaardiging van de inrichting 30 voigens de voorkeursuitvoering wordt de uitgangsspanning van de lichtmeter 50 (aansluiting 5 4R1): zo geijkt dat deze nagenoeg overeenkomt met de uitgangsspanning van een standaard-lichtmeter die is opgesteld op de hoofdas loodrecht op het midden vain het weergeefscherm 54 onder alle bedrijfsomstandigheden. De ijking wordt hieronder nader beschreven aan de hand van Figuur 4.
Zoals verder blijkt uit Figuur lA wordt het signaal voor het uitgangs-10 licht van het weergeefscherm in de leiding 58 ais geleverd door de lichtmeter 50 rechtstreeks toegevoerd aan een analogon-signaal-ingangsaansluiting van een analoog-numeriek-omzetter voorgesteld door het blok 60, waarvan het circuit nader is afgebeeld in Figuur 7, en het stel uitgangssignalen van de analoog-numeriek-omzetter 60 wordt toegevoerd aan de verzamelleiding 3. Zoals hierboven 15 toegelicht zijn de aders voor bepaalde stuursignalen. en voedingsspanningen noodzakelijk voor de werking van de omzetter 60 met het oog op de duidelijkheid niet afgebeeld in Figuur lA.
Oit Figuur IB blijkt dat de inrichting 30 voigens de voorkeursuitvoering een microprocessor 60 bevat die is aangesloten op de verzamelleiding 3 en tevens 20 op de verzamelleiding 62 die soms wordt aangeduid ails "verzamelleiding 4".
•Zoals blijkt uit de vergelijking van de Figuren lA en ID en het volgen van de onderlinge verwijzingen daariin, wordt een signaal dat de veiticale synchroniseer-impulsen die worden opgewekt in de video-monitor van de inrichting 30 voorgtelt, aan de microprocessor 60 toegevoerd via de aansluiting 1BB1 uit Figuur IB.
25 De microprocessor 60 dient voor het sturen en coordineren van de werking van de andere onderdelen van de inrichting 30 voigens de voorkeursuitvoering.
In Figuur IB is tevens een blok 64 afgebeeld dat het programmageheugen voorstelt dat behoort bij de microprocessor 60. De inhoud van dit programmageheugen wordt hieronder uiteengezet. Instructies worden afgelezen uit het geheugen 64 30 en aan de microprocessor 60 en andere elementen van de inrichting 30 overgedragen via de verzamelleiding 3, als reactie op de aanbieding van overeenkomstige adressignalen daaraan vanuit de microprocessor 60 via de leiding 4 en vanuit de adres-grendels voorgesteld door het blok 66 via de verzamelleiding 68, die soms wordt aangeduid als "verzamelleiding 7". Naast de functie van het vasthouden 35 van adressignalen voor selectieve presentatie aan het geheugen 64 in de verzamelleiding 7, dient de adres-grendeleenheid 66 tevens voor het leveren van bepaalde stuursignalen (bits) aan bijvoorbeeld de lichtmeter 50, de numeriek-analoog-omzetters voorgesteld door blokken in Figuur 1C, de multiplexer 32 en de decodeerinrichting/stuurinrichting 48, dit alles via aders die met het oog 40 op de duidelijkheid niet zijn afgebeeld in het blokschema van de Figuren lA t/m ID.
82 02 3 5 1 . ' ‘ -18- : »
Een verdere geheugeneenheid uit Figuur IB is voorgesteld door het blok 70 daarin. De geheugeneenheid 70 (Nitron 7033) is een niet-vluchtig geheugen dat dient voor het bewaren van bepaalde gegevens die in de inrichting 30 zijn ingevoerd door middel van ingangsschakelaars (inwendig en uitwendig) en voor 5 het aldus beschermen van deze gegevens tegen verloren gaan door uitvallen van het lichtnet, normale uitschakeling en dergelijke oorzaken. Onder deze gegevens bevinden zich de hoge Dunn-dichtheidsindices en lage Dunn-dichtheidsindices die eerder zijn gekozen voor de betreffende ingangskanalen van inrichting 30 door middel van de weergeefinrichtingen 40 en 42 en de schakelaars 14, 16, 18, 10 20 en 22 (den stel Dunn-dichtheidsindices voor elke weergegeven beeldpolariteit) en de voorafgekozen belichtingstijd voor elk ingangskanaal van inrichting 30 (ddn waarde voor elke weergegeven beeldpolariteit). Deze gegevens worden geleverd aan het niet-vluchtig geheugen 70 en daaruit afgelezen via de verzamelleiding 72 die soms wordt aangeduid als "verzamelleiding 5". Volgens de beginselen van 15 de uitvinding worden gegevens aan het niet-vluchtige geheugen 70 geleverd en daaruit afgelezen door middel van de verzamelleiding 5, de expander voorgesteld door het blok 74 uit Figuur IB en de verzamelleiding 4. Het blok 74 uit Figuur lB omvat onder meer een ingang/uitgang-expander van bekende soort' (zie Figuur 9) die dient voor het voeren van informatie ontleend aan de microprocessor 60 20 naar de verzamelleiding 5 of de verzamelleiding 76, hier soms aangeduid als "verzamelleiding 6", en voor het kortstondig bewaren van de informatie geleverd door de microprocessor 60 op bekende wijze.
In Figuur 1C zijn blokken 80 en 82. afgebeeld die twee vergrendelende numeriek-analoog-omzetters voor 10 bits voorstellen, die analogon-stuursignalen 25 toevoeren aan de helderheid-stuursignaalaansluiting respectievelijk contrast-stuursignaalaanslulting van de videomonitor 56 van de inrichting 30 volgens de yoorkeursuitvoering, wat gebeurt via geleider 86 respectievelijk 88. Zoals verder blijkt uit Figuur 1C ontvangen de helderheid-signaal omzetter 80 en de contrast-signaalomzetter 82 bej,de hun ingangssignalen uit de verzamelleiding 3.
30 De omzetters 80 en 82 worden onafhankelijk.voorzien van "chip selecf'-signalen en andere stuursignalen van bekende soort, door middel van leidingen die met het oog op de duidelijkheid niet zijn afgebeeld.
In Figuur ID is een blok 56 afgebeeld dat de monitor 56 van de inrichting 30 volgens de voorkeursuitvoering voorstelt (zie Figuur 16). De fotodiode 52 35 van de-lichtmeter 50 is eveneens in Figuur ID afgebeeld tegenover het weergeef-schexm 54 (Figuur 16),. op zodanige wijze dat deze signalen betrekking hebbende op het uitgangslicht van het weergeefsdherm van de monitor via de leiding 58 (Figuur lA) kan afgeven. In de inrichting 30 volgens de voorkeursuitvoering is de monitor of videobeeld-weergeefinrichting 56 een monitor die in de handel 40 verkrijgbaar is onder de aanduiiding Tektronix Model No. 634.Video Monitor, 82 02 35 1 -19- * :- gewijzigd volgens de uitvinding voor het leveren van gelijkspanningherstel-impulssignalen (DCH), horizontale synchroniseer-impulssignalen en verticale synchroniseer-impulssignalen aan respectieve uitwendige aansluitingen 90, 92 en 94 (Figuur ID). De aansluitingen 96, 98, 100 en 102 maken deel uit van de niet · 5 gewijzigde Tektronix Model No. 634 Video Monitor voor het ontvangen van raster-synchroniseersignalen, complete videosignalen, de helderheid bepalende signalen en het contrast bepalende signalen.
In Figuur ID is odk een blok 110 afgebeeld dat een circuit voorstelt dat soms wordt aangeduid als het "video-schakelnetwerk" of "videoschakelaar”, 10 wat deel uitmaakt van de uitvinding.
In Figuur ID omvat de videoschakelaar 110 een multiplexer-stuureenheid 112 die self de werking stuurt van twee analogon-multiplexers 114 en 116 van bekende soort. Zowel de kanaalkeuze-multiplexer 114 als de auto-comp video-ifiultiplexer 116 zijn van de soort die in de handel verkrijgbaar is onder de IS- aanduiding LF13201 in de inrichting 30 volgens de voorkeursuitvoering. Het circuit van de multiplexer-stuureenheid 112 is afgebeeld in Figuur 10A. Er dient echter te worden opgemerkt dat de blokken 114-en 116 elk slechts een analogon-multi-plexer LF13201 voorstellen. De andere delen van de videoschakelaar 110 dan de multiplexer-stuureenheid 112 en zijn bijbehorende verzamelleidingen zijn nader 20' afgebeeld in de Figuren 10B en 10C. De subcircuit 118, 120 en 122 en het HISS-LlSS-netwerk 124, 126, 128 in het blok 110 zijn slechts schetsmatig afgebeeld, waarbij nadere details zijn te vinden in de Figuren 10B en 10C.
De schakelaar 132 en de bijbehorende buffer 136 maken het desgewenst mogelijk, a an de aansluiting 96 van de monitor 56 een uitwendig synchroniseer- .
25 signaal toe te voeren dat wordt verkregen via het ingangskanaal 2, (142).
Zoals verder blijkt uit Figuur ID kan de analogon-multiplexer 114 als afzonderlijke en onafhankelijke video-ingangssignalen via de video-ingangsleidingen 140, 142, 144 en 146 de vier video-ingangssignalen ontvangen die door de inrichting 30 volgens de voorkeursuitvoering worden ontvangen aan zijn respec-30 tieve video-ingangsaansluitingen 150, 152, 154 en 156 (Figuur 16). Zoals blijkt uit Figuur 10B zijn de signaalleidingen 140, 142, 144 en 146 tenminste gedeel-telijk bekende coaxiale leidingen, waarbij de buitenader of afscherming van alle leidingen zijn verbonden met de massa van de inrichting 30. Elke coaxiale leiding 140, 142, 144 en 146 en zijn bijbehorende coaxiale ingangsaansluiting 35 150, 152, 154 en 156 wordt hier soms aangeduid als "ingangskanaal" of "video- ingangskanaal".
De respectieve video-iiigangskanalen bestaande uit de signaalleidingen 140, 142, 144 en 146 worden soms aangeduid als de kanalen 1, 2, 3 en 4. In de inrichting 30 volgens de voorkeursuitvoering kan het video-ingangssignaal 40 gevoerd door elk van deze kanalen worden gekozen voor optekening met de weer- 8202351 i * .
-20- gee finrichting 56 voor videobeelden (Piguur 16), of beter gezegd, voor het optekenen van bepaalde delen daarvan door het bedienen van de schakelaar 16 (Figuur 17) van het overeenkomstige kanaalnummer. Het video-ingangssignaal dat wordt toegevoerd door de bran 160 van video-ingangssignalen (Piguur 17) 5 kan derhalve worden gekozen door het optekenen in zijn geheel of van delen daarvan door de inrichting 30 volgens de voorkeursuitvoering door bedieniijg van de schakelaar 16 (Figuur 17) in zijn stand "l"; enz.
Er dient op te worden gewezen dat de uitvinding niet beperkt is tot de aanwezigheid van vier video-ingangskanalen in een inrichting voor het 10 optekenen van videobeelden, noch tot de aansluiting van een afzonderlijke bron van video-ingangssignalen op elk video-ingangskanaal als afgebeeld in Figuur 16. Terwiji in Figuur 16 elke video-ingangsaansluiting 150, 152, 154 en 156 is verbonden met een overeenkomstige afzonderlijke en onafhankelijke bron 160, 162, 164 en 166 van video-ingangssignalen, is het ook mogelijk 15 bijvoorbeeld geen bron van video-ingangssignalen aante sluiten op de aansluiting 150, maar de analogon-multiplexer 114 zo te doen werken dat bijvoorbeeld het video-ingangssignaal toegevoerd door de bron 162 voor optekening door de inrichting 30 wordt gekozen als de schakelaar 16 zich in zijn stand 1 of 2 bevindt.
Er zijn dus uitvoeringen mogelijk waarbij elk gewenst aantal gewenste 20 stellen parameters van het opgetekende beeld, bijvoorbeeld LDDI, HDDI en de belichtingstijd, kan worden opgeroepen en toegevoerd voor de bewerking van het video-ingangssignaal ontvangen aan elk van een gewenst aantal ingangskanalen, voor naar keuze positieve of negatieve polariteit van het filmbeeld, als aangegever op de schakelaar 14.
25 De werking van de analogon-multiplexer 114 voor het aanbieden van het- zelfde video-ingangssignaal voor optekening in twee of meer standen van de schakelaar 16 houdt echter niet in dat een bepaald raster of bepaalde rasters van dat video-ingangssignaal op precies dezelfde wijze wordt opgetekend, on-geacht de stand van de schakelaar.16. In tegendeel, de inrichting 30 is zo uit-30 gevoerd dat het paar Dunn-dichtheidsindices overeenkomende met de stand 1 van de schakelaar 16 niet gelijk behoeft te zijn aan het paar Dunn-dichtheidsindices overeenkomende met stand 2 van de schakelaar 16, zodat de dichtheid en het fotografische contrast van het beeld dat wordt opgetekend met de schakelaar 16 in de stand 1 niet gelijk behoeft te zijn aan de dichtheid en 35 het fotografische contrast van het beeld opgetekend met de schakelaar 16 in stand i 2, zelfs al is het video-ingangssignaal-raster waarmee de optekening in stand 2 wordt gemaakt nagenoeg identiek aan het video-ingangssignaal-raster waarmee de optekening in stand 1 wordt gemaakt.
