NL8202207A - Proportioneersysteem. - Google Patents

Description

4 i 5 -1- 22541/CV/tl

Korte Aanduiding: Proportioneersysteem.

De uitvinding heeft betrekking op een proportioneersysteem voor het vermengen van een fluidum met een in een hoofdleiding getranspor-5 teerde vloeistof in een constante vooraf instelbaar verhouding ten opzichte van de stromingswaarde daarvan.

Een van de grote voordelen van moderne irrigatiesystemen,zoals een druppelirrigatie is de mogelijkheid om aan het irrigatiewater substanties toe te voegen,zoals vloeibare kunstmest of dergelijke.

10 Ten einde echter een teveel of te weinig toevoegen van kunstmest te vermijden moeten de toegevoegde hoeveelheden in een bepaalde vaste verhouding staan met de hoeveelheid irrigatiewater. Aangezien nu de stromingssnelheden in hoofdleidingen voor de irrigatie alles behalve constant zijn en bijvoorbeeld worden beinvloed door fluctuerende niveau's 15 in waterreservoirs,totale belasting op irrigatienetwerken en dergelijke vereist het handhaven van een dergelijke vaste verhouding uiteraard de aanwezigheid van een tweetal voorwaardeni a) het continu bewaken van stromingswaarden of stromingssnelheden en 20 b) het afgeven van het toevoegsel in afhankelijkheid van de gemeten stromingswaarden of stromingssnelheden.

Een dergelijke uitvoering is bekend en is ook reeds gebruikt.

Afgezien van het feit,dat deze bekende inrichtingen gecompliseerd zijn, zeer duur en in het bijzonder bij gebruik in het terrein gevoelig zijn 25 voor gebreken,behoeven deze bekende inrichtingen een uitwendige krachtbron, zoals electriciteit om op de eerste plaats continue signalen van een de stroming in de hoofdleiding bewakende stromingsmeter te verkrijgen en op geschikte wijze te versterken en om vervolgens deze signalen weer electrisch om te zetten in de werking van regelorganen,welke het toe te 30 voegen materiaal afgeven als functie van de waarde van de stroming van het irrigatiewater.

Het is een van de oogmerken van de huidige uitvinding deze en an-dere nadelen en tekortkomingen te overwinnen en een proportioneersysteem te verkrijgen voor de een constante verhouding bezittende toevoeging van 35 een vloeibaar toevoegsel aan een vloeistof transporterende hoofdleiding, waarbij het syteem eenvoudig en goedkoop is en tevens betrouwbaar,zelfs 8202207 % * -2- 22541/CV/t1 onder moeilijke omstandigheden in het terrein terwijl in het bijzonder geen extra energiebron wordt vereist en alle £uncties,dat wil zeggen het bewaken, regelen, proportioneren en afgeven wordt ondersteund door de vloeistofdruk in de hoofdleiding.

5 Volgens de uitvinding wordt dit verkregen door te voorzien in een proportioneersysteem voor de toevoeging van een fluidum aan een vleeistof transporterende hoofdleiding in een althans nagenoeg constante vooraf instelbare verhouding tot de stromingswaarde daarvan voorzien van ; l?x · 10 pompmiddelen aangepast om/eetl werkslag een hoeveelheid van het fluidum uit een vat aan te trekken en in een tweaie werkslag deze hoeveelheid in de hoofdleiding te injecteren; aandrijfmiddelen voor de pomp welke mechanisch met de pompmiddelen zijn gekoppeld en te treffen zijn door de vloeistof van de hoofdleiding 15 en aangepast om de pompmiddelen althans gedurende een van de werkslagen aan te drijven ; een stromingsmeterorgaan voor het bewaken van de momentele stromingswaarde van de hoofdleiding en het omzetten van deze stromingswaarde in een aan de stromingswaarde evenredige draaibeweging van een uitgaand 20 orgaan van het stromingsmeterorgaan; stuurklepmiddelen voor het omzetten van de draaibeweging in reeksen van althans nagenoeg vierkante golfvormige vloeistofdrukimpulsen van een frequentie afhankelijk van de aan de stromingsbeweging evenredige stromingswaarde, .

