NL8201737A - Vloeistofonttrekking uit non-woven stroken met persrol voor hoge uitpersing. - Google Patents

Vloeistofonttrekking uit non-woven stroken met persrol voor hoge uitpersing. Download PDF

Info

Publication number
NL8201737A
NL8201737A NL8201737A NL8201737A NL8201737A NL 8201737 A NL8201737 A NL 8201737A NL 8201737 A NL8201737 A NL 8201737A NL 8201737 A NL8201737 A NL 8201737A NL 8201737 A NL8201737 A NL 8201737A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
strip
roller
press
conveyor belt
return
Prior art date
Application number
NL8201737A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Cotton Inc
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Cotton Inc filed Critical Cotton Inc
Publication of NL8201737A publication Critical patent/NL8201737A/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D06TREATMENT OF TEXTILES OR THE LIKE; LAUNDERING; FLEXIBLE MATERIALS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • D06BTREATING TEXTILE MATERIALS USING LIQUIDS, GASES OR VAPOURS
    • D06B15/00Removing liquids, gases or vapours from textile materials in association with treatment of the materials by liquids, gases or vapours
    • D06B15/02Removing liquids, gases or vapours from textile materials in association with treatment of the materials by liquids, gases or vapours by squeezing rollers
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10STECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10S210/00Liquid purification or separation
    • Y10S210/03Belt alignment

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Treatment Of Fiber Materials (AREA)

Description

- 1 -
Vloeistofonttrekking uit non-woven stroken met persrol voor hoge uitpersing.
De uitvinding heeft "betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het onttrekken van vloeistof uit een bewegende vezelstrook.
Textielvezels worden gewoonlijk nat behandeld 5 als een stapel of met een zwaar gewicht, met op non-woven op een strook gelijkende formaties voorafgaande aan aansluitende formatie van lichtgewicht non-woven baan of het spinnen van garen. Bijvoorbeeld wordt het wassen en bleken van katoenvezel voor toepassing bij het vervaardigen van geneeskundige en gezondheids-10 produkten tegenwoordig uitgevoerd in kookketelladingprocessen.
Enkele textielvezels worden ook in voorraad geverfd in lading-processen in grote verfketels, vaten of ladingen voorafgaande aan het kaarden en spinnen. Andere chemische behandelingen kunnen soms doelmatiger worden toegepast op textielvezels in "voorraad" 15 of "stapel"vorm in de plaats van op het garen of de stof.
Om technische en economische redenen heeft het echter de voorkeur om textielvezels te wassen, bleken, verven of op andere wijze te behandelen door continue processen in de plaats van door ladingprocessen. Bij dergelijke continue 20 processen heeft het vaak de voorkeur om chemische behandelings- vloeistoffen aan vezels toe te voegen die zijn geopend, gekaard, en/of op andere wijze gevormd tot lange continue non-woven stro- ken die tenminste 270 g/m wegen en bijvoorbeeld liggen in het 2 gebied tussen ongeveer 5^0 en 1620 g van droge vezel per m van 25 strook.
In natte fysische of chemische behandelingen kunnen de behandelingen worden uitgevoerd op textielvezels die zijn voorbereid in continue strookvorm. De te behandelen vezels kunnen bij voorkeur worden getransporteerd op een 30 reeks van eindloze banden door een reeks van chemische behan- delingsvaten met kleine inhoud (die relatief lang en smal zijn in de plaats van diep) teneinde een geplande opeenvolging uit 8201737 * . < - 2 - te voeren van natte fysische of chemische "behandelingen. Terwijl de vezel (in een continue op een strook gelijkende vorm, ondersteund door een reeks van eindloze transportbanden) passeert van de ene natte behandelingsstap naar een andere natte 5 behandelingsstap, is het gewoonlijk gewenst om het percentage van totale natte opname van een behandelingsvloeistof (en daardoor het gewicht) te verminderen ten opzichte van een droge vezelstrook. Nadat de strook uit de behandelende vloeistof van een impregneringsvat passeert, wordt de strook overgebracht 10 naar andere behandelingsvaten. Deze kunnen bestaan uit een an dere impregnator, een spoeler, een stoom-(reactie)kamer, een droger, of een aansluitend vat met behandelingsvloeistof (impregnator).
Het verminderen van het percentage van natte 15 opname tot een gewenst niveau tussen twee willekeurige proces stappen, kan bijvoorbeeld teweeg worden gebracht door het gebruik van een paar persrollen, of door het toepassen van een vacuumgroef of vulkamerinrichting. Een vaeuumgroef vereist echter speciaal ontworpen installatie voor het leveren van een 20 geschikt vacuum, en bij non-wovenstroken een speciaal ontworpen transportband of geperforeerde trommel voor het dragen van de strook over de vacuumgroef of de kamer.
Een belangrijk commercieel belang houdt verband met verbeterde inrichtingen en werkwijzen voor het 25 gebruiken van in paren verenigde pers- of kneeprollen voor hoge uitpersing voor het wegpersen van overmatige behandelingsvloeistof uit de strook. Voor het bereiken van een hoog uitpersrendement is het soms niet praktisch om de transportband van de impregnator of spoeler eerst te laten lopen met de bovengelegen 30 strook door de kneep tussen de persrollen voor hoge uitpersing.
In het bijzonder in het geval van vezelachtige stroken die in hoge mate concurrerende capillaire systemen hebben ten opzichte van de capillaire poriestruetuur en porievolume van de ondersteunende transportband, is het niet gemakkelijk in de praktijk 35 te brengen om zowel de band als de strook te laten passeren 8201737 % 4' - 3 - door de kneep van de rollen.
Indien zowel de band als de strook door de kneep worden gevoerd, is de transportband over bet algemeen poreus teneinde de vloeistof* die is uitgeperst door de persrol-5 kneep af te voeren door de band. Ongelukkigerwijze houdt de poriestructuur van de band een aanzienlijke hoeveelheid van vloeistof per eenheid van oppervlak van de band tegen terwijl de strook en de band samen door de kneep van de persrollen gaan. Terwijl de strook en de band in dicht capillair contact met 10 elkaar uittreden stroomafwaarts van de kneep, neemt de fijne capillaire structuur van de vezelstrook dan bijvoorbeeld vloeistof opnieuw op uit de grovere poriestructuur van de band. Dit opnieuw absorberen vermindert het rendement van de kneeprollen bij het uitpersen van vloeistof uit de strook. Het heeft daarom 15 gewoonlijk de voorkeur om gescheiden transportbanden te gebrui ken, één band die de strook voert naar de ingangszijde van de kneeprollen, en een tweede band die de strook wegvoert van de kneeprollen.
Indien de strook eenmaal is gepasseerd door 20 de kneep niet ondersteund op een transportband, moet een aan zienlijke vindingrijkheid worden gebruikt bij het opstellen van de transportbanden en het plaatsen van de bandterugkeerroliën zowel onmiddellijk stroomopwaarts als onmiddellijk stroomafwaarts van de persrollen voor hoge uitpersing teneinde een ge-25 leidelijke operationele overdracht van de strook te waarbor gen. De strook moet van de eerste band naar de kneep van de persrollen worden overgebracht, en dan van de persrollen naar de volgende transportband. Hoewel een grote aandacht voor dergelijke details in belangrijke mate het transportrendement van 30 de strook kan verbeteren, blijft een potentieel moeilijkheids- probleem achter.
Indien de vloeistof die wordt uitgeworpen uit de strook aan de kneep van de persrollen voor hoge uitpersing, te omvangrijk is, zal het gewicht van de stroom of vloei-35 stof voldoende zwaar zijn om de strook zich te laten vervormen 8201737 -lien af te breken. Een dergelijke situatie kan met grotere kans optreden bij stroken met relatief hogere gewichten bij hogere lineaire snelheden van strookvoortbeweging door de persrollen. Een strook met hoge gewicht laat het volume van vloeistof toe-5 nemen dat per eenheid van lengte van de strook en dus per tijds eenheid wordt uitgeworpen. Hogere lineaire snelheden van strookvoortbeweging doen ook het voluma toenemen van vloeistof dat per tijdseenheid wordt uitgeworpen.
Er zijn vele pogingen ondernomen om het pro-10 bleem op te heffen van strookbreuk bij hoge hoeveelheden van uitgeworpen vloeistof, doch deze pogingen zijn niet doelmatig gebleken, in mechanisch opzicht ingewikkeld, en/of zeer duur in het gebruik. Bijvoorbeeld kan een aantal stellen van kneep-rollen worden gebruikt in een tandumopeenvolging om de vloeistof-15 inhoud van de strook te verminderen in een serie van fractione- le stappen. Een dergelijke opstelling van een reeks van kneep-rollen geeft echter niet alleen een aanzienlijke verhoging van de kapitaalkosten, ruimteverbruik en energiekosten, doch draagt ook bij tot het aantal van potentiële overbrengpunten die 20 problemen kunnen geven.
Met het oog op de economische voordelen die kunnen worden behaald door het behandelen van vezelstroken met een hogere gebiedsdichtheid bij hogere lineaire snelheden door persrollen voor hoge uitpersing, waarbij elk paar zich on-25 middellijk vindt na een impregnator of spoeler, is een aanzien lijke hoeveelheid aandacht geschonken aan verbetering van de persrolopstellingen. In het bijzonder is veel aandacht geschonken aan het aanpassen van verschillende transporthandstof ontwerpen en verschillende geleidingsontwerpen van eindloze banden 30 bij een tijdelijke strookoverbrengband die loopt door de kneep van de strook voor het leveren van een opstelling die voldoet aan doelmatige vereisten van de werkwijze. Een doelmatige werkwijze vereist, dat de toepassing van een dergelijke hulpband voor strookoverdracht 35 (a) niet op belangrijke wijze het rendement 8201737
4 A
- 5 - benadeelt van de persrollen bij het uitdrukken van de spoel-oi* de behandelingsvloeistoffen uit de strook, (b) dat het grote volume van vloeistof dat uit de strook wordt geworpen geen scheur of onderbreking geeft van 5 de gelijkmatige vezelformatie van de strook, (c) dat de transportbandbaan nauwkeurig is gedurende het voortbewegen van de eindloze band door zijn eindloze baan rondkeerrollen en door de kneep van de persrollen, en (d) dat de transportband zijn integriteit 10 van zijn belangrijkste dimensie-eigenschappen van lengte en breedte behoudt.
Vele alternatieven in de stand der techniek van transportbandtechnologie werden beschouwd bij pogingen om de bovengenoemde kriteria (a), (b), (c), en (d) voor het doel-15 matig behandelen van natte non-woven vezelstroken door pers rollen met hoge uitpersing bij vloeistofuitpershoeveelheden in het gebied van ongeveer 18 tot 125 kg van behandelingsvloeistof per minuut, hetgeen gelijk is aan ongeveer 18 tot 125 liter/minuut uit katoenvezelstroken van ongeveer 105 cm breed, die ongeveer 20 i+00 tot 1100 gram/m wegen. Echter was geen enkele van de beken de systemen tevredenstellend voor het bereiken van de gecombineerde kriteria (a), (b), (c) en (d). Enkele van de redenen voor het ongeschikt zijn van de bekende transportbandsystemen worden hieronder besproken.