Zoals hierboven vermeld bewaart de geheugeneenheid 70 bepaalde signalen, 40 zoals Dunn-dichtheidsindices en belichtingstijden, voor elk ingangskanaal van de 8202351
-21- I
inrich.ting 30- De geheugeneenheid 70 heeft bijvoorbeeld een geheugenplaats I
HDDI(l) voor het bewaren van de gewenste waarde van HDDI of overeenkomende | met het kanaal 1; een geheugenplaats LDDI(l) voor het bewaren van de gewenste waarde van LDDI of overeenkomende met het kanaal 1; een geheugenplaats ET(1) ; 5 voor het bewaren van de gewenste belichtingstijd overeenkomende met kanaal 1; een geheugenplaats HDDI (3) voor het bewaren van de gewenste waarde van HDDI overeenkomende met kanaal 3; een geheugenplaats ET(2) voor het bewaren van de gewenste belichtingstijd behorende bij kanaal 2; enz,
De plaats in de geheugeneenheid 70 waar een waarde van .nieuwe gegevens 10 wordt ingevoerd wordt gekozen door middel van de kanaal-kiesschakelaar, dat wil zeggen de schakelaar 16 van de inrichting 30 (Figuur 17). Als het gewenst is de waarde van HDDI die wordt bewaard in HDDI (3) te wij zigen, wordt de kanaal kiesschakelaar 16 in stand 3 geplaatst, de gewenste nieuwe waarde van HDDI(3) wordt zichtbaar gemaakt op de weergeefinrichting 42 (Figuur 17) door het bedienen 15 van de schakelaar 20 op de hierboven beschreven wijze en de schakelaar 22 wordt in zijn stand STORE gebracht, waardoor een nieuwe waarde van HDDI, op dat tijdstip weergegeven door de weergeefinrichting 42, wordt ingevoerd in de geheugenplaats HDDI(3) van de geheugeneenheid 70. Op soortgelijke wijze wordt voor het invoeren van een nieuwe waarde in LDDI (4) de schakelaar 16 in stand 20 4 geplaatst, de gewenste nieuwe waarde van LDDI zichtbaar gemaakt op de weergeef inrichting 40 en de schakelaar 22 in zijn stand STORE gebracht, waarbij de gewenste nieuwe waarde van LDDI, overeenkomende met de op dat tijdstip op de weergeefinrichting 40 aangegeven waarde, wordt ingevoerd in LDDI(4).
Het is dus duidelijk dat de gegevens voor optekenparameters die worden -25 bewaard in de geheugenplaatsen voor kanaal 1 van de geheugeneenheid 70 geheel kunnen verschillen van de gegevens van optekenparameters bewaard in de geheugenplaatsen voor kanaal 2 van de geheugeneenheid 70, waardoor de optekening die wordt gemaakt van een gegeven video-ingangssignaal-raster door de inrichting 30 bij instelllng op het kanaal 1 aanmerkelijk kan verschillen van de optekening· 30 die van hetzelfde video-ingangssignaal-raster door de inrichting 30 wordt gemaakt bij instelllng op het kanaal 2.
De bewaarde waarde van de belichtingstijd die overeenkomt met een gekozen ingangskanaal kan worden gewijzigd door (1) de schakelaar 336 (Figuur 5A) te sluiten, waardoor & op dat tijdstip bewaarde waarde van de belichtingstijd 35 voor dat kanaal verschijnt op .de indicator 42, uitgedrukt in verticale syn-chroniseer-intervallen van het gekozen video-ingangssignaal, (2) de schakelaar 20 zo te bedienen dat de aangegeven waarde van. de belichtingstijd verandert in de gewenste nieuwe waarde van de belichtingstijd, (3) de schakelaar 22 kort-stondig te bedienen voor het vervangen van de eerder bewaarde waarde van de 40 belichtingstijd door de nieuw aangegeven waarde van de belichtingstijd in de f 8202351
*' -22- I
• - ·· ...... ...... : overeenkomstige geheugenplaats voor de belichtingstijd van het geheugen 70 en (4) de schakelaar 336 te openen. Een gewenste verandering van de bewaarde waarde van de belichtingstijd voor de tegengestelde beeldpolariteit van het-zelfde ingangskanaal kan tot stand worden gebracht door dezelfde stappen te 5 doorlopen terwijl de schakelaar 14 voor de beeldpolariteit zich in de andere stand bevindt.
Oit Figuur ID blijkt verder dat de analogon-multiplexer 114 wordt gestuurd en het video-ingangssignaal toegevoerd aan de buffer 118 wordt gekozen door signalen die aan de analogon-multiplexer 114 worden toegevoerd via de 10 multiplexer-stuureenheid 112 via de verzamelleiding 170.
De signalen die worden toegevoerd aan de multiplexer-stuureenheid 112 via de verzamelleiding 6, die de keuze van een bepaald video-ingangskanaal-signaal als ingangssignaal voor de buffer 118 veroorzaken, worden zelf bepaald door de stand van de kanaalkiesschakelaar 16(Figuur 17).
15 Oit Figuur ID blijkt verder dat de gemeenschappelijfce uitgangsaansluiting .134 van de'analogon-multiplexer 114 het ingangssignaal voor de buffer 118 levert, die op zijn beurt het ingangssignaal voor het subcircuit 120 levert.
Het subcircuit 120 is een monster-en-houd-circuit dat de top-witamplitude van de beeldsignaal-component van het videosignaal gekozen door de analogon-20‘ multiplexer 114 en bewaart. De signaalspanning (PWISS) overeenkomende met deze top-witamplitude wordt geleverd aan de uitgangsaansluiting van het monser-en-houd-circuit 12Q, dat wil zeggen aan het linker uiteinde van de weerstand 128 uit Figuur ID.
Het subcircuit 120 wordt soms aangeduid als het "top-wit-monster-en-25 houd-circuit”.
Bij de voorkeursuitvoering van de uitvinding worden de waarden van de ! weerstanden 124, 126 en 128 zo gekozen dat het niveau HISS 95% en het niveau LISS 15% bedraagt zoals hieronder nader gedefinieerd, zodat volgens de voorkeursuitvoering de signaalspanning HISS nagenoeg gelijk is aan de top-wit-spanning 30 van de. beeld-signaalcomponent van het videosignaal gekozen door deanalogon-multiplexer 114. Bij andere uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding echter, waarbij het wenselijk is dat HISS niet gelijk is aan de top-witamplitude van de beel-signaalcomponent van het gekozen videosignaal (PWISS) wordt de waarde van de weerstand 128 dienovereenkomstig vergroot. Verder kunnen bij sommige 35 uitvoeringsvormen de weerstanden 126 en 128 instelbare weerstanden zijn.
Ini Figuur ID is tevens het houd-en-monster-subcircuit 122 afgebeeld dat soms wofdt aangeduid als het "achter-stoep-houd-en-monster-circuit".
Het achterstoep-monster-en-houd-circuit 122 ontvangt aan zijn ingang de delen van. het videosignaal die door de analogon-multiplexer 114 zijn gekozen en die 40 optreden tijdens tijdintervallen bepaald door de analogon-multiplexer 116.
8202351 -23- .,1
Deze tijdintervallen komen overeen met de gelijkspanningherstel-tijdintervallen I
van het video-ingangsignaal gekozen door de anaiogon-multiplexer 114. Het achter-stoep-monster-en-houd-circuit 122 meet en bewaart derhalve de "achterstoep" of "infrazwart-niveau" van de beeld-signaalcomponent van het videosignaal gekozen 5 door de anaiogon-multiplexer 114. Dit achterstoep-signaal treedt op aan de uitgangsaansluiting 122 van het achterstoep-mondter-en-houd-circuit 122. Daar het volledige amplitudebereik van de beeld-signaalcomponent van het videosignaal gekozen door de anaiogon-multiplexer 114 zich uitstrekt van het top-wit-spanning-niveau, optredende aan de uitgangsaansluiting van het top-wit-monster-en-houd-10 circuit 120 tot het achterstoep-signaalniveau optredende aan de uitgangsaansluiting van het achterstoep-monster-en-houd-circuit 122 volgt daaruit dat het hoge beeldsignaal-monster (HISS) en het lage beeldsignaal-monster (LISS) zoals hier-boven gedefinieerd optreden op voorafbepaalde punten van een weerstandnetwerk aangesloten tussen de uitgangsaansluitingen van de subcircuits 120 en 122.
15 De weerstanden 124, 126 en 128 vorrnen dit netwerk in de in rich ting 30 volgens de voorkeursuitvoering. In de inrichting 30 volgens de voorkeursuitvoering is de waarde van HISS nagenoeg gelijk aan het top-wit-niveau vermiriderd met 5% van het volledige bereik van het beeldsignaal en de waarde van LISS is nagenoeg gelijk aan het achterstoep-niveau vermeerderd met 15% van het volledige bereik 20 van het beeldsignaal. I
Uit Figuur ID blijkt dat de Auto-Comp analogon-video-multiplexer 116 I
als drie van zijn ingangssignalen de signalen HISS, LISS en het videosignaal gekozen door de anaiogon-multiplexer 114 ontvangt. Ook blijkt dat het signaal aan de enkele uitgangsaansluiting 125 van de anaiogon-multiplexer 116 via de 25 buffer 129 wordt toegevoerd aan de video-ingangsaansluiting 98 van de videomonitor 56. Ook blijkt uit Figuur ID dat de werking van de anaiogon-multiplexer 116 via de verzamelle'iding 174 wordt gestuurd door de multiplex-stuurinrichting 112. De multiplex-stuurinrichting 112 wordt zelf gestuurd door signalen die .-via de expander 74 (Figuur IB) en de verzamelleidingen 4 en 6 worden ontvangen 30 uit de microprocessor 6 (Figuur IB).
De keuze van de video-ingangssignalen toegevoerd aan de videomonitor 156, tussen HISS, LISS of een volledig videosignaal, wordt gestuurd door de microprocessor 60.
Zoals blijkt uit Figuur ID wordt het synchroniseersignaal dat ftordt 35 toegevoerd aan de uitwendige synchroniseeraansluiting van de monitor 56 gewoonlijk ontleend aan de gemeenschappelijke uitgangsaansluiting 134 van de anaiogon-multiplexer 114 en toegevoerd via de buffer 136. Als de met de hand bedien-bare schakelaar 132 echtar in zijn normale open stand (in streeplijnen) wordt geplaatst kan een afzonderlijk uitwendig gesynchroniseerd signaal worden toe-40 geyoerd via het video-ingangskanaal 142.
8202351 -24- : [ • ι
In Figuur 2 zijn de elektrische doorverbindingen tussen de schakelaars op het bedieningspaneel (Figuur 17) van de inrichting 30 volgens de voorkeursuitvoering | en de bijbehorende aansluitingen van de ingang-multiplexer 32 (Figuur 1A) afge- | beeld, welke doorverbindingen gebeuren via een verzamelleiding 1.
5 De belichtingsschake1aar 12 (Figuren 2 en 17) is een gewoonlijk geopende drukschakelaar van bekende soort. Het met de hand indrukken van de schakelaar 12 veroorzaakt het belichten van een vooraf bepaald gebied van de filmcassette 180 in de inrichting 30 (Figuur 16).
De schakelaar 24 van de beschouwingsduur van het weergeefscherm van de 10 monitor (Figuren 2' en 16) is geen schakelaar op het bedieningspaneel, maar zoals blijkt uit Figuur 16 een schakelaar die is aangebracht in het kozijn van de beschouwingsdeur 182 voor het weergeefscherm van de monitor van de inrichting 30, op zodanige wijze dat hij wordt ingedrukt en daardoor gesloten als de deur 182 geheel gesloten is. De schakelaar 24 dient via het circuit 15 en de programmering en dergelijke van inrichting 30 voor het beletten van de belichting van een film 180 in inrichting 30 tenzij de beschouwingsduur 182 voor het weergeefscherm van de monitor volledig is gesloten.
Zoals blijkt uit Figuur 2 is de geheugen-commandoschakeiaar 22 (Figuur 17) een schakelaar met maakcontact waarvan het bedieningsorgaan gewoonlijk veer-20 krachtig in zijn centrale open stand wordt gehouden. Als het bedieningsorgaan van de geheugen-commandoschakeiaar 22 met de hand in zijn bovenste stand wordt gebracht, wordt de ader 8 van de verzamelleiding 1 rechtstreeks verbonden met ' massa en de Dunn-getallen die worden weergegeven op de weergeefinrichtingen in . 40 en 42 worden zoals hierboven uiteengezet ingevoerd in de geheugeneenheid 70.
25 Zoals eveneens blijkt uit Figuur 2 is de beeldpolariteitschakelaar 14 op het bedieningspaneel van inrichting 30 (Figuur 17) een enkelpolige omschakelaar waarvan het bedieningsorgaan met de hand in een bovenste of een onderste stand kan. worden gebracht. Als de polariteitschakelaar 14 zich in de bovenste stand voor een positief beeld bevindt, wordt de ader 10 van de verzamelleiding 1 30 met massa verbonden en het beeld op het weergeefscherm 54 (Figuur 16) heeft de tegengestelde polariteit als het beeld op het weergeefscherm van de monitor van de gastheerinrichting, zodat het overeenkomstige filmbeeld na ontwikkeling dezelfde polariteit heeft als het beeld ten tijde van de belichting op het weergeefscherm van de monitor van de gastheerinrichting. Als de beeldpolariteit-35 schakelaar 14 op het bedieningspaneel in de onderste stand voor negatieve beeldpolariteit bestaat en een belichting plaatsvindt op de film in de cassette 180, heeft het overeenkomstige filmbeeld na ontwikkeling de tegengestelde polariteit als het beeld ten tijde van de belichting op het weergeefscherm van .de. monitor van de gastheerinrichting.
40 De schakelaar 18 voor de lage Dunn-dichtheidsindex (Figuren 2 en 17) is ! 8202351 -25- ‘
„ » A
een enkelpolige omschakelaar waarvan het bedieningsorgaan onderhevig is aan een zodanige veerbelasting dat het gewoonlijk in de centrale stand met geopende schakelaar staat. Als de schakelaar 18 met de hand in de bovenste stand uit Figuur 17 wordt gehouden, waardoor Blc2 met massa is verbonden, neemt de numerieke I ’ 5 waarde aangegeven op de weergeefinrichting (Figuur 17) toe totdat hij een vooraf bepaalde bovengrens bereikt. Als de schakelaar 18 met de hand in zijn onderste stand uit Figuur 17 wordt gehouden, waardoor B1C4 met massa wordt verbonden, neemt de numerieke waarde aangegeven op de weergeefinrichting 40 (Figuur 17) af totdat deze een vooraf bepaalde ondergrens bereikt.