25 regelklepmiddelen waarop wordt ingewerkt door de vloeistofdruk impulsen voor het afwisselend doorlaten van vloeistof van de hoofdleiding naar de pompaandrijfmiddelen en voor het mogelijk maken van terugkeer van deze vloeistof van de pompaandrijfmiddelen naar de regelklepmiddelen, waarbij de gedurende. de eerste werkslag aangetrokken fluidumhoeveel-30 heid vooraf instelbaar is door het instellen van de lengte van de slag en waarbij de frequentie van de injectie van de vooraf bepaalde fluidum-hoeveelheid wordt bepaald door de stromingswaarde van de hoofileiding zoals deze wordt bewaakt door het stromingsmeterorgaan.

Met betrekking tot de figuren wordt opgemerkt,dat de weergegeven 35 bijzonderheden als voorbeeld zijn gegeven en met het oog op het geven van een illustratieve bespreking van voorkeursuitvoerigsvoorbeelden van 8202207 'i s -3- 22541/CV/tl de huidige uitvinding.Daarbij is geen poging gedaan ora constructieve details van de uitvinding gedetailleerder weer te geven dan noodzakelijk is voor een fundamenteel begrip van de uitvinding,waarbij de beschrij-ving met de tekeningen het aan vaklui duidelijk zullen maken,hoe de ver-5 schillende vorraen van de uitvinding in de praktijk kunnen worden uitge-voerd.

Fig. 1 toont echematisch een voorkeursuitvoeringsvorm van het sy-steem volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont op grotere schaal een dwarsdoorsnede van de stuur en 10 regelklepeenheid van fig.l.

Fig. 3 toont een bovenaanzicht van de draaibare stuurklepschijf van het uitvoeringsvoorbeeld velgens fig.l.

Fig. 4 toont een verder uitvoeringsvoorbeeld van de stuurklep.

Fig. 5 toont een schematische weergave van een verder uitvoerings-15 voorbeeld van het systeeem volgens de uitvinding.

Fig. 6 omvat een dwarsdoorsnede van een verder uitvoeringsvoorbeeld van de regelklepspoel.

Fig. 7 toont een schematische weergave van een verder uitvoeringsvoorbeeld van het systeem volgens de uitvinding.

20 In fig.l. is een water transporterende hoofileiding 2 afgebeeld, waarin een stromingsmeter 4 is opgesteld,welke is voorzien van een rotor 6,die van ieder bekend type met rechte schoepen,schroeflijnvormige schoepen, i turbineschoepen en dergelijke kan zijn gevormd. Uiteraard is er geen behoefte aan een teller,daar de taak van de stromingsmeter 25 slechts is het continu bewaken van de stromingswaarde of stromingssnel-heid in de hoofdleiding 2 en het voortbrengen van een draaiende output, welke proportioneel is aan de momentele stromingswaarde of stromings-snelheid in de hoofdleiding 2. Welk type stromingsmeter ook wordt ge-bruikt moet de output van het draaibare orgaan beschikbaar komen op een 30 verticale as 6,welke een stuurklep 8 aandrijft,waarvan de functie is het omzetten van deze van de stromingswaarde afhankelijke draaibeweging in reeksen van vierkante golfvormige waterdrukiipulsen van een frequentie afhankelijk van de draaibeweging van de as 6,dat wil zeggen van de stromingswaarde.

35 De stuurklep van dit voorkeursuitvoeringsvoorbeeld,welke duidelij- ker in fig.2 is weergegeven,is een afschuiftype schijfklep en bestaat uit 8202207 • k -4- 22541/CV/tl een stationaire schijf 10 welke met perspassing is aangebracht in een huis 12 en is uitgerust met een excentrisch gelegen ronde boring 14.

Het ondervlak 16 van deze stationaire schijf 10 is < in schuivend contact met een draaibare schijf 18,die vast is bevestigd aan de uitgaande as 6 5 van de stromingsmeter 4.Deze draaibare schijf B is uitgerust met een cir-kelvormige sleuf 20 (fig.3) van een breedte gelijk aan de diameter van de excentrische boring 14 en met een gemiddelde straal r gelijk aan de exientriciteit van de boring 14. De sleuf 20 strekt zich uit over een hoek van ongeveer 180°. In andere uitvoeringsvoorbeelden kan deze hoek 10 een afwijkend deel van 360°,bijvoorbeeld 90° zijn,in welk geval er twee tegenover elkaar gelegen sleuven 20 kunneE zijn. Water uit de hoofd-leiding 2 wordt toegestaan om door de boring 14 te bewegen indien deze boring binnen het hoekbereik van de cirkelvormige sleuf 20 van de draaibare schijf 18 is gelegen en deze toevoer van water wordt afgesneden 15 indien de boring 14 buiten dit hoekbereik is. In de weergegeven uitvoe-ringsvorm waarin het hoekbereik 180° bedraagt kan water door de boring 14 bewegen gedurende een halve omwenteling van de uitgaande as 6 en deze doorvoer wordt gedurende de andere halve omwenteling afgesneden.