25 Teneinde aan kriterium (b) te voldoen, moet - de transportband in de eerste plaats voldoende poreus zijn om een groot gedeelte van de vloeistof te laten passeren die via de band uit de strook wordt geworpen. Teneinde tevreden te stellen moet de vloeistof uit de strook passeren door poreuze 30 openingen in de transportband in een baan loodrecht op het vlak van de handstof tengevolge van de druk die op de strook wordt uitgeoefend door de band en de bovenste persrol (juist voorafgaande aan het binnentreden van de band en de strook in de kneep van de kneeproliën voor hoge uitpersing). Een vaste 35 niet poreuze band is niet tevredenstellend, aangezien alle vloei- 8201737 - 6 - stof die op deze wijze wordt uitgeperst, moet stromen in een in hoofdzaak horizontale en onderbrekende stroomrichting, meer of minder evenwijdig aan de hartlijnen van de persrollen, en naar "buiten uit het midden van de stof naar de zelfkanten van 5 de strook. Dientengevolge veroorzaakt de totale massa van vloei stof die zich opbouwt in en rond de strook aan de kneep, veelvuldige vervormingen en "breuken in de strook terwijl de vloeistof wordt geblokkeerd door een niet poreuze band van doorgang door de strook in de bij voorkeur gevolgde baan loodrecht op 10 het vlak van de strook.
In de tweede plaats vullen de porieruimten binnen een poreuze handstof met een gedeelte van de spoel- of behandelingsvloeistof die wordt geperst uit de strook aan de kneep van de persrol. Ook zijn de porieruimten of lege ruimten 15 tussen vezels van de strook geheel met vloeistof verzadigd, doch worden relatief klein in volume, ruwweg in de orde van 0,Uo tot 0,60 fractievolume van het totale volume dat wordt ingenomen door de vezel plus de vloeistof, in de natte samengeperste strook in het gebied van de kneep tussen de persrollen. Aange-20 zien vele katoenstoffen en non-woven stroken een overvloed bevatten van zeer fijne capillaire poriesystemen binnen en tussen de katoenvezels, en dus fijne capillairiteiten in zeer belangrijke mate concurrerend zijn dan grove capillairiteiten, hebben de fijne capillariteiten in de katoenstoffen de neiging om 25 vloeistof te trekken of te zuigen uit de grovere capillaire vrije ruimten die de meeste transportbanden van draad of geweven plastic kenmerken.
Het bijvoorbeeld verplaatsen van de volume-dichtheid van water naar verschillende gebiedsdiehtheidwaarden 30 als een functie van filmdikte is zeer toelichtend bij het begrip van de noodzaak voor het vermijden van bovenmatige porievolume-capaciteit van de transportband die loopt door de kneep van de persrollen. Een waterfilm met een dichtheid van 1,0 g/cm zal 2 25 g/m wegen voor elke mm filmdikte. Aangezien 1/16 inch ge-35 lijk is aan 0,0625 inch of 62,5 ran dikte, zal een waterfilm van 8201737 .» Η - 7 - 2 1/16 inch dikte ongeveer 70 g/m wegen, en corresponderen met een natte opname van 292,5 gew.% van een strook van droge o vezel van 5^-0 g/m , af gekort als 292,5 % OVÏF.
Een stevig geweven draadtransportband kan ge-5 makkelijk het equivalent dragen van een 1/16 inch dikke water- film binnen de tussenruimten van de draadband. Aangezien de praktijk van het transporteren van een middelmatig gewicht (5^0 g/m ) van non-woven katoenen strook tussen de kneep van een paar van persrollen voor hoge uitpersing de waterachtige 10 vloeistofinhoud kan verminderen van een katoenstrook van 5^0 g/m tot ongeveer 80 % natte opname, aangenomen dat de katoenstrook wordt gehaald door de kneep van de persrollen zonder dat de transportband door de kneep passeert. Indien echter het equivalent van een 1/16 inch dikke waterfilm, die zou passeren 15 door de kneep, wordt meegesleurd in een dergelijke draadtransport band, zal deze een extra theoretische 292 % OWF-vloeistof door de kneeprollen laten absorberen door de katoenstrook onmiddellijk stroomafwaarts van de kneep.
Verder tonen experimenteel gemeten gegevens 20 voor gewassen en gebleekte katoenvezeistroken het punt. Derge lijke vezelstroken kunnen van de orde van 10 kg of meer spoelwater per kg (droge basis) van katoenvezel dragen terwijl de natte vezelstrook wordt overgebracht van de spoeler naar het paar van persrollen voor hoge uitpersing. .Indien deze natte 25 vezelstrook direkt in de kneep tussen de persrollen passeert, zonder de hulp van een aanvullende overbrengtransportband, wordt het watergehalte bijvoorbeeld tot een of ander niveau verminderd van achtergebleven natte opname van de orde van 0,8 tot 1,3 kg vloeistof per kg van vezel. Gebruikmakende van dichtheilswaar-3 3 30 den van 1,5^ g/cm voor cellulose en 1,0 g/ciir voor water, kunnen de fractionele componentvolumina van lucht, water en cellulosevezel in de natte katoenstrook die wordt afgevoerd uit de kneep van het paar van persrollen voor hoge uitpersing, worden berekend op de basis van de gemeten dichtheidswaarden 35 voor nat en droog strookoppervlak en de dikte van de natte strook.
8201737 - 8 -
Bijvoorbeeld zijn typische waarden voor fractionele eomponent-volumina van de orde van 0,10 voor de droge cellulose van de katoenvezel, 0,20 voor het watergehalte in de natte katoenstrook, en 0,70 voor het fractievolume van lucht dat aanwezig is tenge-5 volge van de expansie van de vezelstrook na het verlaten van de kneep voor hoge samendrukking. De volumefractie van 0,10 hij
O
een dichtheid van 1,5^ g/cmcorrespondeert met 0,15^ g voor de cellulose van de katoenvezel. De volumefractie van 0,20 van
O
water met een dichtheid van 1,0 g/cm correspondeert met 0,20 10 g water, hetgeen equivalent is aan 1,30 g water per gram van droge vezel. Indien de volledige overblijvende volumefractie van 0,70 die gevuld is met lucht, in staat is tot het absorberen van water uit de verzadigde transportband, wordt een extra natte opnamecapaciteit van h,3^ g water per gram van droge 15 vezel mogelijk.
Aldus zal zelfs een transportbandstof die slechts 50 mm dik is en wordt gekenmerkt door een ledige volume- fractie van bijvoorbeeld 0,60, ongeveer 75 g/mm water bevatten indien alle vrije ruimten geheel zijn verzadigd, dat wil zeggen 20 gevuld zijn met water. Indien slechts 50 % van die vloeistof overgaat in een katoenen strook die 5^0 g/m droge vezel bevat, . , 2 zal de strook 37s g/m water opnieuw absorberen, hetgeen equivalent is aan een toename van 70 % in de natte opname.
Het is daarom in hoge mate gewenst om zowel 25 de dikte als de fractie van het lege volume van transportband- stoffen die gebruikt worden voor het transporteren van non-woven stroken door paren van persrolknepen, te verminderen teneinde de totale volumecapaciteit van de band voor het dragen van vloeistof door de kneep te verminderen. Hoewel steviger weef-30 constructies de vrije volumina van de stof zullen verminderen, is het noodzakelijk om voldoende open gebied in het weefpatroon te handhaven om de vloeistoffen die worden uitgeperst in de persrol toe te staan om gemakkelijk te passeren door de tussenruimten van het stofweefpatroon loodrecht op het vlak van het 35 stof oppervlak. Dienovereenkomstig is het gewenst om de stofdikte 8201737 -Site verminderen voor het verkleinen van het porievolume van de stof en ook op hetzelfde moment de •weerstand tegen fluidum-stroom door de handstof te verminderen teneinde het bereiken van kriterium (a) te vergemakkelijken voor de hulpoverbreng-5 transportband van de vezelstrook.
Dunne lichtgewicht geweven stofbanden hebben ongelukkigerwijze onvoldoende stijfheid die nodig is voor het handhaven van de dimensionele stabiliteit die noodzakelijk is voor bekende bandbaaninrichtingen, zoals gekroonde rollen, band-10 uitlijnrollen, stofrandgeleidingen of stootgeleidingen.
Yele pogingen zijn gedaan om een transport-bandstof te ontdekken die zou kunnen worden gebruikt voor het op succesvolle wijze transporteren van de strook door de kneep van een paar persrollen voor hoge uitpersing. Die stofontwerpen 15 die werden beschouwd als wat de dimensie betreft voldoende sta biel te zijn cm een eindloze transportband zelf-geleidend te maken (of te worden geleid door middel van bekende opstellingen of combinaties van centreerrollen, gekroonde keerrollen enz., algemeen bekend aan de deskundige gedurende de vervaardiging 20 en toepassingen van dergelijke inrichtingen), faalden vaak bij het voldoen aan dergelijke algemeen bekende bandbaanopstellingen. De doorgang van de eindloze transportband door de kneep van het paar van persrollen voor hoge uitpersing blijkt zelf bij te dragen aan de baanproblemen. Ook een toelaatbare kneeprolover-25 brengband moet relatief kort van lengte zijn voor het opnemen van de relatief kleine spanlengte-afstanden tussen bandkeerrol-len en hulpgeleidingsrollen in de ruimte die beschikbaar is grenzend aan een bekend paar van persrollen. Dergelijke korte parten hebben de voorkeur bij de praktische economische inzichten 30 teneinde de ruimt ever ei sten zo klein mogelijk te maken, aange zien vijf of meer paren van persrollen voor hoge uitpersing noodzakelijk zijn, om bijvoorbeeld een eenvoudig en geheel wassen en bleken mogelijk te maken voor een continu proces op een katoenstapel.
35 Het is algemeen bekend, dat hoe korter de band, 8201737 - 10 - hoe moeilijker het is om de beweging van de hand te geleiden en de hand ervan te weer houden van het midden van de bandkeer-rollen af te lopen, zelfs met de ver ontwikkelde automatische bandbaaninrichtingen die op de markt zijn.
5 Een verdere complicatie bij de effectieve toepassing van bekende bandgeleidingssystemen is het feit, dat de oppervlaktedichtheid van een vezelstrook kan variëren op momenten van punt tot punt tengevolge van een toevallige vouw, waarin pool, of gedeeltelijke discontinuïteit in de 10 strook die van tijd tot tijd kan optreden in het continue proces.
Het overheersen en besturen van aandrijfkracht die op de band wordt uitgeoefend, wordt geleverd door het paar van persrollen voor hoge uitpersing terwijl de band (met de daarop gelegen strook) door de kneep tussen de persrollen gaat. Dientengevolge 15 kan deze combinatie van omstandigheden ook op aanzienlijke wijze de bekende bandgeleidingssystemen nadelig beïnvloeden.
En verder hadden, indien hetzij lichtgewicht fijn getextureerde transporthandstoffen, of dunne afmeting meer open maasstoffen werden gebruikt met bekende bandgeleidings-20 hulpmiddelen, de stoffen de neiging om schuin te trekken, te buigen en in te lopen binnen een relatief korte gebruiksperio-de. Het strekken van de stof kan optreden met gekroonde rollen, hetgeen afbreuk doet aan het doek van de gekroonde rollen.