10 De schakelaar 20 voor de hoge Dunn-dichtheidsindex (Figuur 2) is een enkelpolige omschakelaar waarvan het bedieningsorgaan onderhevig is aan een zodanige veerbelasting dat het gewoonlijk in de centrale stand met geopende schakelaar staat. Als de schakelaar 20 met de hand in de bovenste stand uit Figuur 17 wordt gehouden, waarbij B1C5 met massa wordt verbonden,' neemt de 15 numerieke waarde aangegeven op de weergeefinrichting. 42 (Figuur 17) toe totdat deze een vooraf bepaalde bovengrens bereikt. Als de schakelaar 20 met de hand in zijn onderste stand uit Figuur 17 wordt gehouden, waarbij B1C6 met massa wordt verbonden, neemt de numerieke waarde aangegeven op de weergeefinrichting 42 (Figuur 17) af totdat deze een vooraf bepaalde ondergrens bereikt.
20 De kanaal-kiesschakelaar .16 (Figuren 2 en 17) is een met de hand be- dienbare vierpolige schuifschakelaar met vier werkstanden, die elk overeenkomen. met edn van de video-ingangskanalen van inrichting 30, aangegeven met overeen-komstige opschriften namens de schakelaar op het bedieningspaneel van de inrichting 30 (Figuur 17). Zoals elders vermeld dient de kanaal-kiesschakelaar 16.
25 niet alleen voor het kiezen van het kanaal waarvan het videosignaal moet worden opgetekend als de belichtingsschakelaar 12 wordt ingedrukt, maar hij dient tevens voor het kiezen van de geheugenplaatsen in de geheugeneenheid 70 waarin de numerieke waarden weergegeven op de weergeefinrichtingen 40 en 42 worden bewaard als het bedieningsorgaan van de geheugen-commandoschakelaar 22 wordt 30 omhoog bewogen.
In Figuur 3 zijn de elektrische doorverbindingen tussen de weergeef organen 40, 42 en 44 op het bedieningspaneel van de inrichting 30 (Figuur 17) en de bekrachtiging-verzamelleiding 2 voor de weergeefinrichtingen op het bedienings- -paneel van de inrichting 30 (Figuur lA) aangegeven. De weergeefinrichtingen 35 40 en 42 zijn halfgeleider-weergeefinrichtingen van de soort die in de handel verkrijgbaar zijn onder de aanduiding NSN3881. De weergeef inrichting 44 (Figuur 17} is een halfgeleider-weergeefinrichting van de soort die in de handel verkrijgbaar is onder de aanduiding NSN781.
In Figuur 4 is het circuit van de lichtmeter 50 voor het uitgangslicht 40 van de weergeefinrichting voor videobeelden van de inrichting 30 volgens de 8202351 ' uitvinding afgebeeld.
Zoals blijkt uit Figuur 4 zijn de leidingen 186 en 188 aangesloten op voedingsbronnen +A resp. -A. Qnder +A wordt hier de positieve aansluiting verstaan van een ongeregelde gelijkspanningvoeding van 15V en onder -A wordt hier de 5 negatieve aansluiting verstaan van een ongeregelde gelijkspanningvoeding van 15V. Verder wordt met L de positieve aansluiting van een geregelde gelijkspanningvoeding van 5V aangeduid. Uit Figuur 4 blijkt dat bij de voorkeursuitvoering de volgende componenten de vermelde waarden hebben: condensator 190, lOnF; condensator 192, lOOpF; weerstand 194, 2,4ΜΩ; condensator 196, lOOpF; weerstand 10 198, lkfl; condensator 200, 0,IjjF; weerstand 202, 500k0; potentiemeter 204, 20k0; weerstand 206, 150k0? weerstand 208, IkO; weerstand 210, 500kΩ en weerstand 212, 100Ω. De fotodiode 52 is van het type Vactec VTS-5076. Operationele versterkers 216, 218, 220 en 222 met geintegreerd circuit zijn van het type LM319. De diode 224 is van het typelN914, evenals de diode 226. De Zener diode 15 228 heeft een Zenerspanning van 5,6V.
* Tijdens de vervaardiging van een inrichting volgens de uitvinding worden de potentiometers 204 en 214 als volgt ingesteld.
De lichtopbrengst van het monitorscherm 54 wordt gemeten met een numerieke fotometer van het type Tektronix J-16 of zijn equivalent, onder gebruikmaking 20 van een smalle bundel-luminantie sonde met een dubbelbreedte van 1® van het type Tektronix J6523. Onder gebruikmaking van een geprogrammeerde test:modus die in de inrichting 30 beschikbaar is worden de numeriek-analoog-omzetters MB en MC (Figuur 15) rechtstreeks ingesteld door middel van de weergeefinrichtingen 40 en 42 en de schakelaars 18 en 20, waarbij de DIP schakelaars 1, 6, 7·, 9 en 25 10 in hun stand AflN worden gezet en alle andere DIP schakelaars in hun stand UIT worden gezet, zodat de monitor-lichtopbrengst gelijk is aan 102,4 voet-lambert, gemeten met de Tektronix lichtmeter. (Als de DIP schakelaars op de bovengenoemde wijze zijn ingesteld, verschijnt de instelling van de numeriek-analoog-omzetter MB op de indicator 40 en de instelling van de numeriek-analoog-30 omzetter MC verschijnt op de indicator 42). De potentiometers 204 en 214 worden dan versteld totdat de voile schaal-uitgang van de analoog-numeriek-lichtopbrengst- j omzetter 60 (Figuur 1a), d.w.z. FF in hexadecimaal, overeenkomt met 102,4 voet- . j lambert, als afgelezen op de numerieke lichtmeter J-16. De instelling van de numeriek-analoog-omzetter MB wordt dan ingesteld totdat de stip-lichtmeter 35 een aanwijzing van 0,4 voet-lambert geeft. De instellingen van de potentiometers worden dan verder veranderd totdat een aflezing van 0,1 hexadecimaal aan de uitgang van de omzetter 60 wordt verkregen. Voor het gemak bij het gebruik van deze geprogrammeerde hand-testmodus wordt het uitgangssignaal van de omzetter 60 hexadecimaal weergegeven op de indicator 44 als de DIP schakelaars op de boven-40 genoemde wijze worden ingesteld. De bovenstaande instellingen van de numeriek- 8202351 1 -27- * .
analoog-omzetters en potentiometers worden herhaald totdat het uitgangssignaal van de omzetter van PP hexadecimaal overeenkomt met een aflezing van de stip-lichtmeter van 102,4 voet-lambert en een uitgangssignaal van de omzetter van.
0,1 hexadecimaal overeenkomt met een aflezing van de stip-lichtmeter van 0,4 voet-5 lambert.
Ten aanzien van Figuur 5A kan worden opgemerkt dat alle weerstanden 230 t/ra 244 en 246 t/m 260 waarden van 4,7kfl hebben, De poort 262 is een ge-integreerd circuit van het type 74LS32. De geintegreerde circuits 264 en 260 zijn van het type 74LS253. De schakelaar 268 die als DIP schakelaar 10 is 10 aangeduid in het computer programma is de inwendige kanaal-beeldp'olariteit-schakelaar voor ingangsschaal 4 van de inrichting 30. Zoals aangegeven op bladzijde 1 van het computer programma wordt elk video-ingangssignaal van het \ kanaal 4 in beeldpolariteit omgekeerd als de schakelaar 268 (DIP schakelaar 10) is ingeschakeld, d.w.z. gesloten is.
15 Op soortgelijke wijze is de schakelaar 270 de" inwendige kanaal-beeld- polariteit-schakelaar voor het video-ingangskanaal 3; de schakelaar 272 -is de inwendige kanaal-beeldpolariteit-schak&laar voor het video-ingangskanaal 2 en de schakelaar 274 is de inwendige kanaal-beeldpolariteit-schakelaar voor het video-ingangskanaal 1.
20 De aanduidingen (volgende op de referentienummers van bepaalde schakelaars in de tekening) geven hun overeenkomstige aanduidingen in het programma aan, bijvoorbeeld 268 (DS 10) geeft aan dat de DIP schakelaar 268 ook wordt aangeduid als DIP schakelaar 10.
De aansluitingen 276, 278 en 280 uit Figuur 5A zijn in het computer 25 programma aangeduid als E9, E10 en Ell. Zie daarvoor bladzijde 1, regels 32 t/m 34. Zoals daar vermeld kan het aantal belichtingen op een film in inrichting 30 vooraf worden bepaald door geschikte doorverbinding van deze aansluitingen.
Ten aanzien van Figuur 5B dient te worden opgemerkt dat alle weerstanden 284 t/m 314 een waarde van 4,7k0 hebben. De geintegreerde circuits 316 en 310 30 zijn van het type 74LS253.
De schakelaar 320, die in het computer programma is aangeduid als DIP schakelaar 5 dient in gesloten toestand voor het blokkeren van het volgbedrijf ; van de Auto-Comp programma functie van de inrichting 30.
De schakelaar 322, die in het computerprogramma is aangeduid als DIP 35 schakelaar 4 op bladzijde 1, dient voor het voorkomen van de werking van het Auto-Comp-deel van het programma van de inrichting 30 in gesloten toestand.
De aansluitingen 324, 326, 328, 330 en 332 voor de belichtingssturing, ook aangeduid als E6 resp. E7 resp. E8 resp. E4 resp. E5, zijn aangeduid in het computerprogramma, waar het resultaat van rechtstreekse doorvefbindingen 40 tussen bepaalde aansluitingen wordt toegelicht.
8202351 -28-
Verder maakt de schakelaar 336 (Figuur 5A), die ook wordt aangeduid als DIP schakelaar 2, het mogelijk, de waarden van de belichtingstijd bewaard in Nitron 70, en wel een voor elke beeldpolariteit van elk ingangskanaal, te wijzigen. Als de schakelaar 336 is gesloten wordt de bewaarde waarde van de belichtings-5 tijd voor het dan gekozen ingangskanaal (schakelaar 16) en de dan gekozen beeldpolariteit (schakelaar 14) weergegeven op de indicator 40 voor LDDI. Deze waarde kan in een nieuwe gewenste waarde worden gewijzigd door bediening van de schakelaar 18 en deze nieuwe waarde kan de eerder bewaarde waarde vervangen door het bedieningsorgaan van de schakelaar 22 in zijn stand bewaren te brengen.
10 Tijdens dat bedrijf geeft de indicator 40 van 1 tot 128 aan in verticale video-synchroniseer-impuls intervallen.
Ten aanzien van Figuur 6 dient te worden opgemerkt dat bij de voorkeurs-uitvoering het geintegreerde circuit 340 van het type 7218B, een decodeer/ stuur-circuit voor acht tekens van zeven segmenten, is en de OF-poort 342 een 15 gelntegreerd circuit van het type 74LS32 is.
Ten aanzien van Figuur 7 kan worden opgemerkt dat bij de voorkeurs-uitvoering de component 344 een referentiediode met temperatuurregeling is van de in de handel verkrijgbare soort LM399Z. '
De Versterker 346 heeft een versterkingsfactor 1 en geschikte waarden 20 voor de componenten daarvan kunnen gemakkelijk worden gekozen. De operationele versterker 348 is een gelntegreerd circuit van het type LF347.
De versterking van de versterker 350 kan worden ingesteld door middel van de potentiometer 352, die tijdens de vervaardiging van inrichting 30 zo wordt ingesteld dat de versterking van de versterker 350 gelijk is aan 10.
25 be keuze van geschikte waarden voor de componenten van de versterker 350 is - gemakkelijk. De operationele versterker 354 is een gelntegreerd circuit van het type LF347.
De Zenerdiode 356 is van het type 1N4732.
Een monster van de voedingsspanning toegevoerd aan de inrichting 30, 30 op geschikte wijze proportioneel verzwakt, wordt toegevoerd aan de pen 28 van het geintegreerde circuit 358, zodat de inrichting 30 onwerkzaam wordt gemaakt zodra de toegevoerde voedingsspanning te gering is om de produktie mogelijk te maken van videobeelden die voldoen aan de kwaliteitsnormen voor videobeelden waarvoor de inrichting 30 was bestemd.
35 De poorten 360 en 362 zijn in de handel beschikbare geintegreerde circuits.
Ten aanzien van Figuur 8 kan worden opgemerkt dat het geintegreerde circuit 364 een microprocessor met gelntegreerd circuit van het type 8035 is.
Het kristal 366 is een kristal voor 6MHz en de condensatoren 368 en 370 40 hebben waarden van 20pF. De bovenste aansluiting 372 van de magneetspoel 374 8202351 ί -29- * . ' r is verbonden met de positieve aansluiting van een niet afgebeelde ongeregelde r gelijkspanningvoeding van 23V. De spoel 374 dient voor het bedienen van de mechanische sluiter van de inrichting 30. De spoel 374 opent de mechanische sluiter als hij wordt bekrachtigd via de transistor 376. De mechanische sluiter 5 is afgebeeld in Figuur 16 en daar aangeduid met 380.
Ten aanzien van Figuur 9 kan worden opgemerkt dat het geintegreerde circuit 382 een inganguitgang-expander met een gelntegreerd circuit van het type Intel 8243 is. De weerstand 384 heeft een waarde van 100 kilohm.
Ten aanzien van Figuur 10A kan worden opgemerkt dat het geintegreerde 10 circuit 388 van het type 74S188 is en dat het gelntegreerd circuit 390 van het type 74LS74 is. De weerstanden 392 t/m 406 hebben alle een waarde van 4#7 kilohm. De condensatoren 408 en 409 hebben een waarde van 0,lyF.
Ten aanzien van Figuur 10B kan worden opgemerkt dat de weerstanden 410 en 412 een waarde van 100Ω hebben, dat de weerstanden 414 t/m 420 een waarde 15 van 75Ω hebben en dat de weerstanden 422 t/m 428 belastingsweerstanden met een waarde van 4,7 kilohm zijn.
De met de hand bedienbare schakelaars 430 t/m 436 dienen voor het af-zonderlijk overbruggen van de belastingsweerstanden 422 t/m 428. De video-ingangsleiding 146 kan derhalve worden afgesloten met een hoge impedantie 20 van ongeveer 4800Ω of met een karakteristieke impedantie van bijvoorbeeld 75Ω,·afhankelijk van de geopende of gesloten stand van de schakelaar 430.
Elk van de andere schakelaars 432 t/m 436 dient voor het leveren van dezelfde keuze van lijn afsluit impedanties voor een bijbehorende video-ingangsleiding, d.w.z. de leidingen 144 resp. 142 resp. 140.