Voor het opnemen van eventuele axiale speling van de uitgaande as 6 en 20 om een juist contact tussen de stationaire schijf 10 en de draaibare schijf B te waarborgen is een slechts in fig.2 afgebeelde slappe veer 22 aangebracht.

Wrijving tussen de schijven wordt op een minimum gehouden door deze schijven te vervaardigen uit een een lage wrijvingscoefficient bezittend 25 materiaal,zoals bijvoorbeeld teflon.

De vierkante golfvormige waterdrukimpulsen welke zo door de stuurklep 8 worden geproduceerd met een frequentie rechtstreeks afhankelijk van de stromingswaarde of stromingssnelheid in de hoofdleiding 2 botsen tegen eert regelklep 24 van het spoeltype, welke verschuifbaar is in het huis 30 12 tussen een eerste in fig.l afgebeelde stand waarin de spoelklep 24 een verbhding tot stand brengt tussen een door de hoofdleiding gevoede toevoerleiding 26 via een toevoerpoort 28 en een eerste regelleiding 30 via een eerste regelpoort 32,en een tweede in fig.2 afgebeelde stand waarin de toevoerleiding 26 verbonden is met een tweede regelleiding 34 35 via een tweede regelpoort 36. De spoelklep 24 wordt naar zijn eerste stand (fig.l) gedrongen met behulp van een schroefveer 38.De opwaartse 8202207 -5- 22541/CV/tl

*2- * V

slag van de spoelklep 24 wordt beperkt door een plug 40,die is voorzien van een boring 42,welke een open verbinding tot stand brengt tussen de inwendige ruimte 44 van de klep 24 en de atmosfeer. De bodem 46 van de spoelklep 24 is uitgerust met een kleine aftapopening 48 waarvan het 5 doel hieronder nader zal worden uiteengezet.

De regelleidingen 30 en 34 zijn aangesloten op een huis 50 van een variabele verplaatsingspompeenheid 52 met een positieve werking,welke is voorzien van een pompzuiger 54,die met behulp van een verbindingstang 56 vast is verbonden met een aandrijfzuiger 58.Via een inlaatklep 60 en 10 een aanzuigleiding 62 trekt de pompzuiger 54,welke door de aandrijfzuiger 58 in werkig_wordt gesteld,,in een eerste werkslag een hoeveelheid fluidum 64 zoals bijvoorbeeld vloeibare kunstmest ,aan vanuit een vat 66 en injecteert in een tweede werkslag deze hoeveelheid in de hoofdlei-ding 2 via een uitlaadiep 68.De bij iedere eerste slag aangezogen hoe-15 veelheid,die in iedere tweede slag wordt geinjecteerd,hangt uiteraard af van de lengte van de slagen,welke vooraf instelbaar is met behulp van een instelbout 70,welke dienst doet als een bovenste aanslag voor de aandrijfzuiger 58 en welke te vergrendelen is met behulp van een grendel-moer 72.

20 Uitgaande van een willekeurige stand,bijvoorbeeld/stand weerge- geven in fig.l zal het systeem als volgt werken:

De spoelklep 24 is in zijn eerste onderste stand waarin de toe-voerleiding 26 met de eerste regelleiding 30 in verbinding staat en de cirkelvormige sleuf 20 van de draaibare schijf 18 reeds onder de 25 excentrische boring 14 is. Water treedtzodoende de ruimte 74 van het pomphuis 50 binnen en werkt in op zowel de onderzijde van de aandrijfzuiger 58 als de bovenzijde van de pompzuiger 54. Aangezien echter het getroffen oppervlakgebied van de aandrijfzuiger groter is- de aandrijfzuiger 58 heeft namelijk een grotere diameter- is de gehele eenheid 30 bestaande uit pompzuiger 54 en aandrijfzuiger 58 omhoog bewogen ,totdat deze eenheid is stopgezet met behulp van de instelbout 70. Gedurende deze opwaartse beweging ,welke dus de eerste werkslag van de pompzuiger 54 vormde heeft de pompzuiger een hoeveelheid kunstmest 64 aangezogen, welke nu de ruimte 76 onder de pompzuiger 54 vult.Tijdens de opwaartse 35 slag van de aandrijfzuiger 58 is de met water gevulde ruimte 78 boven de zuiger 58 verkleind en het hierbij verplaatsts water is via de tweede 8202207 » ·