Indien alle bandgeleidingskeerrollen niet voldoende in perfecte 25 uitlijning zijn en werkelijke diameter en concentriciteit hebben, of indien met de hand of automatisch ingestelde draaiende keerholten of geleidingsrollen worden gebruikt, beginnen de ketting- en inslaggarens (die normaal loodrecht op elkaar staan in het stofweefpatroon) schuine patronen te vormen, dat wil 30 zeggen dat de rechthoekige oriëntatie tussen ketting- en inslag garens verloren gaat. Op deze wijze kan een rechthoekig weef-patroon verplaatsen naar niet-rechthoekige parallellogrammen of s-vormig geweven patronen. De stof wordt progressief kleiner van breedte. Het verlies aan handstof werkende breedte is op-35 zichzelf in hoge mate ongewenst. En de verschuivende weefpa- 8201737 - 11 - tronen, het verlies van de originele rechthoekige bandafme-tingen en lengte tot breedteverhoudingen combineren voor het beletten en ondoelmatig maken van de bekende manieren die worden gebruikt voor het geleiden van eindloze transportbanden.
5 Het is dus een oogmerk van de uitvinding om een werkwijze en inrichting te leveren voor het uitpersen van vloeistof uit non-wovenstroken op een wijze die vervorming zal beperken en het breken van de strook zal voorkomen.
Het is een verder oogmerk van de uitvinding 10 om een geleidelijke en ononderbroken overdracht van de vezel- strook uit de ene impregnator of spoeler voorafgaande transportband, terwijl de strook passeert door de kneep van een paar persrollen voor hoge uitpersing, naar de volgende primaire transportband in een opvolgende vezelbehandelingsvat of stap.
15 Een ander oogmerk van de uitvinding is het leveren van een werkwijze en een inrichting die hoog vloeistof-uitpersrendement zal waarborgen uit de strook teneinde een verdere behandeling van de strook te vergemakkelijken.
Een nog ander oogmerk van de uitvinding is 20 het leveren van aanvullende transportbandsystemen van verbeterd ontwerp die de vezelstrook zal laten gaan door de kneep van het paar persrollen en die een meer tevredenstellend verwijderen zal mogelijk maken van uitgeperste vloeistof uit de strook dan mogelijk is met de thans bekende transportbanden en bijbehoren-25 de geleidingsinrichtingen.
Deze en andere oogmerken van de uitvinding zijn gerealiseerd in verschillende uitvoeringsvormen door gebruik te maken van bij voorkeur toegepaste hulpoverbrengtransportband-stofontwerpen en geleidingsinrichtingen in samenhang met een 30 paar van persrollen voor hoge uitpersing voor het zo klein mo gelijk maken van vervorming en breuk van de strook terwijl hoge persrolvloeistofuitpersrendementen in stand worden gehouden.
Volgens een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding is het paar van persrollen voor 35 hoge uitpersing opgesteld met de hartlijnen horizontaal gericht 82 0 1 73 7 - 12 - in een vertikaal vlak en met een aanvullende overbrengtransport-band van geschikt stofontwerp en geschikte bandgeleidings-middelen opgesteld teneinde de strook te persen op een punt langs de buitenomtrek van de bovenste persrol belangrijk boven een 5 horizontaalvlak dat gaat door de kneep van het paar van persrol len voor hoge uitpersing, en vervolgens de strook te transporteren door de kneep van het paar van persrollen voor hoge uitpersing.
Volgens een andere bij voorkeur toegepaste 10 uitvoeringsvorm van de uitvinding is de aanvullende overbreng- transportband voorzien van een paar geleidingskettingen die met de band zijn verbonden langs de zelfkanten van de band. Verschillende kettingwielen en van groeven voorziene poelies geleiden op hun beurt de kettingen en lijnen de transportband dus 15 uit door de kneep en over de verschillende keerroliën.
Indien gewenst kan ook een paar van kettingwielen, die aan een gemeenschappelijke as zijn vergrendeld, worden toegepast voor het handhaven van een de voorkeur verdienende uitlijning van de band en kettingen. Een koppelhulp kan 20 zijn aangebracht, zoals een paar van kettingwielen (vergrendeld op een gemeenschappelijke as) voor het selectief voortbewegen van zowel de geleidingskettingen gelijktijdig ten opzichte van de band. Verschillende spanningsmeehanismen kunnen zijn aangebracht voor het onder spanning brengen van hetzij de band, bij de ket-25 tingen of naar keuze slechts éên of de andere van de ketting, indien dat gewenst is.
De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een aantal uitvoeringsvormen van een inrichting voor het toepas-30 sen van de werkwijze volgens de uitvinding zijn weergegeven.
In de tekening toont:
Figuur 1 een zijaanzicht van een bekende inrichting met een paar van persrollen voor hoge uitpersing die een kneep leveren voor een non-woven vezelstrook, 35 figuur 2 een zijaanzicht van een eerste de 8201737 - 13 - voorkeur verdienende uitvoeringsvorm met een paar van persrollen voor hoge uitpersing en een aanvullende overbrengtransport-hand die loopt door de kneep met de non-woven vezelstrook, figuur 3 een zijaanzicht van een tweede de 5 voorkeur verdienende uitvoeringsvorm, figuur k een zijaanzicht van een derde voorkeur verdienende uitvoeringsvorm, figuur 5 een doorsnede volgens de lijn 5-5 van figuur 3» 10 figuur 6 een andere de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de inrichting van figuur 5» en figuur T een nog andere de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de inrichting van figuur 5·
In figuur 1 omvat een "bekende inrichting van 15 persrollen "bovenste en onderste persrollen 21, 23 voor hoge uitpersing, die zich "bevinden op respectieve assen 22 en 2k> waarvan de hartlijnen evenwijdig aan elkaar lopen in een vertikaal vlak. De bovenste persrol 21 roteert tegen de bewegingsrichting van de wijzers van een uurwerk, terwijl de onderste pers-20 rol 23 in de bewegingsrichting van die wijzers roteert. Een strook 25, die verzadigd is met een behandelingsvloeistof, wordt aan de kneep tussen de persrollen 21 en 23 toegevoerd door een transporteur die bestaat uit een rol 29 en een eindloze transportband 27· De druk tussen de twee persrollen kan worden Ingesteld 25 door een bekende inrichting (schematisch met gestreepte lijnen weergegeven en in hoofdzaak aangeduid door verwijzingseijfer 26), teneinde verschillende strookmaterialen of dikten te kunnen verwerken.
Zoals is weergegeven In figuur 1 moet alle 30 vloeistof die uit de strook 25 moet worden geperst, worden geperst in de kneep tussen de persrollen 21 en 23 voor hoge uitpersing. Terwijl de strook 25 de kneep binnentreedt, gaat ruwweg de helft van de uitgeperste vloeistof uit de onderzijde van de strook 25 direkfc naar het cilindrische oppervlak van de onder-35 ste persrol 23 en vandaar naar een afvoer of vloeistofopvang- 8201737 - 1U - systeem (niet weergegeven). Een groot gedeelte van de vloeistof die in de kneep wordt uitgeperst, wordt echter uitgeperst aan de "bovenzijde van de strook. Dit gedeelte van de uitgeperste vloeistof "bouwt zich op tussen het bovenoppervlak van de strook 5 en het cilindrische oppervlak van de bovenste persrol 21 voor hoge uitpersing, waardoor een relatief groot meer van vloeistof 31 wordt gevormd. Een gedeelte van de vloeistof in het meer 31 gaat direkt door de strook 25 naar de afvoer, zoals door pijlen in figuur 1 is weergegeven. Een gedeelte van de vloeistof zal 10 aanvullend gaan naar de af voer door axiaal te stromen langs de bovenste persrol 21 naar voorbij de zelfkant van de strook 25. Terwijl het volume van vloeistof groter en groter wordt in het meer 31, bouwen zich hydrostatische en hydronamische krachten op, die tegen de strook persen. Hoe groter de mate waarin uitge-15 perste vloeistof zich in het meer 31 opbouwt, hoe groter de krachten worden voor het vervormen en breken van de strook terwijl de strook de kneep nadert.
Een eerste de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding bestaat in figuur 20 2 uit een bovenste en onderste persrol 21, 23 die zijn opgesteld op respectieve evenwijdige assen 22 en 2b. De persrollen lopen horizontaal terwijl de bovenste rol 21 vertikaal boven de onderste rol 23 is opgesteld. Een strook 25 wordt toegevoerd door een eindloze band 27 die wordt gedragen door een rol 29, naar een 25 stand in hoofdzaak vertikaal boven de bovenste persrol 21.
Een aanvullende overbrengtransportband 30 is opgesteld voor het overbrengen van de strook 25 naar de kneep van de persrollen 21 en 23. De transportband 30 loopt achtereenvolgens over een eerste keerrol 33, door de kneep van de pers-30 rollen 21 en 23, dan rond een tweede keerrol 3^. De band gaat vervolgens over een derde keerrol 35, dan onder de onderste persrol 23 en terug naar de eerste keerrol 33. Hetzij één of beide van de eerste en tweede keerrollen 33 en 3b kan afgedekt zijn.
De derde keerrol 35 is bij voorkeur een bekende, 35 automatisch instellende geleidingsrol met een as die draait om 8201737 9 *ι - 15 - een in lengterichting gelegen middelpunt van de keerrol 35 teneinde een bijdrage te leveren aan het geleiden van de baan van de band 30. Bij een dergelijke opstelling behoeven de eerste en tweede keerrollen 33 en 3¼ niet bekleed te zijn.
5 De eerste keerrol 33 van figuur 2 heeft een kleine diameter ten opzichte van de diameter van de persrollen 21 en 23 en is opgesteld om in de bewegingsrichting van de wijzers van een uurwerk te roteren op een as langs de bovenste persrol 21. Op deze wijze vormen de transportband 30 en de boven-10 ste rol 21 een kneep daartussen langs de buitenomtrek van de bovenste persrol 21, die bij voorkeur de strook 25 tegen het gedeelte van de buitenomtrek van de bovenste persrol 21 perst over een aanzienlijk gedeelte van het onder lings gelegen kwadrant, zoals is weergegeven in figuur 2. De hoek die door 15 het kneepgebied tussen de transportband 30 en de bovenste gelei- dingsrol 21 wordt ingesloten, dient bij voorkeur groter te zijn dan 15°, en bij voorkeur groter dan ^5°· Deze hoek wordt gemeten tussen de straal die wordt getrokken van de hartlijn van de bovenste persrol 23 en de kneep tussen de persrollen 21 en 23, 20 en de straal die wordt getrokken van de hartlijn van de bovenste persrol 21 en het raakpunt tussen de transportband 30 en de persrol 21 terwijl de band passeert van de bovenste keerrol 33 naar de persrol 21. Deze hoek is bij voorkeur ongeveer ^5° of meer, doch minder dan 180°.