25 Als afgebeeld in Figuur 10B is het geintegreerde circuit 114 een analogon- multiplexer van het type LF13201.
In Figuur 10B hebben de weerstanden 442, 444, 446 en 448 alle een waarde van 100Ω en de leiding 134 verbindt de pennen 2, 7, 10 en 15 van de multiplexer 114. De condensator 450 heeft een waarde van lOyF en de weerstand 452 heeft 30 een waarde van 22 kilohm. De weerstand 454 heeft een waarde van 33 kilohm en de condensator 456 heeft een waarde van 0,lyF. De weerstanden 458 en 460 hebben beide een waarde van 1 kilohm en de condensator 462 heeft een waarde van 0,lyF.
De keuze van geschikte transistoren voor de transistoren 464, 466 en 468 levert geen moeilijkheden.
35 In Figuur 10C is het monster-en-houd-circuit 120 voor PWISS afgebeeld, evenals het monster-en-houd-circuit 122 voor BPISS, die beide schetsmatig zijn afgebeeld in Figuur IB. In Figuur 10C is tevens de monitor-video-ingangsbuffer 129 afgebeeld, die schetsmatig is aangegeven in Figuur ID.
In Figuur 10C omvat het netwerk HISS-LISS een weerstand 124 van 300Ω, 40 een weerstand 126 van 56Ω en een weerstand 128 van 16Ω.
8202351 -30-
De weerstanden 470 en 472 hebben waarden van 100Ω en de condensatoren 474 en.
476 hebben een waarde van 0,1yF.
De monitor-video-ingangsbuffer 129 omvat weerstanden 478, 480 en 482 van 100Ω, condensatoren 484 en 486 van 0,lyF, een weerstand 488 van 4,7Ω en een 5 video-buffer 490 in de vorm van een geintegreerd circuit LH0002.
Het monster-en-houd-circuit 122 voor BPISS omvat een weerstand 492 van 100Ω, een condensator 494 van 0,lyF, een weerstand 496 van 3,3kΩ, een geheugen-condensator 498 van 0,lyF en een operationele versterker 500 in de vorm van een geintegreerd circuit LM353. Het netwerk met de schakelaar 502, de weer-10 stand 504 van ^Ω en de diode 506 van het type 1N914 dient om de keuze van . de spanningval over de diode 506 als referentiewaarde voor het monster-en-houd-circuit 122 voor BPISS mogelijk te maken, in plaats van het monitor-video-ingangssignaal in de leiding 125 aan de uitgang van de analogon-multiplexer 116.
Het monster-en-houd-circuit 120 voor PWISS omvat weerstanden 510, 512 15 en 514 van 100Ω, condensatoren 516, 518, 520 en 522 van 0,lyF, waarbij de condensator 520 een polyester-condensator is, een transistor 524, een weerstand 526 van 100kΩ, een weerstand 528 van 33kΩ, een weerstand 530 van lQkΩ, een weerstand 532 van 10ΜΩ, een operationele versterker 534 bestaande uit een geintegreerd circuit van het type LM319 en een operationele versterker 536 20 bestaande uit een geintegreerd circuit LF353.
De videoschakelaar 11D is geheel gelijkspanning gekoppeld.
De uitvinding is niet beperkt tot toepassing van het HISS-LISS-netwerk 124, 126, 128 uit Figuur 10C.
Bepaalde voorkeursuitvoeringen zijn in tegendeel nagenoeg identiek aan 25 de inrichfcing 30 van de voorkeursuitvoering, behalve dat bepaalde uitvoeringen van het HISS-LISS-netwerk volgens onderstaande beschrijving worden toegepast.
In- Figuur 10D is een HISS-LISS-netwerk 540 van een eerste altematieve voorkeursuitvoering afgebeeld.
Zoals blijkt uit een vergelijking van de Figuren 10C en 10D zijn de vier 30 aansluitingen van het netwerk 540 verbonden met de overeenkorastig genummerde leidingen of circuitpunten van het circuit uit Figuur 10C, in plaats van het netwerk 124, 126, 128 uit Figuur 10C.
De aansluiting 542 van het netwerk 540 is rechtstreeks verbonden met het punt 542 uit Figuur 10C teneinde het signaal BPISS te ontvangen; de aansluiting 35 544 van het netwerk 540 is rechtstreeks verbonden met het punt 544 uit Figuur 10C teneinde het signaal PWISS te ontvangen; de aansluiting 546 van het netwerk 540 is rechtstreeks verbonden met het punt 546 uit Figuur 10C teneinde het signaal HISS te leveren-aan pen 14 van de analogon-multiplexer 116 enz.
Uit Figuur 10D blijkt dat het netwerk 540 een potentiometer 550 met een 40 loper 542 en een potentiometer 554 met een loper 556 omvat. De aansluiting van 8202351 • / -31- < ^ de loper 552 is de aansluiting 546 van het netwerk 540 en aansluiting van de loper 556 is de aansluiting 548 van het netwerk 540. De aansluiting 542 van het netwerk 540 is rechtstreeks verbonden met een eerste uiteinde van elke, potentiometer 550, 554 en de aansluiting 544 van het netwerk 540 is rechtstreeks ver-5 bonden met een tweede uiteinde van elke potentiometer 550, 554.
In het bijzonder dient te worden opgemerkt dat de loper 552 is voorzien van een mechanische aanslag 558 en dat de loper 556 is voorzien van een raechanische aanslag 560. De aanslagen 558 en 560 zijn zo uitgevoerd dat het signaal. HISS dat wordt opgewekt aan de aansluiting 546 van het netwerk 540 ten hoogste gelijk 10 kan zijn aan het signaal LISS dat wordt opgewekt aan de aansluiting 548 van het netwerk 540, terwijl het signaal LISS dat wordt opgewekt aan de aansluiting 548 steeds tenminste gelijk is aan het signaal HISS opgewekt aan de aansluiting 546.
Zoals oak blijkt uit Figuur 10D zijn de respectieve uiteinden van de 15 potentiometer 550 gemerkt met hun overeenkomstige niveaus HISS en de respectieve uiteinden van de potentiometer 554 zijn gemerkt met hun overeenkomstige niveaus LISS.
een
Het HlSS-LISS-netwerk is in sommige opzichten/optimaal flexibel HISS-LlSS-netwerk, waardoor elke gewenste combinatie van de niveaus; HISS en LISS 20 kan worden ingesteld. In sommige uitvoeringsvormen zijn de handinstellingen ' voor 552 en voor 556 direct toegankelijk voor de gebruiker van de inrichting, terwijl bij audere uitvoeringsvormen de handinstellingen voor de lopers 552 en 556 inwendig zijn aangebracht en derhalve uitsluitend toegankelijk zijn voor de installatietechnicus of onderhoudstechnicus.
25 In' Figuur 10E is het HlSS-LISS-netwerk 570 van een tweede altematieve uitvoeringsvorm afgebeeld. Deze uitvoeringsvorm is grotendeels identiek aan de inrichting 30, behalve dat het HlSS-LISS-netwerk 124, 126, 128 uit Figuur 10C is vervangen door het netwerk 570. Elke aansluiting van het netwerk 570 die met een bepaald referentienummer is aangeduid wordt rechtstreeks verbonden . 30 met het punt uit Figuur 10C dat hetzelfde verwijzingsnummer draagt. Zo is de aansluiting 542 van het netwerk 570 rechtstreeks verbonden met het punt 542 van het circuit uit Figuur IOC, de aansluiting 544 van het netwerk 570 is rechtstreeks verbonden met het punt 544 uit Figuur 10C enz.
In Figuur 10E blijkt ook dat het netwerk 570 bestaat uit de potentiometer 35 572, een weerstand 574 waarvan een der uiteinden is verbonden met de loper van de potentiometer 572, een weerstand 576 waarvan een der uiteinden is verbonden met het ene uiteinde van de potentiometer 572 en een weerstand 579 die op de aangegeven wijze in het lopercircuit is opgenomen.
Het HlSS-LISS-netwerk 570 heeft het voordeel dat het de keuze mogeljljk 40 maakt van het gewenste HISS-LISS-verschil of beeldsignaal-monsterbereik (ISSS) 8202351 . i . . * -32- door middel van slechts den handinstelling, dat wil zeggen het instelorgaan voor de loper van de potentiometer 572.
De beeldsignaal-monsterbereiken (ISSS) zijn symmetrisch om het beeld-signaal-monstemiveau van het halve bereik, d.w.z. halverwege BPISS en PWISS, 5 als de waarde van de weerstand 574 gelijk is aan de waarde van de weerstand 576.
De uitvinding is echter niet beperkt tot zulke symmetrische HISS-LISS-netwerken, Bij sommige uitvoeringen van dit alternatief kunnen de weerstanden 574 en 576 ongelijke waarden hebben, zodat de geleverde waarde van ISSS in gewenste mate asymmetrisch is ten opzichte van het beeldsignaal-monstemiveau van het halve 10 bereik.
Verder is het mogelijk, de weerstanden 574 en 576 zelf uit te voeren als instelbare potentiometers, waardoor de plaats van ISSS in het volledige beeldsignaal-monsterbereik naar wens kan worden gekozen.
In Piguur 11 is een deel 620 van het circuit van de monitor 56 afgebeeld.
15 De monitor 56 is van het type Tektronix MOdel No. 634 en het deelcircuit 620 is rechtstreeks overgenomen uit een handboek van de fabrikant. In Piguur 11 zijn de punten 622, 624 en 626 van het circuit van de Tektronix No. 634 Video-Monitor aangegeven, waaraan het gelijkspanningherstel-impulssignaal (DCR), het -verticale synchroniseer-impulssignaal en het horizontale synchroniseer-impuls-20 signaal worden ontleend die in andere delen van de inrichting 30 worden toegepast. Zoals blijkt uit Figuur 11 is het punt 622 rechtstreeks geleidend verbonden met de aansluiting llLl, en punt 624 is rechtstreeks geleidend verbonden met de aansluiting 11R2 en het punt 626 is rechtstreeks geleidend verbonden met de aansluiting 11R3.
25 Zoals verder blijkt uit Piguur 11 is de aansluiting 11L1 rechtstreeks geleidend verbonden met de ingangsaansluiting van de monitor 56, die is aangeduid als zijn helderheids-aansluiting, terwijl de aansluitirgl 1R2 rechtstreeks geleidend is verbonden met de ingangsaansluiting van de monitor 56 die is aangeduid als zijn contrast-aansluiting en de. aansluiting 11L3 rechtstreeks geleidend 30 is verbonden met de ingangsaansluiting van de monitor 56 die is aangeduid als zijn uitwendige aansluiting voor een synchroniseersignaal. De aansluiting 11L4 is rechtstreeks geleidend verbonden met de ingangsaansluiting van de monitor 56 die is aangeduid als zijn TTL-onderdrukkingsaansluiting en de aansluiting 11L5 is rechtstreeks geleidend verbonden met de ingangsaansluiting van de monitor 35 56 die is aangeduid als zijn video-ingangsaansluiting.
In Figuur 12 zijn de twee programmeerbare uitsluitend voor lezeningerichte geheugeneenheden voor twee kilobytes 630 en 632 afgebeeld, die tezamen met de inyertor 634 het programmageheugen 64 behorende bij de microprocessor 60 vormen, als schetsmatig afgebeeld In Piguur lB.
^ tie beide programmeerbare geheugens 630 en 632 zijn van het in de handel 8202351 1 -33- * # verkrijgbare type 2716.
In da inrichting 30 is de invertor 634 een geintegreerd circuit van het type 75LSQ4.
In Figuur 13 is de niet-vluchtige near willekeur toegankelijke geheugen-5 inrichting 140 van de inrichting 30 afgebeeld, die in Figuur IB van het blok-schema is aangeduid als de niet-vluchtige geheugeneenheid 70. De inrichting 640 is van het type Nitron 7033.
In Figuur 14'is de adres-grendelgroep 644 afgebeeld die in Figuur lB is aangeduid als de adres-grendeleenheid 66. De grendelgroep 644 is van het 10 type 47LS363.
In Figuur 15 is de combinatie afgebeeld van circuitelementen die de numeriek-analoog-omzetters 80 en 82 uit Figuur' 1C vormen.
De numeriek-analoog-omzetter 80, die ook wordt aangeduid als MBDAC of humeriek-analoog-omzetter voor de monitor-helderheid, dient voor het opwekken 15 van het stuursignaal MBCS voor de helderheid van de monitor, dat hieronder wordt besproken bij de bedrijfswijze. MBDAC 80 omvat een geintegreerd circuit van het type DAC1006 en een operationele versterker in de vorm van het ge-integreerde circuit 347.
De numeriek-analoog-omzetter 82, die ook wordt aangeduid als MCDAC of 20 numeriek-analoog-omzetter voor het monitor-contrast, dient voor het opwekken van het stuursignaal MCCS of stuursignaal voor het monitor-contrast, dat hieronder wordt besproken onder de bedrijfswijze. MCDAC 82 omvat een geintegreerd circuit 654 dat in de handel verkrijgbaar is onder het typenummer DAC1006 en een operationele versterker 656 die in de handel verkrijgbaar is onder de aan-25 duiding LF347.
Het analoge monitor-contrast-stuursignaal MCCS is positief of negatief, d.w.z. beslaat een positief bereik van 0 tot +10V of een negatief bereik van 0 tot -10V, afhankelijk van het meest significante bit (MSB) dat is vergrendeld in zijn grendel, welk meest significante bit wordt bepaald door de instellingen 30 van de beeld-polariteitschakelaar 14, de kanaal-kiesschakelaar 16 en de over-eenkomstige kanaal-polariteitschakelaar, die werken via de microprocessor van de inrichting 30 en zijn bewaarde programme. Als het meest significante bit gelijk is aan nul, ligt MCCS in het negatieve bereik en door de opzet van de monitor 56 wordt de polariteit van het beeld weergegeven op het scherm 54 35 van de monitor niet geinverteerd ten opzichte van de polariteit van het beeld gevoerd door het gekozen video-ingangssignaal. Als het meest significante bit gelijk is aan 1, ligt MCCS in het positieve bereik en door de opzet van de monitor 56 wordt de polariteit van het beeld weergegeven op het scherm 54 van de monitor wel geinverteerd ten opzichte van de polariteit van het beeld 40 gevoerd door het gekozen video-ingangssignaal.