V

-6- 22541/CV/tl regelleiding 34 teruggevoerd naar de regelklep en naar de omgeving afge-voerd via de ventilatieboring 52 ofschoon deze afgevoerde waterhoeveet-heid algemeen als een verlies wordt gezien kan worden opgemerkt,dat dit niimner 1% _ van de afvoer van de hoofdleiding overschrijdt en in 5 de meeste gevallen ongeveer 0,1 % zal zijn.

In deze fase is de cikelvormige sleuf 20 van de draaibare schijf 18 weer onder de boring 14 verschenen en nu kan water het huis 12 van de regelklep binnentreden in de richting van pijl A,waarbij dit de bodem 46 van de spoelklep 24 treft en deze klep tegen de herstelkracht van de veer 10 38 omhoog beweegt. Opgemerkt wordt,dat ofschoon enig water,dat tegen de bodem 46 botst verloren gaat via de aftapopening 48 deze opening 48 zeer klein is vergeleken met het oppervlak van de stuurklepboring 14,zo-dat de hefcapaciteit nauwelijks nadelig wordt beinvloed. Zodra de spoelklep 24 zijn bovenste tweede stand heeft bereikt,zoals afgebeeld in 15 fig.2 vindt het volgende plaats:

Er is nu een verbinding tot stand gebracht tussen de toevoerleiding 26 en de tweede regelleiding 34 evenals tussen de,eerste regelleiding 30 en de aftapboring 42 (via uitlaatporten 80).Dientengevolge zal nu water stromen via de regelleiding 34 in de ruimte 78 en hierbij de aandrijf-20 zuiger 58 treffen en deze naar beneden dringen waardoor veroorzaakt wordt, dat de pompzuiger 54 de voordien in de ruimte 76 aangetrokken hoeveelheid kunstmest in de hoofdleiding 2 injecteert. Bij zijn naar beneden gerichte beweging dringt de aandrijfzuiger 58 ook enig water uit de ruimte 74 in de eerste regelleiding 30 vanwaar het wordt afgevoerd naar de omgeving 25 (via uitlaatporten 80)ruimte 54 en afvoerboring 42.

Zodra de cirkelvormige sleuf 20 van de continu draaiende schijf 18 uit lijn met de boring 14 van de stationaire schijf 10 van de stuurklep 8 is bewogen wordt de stroming van water in de regelklep afgesneden.De herstelveer 38 kan nu de spoelklep 24 naar beneden dringen naar zijn eer-30 ste stand waarbij het water in de ruimte 82 (fig.2) via de aftapopening 48 en vervolgens via de boring 42 in de omgeving wordt afgevoerd.

Indien de spoelklep 24 geheel is teruggekeerd naar zijn eerste stand wordt nu het opnieuw verschijnen van de cirkelvormige sleuf in de draaibare stuurklepschijf 18 onder de excentrische boring 14 afgewacht 35 waarop het toenemen van de volgende vierkante drukgolf begint ,hetgeen de volgende kringloop op gang brengt: water stroomt in de ruimte 74 (fig.l)4 8202207 '#· < -7- 22541/CV/tl heft de aandrijfzuiger 58 zover als de instelbout 70 toelaat ,terwijl de pompzuiger 54 gelijktijdig vloeibare kunstmest aanzuigt,enz.

In het weergegeven voorkeursuitvoeringsvoorbeeld wordt de voor het in werking stellen van de regelklep 24 vereiste druk afgenomen van bin-5 nen de stromingsmeter. Bij bepaalde stromingsmeters kan dit moeilijk of zelfs onmogelijk zijn,in welk geval het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig.4 een oplossing biedt. Hier is de stuurklep een klep van het schotel-type voorzien van een klepconas 90,een klepsteel 92,een nokvolger in de vorm van een kleine rol 94, een geleidingsbus 96 en een afdichtring 98.