25 Met andere woorden is de eerste keerrol 33 bij voorkeur opgesteld op een korte afstand van de buitenomtrek van de bovenste persrol 21 direkt tegenover het derde of vierde kwadrant van de bovenste persrol 21 (zoals in de figuur weergegeven). De bij voorkeur gekozen opstelling van de eerste 30 keerrol 33 hangt gedeeltelijk af van de diameter van de rol 33 ten opzichte van de diameter van de bovenste persrol 21, en het oogmerk van het vormen van een voldoend groot kneepoppervlak tussen de aanvullende transportband 30 en de bovenste persrol 21. De eerste keerrol 33 zou alternatief tegenover het eerste 35 kwadrant of het tweede kwadrant van de bovenste persrol kunnen 8201737 - 16 - zijn opgesteld indien de strook weer toegevoerd van rechts naar links in de tekening.
De transportband 30 is dus opgesteld langs het oppervlak van de bovenste persrol 21 voor het leveren van 5 een relatief groot kneepdrukgebied tegen de strook die een relatief groot afvoergebied levert voor uitgeperste vloeistof teneinde te stromen door de strook en de transportbandstof in een baan loodrecht op het oppervlak van de strook en de handstof (aangenomen dat de transportband 30 van een poreuze stof is).
10 Deze opstelling maakt het ook aan de transportband 30 mogelijk om de voorrand van de strook te richten in de kneep tussen de band 30 en de persrol 21 indien de strook 25 afhankelijk wordt toegevoerd in het systeem op een wijze die in hoofdzaak zelf-dradend is.
15 Een gedeelte van de vloeistof die uit de strook 25 wordt geperst, gaat door de stof van de transportband 30 terwijl de strook 25 tussen de band 30 en de bovenste persrol 21 wordt geperst. Een belangrijk voordeel in deze opstelling is het feit, dat de druk geleidelijk toeneemt terwijl de strook 20 25 voortbeweegt in de drukkneep die wordt gevormd tussen de band 30 en de bovenste persrol 21, waardoor relatief meer tijd wordt toegestaan en meer afvoergebied (dan in de bekende opstelling van figuur 1) voor een gedeelte van de vloeistof die moet worden uitgeperst voorafgaande aan de doorgang van de strook door 25 de kneep van de persrollen 21 en 23. Een ander gedeelte van de vloeistof wordt uiteindelijk uit de strook 25 geperst onder de veel hogere kneepdruk die in de kneep wordt uitgeoefend tussen de persrollen 21 en 23 voor hoge uitpersing. Op deze wijze blijft de vezelformatie van de strook 25 relatief onverstoord, aange-30 zien de transportband 30 in samenwerking met de bovenste persrol 21 de strook begint te grijpen voor het voorkomen van vervorming en breuk van de strook 25 voordat grote vervormende vloeistof-afvoerstroomhoeveelheden in gang worden gezet.
De mate waarin de transportband 30 rond de 35 bovenste persrol 21 is geslagen in het derde (en eventueel vier- 8201737 - 17 - de) kwadrant, bepaalt de tijd en het gebied die beschikbaar zijn voor het geleidelijk verwijderen van vloeistof dat uit de strook moet worden geperst in de kneepomgeving. Indien de mate van overlapping tussen de band en de bovenste rol 21 te klein 5 is, kan de tijd en het gebied voor het uitpersen van vloeistof voorafgaande aan de doorgang van de strook 25 door de kneep van de rollen, onvoldoende zijn. Bij hoge lineaire snelheden van bandvoortbeweging, zal, indien de band 30 dè kneep tussen de persrollen 21 en 23 bijvoorbeeld onder een te slappe hoek 10 nadert, dat wil zeggen onder een hoek die de horizontale benade ring benadert, de omvangrijke volumesnelheid van vloeistof-stroom per eenheidsgebied die uit de strook 25 wordt geperst, de neiging hebben om aanzienlijk groter te zijn en de stroom in baanpatronen in hoofdzaak horizontaal tot het oppervlak van 15 de strook op een wijze die de strookformatie zal verstoren, vervormen en breken. Door het laten toenemen van de hoek waaronder de band 30 de strook 25 transporteert indien hij de kneep tussen de persrollen benadert, kan de vloeistof over een relatief langere tijdsperiode en over een relatief groter afvoergebied 20 worden uitgeperst in een baan die zowel loodrecht staat op het strookoppervlak als tot het bandstofvlak, waardoor de transportband 30 in staat wordt gesteld om effectiever samen te werken met de bovenste persrol 21 voor het vastgrijpen van de strook en het vervormen en breuken van de strook te voorkomen.
25 Samengevat heeft het de voorkeur, dat de aanvullende transportband 30 de bovenste persrol 21 benadert onder een bepaalde hoek ten opzichte van een horizontaal vlak dat gaat door de kneep van een paar van vertikale persrollen 21 en 23. De benaderingshoek bepaalt gedeeltelijk het gebied van de 30 drukkneep tussen de transportband 30 en de bovenste persrol 21.
Het is de bedoeling om een voldoend groot kneepgebied hier te leveren voor een gedeeltelijk uitpersen van behandelingsvloei-stof uit de strook voorafgaande aan het binnentreden van de strook, die is geplaatst op de aanvullende transportband, in 35 de kneep die wordt gevormd door het paar van persrollen 21 en 8201737 - 18 - 23 voor hoge uitpersing. De stand van de eerste keerrol 33 ten opzichte van hetzij de hartlijn van de bovenste persrol 21 of het kneeppunt (raaklijn van een horizontaal vlak dat gaat door de kneep tussen de persrollen 21 en 23)» hangt af van de diameter 5 van de eerste keerrol 33 ten opzichte van de bovenste persrol 21. Een typische verhouding van de diameter van de bovenste persrol 21 gedeeld door de diameter van de eerste keerrol 33 in de figuren 2 - 4 is ruweg 3s/1 - Ook de diameters die ongeveer 2h respectievelijk 8 cm meten, zijn tevredenstellen en corres-10 ponderen met een -waardeverhouding van ruweg 3/1. Onder deze om standigheden van relatieve diameters, levert de plaatsing van de eerste keerrol 33 ten opzichte van de bovenste persrol 21, zoals weergegeven in de figuren 2 - k, een voldoend grote hoek die wordt omspannen door het kneepgebied tussen de transport-15 band 30 en de bovenste persrol 21.
Hoewel het uit economisch opzicht de voorkeur heeft om een rol 33 met kleinere diameter dan weergegeven in de figuren 2 - k te gebruiken, kan men een eerste keerrol 33 met relatief grote diameter vervangen door de eerste keerrol 20 met kleinere diameter die in de figuren 2 - U is weergegeven.
Indien bijvoorbeeld de eerste keerrol 33 een gelijke diameter zou hebben als de bovenste persrol 21, dan zou de eerste keerrol 33 kunnen worden geplaatst met zijn hartlijn aanzienlijk lager dan weergegeven in de figuren 2 - h en nog steeds voldoen aan 25 de hierboven genoemde eisen.
Voor het selectief spannen van de band 30 kan de tweede keerrol 3^· worden gemonteerd op een arm 32. Het is ook mogelijk om de eerste keerrol 33 bij voorkeur op een arm te monteren voor het naar keuze spannen van de band 30 (niet weer-30 gegeven).
De arm 32 is stevig verbonden met een arm 36 teneinde te bewegen rond een draaipunt 38. Een geschikt span-ningsmechanisme, zoals een uitzetbare stang ^0, is aangebracht voor het uitoefenen van een gewenste kracht op de arm 36 en 35 daardoor de arm 32 weg te laten draaien van de rollen 21 en 23.
8201737 - 19 -
Op deze wijze kan de keerrol 3^ naar keuze weg worden gedrukt van de persrollen 21 en 23 voor het op geschikte wijze spannen van de hand 30.
Aangezien de hand 30 een slag van 100° legt 5 rond elk van de keerrollen 33 en 3^ levert een kleine beweging van een van heide rollen, binnen een richting evenwijdig aan de lineaire haan van de hand 30 terwijl hij hetzij de keerrol 33 of 3^ nadert, een aanzienlijke opname van handstofspeling.
Met de keerrol 3^ geplaatst voor een wikkel van 180°, zoals weer-10 gegeven in figuur 2, zal een beweging van 2g cm in de rol 3^· stand (in een richting evenwijdig aan de lineaire voortbewegings-richting van de hand 30 terwijl hij de keerrol benadert), ongeveer 5 cm van speling opnemen. Spanning wordt dan gelijkelijk verdeeld door elk segment van de hand 30 dat de spanningopnemende keerrol 15 3^ benadert of verlaat. Indien een kracht van 36 kg op een der gelijke manier bijvoorbeeld op de rol 33 wordt uitgeoefend, zal het handsegment dat de rol 33 benadert, een spankracht van 18 kg ondervinden. Op gelijke wijze zal het bandsegment 30 dat de rol 33 verlaat, een spankracht van 16 kg ondervinden (aange-20 nomen dat de keerrol 33 vrij is te roteren op lagers met lage wrijving). Een dergelijke configuratie, die bijdraagt aan een omwikkeling van 180°, heeft dus in hoofdzaak de voorkeur voor een maximale capaciteit van stofspelingsopname en het zo klein mogelijk maken van spanningsbelastingen op de stof.
25 Indien de hoek van stofomwikkeling minder dan 180° is, dan zal de spankracht die op de stof wordt uitgeoefend, toenemen in overeenstemming met de wel bekende krachtsvector-verhouding die samenhangt met dergelijke hoeksopstellingen. Ook zal de hoeveelheid van bandspelingopname voor een bepaalde ver-30 plaatsing van de opneemrol kleiner worden indien de hoek van bandomwikkeling kleiner wordt dan 180°. De geometrische verhoudingen voor opnamespanningrolbewegingen ten opzichte van de bandspelingopname en daarvan het gevolg zijnde krachtsvectoren zijn algemeen bekend en worden hier slechts genoemd voor het 35 leveren van inzichten ten opzichte van verschillende de voor- 8201737 - 20 - keur verdienende uitvoeringsvormen van de uitvinding.
Als een "bijdrage aan het gemak voor de installa-tietoegang, kan de keerrol 3^ op gelijke -wijze worden gekozen om te dienen als de handstofopneemrol. Opgemerkt moet echter 5 worden, dat de behoefte aan het zo klein mogelijk maken van een spelingsconditie in de transportbandstof het grootste is in het segment tussen de keerrol 33 en de kneep tussen de persrollen 21 en 23 voor hoge uitpersing. Indien dus de samengestelde wrijvingsweerstand van de tweede en derde keerrollen 3^ en 35 en 10 het onderoppervlak van de onderste persrol 23 voldoende hoog is voor het aanmerkelijk verminderen van de spankracht die op de band 30 wordt uitgeoefend terwijl deze rond de tweede en derde keerrollen 3^ en 35 passeert en onder de onderste rol 23, krijgt het de voorkeur om de keerrol 33 te kiezen om te dienen 15 als de handstofopneemrol. Met de stofopneemspanning die direkt door de rol 33 wordt uitgeoefend, is de spanning die vereist is voor het opnemen van de speling (in het bandsegment tussen de rol 33 en de kneep tussen de rollen 21 en 23 voor hoge uitpersing) meer effectief direkt vertaalt op dat segment van de 20 transportbandstof die stevig moet blijven in een spelingsloze conditie. Indien de wrijvingsweerstand tussen de handstof en het onderoppervlak van de persrol 23 voldoende hoog is om de band-opnamespanning die op de keerrol 3h wordt uitgeoefend, te beletten zich uit te strekken rond het bandsegment tussen de keer-25 rol 33 en de persrol 21, dan heeft het de voorkeur om de stofop- neemspanningskracht uit te oefenen via een moment van de eerste keerrol 33.