,,. 8202 351 -34-
In Figuur 15 hebben de weerstanden 660, 662, 664 en 666 alle een waarde van 18,2kQ; de weerstanden 668 en 670 hebben een waarde van 2,43kft; de weerstanden 672 en 674 hebben een waarde van 133kfi en de weerstanden 676 en 678 hebben een waarde van 100Ω. De condensatoren 680 en 682 hebben een waarde van 5 0,lyF. In het netwerk dat gemeen is aan MBDAC 80 en MBDAC 82 heeft de condensator 684 een waarde van lOyF, de condensator 686 heeft een waarde van 0,lyF, de · weerstand 688 heeft een waarden van. 420Ω en de Zenerdiode 690 is van het type LM336Z. De weerstand 692 en de condensator 694 van het instelnetwerk voor de operationele versterker 656 kunnen·zonder meer worden gekozen. Ook de weerstand 10 693 en de condensator 695 van het instelnetwerk van de operationele versterker 652 kunnen zonder moeilijkheden-.worden gekozen.
De delen van de 'inrichting 30 uit de Figuren 16 en 17 worden elders nader beschreven.
Bedrijfswljze lb Voor een goed begrip van de werking van bepaalde inrichtingen volgens de uitvinding en de grootheden daarvan worden hier de uitdrukkingen en overeen-komstige symbolen toegelicht die worden gebruikt voor bepaalde kenmerken en aspecten.
LISS. De uitdrukking "laag beeldsignaal-monster" of LISS is hierboven 20 gedefinieerd.
HISS. De uitdrukking "hoog beeldsignaal-monster" of HISS is hierboven gede finieerd.
LlSS-niveau. De uitdrukking "LISS-niveau" is hierboven gedefinieerd.
HISS-niveau. De uitdrukking "HISS-niveau" is hiebboven gedefinieerd.
25 Volgens de uitvinding worden de waarden HISS en LISS bij een inrichting voor de fotografische optekening van videobeelden nagenoeg rechtstreeks afgenomen van het video-ingangssignaal waarvan de beelden moeten worden opgetekend, zodat het HISS-niveau en het LISS-niveau nagenoeg niet worden beinvloed door verschuivingen van de waarden van componenten, netspanningvariaties en andere 30 factoren die bij bekende inrichtingen voor het optekenen van videobeelden verschuivingen van het opgetekende beeld veroorzaken.
Uit Figuur ID blijkt bijv. dat bij de inrichting 30 volgens de voor-keursuitvoering het video-ingangssignaal dat is gekozen door de analogon-multiples 114 uitsluitend de buffer 118 doorloopt voordat het wordt bemonsterd door het 35 top-wit-monster-en-houd-subcircuit 120 en dat hetz^lfde video-ingangssignaal uitsluitend de buffer 118 en de analogon-multiplexer 116 doorloopt voordat het wordt bemonsterd door het achterstoep-monster-en-houd-subcircuit 122. De analogon-multiplexers 114 en 116 en de buffer 118 worden bij voorkeur zo gekozen dat zij in staat zijn de gekozen video-ingangssignalen nagenoeg zonder wijziging 40 door te geven. Zoals eveneens blijkt uit Figuur ID worden de waarden HISS en LISS
8202351 -35- · die op een bepaald tijdstip heersen in de inrichting 30 rechtstreeks ontleend aan PWISS en BPISS, geleverd door de monster-en-houd-subcircuits 120 resp. 122, door middel van een eenvoudig weerstandsnetwerk 124, 126, 128, waarbij het HISS-niveau en het LISS-niveau nagenoeg gelijk blijven over het gehele werkings-5 gebied van de inrichting 30.
Volgens de uitvinding worden de waarden HISS en LISS van de inrichting 30 nagenoeg rechtstreeks afgenomen van het video-ingangssignaal waarvan beelden moeten worden opgetekend en zij worden nagenoeg niet belnvloed door verschuivingen van de waarden van componenten, netspanningvariaties, de amplitude van het 10 gastheer-videosignaal en andere factoren die bij bekende inrichtingen voor het fotografisch optekenen van videobeelden verschuivingen van het opgetekende beeld veroorzaken.
LISSLUM. De uitdrukking "lage beeldsignaal-monsterluminantie" of LISSLUM wordt hier gebruikt voor de waarde van de luminantie van het monitorscherm die 15 overeenkomt.jnet een bepaalde waarde van LISS. De uitdrukking "feitelijke lage beeldsignaal-monsterluminantie" of feitelijke LISSLUM wordt hier gebruikt voor de waarde die wordt gemeten door de lichtmeter voor het uitgangslicht van het weergeefscherm van de monitor van een inrichting voor het optekenen van videobeelden volgens de uitvinding, als een synthetisch video-beeldsignaal aan de 20 monitor wordt toegevoerd waarbij het beeldsignaal-deel constant is en gelijk is aan de waarde van LISS ("LISS-videosignaal"). De uitdrukking "gewenste lage beeldsignaal-monsterluminantie" of gewenste LISSLUM wordt hier gebruikt voor een gewenste of beoogde waarde van LISSLUM, d.w.z. een gewenste luminantie-waarde overeenkomende met een bepaalde waarde van LISS. De uitdrukking "lage 25 beeldsignaal-monster-luminantie-verhouding" of LISSLUM-verhouding wordt hier gebruikt voor de verhouding tussen de waarde van LISS en de overeehkomstige gewenste waarde van LISSLUM die optreedt in een inrichting voor het optekenen van videobeelden volgens de uitvinding op een bepaald tijdstip van zijn werking.
De LISSLUM-verhouding kan bijv. worden uitgedrukt in volts per voet-lambert.
30 HISSLUM. De uitdrukking "hoge beeldsignaal-monsterluminantie" of HISSLUM
wordt gebruikt voor een luminantiewaarde van het monitorscherm die overeenkomt met een bepaalde waarde van HISS. De uitdrukking "feitelijke hoge beeldsignaal-monsterluminantie" of feitelijke HISSLUM wordt hier gebruikt voor het aangeven van de luminantiewaarde die door de lichtmeter voor het uitgangslicht van het 35 weergeefscherm van de monitor van een inrichting voor het optekenen van videobeelden volgens de uitvinding wordt gemeten als een synthetisch video-beeldsignaal aan de monitor wordt toegevoerd waarbij het beeldsignaal-deel constant is en gelijk is aan HISS ("HISS videosignaal"). De uitdrukking "gewenste hoge beeldsignaal-monsterluminantie" of gewenste HISS wordt hier gebruikt voor een 40 gewenste waarde van HISSLUM, d.w.z. een gewenste luminantiewaarde overeenkomende 8202351 -36- met een bepaalde waarde van HISS. De uitdrukking "hoge beeldsignaal-monster-luminantieverhouding" of HISSLUM-verhouding wordt hier gebruikt voor de verhouding tussen de waarde van HISS en de overeenkomstig gewenste waarde van HISSLUM die optreedt in een inrichting voor het optekenen van videbbeelden volgens de 5 uitvinding op een bepaald ogenblik van zijn werking. De HISSLUM-verhouding kan bijv. worden uitgedrukt in volts per voet-lambert.
De uitdrukking "stuursignaal voor de monitorhelderheid', of MBCS heeft betrekking op het signaal dat door het servo-deel van een inrichting voor het optekenen van videobeelden volgens de uitvinding wordt toegevoerd aan de monitor 10 van die inrichting teneinde de helderheid van de monitor weergave te sturen, waarbij het begrip "helderheid" hier wordt gebruikt in de zin die het gewoonlijk - heeft bij video-monitoren. In de inrichting 30 volgens de voorkeursuitvoering van de uitvinding:/wordt het stuursignaal voor de monitorhelderheid MBCS aan de monitor 56 toegevoerd via de aansluiting 100 voor het helderheidssignaal 15 (Figuur ID).
De uitdrukking "stuursignaal voor het monitorcontrast" of MCCS wordt gebruikt voor het signaal dat door het servo-deel van een inrichting voor het optekenen van videobeelden volgens de uitvinding wordt toegevoerd aan de monitor van die inrichting teneinde het contrast van de monitgrweergave te sturen, 20 waarbij de uitdrukking "contrast" wordt gebruikt in de zin die deze gewoonlijk heeft bij video-monitoren. Bij de inrichting 30 volgens de voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt het stuursignaal voor het monitorcontrast MCCS aan de monitor 56 toegevoerd via de aansluiting 102 voor het contrastsignaal (Figuur ID).
LDDI. Zoals hierboven vermeld wordt de uitdrukking "lage Dunn-dichtheids-25 index" of LDDI hier gebruikt voor een indexgetal dat met voordeel kan worden gebruikt bij een inrichting volgens de uitvinding voor het fotografisch optekenen van videobeelden. Zoals hier vermeld zijn bepaalde voorkeursuitvoeringen van een inrichting volgens de uitvinding voorzien van uitwendig toegankelijke instelorganen voor beeldparameters, bijv. 18 en 40 in Figuur 17, die zijn geijkt 30 in termen van de lage Dunn-dichtheidsindex of LDDI van die uitvoeringsvorm. de uitvinding is nifet beperkt tot inrichtingen met uitwendig toegankelijke instelorganen die zijn geijkt in termen van LDDI van de betreffende inrichting.
Bij bepaalde uitvoeringsvormen van de uitvinding behoeven bepaalde waarden van het indexgetal LDDI niet dezelfde betekenis te hebben als bij andere uitvoerings-35 vormen van de uitvinding. De uitdrukking "aangegeven lage Dunn-dichtheidsindex" of aangegeven waarde van LDDI wordt soms gebruikt voor de waarde van LDDI die optreedt op de LDDI-indicator van een uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Het is van belang, op te merken dat elke waarde van LDDI die kan worden aangegeven op de LDDI-indicator van een inrichting voor het optekenen van-video-40 beelden volgens de uitvinding rechtstreeks betrekking heeft op een overeenkomstig 8202351 -37- . ¥ gewenste waarde van LISSLUM in die inrichting. Bij de inrichting 30 volgens de voorkeursuitvoering is de betrekking tussen een aangegeven waarde van LDDX en de overeenkorastige gewenste waarde van LISSLUM bijv. een identiteit. Met andere woorden, elke waarde van LDDI die wordt aangegeven op de LDDI-indicator 40 van 5 de inrichting 30 (zie Figuur 17) is tevens de gewenste waarde van LISSLUM die dan geldt voor de inrichting 30. Deze identiteit tussen LDDI en de gewenste waarde van LISSLUM behoeft echter niet noodzakelijkerwij s te gelden voor elke inrichting volgens de uitvinding. Zoals hierbbven vermeld is de uitdrukking LDDI synoniem met de uitdrukking LDN of "laag Dunngetal".
10 HDDI. Zoals hierboven vermeld heeft de uitdrukking "hoge Dunn-dichtheids- index" of HDDI hier betrekking op een indexgetal dat met voordeel kan worden toegepast in een inrichting volgens de uitvinding voor het fotografisch optekenen van videobeelden. Zoals hierboven vermeld zijn bepaalde uitvoeringsvormen van de uitvinding voorzien van uitwendig toegankelijke instelorganen voor beeld-15 parameters, bijv. 20 en 42 in Figuur 17, die zijn geijkt in termen van de hoge Dunn-dichtheidsindex of HDDI vein die uitvoering. De uitvinding is niet beperkt tot inrichtingen voorzien van uitwendig toegankelijke instelorganen geijkt in tennen van de HDDI van de betreffende inrichting. Ook. behoeven bij bepaalde uitvoe rings vormen van de uitvinding bepaalde waarden van het indexgetal HDDI 20 niet dezelfde betekenis te hebben als bij andere uitvoeringsvormen. De uitdrukking "aangegeven hoge Dunn-dichtheidsindex" of aangegeven waarde van HDDI wordt soms gebruikt voor de waarde van HDDI die optreedt op de HDDI-indicator van een bepaalde uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Het is van belang, op te merken dat elke waarde van HDDI die kan worden 25 aangegeven op de HDDI-indicator van een bepaalde inrichting voor het optekenen van videobeelden volgens de uitvinding rechtstreeks verband houdt met een over-eenkomstige gewenste waarde van HISSLUM voor die inrichting. Bij de inrichting 30 volgens de voorkeursuitvoering van de uitvinding is de betrekking tussen een aangegeven waarde van HDDI en de overeehkomstige gewenste waarde van HISSLUM' 30 bijv. de identiteit. Met andere woorden, elke waarde van HDDI die wordt aangegeven op de HDDI-indicator 42 van de inrichting 30 (zie Figuur 17) is tevens de gewenste waarde van HISSLUM die dan geldt voor de inrichting 30. Deze identiteit tussen HDDI en de gewenste waarde van HISSLUM behoeft echter niet noodzakelijkerwij te gelden voor elke inrichting volgens de uitvinding. Zoals hierboven vermeld 35 is de uitdrukking HDDI synoniem met de uitdrukking HDN of "hoog Dunn-getal".
In Figuur ID is de instrumentatie van de betrekking tussen de hierboven gedefinieerde grootheden en andere basisuitdrukkingen voor een inrichting 30 volgens de voorkeursuitvoering van de uitvinding afgebeeld.
Het programma van de inrichting 30 omvat een subprogramma of stel van 40 onderling verband houdende routines, hier aangeduid als Auto-Comp, waarmee de 8202351 -38- waarden van MBCS en MCCS herhaaldelijk op systematische wijze worden gewijzigd teneinde de feitelijke waarde van LISSLUM die wordt gemeten door het lichtmeter-stelsel 50, 60 voor het uitgangslicht van het monitorscherm gelijk te maken aan de aangegeven waarde van LISS, en teneinde de feitelijke waarde van LISSLUM 5 die wordt gemeten door het lichtmeterstelsel 50, 60 voor het uitgangslicht van het monitorscherm gelijk te maken aan de aangegeven waarde van HISS.
Voordat de servowerking die automatisch en herhaaldelijk wordt uitgevoerd door het Auto-Comp deel van het programipa van de Inrichting 30 in detail wordt beschreven, worden eerst de voorafgaande stappen van de bedrijfswijze van 10 inrichting 30 onder sturing door de gebruiker van inrichting 30 in beschouwing genomen.