10 De uitgaande as van de stromingsmeter draagt in dit geval een schijf met een nokvlak 100,welke twee nokniveau's 102 en 104 heeft waardoor in dit geval wordt voorzien in verblij&ijnen van ongeveer 180° op ieder niveau. Indien wordt bewerkstelligd,dat de rol 94 beweegt op het hogere deel 104 sluit de klepcmus 90 de doortocht 106,welke in de open stand toelaat, 15 dat water uit de hoofdleiding vanuit een tweede toevoerleiding 108 de ruimte 82 binnentreedt.Terugkeer naar het lagere niveau 102 wordt bewerk-stelligd door waterdruk op de klep.

Fig. 5 toont een uitvoeringsvoorbeeld van het systeem,waarbij voor het bewerkstelligen van de aanzuigslag van de pompzuiger 54 vermogen 20 wordt geleverd met behulp van een schroefveer 110,welke tijdens de voor-afgaande injectieslag is samengedrukt. De ruimte 74 bevat nu slechts lucht en een luchtuitlaat 112 voorkomt een opbouw van druk in deze ruimte. Bij een dergelijke opstelling wordt slechts een regelleiding 114 vereist en wordt ook de regelklepspoel 116 eenvoudiger,daar deze nu slechts twee 25 afdichtranden 117 en 118 heeft in plaats van drie en er geen behoefte is aan de uitlaatpoorten 80 (fig.2),waarbij het tijdens de aanzuigslag vanuit de ruimte 78 verplaatste water van boven de spoel 116 wordt uitge-stoten indien de spoel in zijn eerste onderste stand is. Het nadeel van deze opstelling is de aanvullende druk,welke wordt vereist voor het samen-30 drukken van de veer 110.

Een opstelling,waarbij kan worden afgezien van de terugstelveer 38 van de regelklepspoel 24 (fig.1,2) is weergegeven in fig.6.Hier is de ringvormige schouder 120 van de bovenste spoellip smaller dan de ring-vormige schouder 122 van de onderste spoellip 123 waardoor deze een kleiner 35 oppervlakgebied blootgeeft aan het door de toevoerpoort 28 binnenstromen-de water dan de schouder 122. De spoel werkt nu als een differentieel” 8202207 w -8- 22541/CV/tl zuigereenheid met een restkracht,welke steeds werkt voor het terugstel-len van de klepspoel naar zijn oderste stand.

Het zal duidelijk zijn,dat de in fig.5 afgebeelde pompopstelling, waarbij de aandrijfzuiger 58 veerbelast is,ook kan worden gecombineerd 5 met een regelklepopstelling zoals weergegeven in fig.6,waarin de klepspoel werkt als een differentieelzuiger zodat het mogelijk wordt om af te zien van de terugstelveer 38 (fig.1,2).

Fig. 7 toont nog een verder uitvoeringsvoorbeeld van het propor-tioneersysteem volgens de uitvinding waarbij de regelklep 24 van het 10 spoeltype met zijn mogelijke wrijving veroorzakende afdichtringen van het 0-type is vervangen door een geheel wrijvingsloze opstelling voor-zien van een een golfvormig deel bezittend elastisch diafragma 150, dat nabij zijn middengedeelte stevig is vastgeklemd tussen een bovenste en een onderste centreerplaat 152 resp. 154 en langs zijn rand tussen 15 twee;delen van het huis 12 van de regelklep. Dit uitvoeringsvoorbeeld is dientengevolge in het bijzonder gevoelig en snel reagerend op wijzi-gingen en fluctuaties in de stroming in de hoofdleiding,hetgeen resul-teert in een -wrgpte nauwkeurigheid van het proportioneren.

De twee centreerplaten 152 en 154 zijn samengeklemd met behulp van 20 een van schroefdraad voorzien einde van een klepsteel 156,welke in zijn centrale stand wordt gehouden met behulp van een geleidingsbus 158, die met behulp van armen 160 aan de wand van het huis is bevestigd.De klepsteel 156 draagt aan zijn boveneinde een schotelklep 162 van het vlakke zittingtype waarvan een meer gedetailleerde beschrijving hieronder zal 25 worden gegeven.