Samengevat maakt dus een zeer sterk de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de uitvinding gebruik van 30 een bandopneemkeerrolopstelling die (a) een bijdrage levert tot een wikkelconfiguratie van 180°, en die (b) bijdraagt aan het volledig toepassen van de uitgeoefende bandopneemspanning te worden ondervonden in het bandsegment om het langs stroomopwaarts van de kneep van de persrollen voor hoge uitpersing, dat 35 wil zeggen tussen de eerste keerrol 33 en de kneep van de pers- 8201737 - 21 - rollen 21 en 23 van de figuren 2, 3 en Op deze wijze wordt een maximale bandspelingsopnamecapaciteit geleverd door een gegeven beweging van de bandopneemkeerrol, en ook de spanning die op de stof wordt uitgeoefend, wordt verminderd, met andere 5 woorden de stofspanning die nodig is gaat niet de spanning boven die vereist is om de bandspanning te verwijderen tussen de eerste keerrol 33 en de kneep van de persrollen 21 en 23· De uitvoering waarin de transportbandstofspanningsrol zich echter bevindt zoals weergegeven voor rol 3^ in de figuren 2 - k is echter on-10 der een aantal van minder kritische procesomstandigheden, een uitvoeringsalternatief dat met succes kan worden gebruikt.
Nadat de strook 25 door de kneep van de persrollen 21 en 23 en over de keerrol 3^· gaat, wordt de strook 25 overgebracht naar een tweede primaire transportband h2 die 15 loopt rond een keerrol ^0. De strook kan dan worden behandeld in een andere stap van het strookbehandelingsproces.
Onder verwijzing naar figuur 3 wijkt een tweede de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de uitvinding af van de uitvoeringsvorm van figuur 2, doordat de band 30 is 20 voorzien van eindloze kettingen 32 langs elke rand van de band 30 voor het geleiden van de zelfkanten van de transportband-stof en voor het voorkomen dat de band van het midden afloopt in zijn eindloze baan rond de eerste en tweede keerrollen 33 en 3h en de persrollen 21 en 23. De zelfkantgeleidingskettingen 32 25 zijn aan de zelfkanten van de transportband 30 bevestigd door lijnen, stroken of veren (figuur 5)· Eerste en tweede paren van kettinggeleidingkettingwielen *Aa en b zijn aan beide einden van de eerste en tweede keerrollen 33 respectievelijk 3h gemonteerd, teneinde vrij te draaien. Yaak blijkt het echter nodig 30 om een paar van kettingwielen Uta toe te voegen met een steek- diameter die dicht de steekdiameter van de bovenste persrol 21 op de as 22 benadert (op een vrijdraaiende wijze) teneinde de kettingen te dwingen om een baan te volgen die dicht de baan benadert van de handstof rond de onderste kwadranten van de bo-35 venste persrol 21. Op gelijke wijze is een paar trommels 37 8201737 - 22 - met steekdiameter die dicht in de huurt komt van de diameter van de onderste persrol 23 aangehracht om de kettingen te dwingen een baan te volgen die dicht de baan benadert van de handstof rond de onderste kwadranten van de onderste persrol 5 23.
Het heeft de voorkeur om het kettingwiel ^c direkt boven de samenwerkende poelie 37 te monteren aan beide einden van de persrollen op een wijze die de ketting niet noodzaakt om aanzienlijk af te wijken van een voortbewegingsbaan 10 in een gemeenschappelijk vertikaal vlak loodrecht op de hart lijnen van de persrollen 21 en 23 en de bijbehorende assen 22 en 2b. De steekdiameter van het kettingwiel kkc was dus eerst bepaald voor het benaderen van de diameter van de persrol 21, met vrije ruimte voor de verkregen steekdiameter van de ketting-15 bevestigingsconsoles. Met verwijzing naar figuur 5 is elke veer bevestigd aan een bijbehorende console op de geleidingsketting. Het is gewenst, dat de steekdiameter van de baan waardoor de bandstofbevestigingsveren (of verbindende dassen) lopen, de diameter benadert van de bovenste persrol 21. Op deze wijze 20 worden minder belasting en slijtage ondervonden door de veren of dassen die de transportbandstof aan de geleidingsketting 32 koppelen.
De diameter van de samenwerkende poelie 37 moet dus voldoende worden verkleind voor het leveren van een geschik-25 te speling voor de ketting 32 teneinde ongehinderd te passeren terwijl hij in samenwerking is met de tanden van het kettingwiel bbc. Deze beperking in gedachte houdend, dient de diameter van de samenwerkende poelie 37 echter niet extra te worden verminderd onder die van de diameter van de onderste persrol 23, 30 weer teneinde bovenmatige belastingen en slijtage te voorkomen van de veren of dassen die de handstof met de geleidingsketting koppelen, terwijl de ketting 32 wordt geleid door de poelie 37 onder de persrol 23.
Het heeft de voorkeur, doch is niet essen-35 tieel, om de poelie 37 van een groef te voorzien op de wijze .I.
8201737 ♦ * - 23 - die is weergegeven in figuur 5 om bij te dragen aan het geleiden van de ketting» met het oogmerk van het voorkomen dat de ketting bovenmatig in de zijdelingse richting evenwijdig aan de hartlijn van de rol 23 beweegt.
5 Aangezien het economisch niet praktisch is om precies de effectieve steekdiameter van het kettingwiel UUc aan te passen aan die van de persrol 21, heeft het de voorkeur om de kettingwielen iAc op te as 22 te monteren op een wijze die het mogelijk maakt dat de kettingwielen W+c onafhankelijk 10 roteren van de snelheid van de as 22 gedurende rotatie, dat wil zeggen op een wijze die bekend staat als freewheelen. Anders zouden de kleine verschillen in lineaire snelheid van de ketting in het oppervlak van de persrollen 21 en 23 bovenmatige belastingen en slijtage teweeg brengen op de transportbandstof, rol-15 oppervlakken, geleidingskettingen en verbindende veren of dassen.
Het heeft ook de voorkeur om de samenwerkende poelie 37 op een freewheelende wijze te monteren voor het zo klein mogelijk maken van slijtage en afscheuren van de eomponent-delen van het besproken transportbandsysteem. Aangezien de 20 poelie 37 echter kan zijn vervaardigd uit materialen met een lage wrijvingsslijtageweerstand, kunnen de poelies worden vergrendeld hetzij aan de as 2k of aan de onderste persrol 23, in welk geval de ketting 32 zal schuiven over het oppervlak van de poelie teneinde het kleine verschil in oppervlaktesnelheden 25 op te nemen.
Samengevat onder verwijzing naar figuur 3 van de tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding is elke zelfkant van de aanvullende transportband 30 bevestigd aan de zelfkant-geleidende ketting door veren, strikken of andere geschikte 30 koppelstukken teneinde de handstof te weerhouden van het boven matig afwijken van het midden van de bandkeerrollen en persrollen. De zelfkantgeleidende eindloze kettingen worden op hun beurt geleid door de paren kettingwielen U^a - c die samenwerken met de samenwerkende poelie 37 om te bewegen in een baan die 35 het baanpatroon nauwkeurig volgt dat wordt afgelegd 'door de eind- 8201737 - 2k - loze transportbandstof. De tanden van de kettingwielen HUa-c leveren ook een weerstand tegen zijdelingse afbuiging loodrecht op de voortbewegingsrichting van de transportband 30, waardoor buitenmatige beweging wordt voorkomen van de transportband weg 5 van de gewenste in het midden gelegen baanopstelling. Teneinde de neiging te verminderen voor de belastingen in dwarsmachine-richting om de geleidende ketting voldoende af te buigen om tot gevolg te hebben dat de ketting van éên of meer van de ket-tingwielen springt, kan de poelie 37 van een groef zijn voorzien, 10 zoals is weergegeven in figuur 5» om de geleidingsketting te helpen om weerstand te bieden aan zijdelingse afbuiging in dwars-machinerichting (CMD).
Een derde uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat, onder voortgaande verwijzing naar figuur 3, het toevoegen 15 van een paar kettingwielen kkü. die zijn gemonteerd op een en kele as k6, waarbij beide kettingwielen Ijld in vaste standen ten opzichte van de as k6 zijn vergrendeld. De as k6 bevindt zich op een punt ruwweg midden tussen een van de transportbandstof-keerrollen en êên van bijvoorbeeld de persrollen, ruwweg in het 20 midden tussen de tweede keerrol 3^· en de onderste persrol 23, zoals weergegeven in figuur 3 in een stand voor het effectief laten samenwerken van de tanden van het paar kettingwielen h-h-d met het paar kettingen 32. Door het met een spie of anderszins vergrendelen van de rotatie van beide paren kettingwielen h^h-d 25 aan as k6> is elk van de paren zelfkantgeleidingskettingen 32 vergrendeld in gesynchroniseerde lineaire voortbewegingssnelheid met de tegenover gelegen ketting. Het vergrendelde kettingwiel-paar i^d dat op de as k6 roteert, zal dientengevolge een tegenhoudende kracht uitoefenen die wordt overgebracht door de ge-30 synchroniseerde geleidingskettingen 32 op de zelfkanten van de transportbandstof op een wijze voor het voorkomen van scheeftrekken van de transportbandstofweefpatronen. Deze opstelling helpt op aanzienlijke wijze voor het handhaven van een bandbaanintegri-teit gedurende lange tijd voor het systeem, hetgeen de levensduur 35 van het transportbandsysteem doet toenemen, en het toepassen en 8201737 - 25 - gebruiken van een vierde uitvoeringsvorm van de uitvinding vergemakkelijkt .
In de uitvoeringsvorm van figuur 3 vervangen het paar kettingwielen W-d, dat op de as b6 is vergrendeld, de 5 derde keerrol 35 van de uitvoeringsvorm van figuur 2.
Opgemerkt wordt, dat een willekeurig paar van de kettingwielen kan zijn gemonteerd tot een gemeenschappelijke as en in vaste standen op de gemeenschappelijke as zijn vergrendeld voor het synchroniseren van de beweging van elke zelf- % 10 kantgeleidende ketting, waarbij de ene ketting en kettingwiel in vaste verhouding zijn tot de andere ketting en kettingwiel.
Indien het paar kettingwielen echter is vergrendeld op een gemeenschappelijke as die ook een stofkeerrol ondersteunt, dan dient de keerrol vrij te kunnen roteren op de as, dat wil zeggen 15 vrij kunnen roteren met een hoeksnelheid die afwijkt van de hoeksnelheid van de as en bijbehorende vergrendeld paar van kettingwielen.