Uit Figuur 16 blijkt dat een film cassette 180 via de opening 600 is ingevoerd in de inrichting 30 en zijn schuif is verwijderd. De opening 600 is op bekende wijze voorzien van organen voor het voorkomen van lichtlekken.
15 Het huis van inrichting 30 vormt een lichtdichte kast die de cassette 180, de monitor·:56, het optische stel 602 van de monitor,met spiegel 604, 606, 608, en 610 en een mechanische sluiter 380 omvat, waardoor de beelden die· optreden op het weergeefscherm 54 van de monitor worden geprojecteerd op bepaalde gebieden van de film in de cassette 180. De monitor 56 en de ohderdelen 20 van het optische stelsel 602 zijn op mechanische wijze verenigd tot een eenheid en elektrische servo-instelorganen van bekende soort (niet afgebeeld) zijn aanwezig voor het stapsgewijs doen bewegen van deze eenheid langs een vooraf bepaald aantal voorafbepaalde standen ten opzichte van de film in de cassette 180, waardoor een voorafbepaalde reeks van belichtingen van de film in de 25 cassette 180 kan plaatsvinden, waarbij elke belichting een beeld voorstelt dat door het monitorscherm 54 werd geleverd. Er is een kijkopening voor het waarnemen van het monitorscherm 54 aanwezig en deze is gesloten met een deur 182. Zoals hierboven vermeld worden de beelden weergegeven op het monitorscherm 54 ontleend aan videosignalen die kunnen worden gekozen uit het stel van video-30 signalen dat wordt toegevoerd door de vier gastheer-videoinrichtingen 160 t/m 166.
Neem aan dat de gebruiker van inrichting 30 de gastheer-videoinrichting heeft gekozen die zal worden gebruikt als bron van videosignalen voor de monitor 56, wat een gastheer-videoinrichting met normale beeldpolariteit is, hetgeen 35 hij heeft gedaan door middel van de kanaalschakelaar 16 (Figuur 17), in welk geval de polariteitschakelaar van het overeenkomstige kanaal is ingesteld in zijn normale instelling (geopende schakelaar), waarbij de gewenste belichtings-tijd voor de betreffende film in de cassette 180 de belichtingstijd is die is vooringesteld in de inrichting 30. (Uit het voorafgaande is echter gebleken 40 dat gewenste waarden van de belichtingstijd kunnen worden ingesteld door geschikte 8202351 · * -39- verstelling van de schakelaars 336, 20 en 22. Neem verder aan dat de gewenste waarden van LDDI en HDDI die eerder op de hierboven beschreven wijze zijn bewaard, nu automatisch uit het geheugen 70 worden teruggeroepen naar de bewerkings-inrichting 60. Neem verder aan voor het eerste deel van de bespreking van de 5 werking van de inrichting 30, dat de gebruiker de beeldpolariteitschakelaar 14 heeft ingesteld in de stand positief. Op dat tijdstip, en zolang een onbelicht beeldgebiad beschikbaar blijft op de film in de cassette 180, kan de polariteit-inverse van elk gewenst beeld dat optreedt op het monitorscherm 54 op de film in de cassette 180 worden opgetekend door eenvoudig de belichtingssfcthakelaar 10 12 in te drukken. Er dient echter te worden bedacht dat de keuze van het gewenste beeld voor de optekeitiiig moet worden bepaald aan de hand van het beeldscherm van de monitor van de gastheer-videoinrichting die het videosignaal aan de monitor 56 levert, daar de inrichting 30 niet werkt zolang de kijkdeur 182 geopend is.
15 Auto-Comp. Zoals hierboven vermeld dient het Auto-Comp-deel van het programma van de inrichting 30 voor automatisch en herhaaldelijk veranderen van het stuursignaal voor de monitorhelderheid (MBCS) en het stuursignaal voor het monitorcontrast (MCCS) op systematische wijze teneinde de feitelijk waarde van LISSLUM gemeten door het fotometerstelsel 50, 60 voor hat uitgangslicht 20 van het monitorscherm gelijk te maken aan de aangegeveh waarde van LDDI en teneinde de feitelijke waarde van HISSLOM gemeten door het lichtmeterstelsel 50, 60 voor het uitgangslicht van het monitorscherm gelijk te maken aan de aangegeven waarde van HDDI.
Het Auto-Comp-subprogramma omvat twee verschillende routines of bedrijfs-25 wijzen, namelijk de Auto-Comp-b'ewerkingswijze voor opeenvolgende benaderingen (SAM) en de Auto-Comp-bedrijfswijze voor het volgen (TAM) .
Volgens het programma van de inrichting 30, bewaard in het programma-geheugen 64 (Figuur IB) wordt de SAM-routine gebruikt en uitgevoerd als een van bepaalde voorafbepaalde gebeurtenissen optreden die om de SAM-routine 30 vragen, zoals het bedienen van een schakelaar of bedieningspaneel, behalve het omlaagbewegen van de schakelaar 22, of het bewegen van de monitor 56 naar zijn aanvankelijke belichtingsstand ten opzichte van de film in de cassette 180.
Volgens een verder kenmerk van het programma van de inrichting 30 start 35 de voltooiing van elke SAM-routine automatisch een TAM-routine, zodat een volledige TAM-bewerking wordt uitgevoerd,. tenzij belichting van een filmgeMed · plaatsyindt of de monitor 56 beweegt, in welke gevallen de TAM-werking wordt vertraagd totdat de belichting is voltooid of de monitor tot stilstand is gekomen.
40 Neem voor het ogenblik aan dat het polariteitschakelaar-factorproduct 8202351 -40- (hieronder nader te beschrijven) gelijk is aan -1, in welk geval elke SAM-bewerking die wordt uitgevoerd onder sturing door de SAM-routine van het programma van de inricixting 30 bestaat uit een reeks van opeenvolgende benaderingen waarbij de waarden van MBCS en MCCS worden gewijzigd teneinde de feitelijke 5 waarde van LISSLUM de gewenste waarde van LISSLUM te doen benaderen en uiteindelijk te doen bereiken, wat derhalve de aangegeven waarde van LDDI is, en teneinde de feitelijke waarde van HISSLUM de gewenste waarde van HISSLUM te doen benaderen en uiteindelijk te doen bereiken, wat derhalve de aangegeven waarde van HDDX is. Enigszins soortgelijke routines worden gebruikt in analoog-numeriek-omzetters 10 op basis van een microprocessor, zodat deze SAM-routine hier niet nader wordt beschreven. Voor nadere gegevens van deze routine kan worden verwezen naar de programmaopgave.
Voorafgaande aan een verdere beschouwing van de SAM-routine dienen de volgende details van de werkingswijze van de inrichting 30 te worden vermeld.
15 Bij het uitvoeren van elke SAM-routine wordt eerst MBCS ingesteld en vervolgens MCCS ingesteld, daarna MBCS enz.. Het meest significante bit dat wordt bewaard in de numeriek-analoog-omzetter MC(82. uit Figuur 1C) wordt gebruikt als een tekenindicator (+,-), zodat slechts 9 numerieke polariteitbits voor de monitor weergave worden bewaard in de numeriek-analoog-omzetter MC. De uitdrukking 20 MSNB of meest significant numeriek bit heeft hier dus betrekking op het in feite ' op den na meest significante bit van de numeriek-analoog-omzetter MC enz.
Volgens de SAM-routine die overeenkomt met het polariteitschakelaar-factorprodukt dat zojuist is vermeld, dat wil zeggen -1, hier aangeduid als de SAM-routine L/B wordt de contrastwaarde van het: monitorscherm die is 25 vergrendeld in de vergrendelende numeriek-analoog-omzetter 82 (MCDAC) (Figuur 1C), eerst ingesteld op 256, de helderheidswaarde van het monitorscherm die is vergrendeld in de vergrendelende numeriek-analoog-omzetter 80 (MBDAC) (Figuur 1C) wordt aanvankelijk ingesteld op het midden van het bereik, dat wil zeggen de helft van de voile schaal of 512 en aan de monitor wordt het videosignaal 30 .LISS toegeyoerd.
Bij de verdere uitvoering van de SAM-routine L/B wordt de feitelijke waarde LISSLUM dan bepaald door het lichtmeterstelsel 50, 60 en vergeleken met de gewenste waarde van LISSLUM. Als de feitelijke waarde van LISSLUM groter is dan de gewenste waarde van LISSLUM, wordt het meest significante bit dat 35 is vergrendeld in de numeriek-analoog-omzetter MB gewist en de volgende drie meest significante bits worden gebruikt als de instelling voor de numeriek-analoog-omzetter MB, overeenkomstig de bekende techniek voor opeenvolgende benaderingen. (Zie daarvoor bijvoorbeeld "Microcomputer Interfacing" door Bruce A. Artwick, Prentice-Hall, Inc., 1980, bladzijden 224 en 225). Deze. in-40 stelling vindt dan plaats voor elk van de volgende drie meest significante bits.
.., 82 02 3 5 1 -41-
Onmiddellijk daarop, terwijl de zojuist bepaalde waarde is vergrendeld in de numeriek-analoog-omzetter MB, volgt een soortgelijke procedure voor de aanvankelijke instelling van de waarde die is vergrendeld in de numeriek-analoog-omzetter MC, d.w.z. een instelling van de eerste vier meest significante numerieke 5 bits daarin.
Na deze instellingen voor een eerste benadering van de waarden vergrendeld in de numeriek-analoog-omzetters MC en MB, worden deze instellingen herhaald voor de zes meest significante numerieke bits in elke numeriek-analoog-omzetter en vervolgens voor de acht meest significante numerieke bits in elke numeriek-10 analoog-omzetter. Tenslotte worden deze instellingen herhaald voor alle meest significante numeiieke bits in elke numeriek-analoog-omzetter, d.w.z. de numeriek-analoog-omzetters MB en MC.
Op dit tijdstip wordt een verkorte SAM-routine L/B of -1 uitgevoerd, beschreven in de computer-programmaopgave en de resultaten van de beide routines 15 worden vergeleken. Als deze resultaten uitsluitend in hun minst significante bits verschillen of in het geheel niet verschillen, worden de resultaten van de volledige SAM-routine L/B als geldig aanvaard en er wordt bijvoorbeeld een overeenkomstige TAM-routine (-1) begonnen. Deze verkorte testroutine en vergelijking wordt anders herhaald totdat een overeenkomst is bereikt, hoewel 20 andere routines die reageren op de omstandigheden kunnen worden toegepast.
Bij de SAM-routine van het type L/C zijn de opeenvolgende instel-procedures nagenoeg dezelfde als wat hier is beschreven, behalve dat de aanvankelijke waarde die in de numeriek-analoog-omzetter MC is vergrendeld gelijk is aan 768, waarbij de waarde van MCCS wordt ingesteld overeenkomstig 25 het verschil van LISSLUM, in plaats van het verschil van HXSSLUM met LDDI, waarbij MBCS wordt ingesteld overeenkomstig het verschil van HISSLUM i.p.v. het verschil van LISSLUM ten opzichte van HDDI.
Zoals uit het bovenstaande zal blijken zijn er twee soorten SAM-routines aanwezig in het Auto-Comp-subprogramma, d.w.z. de SAM-routine-waarbij het 30 verschil tussen de feitelijke en de gewenste waarde van LISSLUM, d.w.z. het LISSLUM-verschil wordt.geelimineerd door variatie van MBCS, en de SAM-routine waarbij het LISSLUM-verschil wordt geelimineerd door variatie van MCCS. De eerste soort SAM-routine, waarbij derhalve MBCS wordt gevarieerdyvoor het elimineren van het LISSLUM-verschil, wordt hier aangeduid als de SAM-routine van het type -35 L/B. De andere soort SAM-routine wordt hier aangeduid als de SAM-routine van het type L/C.
Volgens het programma van de inrichting 30 wordt de soort SAM-routine die wordt uitgevoerd over een bepaald tijdstip bepaald door de bestaande instellingen van (1) de beeldpolariteitschakelaar 14 en (2) de kanaalpolariteit-40 schakelaar (268, 270, 272 of 274 uit Figuur 5A) van het kanaal dat dan is 8202351 * -42- .
aangegeven met de kanaal-kiesschakelaar 16.
Voor een gemakkelijke bepaling van de soort SAM-routine die wordt ingeroeper • tijdens een bepaalde combinatie van instellingen van beeldpolariteit-schakelaars en kanaalpolariteit-schakelaars, worden de volgende getallen toegepast, aan-5 geduid als "bedrijfswijzefactoren".
De "beeldpolariteit-schakelaarfactor" of IPF is +1 als de beeldpolariteit-schakelaar 14 zich in de stand positief bevindt en is anders gelijk aan -1.
De "kanaalpolariteit-schakelaarfactor" of CHPF is +1 als de momenteel gekozen kanaalpolariteit-schakelaar (268, 270, 272 of 274) zich in de normale 10 open stand bevindt en is anders gelijk aan -1.
Het algebralsche produkt van deze beide factoren op een bepaald tij«dstip wordt aangeduid als het "polariteitschakelaar-factorprodukt" en deze factoren worden afzonderlijk aangeduid als de "polariteitschakelaar-factoren".
De "filmbeeld-polariteitsfactor" of FPF is +1 als het ontwikkelde film 15 beeld dezelfde beeldpolariteit heeft als het beeld op de monitor van de gastheer-videoinrichting en is anders gelijk aan -1.
De "SAM-typefactor", hieronder nader toegelicht, is gelijk aan +1 voor de SAM van het type L/C en is gelijk aan -1 voor de SAM van het type L/B.
De "ΤΑΜ-typefactor", hieronder nader toegelicht, is gelijk aan +1 voor 20 de TAM van het type H/B en is gelijk aan -1 voor de TAM van het type L/B.
Uitgaande van deze bedrijfswijzefactoren is de SAM-typefactor die op een bepaald tijdstip bestaat gelijk aan het polariteitschakelaar-factorprodukt dat op dat tijdstip bestaat.