De inwendige ruimte van het huis 12 van de regelklep is verdeeld in drie kamers : een eerste kamer 164, welke door de diafragma 150 is gescheiden van tweede kamer 166,en een derde kamer 168,die van de tweede kamer 166 is gescheiden door een scheidingswand 170,welke is voorzien 30 van een centrale opening 172 waarvan de bovenrand is uitgevoerd als een zitting 174 voor een afdichtschijf 176,welke is bevestigd aan het onder-oppervlak 177 van de schotelklep 162. De klepsteel 156 is voorzien van een centrale boring 178 welke leidt in een horizontaal verdeelstuk 180 en vervolgens in aftapopeningen 182. In de in fig.7 afgebeelde klepstand 35 verbindt de boring 178 de kamer 164 met de kamer 168 en via de afvoer-opening 42 met de omgeving.

8202207

V

»

V

-9- 22541/CV/tl

De onderrand van de uitlaatplug 40 is uitgetust met een ringvormige afdichting 184 waartegen in een tweede stand van de klep 162 het boven-oppervlak 186 wordt gedrukt zodanig dat de aftapopeningen 182 worden afgedicht behoudens door een ondiepe en nauwe groef 1Θ8, welke zelfs in 5 de tweede stand van de klep 162 een nauwe doortocht vormt,welke de kamer 164 met de uitlaatopening 42 verbindt.

De kamer 168 is via een regelpoort 190 en een regelleiding 114 verbonden met de ruimte 78 van het twee-delige huis 192 voor de pompeen-heid 194,welke is voorzien van een pompzuiger 196, die met een verbindings-10 stang 198 is verbonden met een aandrijfzuiger 200. In dit uitvoerings-voorbeeld wordt fluidum 64 aangezogen tijdens de neerwaartse slag van de pompzuiger/ aandrijfzuigereenheid in plaats van gedurende de opgaande slag,zoals het geval was bij de voorgaande uitvoeringsvoorbeelden. Het aangezogen fluidum 64 dat de ruimte 202 boven de pompzuiger 196 vult, wordt 15 in de.hoofdleiding 2 geinjecteerd gedurende de daaropvolgende opgaande slag van de zuigereenheid waarvoor het vermogen wordt verkregen vanaf de druk van de hoofdleiding,indien de ruimte 202,welke zich uitstrekt tussen het bovenoppervlak van de pompzuiger 196 en de 0-ring 204,welke de ver-bindingststang 198 a£dicht,geleidelijk wordt verminderd waardoor het flui-20 dum 64 wordt weggedrongen via openingen 206 in de pompzuiger 196.

Gedurende de neerwaartse slag van de pompzuiger 196 zxjn deze openingen afgedicht met behulp van een schijfvormige elastomere buigzame klep 208, welke in getrokken lijnen in de gesloten stand en met gestippelde lijnen in de open stand is weergegeven in fig.7.

25 In de in fig.7 weergegeven stand is de sleuf 20 in de draaibare schijfklep 18 niet in lijn met de boring 14 en het diafragma 150,dat niet langer vanaf zijn onderzijde onder druk is,is samengeklapt,waarbij het water uit de kamer 164 is weggedrongen via de boring 178 en de aftapopeningen 182,waarbij de ondiepe groef 188 een ontsnappen van het water 30 mogelijk maakt,zelfs ofschoon in de opgepompte stand van het diafragma 150 het bovenoppervlak van de schijfklep 162 stevig tegen de ringvormige afdichting 184 was gedrukt.

De aandrijfzuiger 200,die niet langer onder de druk van de hoofd-leiding in de ruimte 78,welke door de afdichtschijf 176 is afgesneden, 35 is, is omhooggedrongen door de druk in de hoofdleiding,welke inwerkt op de pompsteel 198,waarbij het water in de ruimte 78 wordt verplaatst en 8202207

V

-10- 22541/CV/tl uitgestoten via de regelleiding 114,regelpoort 190 , kamer 168 en uitlaat-opening 42.

Zodra als,ten gevolge van verdere draaiing van de schijfvorraige stuurklep 18 weer verbinding tot stand is gebracht tussen de sleuf 20 5 en de boring 14 wordt de kamer 164 weer gevuld,waardoor bet diafragraa 150 met de schijven 152 en 154 weer omhoog «ordt gedrukt. Hierdoor wordt veroorzaakt,dat de schijfklep 162 vrijkomt van zijn zitting 174 en tegen de ringvormige afdichtring 184 wordt gedrukt.