In een of ander geval waarin een bepaald paar van kettingwielen is vergrendeld tot de rotatiehoeksnelheid 20 van een as die ook hetzij een stofkeerrol of een persrol onder steunt, is het essentieel dat de rol op die as vrij kan roteren onafhankelijk van de hoeksnelheid van het kettingwiel teneinde het verschil in oppervlaktesnelheid te vereffenen van de transportbandstof en de roloppervlaksnelheid. Een willekeurig 25 verschil tussen de effectieve steekdiameter van de baan waar over koppelende veren voortbewegen die van de stofvoortbewegings-baan zal leiden tot een ongewenste slijtagetoename en scheuren van de transportbandstof, waarbij de koppelende dassen of veren, en geleidingskettingen in de stofkeerrollen niet vrij zijn om 30 te roteren met een hoeksnelheid die afwijkt van die van de bij behorende kettingwielen.
Een vierde de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de uitvinding kan beter worden begrepen door eerst de krachten en relatieve bewegingen te beschrijven van de verschil-35 lende bandstofkeerrollen, de persrollen, de aanvullende transport- 8201737 - 26 - band 30, de zelfkantgeleidingskettingen 32 en de veren die de zelfkanten van de transportbandstof aan de geleidingskettingen 32 bevestigen. In het totale systeem dat bestaat uit het paar persrollen dat vertikaal boven elkaar is gemonteerd, vat genoemd 5 wordt een vertikale kneeprolstand, en waaraan is toegevoegd een aanvullend transportbandsysteem zoals beschreven door de uitvoeringsvormen van figuur 3, kan een primaire aandrijfkracht worden uitgeoefend voor het draaien van de verschillende rollen en voor het aandrijven van de transportband.
10 Bij voorkeur is de primaire vermogensbron aan gebracht voor het draaien van êên of beide,' doch bij voorkeur slechts een, van de persrollen voor hoge uitpersing. Als een kwestie van gemak en praktisch zijn, wordt de onderste persrol in hoofdzaak aangedreven door geschikte tandwieloverbrenging 15 met behulp van een (niet weergegeven) elektromotor. De bovenste persrol draait dan vrij. in de responsie op de wrijvingsaandrijf-kracht van de onderste persrol die wordt overgebracht door de aanvullende overbrengtransportband 30 en de daarop gelegen vezel-strook 25. De transportbandstof wordt daardoor gedreven door de 20 kneep tussen de persrollen, onder deze omstandigheden, door de onderste persrol. De transportbandstof trekt op zijn beurt de zelfkantgeleidingskettingen met behulp van de koppelstukken of veren van figuur 5· De geleidingskettingen draaien dus de verschillende vrijdraaiende en vergrendelde kettingwielen die in de 25 tweede en derde uitvoeringsvormen van de uitvinding (figuur 3) zijn beschreven.
De resulterende krachtsvectoren die door de transportbandstofzelfkanten op de geleidingskettingen worden uitgeoefend, kunnen dientengevolge worden verdeeld in twee 30 krachtsvectoren. Een krachtsvector kan worden beschouwd als evenwijdig te zijn gericht met de baan waardoor de eindloze transportband en eindloze geleidingskettingen lopen. Dertweede krachtsvector kan worden beschouwd als te zijn loodrecht op de eerste krachtsvector en dus in hoofdzaak. in de dwarsmachinerich-35 ting (CMD). Indien de koppelende dassen of veren van geschikte 8201737 - 27 - lengte zijn in verhouding tot de handstofbreedte en kettingpo-sities, en indien de transporthandstof is gecentreerd ten opzichte van de geleidingskettingen, is er geen of weinig CMD kraehtsvector die wordt uitgeoefend op één van heide stofzelfkan-5 ten, de dasveren, of de. geleidingskettingen terwijl de handrol len bewegingsloos zijn. Terwijl de onderste persrol begint te draaien, zal de hand dan beginnen met een trekkracht uit te oefenen die evenwijdig van een vector is voorzien op de gelei-dingskettingbevegingsbaan, waardoor de optelling wordt overschre-10 den van de gelijke en tegengestelde wrijvingsweerstandskrachten van de vrij draaiende en vergrendelde kettingwielen en de samenwerkende poelies. De inherente flexibiliteit van de koppelende veren of verbindende dassen leidt tot een haringgraatuitlijning van de dassen die de kettingen met de stofzelfkanten verbinden 15 terwijl de handstof de kettingen voorwaarts trekt.
Als een gevolg ontwikkelen de CMD-krachts-vectoren zich die de neiging hebben om de stof naar buiten te strekken in de CM-richting en ook af te buigen de zelfkantgelei-dingskettingen zijdelings en binnenwaarts in de CMD. Indien de 20 transportband de neiging heeft om uit het midden te lopen, zal een aanvullende CMD-spanningsvector automatisch worden toegevoegd aan de bestaande CMD-vector op één van de zelfkantgelei-dende kettingen. De toegevoegde CMD-krachtsvector zal de neiging hebben om de neiging van de handstof om uit het midden van de 25 baan te bewegen te corrigeren en op te heffen. Indien de combina tie van de CMD-krachtsvector en tengevolge van (a) de 'wrijvings-weerstand van de ketting en kettingwielsysteem en de verbindende dasgeometrie en krachtsvectorhoeken, en tengevolge van (b) de neiging van de handstof om uit het midden te lopen, voldoende 30 groot worden, neemt de horizontale afbuiging van de geleidings- ketting in de CMD toe, en de ketting zal waarschijnlijk op de kettingwieltanden lopen en van het kettingwiel worden afgetrokken.
Een kleine koppelaandrijving draagt bijvoor-35 beeld bij tot een kleine variabele elektrische koppelaandrijving, 8201737 - 28 - die kaia· worden toegevoegd aan de vierde uitvoeringsvorm van de uitvinding voor het leveren van een gedeelte van de aandrijf-kracht voor het overwinnen van de wrijvingsweerstanden van het kettinggeleidingssysteem. Deze variabele koppelaandrijfhulp 5 wordt gemakkelijk door de as k6 waarop het paar gespiede of ver grendelde kettingwielen kUd is gemonteerd, uitgeoefend. Op deze wijze kan een willekeurige gewenste hoeveelheid van helpend aandrijfkoppel op de kettingen worden uitgeoefend voor het verminderen van de aandrijfkracht die moet worden toegevoegd aan 10 de kettingen door de transportbandstof.
Het helpende aandrijfkoppel kan op de zelf-kantgeleidingskettingen worden uitgeoefend door een willekeurig kettingwiel of de ene van een paar van kettingwielen die op een as zijn vergrendeld die wordt aangedreven door de aandrijfmotor 15 voor een klein variabel elektrisch koppel. Het is echter essen tieel, dat het paar geleidende kettingen is vergrendeld in vaste verhouding tot elkaar door tenminste één paar van kettingwielen dat is vergrendeld op een gemeenschappelijke as, zoals hiervoor is beschreven bij de derde uitvoeringsvorm. Het heeft de voorkeur 20 om het helpende koppel uit te oefenen op een paar van ketting wielen die zijn vergrendeld op een gemeenschappelijke as, en het is in de bestaande inrichting gemakkelijk om het koppel uit te oefenen via de as h6 die in de figuren 3 en 4 is weergegeven.
Een vijfde de voorkeur verdienende uitvoe-25 ringsvoim van de uitvinding (zie figuur 3) houdt verband met het spannen van de transportbandstof door de beweging van de keerrol 3^ via de hefboomarm 32. Het is gebleken, dat indien de transportbandstof niet voldoende gespannen wordt gehouden tegen de bovenste persrol 21, voldoende speling in de band kan ont-30 wikkelen teneinde overmatige ruimte ter beschikking te stellen voor uitgeperste vloeistof en vezel te verzamelen in een op een zak gelijkend patroon tussen de slap hangende handstof en de bovenste persrol 21, op een wijze en vorm die gelijkt op die die in figuur 1 is weergegeven. Hoewel de handstof onder spelings-35 omstandigheden het totale breken van de strook voorkomt en 8201737 I ί - 29 - verlies van vezelbeweging door de kneep van het paar persrollen, maakt te veel speling tussen een spelinghehbende handstof en de persrol 21 een voldoend groot meer van uitgeperste vloeistof · mogelijk zich op te houwen, soortgelijk aan het meer 31 dat in 5 figuur 1 is weergegeven, voor het opwekken van een relatief losse modder van vezels teneinde te tuimelen en terug te keren in de op een speling gelijkende zakbegrenzingsruimte tussen de handstof en de bovenste persrol. Deze toestand zal gemakkelijker optreden bij hoge lineaire snelheden en/of met zwaardere strook-10 gebieddichtsheden, en ook met stroken die bestaan uit vezels die worden gekenmerkt als te zijn relatief fijn, dat wil zeggen met lage diehtheidswaarden van de vezel.
Het toevoegen van spanning aan de transport-bandstof vereist echter vaak dat voldoende speling aanwezig is 15 in de zelfkantgeleidingskettingen om de spanningszwenkrol 3¼ in staat te stellen om de handstof 30 geheel te spannen zonder de geleidingskettingen 32 te belasten. Indien de geleidingskettingen 32 niet voldoende lang zijn of speling hebben, kan de zwenkende keerrol 34 niet voldoende ver bewegen voor het uitoefenen van 20 de gewenste spanning op de handstof. Indien de geleidingsket tingen 32 te lang zijn of te veel speling hebben, hebben zij meer de neiging om van de kettingwielen af te rijden en te springen. Hoewel het mogelijk is om de lengte van de kettingen en de handstof precies in te stellen op de correcte lengten voor het 25 zo klein mogelijk maken van de zojuist besproken problemen, vereist een dergelijke werkwijze om effectief te zijn zeer goede dimensionale stabiliteit van de handstof in verhouding tot de geleidingskettingen 32. Geweven kunststofdraadbanden zijn bekend om te strekken onder spanningen van lange duur, of te 30 krimpen bij warmte onder lage spanningen, De staalketting is relatief stabiel van lengte.
Een zesde de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat, met verwijzing naar figuur 4, het toevoegen van een paar kettingwielen 44e en f die zijn voor-35 zien van geschikte mechanismen voor het uitoefenen van onaf- 8201737 - 30 - hankelijke spanningskrachten op de geleidingskettingen 32 zonder op van belang zijnde wijze de spanning te benadelen die op deQl transportbandstof wordt uitgeoefend door de spannende keer-/3^.
In de illustratie van figuur U zijn de paren kettingwielen UUe 5 gemonteerd op een gemeenschappelijke as 1+8 met een kettingopneem- spanning die gelijktijdig op beide kettingwielen 1+1+e wordt uitgeoefend door een kracht die via een arm 39 wordt uitgeoefend en overgebracht op de as 1+8 door een hefboomarm 59 die op de as 2k roteert. Het paar kettingwielen We kan hetzij vrij draaiend 10 zijn ten opzichte van de as 1+8, of kan zijn vergrendeld of gespied aan de as 1+8 teneinde te dienen als een vergrendelpaar van kettingwielen.
Het paar van kettingwielen 1+1+f wijkt af van het paar van kettingwielen 1+1+e doordat elk van de kettingwielen 15 hkf is gemonteerd op een afzonderlijke respectieve as 50. Elke as 50 is ondersteund in een afzonderlijke opstelling, omvattende een wigblok 52 dat de bijbehorende as 50 ondersteunt voor op en neergaande beweging in een kanaal dat wordt gevormd door een paar onderdelen 5^· Het wigblok kan worden bewogen omhoog en 20 naar beneden door middel van een spanningsinrichting, zoals een veer- of luchtdruk die werkt via een koppelstang 56. Aangezien juist voldoende spanning onafhankelijk kan worden uitgeoefend op één of beide van het paar kettingwielen 1+1+f om de geleidings-kettingen 32 te beletten om te veel speling te krijgen, en zonder 25 het aanzienlijk verminderen van de gewenste spanning die op de handstof wordt uitgeoefend door het spanningspartrol 3l+.