Als bijv. de schakelaar 14 is ingesteld op positief (IPF=+1), de polariteit-25 schakelaar voor het geselecteerde kanaal, bijv. 270, is ingesteld in zijn gesloten stand voor omgekeerde video (CHPF = -1), kan het polariteitschakelaar-factorprodukt van de overeenkomstige SAM-routine, d.w.z. de SAM-typefactor gemakkelijk worden berekend als -1, zodat de dan uitgevoerde soort SAM-routine volgens de hierboven gegeven definities van de bedrijfswijzefactor van het type 30 L/B is, in welk geval het LISSLUM-verschil wordt geelimineerd door variatie van MBCS. Bij het uitvoeren van deze soort SAM-routine wordt natuurlijk het HlSSLUM-versehil, d.w.z. het verschil tussen de feitelijke waarde van HISSLUM ‘ en de gewenste waarde van HISSLUM, geelimineerd door variatie van MCCS.
Daarentegen wordt het HISSLUM-verschil geelimineerd door variatie van MBCS 35 tijdens de SAM-routine van het type L/C (of +1).
Volgens het programma van de inrichting 30 wordt elke aflezing van het lichtmeterstelsel 50, 60 als geldig aanvaard als drie opeenvolgende aflezingen identiek zijn of 20 verticals synchronisatie-intervallen van het video-ingangs-signaal zijn verstreken.
40 Volgens het programma van de inrichting 30 wordt uitsluitend MBCS versteld 8202351 tijdens de uitvoering van de TAM-routines.
Neem nu aan dat het polariteitschakelaar-factorprodukt en de TAM-type factor gelijk zijn aan +1. Volgens de TAM-routine H/B die automatisch wordt ingeroepen door het programme van inrichting 30 als een SAM-routine van het type L/C 5. is voltooid, wordt MBDAC voortdurend in stappen van een bit naar noodzaak versteld. Tijdens een TAM-routine van het type H/B behalve als een bee Id wordt opgetekend, wordt het videosignaal HISS toegevoerd aan de monitor 56 en na elk 20e verticaal synchronisatie-interval van het gekozen video-ingangssignaal wordt de feitelijke waarde HISSLUM afgelezen door het lichtmeterstelsel 50, 60 en vergeleken met 10. de gewenste waarde van HISSLUM (de aangegeven waarde van LDDI). Als de feitelijke waarde van HISSLUM groter is dan de gewenste waarde van HISSLUM wordt de waarde die is vergrendeld in de numeriek-analoog-omzetter MB vermeerderd met 1. Als de feitelijke waarde van HISSLUM gelijk is aan de gewenste waarde van HISSLUM wordt de waarde die is vergrendeld in de numeriek-analoog-omzetter MB niet 15 gewijzigd.
Bij de TAM-routine L/B die wordt uitgevoerd als het polariteitschakelaar-factorprodukt gelijk is aan -1/ vinden de opeenvolgende verstellingen van de numeriek-analoog-omzetter MB plaats aan de hand van het versch’il tussen de feitelijke waarde van LISSLUM en de gewenste waarde van LISSLUM. Tijdens elke Z0; uitvoering van deze TAM-routine L/B wordt de waarde die is vergrendeld in de MBDAC met ddn bit per instelling verhoogd of verlaagd, of ongewijzigd gelaten, overeenkomstig het eventuele verschil tussen de feitelijke waarde van LISSLUM afgelezen door het lichtmeter-stelsel 50, 60 en de gewenste waarde van LISSLUM die is bewaard op de geheugenplaats voor LDDI overeenkomende met de bestaande 25 instelling van de kanaal-kiesschakelaar 16.
Verdere details van de werking van het Auto-Comp-subprogramma blijken uit de programmaopgave.
Computer-programma-opgave.
Het programma van de inrichting 30 volgens de voorkeursuitvoering, dat 30. wordt bewaard in het geheugen 64 (Figuren IB en 12) is opgenomen in de computer-programma-opgave die hierbij behoort. De computer-programma-opgave omvat 75 vellen computer-drukwerk. De inhoud van het geheugen 64 is in de beide linker-kolommen daarvan gegeven. De plaatscodes (LOC) zijn aangegeven in vier hexa-decimale cijfers. De overeenkomstige plaatsinhouden (OBJ) zijn uitgedrukt in 35 twee hexadecimale cijfers. Zo bevat bijv. de plaats 0000 (hexadecimaal) 15- (hexadecimaal). Verder wordt de gebruikelijke gecomprimeerde notatie toegepast, zodat bijv. de waarden LOC en OBJ 0001 0420 gevolgd door de overeenkomstige waarden LOC en OBJ 0003 64C2 gevolgd door een waarde LOC van 0005 de volgende vier stellen overeenkomstige waarden impliceren; 0001 04; 0002 20; 0003 64; * 40 0004 C2. Het deel THE SOURCE STATEMENT van deze programmaopgave heeft betrekking 8202351 j * - -44- op structurele elementen en werkwijzen die niet zijn aangegeven in de tekeningen of de beschrijving, bijv. het monitor-transportmechanisme, aangezien met het oog op de beknoptheid de beschrijving en tekening is beperkt tot inrichtingen en werkwijzen die voor de uitvoering van belang zijn. Op bekende wijze is de 5 terminologie van SOURCE STATEMENT niet noodzakelijkerwijs gelijk aan de terminoloc .. van deze beschrijving. Zo kunnen bijv. de uitdrukkingen helderheid en contrast op regel 12 van het SOURCE STATEMENT worden vervangen door LDDI en HDDI.
Opgemerkt dient te worden dat de uitvinding niet is beperkt tot inrichtinger en werkwijzen waarbij twee afzonderlijke weergeefinrichtingen voor indexwaarden 10 en overeenkomstige afzonderlijk met de hand instelbare organen voor indexwaarden worden toegepast. De uitvinding omvat mede uitvoeringen waarbij bijv. slechts έέη weergeefinrichting voor indexwaarden wordt toegepast, die kan worden omgeschakeld voor het weergeven van gekozen waarden van verschillende indices. Verder kunnen deze zelfde weergeefinrichtingen ook worden gebruikt voor het 15 weergeven van andere waarden, zoals waarden van bedrijfsparameters van open inrichtingen, filmtypes of filmeigenschappen e.d., waaronder, doch niet·beperkt tot kleurbalans, tint, verzadiging, chroma, videosignaal-luminantie, chrominantie en kleursalvo-amplitude. Verder zijn inrichtingen volgens de uitvinding mogelijk die niet-samengestelde kleuren-videosignalen kunnen verwerken, welke signalen 20 bestaan uit verscheidene afzonderlijke signalen die elk de informatie dragen die betrekking heeft op een primaire kleurcomponent van het daardoor voorgestelde beeld. Hoewel bij de beschreven uitvoeringsvoorbeelden het op de film vallende lichtbeeld wordt beheerst door variatie van de helderheid en het contrast van de monitor, kan-elk ander orgaan worden toegepast voor de servosturing van het 25 op de film vallende lichtbeeld, waaronder, doch niet beperkt tot met een servo motor aangedreven organen voor het bepalen van de lensopening, door een servo motor aangedreven polarisatoren, Kerr cellen e.d. Ook omvat de uitvinding mede uitvoeringen waarbij bijvoorbeeld de helderheid en het contrast van het weergeefscherm van de monitor worden bepaald door elektronische regeling en 30 de helderheid van het op de film vallende lichtbeeld bijv. wordt bepaald door met een servomotor aangedreven organen die de lensopening bepalen.
8202351
Claims (30)
1. Inrichting voor het fotografisch optekenen van videobeelden vervat in 5 videosignalen, gekenmerkt door een eerste weergeeforgaan voor een index- waarde voor het weergeven van geselecteerde waarden van een eerste index die elk overeenkomen met een bepaalde waarde van het uitgangslicht van het weergeefscherm voor het videobeeld en een tweede weergeeforgaan voor een indexwaarde voor het weergeven van geselecteerde waarden van een tweede index 10 die elk overeenkomen met een bepaalde waarde van het uitgangslicht van het weergeefscherm voor het videobeeld.
2. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door een eerste instelorgaan voor de weergave van de indexwaarde, voor het met de hand instellen van de'grootte van de indexwaarde weergegeven door het eerste weergeeforgaan 15 voor de indexwaarde en een tweede instelorgaan voor de weergave van de indexwaarde, voor het met de hand instellen van de grootte van de indexwaarde weergegeven door het tweede weergeeforgaan voor de indexwaarde.
3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat elk der indexwaarden gelijk is aan de overeenkomstige waarde van het uitgangslicht van het weer- 20 geefscherm voor het videobeeld.
4. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat elk der indexwaarden gelijk is aan de overeenkomstige waarde van het uitgangslicht van het weergeefscherm voor het videobeeld, uitgedrukt in voorafbepaalde standaard-eenheden.
5. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door een eerste reeks geheugen plaatsen voor het bewaren van voorstellingen van de betreffende waarden van de eerste index en een tweede reeks geheugenplaatsen voor het bewaren van voorstellingen van de betreffende waarden van de tweede index.
6. Inrichting volgens conclusie 5, gekenmerkt door een met de hand bedienbaar 30 stuurorgaan voor het geheugen voor het starten van de bewaring in geselecteerde geheugenplaatsen van voorstellingen van indexwaarden weergegeven op het weergeeforgaan voor de index.
7. Inrichting voor het fotografisch optekenen van videobeelden vervat in videosignalen, gekenmerkt door een eerste weergeeforgaan voor indexwaarden 35 voor het weergeven van geselecteerde waarden van een eerste index en een tweede weergeeforgaan voor indexwaarden voor het weergeven van geselecteerde waarden van het tweede index, waarbij elk der indices een dichtheidsindex voor de ontwikkelde film is.
8. Inrichting volgens conclusie 7, gekenmerkt door een eerste instelorgaan 40 voor de weergave van de indexwaarde, voor het met de hand instellen van 8202351 i i -46- - de grootte van de indexwaarde weergegeven door het eerste weergeeforgaan voor de indexwaarde en een tweede instelorgaan voor de weergave van de indexwaarde, voor het met de hand instellen van de grootte van de indexwaarde weergegeven door het tweede weergeeforgaan voor de indexwaarde.
9. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk dat elk der indexwaarden gelijk is aan een overeenkomstige waarde van het uitgangslicht van het weer-geefscherm voor het videobeeld.
10. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk dat elk der indexwaarden gelijk is aan een overeenkomstige waarde van het uitgangslicht van het 10 weergeefscherm voor het videobeeld, uitgedrukt in voorafbepaalde standaard- eenheden.
11. Inrichting volgens conclusie 7, gekenmerkt door een eerste reeks geheugen-plaatsen voor het bewaren van voorstellingen van bepaalde waarden van voorstel-: lingen van bepaalde waarden van de eerste index en een tweede reeks geheugen- 15 plaatsen voor het bewaren van voorstellingen van-bepaalde waarden van de tweede index.
12. Inrichting volgens conclusie 11, gekenmerkt door een met de hand bedienbaar stuurorgaan voor het geheugen voor het starten van de bewaring op geselec-teerde geheugenplaatsen van voorstellingen van de indexwaarden die worden 20 weergegeven door de weergeeforganen voor indexwaarden.
13. Inrichting voor het fotografisch optekenen van videobeelden vervat in video-signalen, gekenmerkt door een videobeeld-weergeefinrichting met een video-beeld-weergeefscherm en een eerste en tweede instelorgaan voor videdbeeld-parameters en een servo-stuurinrichting voor het systematisch bedienen van - 25 de eerste en tweede videdbeeld-parameterinstelorganen teneinde een eerste gemeten ultgangslichtwaarde van het weergeefscherm nagenoeg gelijk te maken aan een eerste bewaarde uitgangslichtwaarde van het weergeefscherm en een tweede gemeten uitgangslichtwaarde van het weergeefscherm nagenoeg gelijk te maiken aan een tweede bewaarde uitgangslichtwaarde van het weergeefscherm.
14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk dat de eerste en tweede videobeeld-parameters bestaan uit de helderheid en het contrast.
15. Inrichting voor het fotografisch optekenen van videobeelden vervat in video-signalen, gekenmerkt door een videobeeld-weergeefinrichting met video-beeld-weergeefscherm, een video-ingangsorgaan voor het ontvangen van 35 video-ingangssignalen waarvan de daarin vervatte videobeelden kunnen worden weergegeven op het weergeefscherm en een automatisch instelorgaan voor het nagenoeg handhaven van de betrekking tussen het licht afgegeven door het weergeefscherm en de overeenkomstige niveaus van de beeldsignaal-delen van de video-ingangssignalen ten opzichte van verschuivingen met de tijd.
16. Inrichting voor het fotografisch optekenen van videobeelden vervat in video- 8202351 -47- signalen, gekenmerkt door een videdbeeld-weergeefinrichting met een beeld-weergeefscherm, een reeks van videoontvangorganen voor verschillende video-ingangssignalen, een met de hand bedienbaar polariteit-omkeerorgaan voor het omkeren van de polariteit van het videobeeld weergegeven op het 5 weergeefscherm en een reeks met de hand bedienbare polariteitomkeerorganen voor het video-ingangssignaal voor het omkeren van de polariteit van de betreffende video-ingangssignalen.
17. Inrichting voor het fotografisch optekenen van videobeelden vervat in videosignalen, gekenmerkt door een videobeeld-weergeefinrichting met een 10 videobeeld-weergeefscherm en een eerste en tweede instelorgaan voor video- beeld-parameters en een servo-stuurinrichting voor het systematisch bedienen van de instelorganen voor de eerste en tweede videobeeld-parameters teneinde een eerste gemeten parameter waarde van het videobeeld nagenoeg gelijk te maken aan een eerste bewaarde parameterwaarde van het videobeeld en 15 een tweede gemeten videobeeld-parameterwaarde nagenoeg gelijk te maken aan een tweede bewaarde parameterwaarde van het videobeeld.
18. Inrichting volgens conclusie 16, gekenmerkt door een eerste en een tweede weergeeforgaan voor indexwaarden en een orgaan voor het dienovereenkomstig wijzigen van de indexwaarden weergegeven op de weergeeforganen voor index- 20 waarden alsde polariteit van het beeld weergegeven op het weergeefscherm wordt gewijzigd door de bediening van de met de hand bedienbare polariteitomkeerorganen .
19. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door een videobeeld-weergeef-orgaan met een beeld-weergeefscherm, een met de hand bedienbaar poliariteit- 25 omkeerorgaan voor het weergegeven videobeeld voor het selectief omkeren van de polariteit van het beeld weergegeven op het weergeefscherm en een orgaan voor het dienovereenkomstig wijzigen van de indexwaarden weergegeven op het weergeeforgaan voor indexwaarden als de polariteit van het beeld weergegeven op het beeld-weergeefscherm wordt gewijzigd door de bediening 30 van de met de hand bedienbare polariteitomkeerorganen voor het weergegeven videobeeld.
20. Inrichting volgens conclusie 2, gekenmerkt door een videobeeld-weergeeforgaan met een beeld-weergeefscherm, een met de hand bedienbaar polariteitomkeer-orgaan voor het weergegeven videobeeld voor het selectief omkeren van de 35 polariteit van het beeld weergegeven op het weergeefscherm en een orgaan voor het dienovereenkomstig wijzigen van de indexwaarden weergegeven op het weergeeforgaan voor indexwaarden als de polariteit van het beeld weergegeven op het beeld-weergeefscherm wordt gewijzigd door bediening van het met de hand bedienbare polariteitomkeerorgaan voor het weergegeven 40 videobeeld. 8202351 % r -48- ν>· r.
21. Inrichting'voor het fotografisch optekenen van videobeelden vervat in video-signalen, gekenmerkt door een videobeeld-weergeeforgaan met een videobeeld-weergeefscherm en een eerste en tweede instelorgaan voor parameters van het videobeeld, een eerste monsterorgaan voor het bemonsteren van een video-5 ingangssignaal en het bepalen van de waarde van een eerste eigenschap daarvan, een tweede monsterorgaan voor het bemonsteren van een videoingangs-signaal en het bepalen van de waarde van een tweede eigenschap daarvan, een beeldsignaal-monster-synthetiseerorgaan dat als reactie op de waarden van de eigenschappen van het videosignaal een hoog beeldsignaal-monster 10 opwekt waarvan de waarde overeenkomt met de waarde van een voorafbepaald hoog niveau van het beeldsignaal-deel van het videosignaal en een laag beeldsignaal-monster opwekt waarvan de waarde overeenkomt met de waarde van een voorafbepaald laag niveau van het beeldsignaal-deel van het video-signaal en een servo-instelorgaan voor het systematisch bedienen van de 15 instelorganen voor de eerste en tweede parameters van het videobeeld teneinde het uitgangslicht van het weergeefscherm bij bekrachtiging. met een synthetisch videosignaal met het hoge beeldsignaal-monster als zijn beeldsignaal-deel nagenoeg gelijk te maken aan een overeenkomstige bewaarde lichtuitgangswaarde en het uitgangslicht van het weergeefscherm bij be-20 krachtiging met een synthetisch videosignaal met het lage beeldsignaal- signaalmonster als zijn beeldsignaal-deel nagenoeg gelijk te maken aan een overeenkomstige bewaarde waarde van het uitgangslicht.
22. Inrichting volgens conclusie 21, gekenmerkt door een met de hand bedienbaar instelorgaan voor het kiezen van tenminste €dn van de voorafbepaalde niveaus 25 van het beeldsignaal-deel van het videosignaal.
23. Inrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk dat het met de hand be-dienbare instelorgaan bestaat uit twee afzonderlijk met de hand bedienbare instelorganen die elk een van de voorafbepaalde niveaus beinvloeden.
24. Inrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk dat het met de hand be- 30 dienbare instelorgaan bestaat uit een enkele met de hand bedienbare instel- inrichting voor het instellen van het verschil tussen de voorafbepaalde niveaus.
25. Werkwijze voor het compenseren van verschuivingen van het opgetekende beeld in een inrichting voor het optekenen van videobeelden met ontvangorganen 35 voor video-ingangssignalen en een weergeef inrichting voor videobeelden met een videobeeld-weergeefscherm en instelorganen voor een eerste en tweede parameter van de videobeelden, met het kenmerk dat men het video-ingangs-signaal bemonstert ter bepaling van de respectieve waarden van twee eigenschappen van het videosignaal-beeld daarvan, dat men het videobeeld- -40 weergeeforgaan bekrachtigt met de eerste en tweede synthetische videosignalen 8202351 ι , -49- : V·· y < X met respectieve beeld-delen waarvan de nagenoeg constante amplituden elk functies zijn van de respectieve waarden, dat men de respectieve licht-opbrengsten van het videobeeld-weergeefscherm tijdens de perioden van bekrachtiging van het.videobeeld-weergeeforgaan met de eerste en tweede ^ synthetische videosignalen meet en dat men de eerste en tweede parameters van het videobeeld herhaaldelijk en systematisch verstelt teneinde de respectieve lichhopbrengsten nagenoeg gelijk te maken aan overeenkomstige bewaarde waarden van het uitgangslicht.
26. wesrkwijze volgens conclusie 25, met het kenmerk dat de beide eigenschappen het top-wit-beeldsignaal-niveau respectievelijk het achterstoep-beeldsignaal niveau zijn.
27. Werkwijze volgens conclusie 25, met het kenmerk dat men de functies wijzigt ter benadrukking van bepaalde gegevensgebieden in foto's gemaakt van het beeld-weergeefscherm.
28. Inrichting voor het fotografisch optekenen van videobeelden vervat in videosignalen, gekenmerkt door een videobeeld-weergeefinrichting met een videobeeld-weergeefscherm, ingangsorganen voor het ontvangen van video-ingangssignalen waarbij de daeurin vervatte videobeelden kuhnen worden weergegeven op het weergeefschezm, een orgaan voor het ontvangen van een film en een automatisch instelorgaan voor het nagenoeg handhaven van de betrekking tussen het licht dat op de film in het film-ontvangorgaan valt en de overeenkomstige niveaus van de beeldsignaal-delen van de video-ingangssignalen ten opzichte van verschuivingen met de tijd.
29. Inrichting voor het fotografisch optekenen van videobeelden vervat in 25 videosignalen, gekenmerkt door tenminste den weergeeforgaan voor een index- waarde voor het weergeven van geselecteerde waarden van de overeenkomstige index van een eigenschap van de daarin opgewekte lichtbeelden die op de film vallen.
30. Inrichting volgens conclusie 29, gekenmerkt door slechts den weergeeforgaan 30 voor de.indexwaarden. 8202351
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
US06/275,257 US4433345A (en) | 1981-06-19 | 1981-06-19 | Video image recording methods and devices |
US27525781 | 1981-06-19 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8202351A true NL8202351A (nl) | 1983-01-17 |
Family
ID=23051506
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8202351A NL8202351A (nl) | 1981-06-19 | 1982-06-10 | Optekenwerkwijze en optekeninrichting voor videobeelden. |
Country Status (7)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US4433345A (nl) |
JP (1) | JPS583481A (nl) |
CA (1) | CA1194986A (nl) |
DE (1) | DE3223065A1 (nl) |
GB (1) | GB2105559B (nl) |
IL (1) | IL65712A (nl) |
NL (1) | NL8202351A (nl) |
Families Citing this family (14)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US4679087A (en) * | 1984-03-12 | 1987-07-07 | Loge/Dunn Instruments, Inc. | Method and apparatus for photographing video images of either polarity without CRT brightness or contrast readjustment |
JPS6113781A (ja) * | 1984-06-28 | 1986-01-22 | Shimadzu Corp | Crt画像の写真撮影装置 |
US4656525A (en) * | 1985-12-04 | 1987-04-07 | Polaroid Corporation | Electronic imaging copier |
US4656524A (en) * | 1985-12-23 | 1987-04-07 | Polaroid Corporation | Electronic imaging copier |
US4742397A (en) * | 1986-01-16 | 1988-05-03 | Polaroid Corporation | System and method for adjusting image brightness in electronic printer |
FI880818A (fi) * | 1987-03-18 | 1988-09-19 | Gen Electric | Bildskaerm med automatisk bildjustering. |
US4922284A (en) * | 1987-05-26 | 1990-05-01 | Silhouette Technology, Inc. | Film printing/reading system |
US4924254A (en) * | 1987-05-26 | 1990-05-08 | Silhouette Technology, Inc. | Film printing/reading system |
US4829339A (en) * | 1987-05-26 | 1989-05-09 | Silhouette Technology, Inc. | Film printing/reading system |
US5120127A (en) * | 1987-05-26 | 1992-06-09 | Silhouette Technology Inc. | Determining the position of light emanating from a surface area |
JPH0786643B2 (ja) * | 1987-06-05 | 1995-09-20 | 富士写真フイルム株式会社 | ビデオプリンタのシエーディング補正方法 |
US5295202A (en) * | 1991-08-19 | 1994-03-15 | Eastman Kodak Company | Method and apparatus for replicating a two-color original image with foreground and background colors exchanged |
US5839827A (en) * | 1996-03-28 | 1998-11-24 | Kuraray Co., Ltd. | Agitating element for mixing apparatus and the mixing apparatus equipped with the agitating element |
US7733425B2 (en) * | 2003-03-31 | 2010-06-08 | Sony Corporation | Automatic picture conditioning based upon user input choosing a video label |
Family Cites Families (13)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3177764A (en) * | 1960-11-21 | 1965-04-13 | Canon Camera Co | Photographic printing apparatus |
US3281861A (en) * | 1963-12-31 | 1966-10-25 | Dayton Electronic Products Com | Oscilloscopes |
CH453878A (de) * | 1965-02-12 | 1968-03-31 | Gretag Ag | Photographisches Reproduktionsverfahren und Einrichtung zur Durchführung dieses Verfahrens |
US3610119A (en) * | 1969-04-25 | 1971-10-05 | Gerber Scientific Instr Co | Photoexposure device |
US3684886A (en) * | 1970-04-13 | 1972-08-15 | Nuclear Chicago Corp | Tomographic imaging device using a rotating slanted multichannel collimator |
US3738242A (en) * | 1971-06-11 | 1973-06-12 | B Lee | Adaptive illumination source intensity control device |
US3700329A (en) * | 1971-08-02 | 1972-10-24 | Logetronics Inc | Radiographic reduction system |
DD97313A1 (nl) * | 1972-04-18 | 1973-04-23 | ||
US3852602A (en) * | 1972-12-04 | 1974-12-03 | Nuclear Chicago Corp | Scintillation camera with rapid sequence imaging device |
US4027315A (en) * | 1975-10-03 | 1977-05-31 | Dunn Instruments, Inc. | Multiple image camera |
GB1566910A (en) * | 1977-04-27 | 1980-05-08 | Rank Organisation Ltd | Cathode ray tube scanner |
GB1585063A (en) * | 1977-06-13 | 1981-02-25 | Ferranti Ltd | Display systems |
US4344699A (en) * | 1981-06-05 | 1982-08-17 | Log Etronics, Inc. | Exposure and contrast determination by prescanning in electronic photoprinting systems |
-
1981
- 1981-06-19 US US06/275,257 patent/US4433345A/en not_active Expired - Fee Related
-
1982
- 1982-05-07 IL IL65712A patent/IL65712A/xx unknown
- 1982-06-07 CA CA000404609A patent/CA1194986A/en not_active Expired
- 1982-06-10 NL NL8202351A patent/NL8202351A/nl active Search and Examination
- 1982-06-18 JP JP57106085A patent/JPS583481A/ja active Pending
- 1982-06-21 GB GB08217923A patent/GB2105559B/en not_active Expired
- 1982-06-21 DE DE19823223065 patent/DE3223065A1/de active Granted
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
US4433345A (en) | 1984-02-21 |
IL65712A (en) | 1986-01-31 |
GB2105559A (en) | 1983-03-23 |
DE3223065A1 (de) | 1983-02-24 |
GB2105559B (en) | 1985-07-03 |
IL65712A0 (en) | 1982-08-31 |
CA1194986A (en) | 1985-10-08 |
JPS583481A (ja) | 1983-01-10 |
DE3223065C2 (nl) | 1989-10-19 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
DE3642821C2 (nl) | ||
NL8202351A (nl) | Optekenwerkwijze en optekeninrichting voor videobeelden. | |
US4438453A (en) | Constant light greyscale generator for CRT color camera system | |
DE69332843T2 (de) | Videosignalprozessor und Farbvideokamera | |
US3772465A (en) | Image modification of motion pictures | |
CA2274626A1 (en) | Method and apparatus for adjusting multiple projected raster images | |
DE69608846T2 (de) | Videosignalverarbeitungsgerät und Bildjustierverfahren | |
DE3818125A1 (de) | Lichtregelvorrichtung fuer endoskope | |
DE4129656A1 (de) | Wiedergabevorrichtung fuer videosignale auf einem monitor | |
EP0033944A1 (de) | Vorrichtung zur elektronischen Abtastung von Aufnahmegegenständen | |
CN105915791B (zh) | 电子装置控制方法及装置、电子装置 | |
US4530011A (en) | Apparatus for maintaining of a cathode ray tube image within the light acceptance range of a photographic film | |
DE3437126A1 (de) | Einrichtung zum fotografischen reproduzieren einer vorlage sowie verfahren zum messen der belichtungsbedingungen beim fotografischen reproduzieren einer vorlage | |
DE3833823C1 (nl) | ||
DE69815252T2 (de) | Belichtungssteuerung auf basis von einem bedeutenden teil eines röntgenstrahlbildes | |
US4910600A (en) | Image pickup apparatus | |
US6529243B1 (en) | Method for electronic reduction of the contrast of video images as early as during recording | |
WO1993005611A1 (en) | Key signal shading system | |
DE3609931A1 (de) | Diaprojektionseinrichtung | |
DE69021271T2 (de) | Automatische oder halbautomatische Signalpegeleinstellung für eine Anordnung, die ein Filmbild in ein Fernsehsignal umwandelt. | |
CA1208765A (en) | Video image recording methods and devices | |
JPH0727553B2 (ja) | 画像表示装置 | |
US5123727A (en) | Method and apparatus for producing a measured value indicative of focusing correctly adjusted sharpness at projected pictures | |
JPH0644104B2 (ja) | 内視鏡映像システム | |
GB2308764A (en) | Scanner including outpur monitor |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A85 | Still pending on 85-01-01 | ||
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
BN | A decision not to publish the application has become irrevocable |