Via de centrale opening 172 is nu weer verbinding tot stand ge-10 bracht tussen de kamers 166 en 168 en de druk van de hoofdleiding,welke in de kamer 166 werkt via de leiding 26 is nutrij om ook binnen te treden in de ruimte 78 van de aandrijfzuiger via de regelleiding 114 voor het op gang brengen van de zuigslag van de pompzuiger 196.

Indien vervolgens de draaibare stuurklepschijf 18 weer de sleuf 15 20 buiten het bereik van de boring 14 brengt neigt de druk van de hoofd- leiding in de kamer 166,welke inwerkt op het diafragma 150 tot een in-klappen- van het diafragma door het water in de kamer 164 weg te dringen, eerst langzaam via de groef 188 en dan,· indien de schotelklep 162 zich begint los te maken van de ringvormige afdichtring 184,sneller via de 20 aftapopeningen 182.Geleidelijk wordt nu een verbinding tot stand gebracht tussen de uitlaatopening 42 en de ruimte 78 van de aandrijfzuiger waar-door het hierboven genoemde afvoerproces, samenhangend met; de injectie-fase,op gang wordt gebracht.

Bij grotere systemen,waarbij grotere slagen van de schijfklep 162 25 worden verlangd kan het van een golfvormig deel voorziene diafragma worden vervangen door een hoi diafragma of door een metalen balg.

Aan vaklui op dit gebied zal het duidelijk zijn,dat de uitvin-ding niet beperkt is op de details van de hierboven beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeelden en dat de uitvinding kan 30 worden gerealiseerd in andere bepaalde vormen zonder buiten de geest en beschermingsomvang van de uitvinding te komen.

35 8202207

Claims (11)

1. Proportioneersysteem voor het toevoegen van een fluidum aan een vloeistof transporterende hoofdleiding in een althans nagenoeg constante vooraf bepaalde verhouding met de stromingswaarde daarvan,voorzien van: een pomporgaan aangepast om in een eerste werkslag een hoeveelheid 5 van het fluidum vanuit een vat aan te zuigen en om in een tweede werkslag deze hoeveelheid fluidum in de hoofdleiding te injecteren ; aandrijfmiddelen voor het pomporgaan,welke mechanisch met het pomporgaan zijn gekoppeld en kunnen worden getroffen door de vloeistof van de hoofdleiding en aangepast om het pomporgaan althans gedurende een van 10 de werkslagen aan te drijven; een stromingsmeter voor het bewaken van de momentele stromingswaarde van de hoofdleiding en voor het omzetten van de stromingswaarde in een aan de stromingswaarde evenredige draaibeweging van een uitgaand orgaan van de stromingsmeter; 15. een stuurklep voor het omzetten van de draaibeweging in reeksen van althans nagenoeg vierkante golfvormige vloeistofdrukimpulsen van een frequentie afhankelijk van de aan de stromingswaarde evenredige draaibeweging; een regelkleporgaan,waarop wordt ingewerkt via het stuurkleporgaan 20 door de vloeistofdrukimpulsen voor het afwisselend doorlaten van vloeistof van de hoofleiding naar het aandrijforgaan van het pomporgaan en voor het toestaan van een terugkeer van de vloeistof vanaf het aandrijforgaan voor het pomporgaan naar het regelkleporgaan,waarbij de gedurende de eerste werkslag aangezogen hoeveelheid fluidum vooraf in te stellen is 25 door het instellen van de lengte van de slag en waarbij de frequentie van het injecteren van de vooraf bepaalde fluidumhoeveelheid wordt bepaald door de stromingswaarde van de hoofdleiding zoals deze wordt bewaakt door de stromingsmeter.

2. Proportioneersysteem volgens conclusie l,met het kenmerk,dat het 30 pomporgaan wordt gevormd door een positief werkende variabele verplaat-singspomp welke een integrale eenheid vormt met het aandrijforgaan voor de pomp en is voorzien van een pompzuiger,welke verschuifbaar is tussen een eerste vaste stand en een tweede instelbare stand,en van een aandrijf-zuiger,welke vast is verbonden met de pompzuiger en een diameter heeft, 35 welke groter is dan die van de pompzuiger en welke te treffen is door de vloeistofdrukimpulsen op althans een van zijn vhkken,terwijl de tweede 8202207 V -12- 22541/CV/tl instelbare stand van de pompzuiger in te stellen is met behulp van een vergrendelbare instelbout, weIke een aanslagorgaan vonnt waartegen de aandrijfzuiger kan komen aan te liggen.