Uiteraard moet worden opgemerkt, dat de kleine opneemspanningen die door de kettingwielen bke en f worden uit- geöefend voor het opnemen van bovenmatige spelingen in de ket- 30 tingen 32, tot een kleine mate de spanning zullen verminderen rol die op de band wordt uitgeoefend door de spanningske.er-/3l+. De spanning die op de band 30 wordt uitgeoefend door de spannings-rol ke:er-/3*+ kan echter voldoende groot zijn, en de spanning die op de kettingen 32 wordt uit geoefend door de kettingwielen 1+1+e en f 35 is bij voorkeur voldoende klein, zodat de aanvullende ketting- 8201737 - 31 - spanning die wordt geleverd door de kettingwielen bbe en f relatief klein is met een relatief onbeduidend effect op de handstofspanning terwijl hij een aanzienlijk effect heeft op de spanning van.de kettingen 32.
5 Opgemerkt moet ook worden# dat de standen van de kettingwielen Mtc op de as 22 en van de samenwerkende poelies 37 op de as 2b kan worden omgekeerd indien de geleidingsketting 32 wordt omgekeerd, zodat de verbindende consoles op de ketting ook worden omgekeerd voor het opnemen van de geoefende poelies. 10 Indien deze keuze wordt gedaan, kunnen de van groeven voorziene poelies echter niet worden vervangen door de kettingwielen aan de keerrollen 33 en 3^.
Opgemerkt wordt, dat de van groeven voorziene poelies kunnen worden vervangen door enkele van de ketting-15 wielen voor het besturen van de baan van de geleidingskettingen 32 indien het kettingwiel zich aan de binnenzijde verbindt van de lus die wordt gevormd door de eindloze ketting en zolang als de consoles die aan de ketting zijn bevestigd, zich aan de buitenzijde van de lus bevinden die door de eindloze ketting wordt 20 gevormd.
Hoewel de uitvinding voordelen levert indien toegepast met zelfs een niet-poreuze transportband, heeft het de voorkeur dat slechts een poreuze transportband wordt gebruikt teneinde gemakkelijk de vloeistof te laten passeren uit de 25 strook. Conventionele poreuze handstoffen zijn toelaatbaar hoe wel relatief dunnere en relatief dichtere geweven handstoffen een aanzienlijk beter resultaat leveren. Proefnemingen tonen bijvoorbeeld aan dat de volgende stoffen (niet conventionele die als transportbanden worden gebruikt# gewenst zijn voor toepas-30 sing als poreuze transportband volgens de uitvinding.
8201737
Chicopee-Green Nylon
Stof- Ketting Inslag Garen diameter Style φφ Weefsel dikte per cm per cm ketting inslag 60251+00 effen 0,2 mm 28 29 0,12 mm 0,12 mm TETCO - Nylon
Stof- Ketting Inslag Garen diameter Style φφ Weefsel dikte per cm per cm ketting inslag HC3-150 effen 0,1 mm 1+8 U8 0,06 mm 0,06 mm HD3—1+1+ keper 0,1 mm 76 111+ 0,0l+ mm 0,0l+ mm
HD3-12U
SUPER effen 0,2 mm 1+0 1+0 0,12 mm 0,12 mm TETCO - Polypropyleen
Stof- Ketting Inslag Garen diameter
Style τφ Weefsel dikte per cm per cm ketting inslag 5—100—11+9 keper 0,18 mm 1+0 1+0 0,1 mm 0,7 mm 5-120-125 keper 0,21 mm 1+5 1+5 0,98 mm 0,98 mm 5—11+0—105 keper 0,22 mm 1+9 1+9 0,98 mm 0,98 mm 5—7I+ keper 0,19 mm 63 63 0,82 mm 0,82 mm 8201737 - 33 -
Al deze stoffen blijken geschikt te zijn en de voorkeur te verdienen voor toepassing in de transportopstel-ling aangezien zij minder dan 0,13 kg/m vloeistof leveren voor reabsorptie in de strook.
5 Andere geteste stoffen blijken ongeschikt te zijn, omdat zij meer dan 0,22 kg van uitgeperste vloeistof 2 per m van de strook leveren. Dit is het gevolg van de ledige porieruimtevolumina die aanvankelijk aanwezig zijn van de ongeschikte stofconstructies zijn voldoende groot voor het nadelig be-10 invloeden van het rendement van uitpersen door de persrol.
De stoffen met relatief dunne constructie en een relatief dicht weefpatroon hebben waarschijnlijk de voorkeur boven conventionele transporthandstoffen vanwege de hoeveelheid van vloeistof die kan worden gedragen door de band door de kneep.
15 Het volume van textielbehandelingsvloeistof dat in de lege ruimten van de tussenruimten tussen garens waaruit de weegpatronen van transportbanden bestaan, kan worden meegenomen is van groot belang en uitzonderlijkheid onder de kri-teria voor het kiezen van transportbandstoffen die bedoeld zijn 20 voor het transporteren van non-woven banen·, stroken of stoffen door de kneep van persrollen voor hoge uitpersing. Een groot totaal volume van dergelijke tussen de stof gelegen vrije ruimte per eenheidsgebied van transportbandstof is over het algemeen ongewenst, aangezien een belangrijk gedeelte van de vloeistof 25 die uit de non-woven strook wordt geperst door de persrollen, momenteel door de transportbandstof wordt vastgehouden gedurende het passeren van de band door de kneep. In gevallen waarin de non-woven strookformatie zodanig is, dat de lege ruimten in de tussenruimten tussen de vezels die de strook vormen, relatief 30 klein zijn (dat wil zeggen relatief fijne poriestructuren), wordt de vloeistof die momentaan was tegengehouden in de grove porie-structuur van de transportband teruggeabsorbeerd in de structuur van de non-woven strook terwijl de strook de kneep verlaat en in volume uitzet (zoals een ingedrukte spons vloeistof op-35 neemt indien hij wordt losgelaten teneinde onder water te expan- 8201737 -31+- deren).
Onder verwijzing naar de vijfde en zesde uitvoeringsvormen (zie figuur 5)» kan een reeks ogen 70 zijn aangebracht grenzend aan de zelfkant van de band. Veren van ge-5 schikte lengte en sterkte zijn aangebracht teneinde elke zelf kant van de handstof te verbinden met een geleidingsketting. Indien bijvoorbeeld de band een lengte heeft van ongeveer 0,3 m en indien de ogen een afstand hebben van ongeveer 5 cm, zullen 60 veren zijn aangebracht aan elke zijde van de band op een 10 totaal van 120 veren. In de stationaire configuratie van figuur 5 zullen de veren een minimale spanning op de band uitoefenen in zowel de machinerichting (MD) als in de dwarsmachinerichting (CMD).
Geschikt ontworpen eindlussen aan de veren 15 helpen voor het handhaven van de samenwerking van de veren met de ogen 70 en de consoles 72. Op deze wijze kunnen de einden van de veren 60 zijn voorzien van veerkrachtige sluitingen voor het verminderen van het loslaten van de veren uit de ogen en consoles zelfs indien de veren ontspannen zouden raken bijvoorbeeld in-20 dien de ketting van de kettingwielen is verwijderd of indien de ketting uit het midden naar één van de kettingen beweegt.
Het bijzondere ontwerp van de verbindingsveren die worden toegepast met verschillende banden, wordt gedeeltelijk bepaald door de in hoofdzaak bedekte toestanden van bestaande 25 installaties ten opzichte van strookbreedte, bandstofbreedte, persrolvlakbreedte, en persrolkneepstandfreembreedte. De resulterende afstand tussen de bandstofzelfkanten en de geleidings-kettingwielen kkc en poelies 37 vereist het toepassen van relatief korte veren. Hoe korter de veer, hoe kleiner echter de po-30 tentie voor veeruitzetting onder spanning. De bruikbaarheid voor het onder veerspanning brengen van de veren wordt echter relatief minder betrouwbaar aangezien in breedterichting krimp van de transportbandstof niet altijd voorspelbaar is. Een dergelijke krimp kan optreden nadat de transportbandstof op zijn 35 plaats in de kneepstand is, tengevolge van hetzij warmte of be- 8201737 - 35 - handelingsvloeistoffen of tengevolge van spanning van de stof in de machinerichting. Machinerichtingspanning op de stof kan een krimpuitwisseling teweeg brengen, in welk geval de geweven kroezing van het kettinggaren wordt verminderd en de weef-5 kroezing van het inslaggaren toeneemt.
Aangezien het niet prettig kan zijn om de afstand te laten toenemen tussen de freems waarop de persrollen zijn gemonteerd bij bestaande installaties, kunnen lange veren niet worden toegepast voor het opnemen van verschillende breedten 10 van stof. Het kan daarom noodzakelijk zijn om de haken op te stellen aan de einden van de korte veren teneinde neiging voor de veren te verminderen om in slappe toestand los te raken van de bevestigingsgaten langs de zelfkanten van de transportbandstof.
Met nieuwe uitrustingsfabrikaties kunnen uiter-15 aard grotere afstanden tussen de freems waarop de persrollen zijn gemonteerd, gemakkelijk worden gekozen. Met grotere afstand tussen deze freems, kan een grotere afstand worden gebruikt voor de ruimte tussen de transportbandstofzelfkanten en de ket-tingwielen die de geleidingskettingen dragen. Dit zal dan het 20 toepassen toestaan van langere verbindingsveren met grotere uit slag voor een bepaalde mate van voor strekking van de veren voor het voorspannen van de transportbandstof in de dwarsmachinerich-ting terwijl de band stilstaat. Met voorgespannen veren is de kans op slappe veeromstandigheden veel minder aanneembaar op 25 te treden, en het ontwerp van de haken aan de einden van de veren wordt minder kritisch.
Indien lijnen zijn aangebracht dient een geschikt chemisch bestendig materiaal, zoals polypropyleengaren, twijn, of smal geweven ribmateriaal te worden gebruikt. Indien 30 gewenst kunnen de lijnen aan beide zijden worden verdeeld in een reeks van bijvoorbeeld tien lijnen, zodat de gehele koppeling tussen de kettingen en de band niet verloren gaat bij het onbedoeld losgaan van een lijn.
Indien afzonderlijke strikken worden toegepast, 35 kunnen dezelfde materialen als voor de lijnen worden gebruikt.
8201737 - 36 -
De veren 6θ kunnen worden vervangen door stijgerarmen of door flexibele kettingen (niet weergegeven). Indien stijgerarmen' worden toegepast, wordt verwacht dat de armen draaibaar zijn gekoppeld aan de ogen en aan de consoles voor het opnemen van 5 relatieve beweging in de machinerichting tussen de band en de kettingen.