3. Proportioneersysteem volgens conclusie l,met het kenmerk,dat het 5 pomporgaan verder is voorzien van een inlaat en een uitlaatklqp.

4. Proportioneersysteem volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat de aandrijfzuiger afwisselend op beide van zijn vlakken wordt getroffen.

5. Proportioneersysteem volgens een der voorgaande conclusies,met het 10 kenmerk,dat de aandrijfzuiger slechts wordt getroffen aan zijn naar de aanslag toegekeerde zijde waarbij de kracht voor de eerste werkslag wordt geleverd door de werking van een schroeflijnvormige herstelveer op de naar de pompzuiger toegekeerde zijde van de aandrijfzuiger.

6. Proportioneersysteem volgens een der voorgaande conclusies,met het 15 kenmerk,dat de aandrijfzuiger slechts wordt getroffen aan zijn naar de aanslag toegekeerde zijde voor het leveren van de kracht voor de eerste werkslag,terwijl de kracht voor de tweede werkslag wordt geleverd door de druk in de hoofdleiding.

7. Proportioneersysteem volgens een der voorgaande conclusies,met het 20 kenmerk,dat het stuurkleporgaan een schijfklep van het schuiftype is voorzien van een stationaire schijf,die is uitgerust met een excentrisch gelegen boring en waarvan een van de vlakken in glijdend contact is met een draaibare schijf,. die vast is bevestigd aan het uitgaande orgaan van de stromingsmeter ,waarbij de draaibare schijf is uitgerust met althans 25 een cirkelvormige sleuf van een breedte althans nagenoeg gelijk aan de diameter van de boring en met een gemiddelde straal althans nagenoeg gelijk aan de excentriciteit van de boring,waarbij de sleuf zich uit-strekt over een hoek van ongeveer 180° of een deel van 180° ,waarbij de klepschijf een doorvoer van vloeistof vanuit de hoofdleiding mogelijk 30 maakt indien de boring in de stationaire schijf hinnen het hoekgebied van de cirkelvormige sleuf in de draaibare schijf is gelegen en een doorvoer van vloeistof vanuit de hoofdleiding afsnijdt indien de boring buiten het gebied van de cirkelvormige sleuf is gelegen.

8. Proportioneersysteem volgens een der voorgaande conclusies,met het 35 kenmerk,dat het stuurkleporgaan een schoteltypeklep is,welke te rege- len is met behulp van een nokvormige schijf,die vast is bevestigd aan 8202207 * « Ν' -13- 22541/CV/tl * X' i het uitgaande orgaan van de stromingsmeter.

9. Proportioneersysteera volgens een der voorgaande conelusies,met het Kenmerk,dat het regelkleporgaan een klep van het spoeltype omvat.welke verschuifbaar is in een met de omgeving in verbinding staand huis tussen 5 een eerste stand,waarnaar de klep wordt gedrongen met behulp van verende middelen,en een tweede stand waarnaar de klep te dringen is met behulp van de vloeistofdrukimpulsen,terwijl in een van deze standai de spoelklep veroorzaakt dat het pomporgaan \fluidumhoeveelheid . aanzuigt en in de andere stand de spoelklep veroorzaakt,dat het pomporgaan.fluidumhoeveel-|10 heid in de hoofleiding injecteert. 1

10» Proport ioneersys teem volgens een der voorgaande cone lusies,met het ’ kenmerk,dat de regelklep een klep is van het spoeltype met een differen-tieelzuigervormgeving,welke verschuifbaar is in een huis tussen een eerste ( stand,waarin de klep wordt gedrongen met behulp van een nettokracht 15 voortgebracht door de vormgeving van de differentieelzuiger,en een tweede stand,waarnaar de klep wordt gedrongen met behulp van de vloeistofdruk-impulsen.

11. Proportioneersysteem volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat het regelkleporgaan wordt gevormd door een een vlakke zit-20 ting bezittende schotelklep,welke onder de regeling van een een golfvormig deel bezittend diafragma beweegbaar is in een met de omgeving in verbinding staand huis tussen een eerste stand waarnaar de klep wordt gedrongen met behulp van de druk in de hoofdleiding,die inwerkt op het buitenopper-vlak van het diafragma,en een tweede stand,waarnaar de klep wordt gedron-25 gen met behulp van de vloeistofdrukimpulsen,die inwerken op het binnen-oppervlak van het diafragma. 30 8202207