Hoewel het in hoofdzaak de voorkeur heeft dat het bovenoppervlak van de eerste keerrol 33 zich in hoofdzaak boven de horizontale plaats van de kneep van de persrollen 21 en 10 23 bevindt teneinde een belangrijk drukgebied van de strook 25 te leveren tegen de bovenste rol 21, kan de eerste keerrol 33 onder bijzondere omstandigheden zich ook zodanig bevinden dat de band 30 de kneep horizontaal benadert of zelfs van benedenaf.
Bijvoorbeeld zijn er enkele omstandigheden 15 van vezeleigenschappen gekoppeld met strookformatie en lineaire behandelingssnelheden van de strook, waarin vloeistofafvoer-snelheden door de strook, loodrecht op het strookoppervlak, voldoende hoog zijn, zodat onderbreking van de strook niet optreedt ondanks dat de transportbandstof de strook voortbeweegt in een 20 horizontale richting terwijl de strook de kneep van de persrol len voor hoge uitpersing benadert. De strook dient echter te worden onderworpen aan onderbreking door de uitgeperste vloeistof-stroomhoeveelheden indien de strook niet zou zijn ondersteund door de aanvullende transportbandstof die gaat door de kneep van 25 het paar persrollen voor hoge uitpersing. Aangezien alle andere uitvoeringsvormen van de uitvinding pertinent zijn voor de transportbandstof en de geleidingssystemen voor dergelijke transportbanden in hoge mate belangrijke voordelen leveren boven de bekende stand der techniek, onafhankelijk van de hoek van de 30 transportbandstof-benadering ten opzichte van de kneep van de persrollen voor hoge uitpersing.
Onder verwijzing naar figuur 5 worden de vrij-dragende kettingwielen Wc gedragen op de as 22 van de bovenste persrol 21, en een paar van samenwerkende van groeven voor-35 ziene poelies 37 zijn stijf op de as 2h van de onderste persrol 8201737 - 37 - 23 gemonteerd. De zelfkantgeleidende kettingen 32 lopen onder de bovenste persrol 21 in een baan die wordt bestuurd door de vrijdraaiende kettingwielen i+Uc. Het paar van eindloze kettingen 32 is ook zichtbaar op de terugkeerbaan die wordt bestuurd door 5 de van groeven voorziene poelie 37·
In figuur 5 is de van groeven voorziene poelie 37 bevestigd aan de rol 23. Onder verwijzing naar figuur 6 kan de van groeven voorziene poelie 37 zijn gemonteerd op de as 2b van de onderste persrol 23 op een wijze die het vrij roteren 10 van de poelie 37 toestaat onafhankelijk van de rotatiesnelheid van de as 2b. De zelfkanten van de transportbandstof zijn bevestigd door lijnen of veren 60 die zijn bevestigd aan de gelei-dingsketting 32.
Figuur 6 illustreert bijbehorende vrijdraaien-15 de kettingwielen en poelie-opstellingen die worden toegevoegd aan de bovenste en onderste persrollen 21 respectievelijk 23 door gespleten kragen. Figuur 7 illustreert soortgelijke bij elkaar behorende opstellingen voor het toevoegen van vrij roterende kettingwielen en poelies aan bestaande persrolinstallaties.
20 De kettingwielen en poelies behoeven niet te zijn gespleten zoals weergegeven in figuren 5-7 indien de persrollen worden verwijderd uit de kneepstandaard voor het aanbrengen van niet gespleten kettingwielen en poelies.
Gedurende de werking wordt een natte strook 25 overgebracht van een natte behandelingsstap van een vezelbehan- delingssysteem door een eerste primaire transportband naar een ruimte die wordt begrensd tussen een aanvullende transportband en een bovenste persrol. De strook wordt gedrukt tussen de aanvullende transportband en de bovenste persrol voor het uitpersen 30 van tenminste een gedeelte van de vloeistof binnen de strook.
De uitgeperste vloeistof gaat direkt door de poreuze stof van de aanvullende transportband terwijl de druk die wordt uitgeoefend door de band en de bovenste persrol geleidelijk toeneemt totdat de band en de strook door de kneep passeren die wordt 35 gevormd door de bovenste persrol en een onderste persrol. De 8201737 - 38 - strook wordt dan overgebracht door de aanvullende transportband naar een tweede primaire transportband en naar een volgende trap van de vezelbehandelingssystemen.
De aanvullende transportband beweegt in een 5 continue baan over een eerste keerrol, door de kneep van de pers rollen , dan over een tweede keerrol, onder de onderste persrol en terug naar de eerste keerrol. De band kan worden uitgelijnd door bedekte oppervlakken van de eerste of tweede keerrollen of door een derde partrol die is aangebracht tussen de tweede 10 keerrol en de onderste persrol. De derde keerrol kan naar keuze draaibaar zijn rond een middengedeelte van zijn rotatiehartlijn teneinde de band uit te lijnen.
Hetzij de eerste keerrol of de tweede keerrol wordt selectief weggedrukt uit de kneep van de persrollen voor 15 het op geschikte wijze spannen van de band.
Indien aangebracht, bewegen kettingen die zijn gekoppeld langs een van beide randen van de band, over ketting-wielen en poelies van de verschillende keerrollen en persrollen. De kettingwielen en poelies zijn naar keuze vergrendeld 20 of toegestaan om vrij te roteren ten opzichte van de bijbeho rende keerrollen en persrollen voor het geleiden en uitlijnen van de band. Een paar van de kettingwielen kan zijn vergrendeld aan een gemeenschappelijke as voor het beperken van relatieve beweging van de ene ketting ten opzichte van de andere ketting in een 25 machinerichting. Op soortgelijke wijze kan een paar van ketting wielen zijn vergrendeld op een gemeenschappelijke as met een aan-drijfhulp die is aangebracht voor het verminderen van de hoeveelheid van aandrijfkracht die nodig is van de aanvullende transportband voor het aandrijven van de kettingen in de machine-30 richting. Op deze wijze draagt de koppelaandrijving gedeeltelijk bij tot het aandrijven van de kettingen voor het overwinnen van een wrijvingsweerstand van de ketting- en poelie-opstellingen en dus vermindert het in de machinerichting de spanning in de veren die de kettingen met de transportband verbinden. Afzonder-35 lijke of tot paren verenigde kettingwielen kunnen worden bewogen 8201737 - 39 - voor het selectief absorberen van speling in de kettingen zonder het verhogen van de speling in de aanvullende transportbandstof.
De principes, bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvormen en wijzen van werking van de uitvinding zijn in het 5 voorgaande toegelicht. De uitvinding die is bedoeld om hierin te zijn beschermd wordt echter door deze bijzonderheden niet beperkt, aangezien het kader van de conclusies het kader van de uitvinding betreft.
8201737

Claims (24)

1. Persrolopstelling voor een non-woven vezel-strook, bestaande uit: persrolmiddelen voor hoge uitpersing voor het 5 leveren van een kneep voor het uitpersen van vloeistof uit een strook, omvattende een bovenste persrol en een onderste persrol, eerste primaire transportmiddelen voor het overbrengen van de strook naar de persrolmiddelen, tweede primaire transportmiddelen voor het 10 overbrengen van de strook weg van de persrolmiddelen, en hulptransportmiddelen voor het transporteren van de strook door de kneep van de persrolmiddelen, met het kenmerk, dat de aanvullende transportmiddelen bestaan uit: een poreuze transportband 15 een eerste keerrol die is aangebracht op de eerste zijde van de persrolmiddelen en evenwijdig opgesteld aan het bovenste persrol en voldoende hoog, zodat een horizontale vlak aanrakende van de top van de eerste keerrol vertikaal ligt boven een horizontaal vlak dat door de kneep gaat, 20 een tweede keerrol die is aangebracht aan de tweede zijde van de persrolmiddelen, waarbij de transportband is opgesteld om te gaan achtereenvolgens over de eerste keerrol, door de kneep, voor de tweede keerrol en onder de onderste persrol met de strook geperst tussen de band en de bovenste persrol 25 voorafgaande aan het passeren door de kneep, en middelen voor het spannen van de transportband.
2. Opstelling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aanvullende transportmiddelen verder 30 middelen bezitten voor het besturen van de voortbeweging van de transportband op de eerste en tweede keerrollen.
3. Opstelling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste keerrol zich evenwijdig bevindt aan de bovenste persrol en voldoende hoog, zodat een horizontale 35 vlakaanrakende aan de top van de eerste keerrol zich vertikaal 8201737 - Ui - "boven een horizontaal vlak "bevindt dat gaat door de as van de bovenste persrol. ^. Opstelling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tenminste êên van de eerste keerrol en de 5 tweede keerrol van een bedekking is voorzien.
5. Opstelling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de strook wordt geperst tussen de transportband en de bovenste persrol over een sector van de bovenste persrol van tenminste k5° voorafgaande aan het gaan door de kneep. 10 6. Opstelling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aanvullende transportmiddelen verder bestaan uit een derde keerrol die is aangebracht tussen de tweede keerrol en de onderste persrol, waarbij de derde keerrol naar keuze draaibaar is rond de middelpunt van de as van rotatie van 15 de derde keerrol voor het geleiden van de transportband.
7. Persrolopstelling voor een non-woven vezel-strook, bestaande uit: persrolmiddelen voor hoge uitpersing voor het leveren van een kneep voor het uitpersen van vloeistof uit een 20 strook, omvattende een bovenste persrol en een onderste pers rol, eerste primaire transportmiddelen voor het overbrengen van de strook naar de persrolmiddelen, tweede primaire transportmiddelen voor het 25 overbrengen van de strook weg van de persrolmiddelen, en aanvullende transportmiddelen voor het overbrengen van de strook door de kneep van de persrolmiddelen, met het kenmerk, dat de aanvullende transportmiddelen bestaan uit: 30 een poreuze transportband, een eerste keerrol die is aangebracht op een eerste zijde van de persrolmiddelen, een tweede keerrol die is aangebracht op de tweede zijde van de persrolmiddelen, waarbij de transportband 35 is opgesteld om achtereenvolgens te gaan over de eerste keerrol, 8201737 -indoor de kneep, over de tweede keerrol en onder de onderste pers-rol, en middelen voor het continu geleiden van de transportband door het selectief trekken van eerste en tweede 5 randen van de transporthandweg van elkaar.
8. Opstelling volgens conclusie 7» met het kenmerk, dat de middelen voor het continu geleiden van de transportband een eerste ketting omvatten die is aangebracht langs de eerste rand van de transportband, en een tweede ketting 10 die is aangebracht voor de tweede rand van de transportband.
9. Persrolopstelling volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de eerste en tweede kettingen zijn verbonden met de eerste en tweede randen van de transportband door lijnen.
10. Persrolopstelling volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de eerste en tweede kettingen zijn verbonden met de eerste en tweede randen van de transportband door strikken.
11. Persrolopstelling volgens conclusie 8, 20 met het kenmerk, dat de eerste en tweede kettingen zijn verbonden met de eerste en tweede randen van de transportband door veren.
12. Persrolopstelling volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de bovenste persrol is voorzien van een tandwiel aan een einde van de bovenste persrol voor het gelei- 25 den van de eerste en tweede kettingen, en dat de onderste pers rol is voorzien van een poelie op een einde van de persrol voor het geleiden van de eerste en tweede kettingen.
13. Persrolopstelling volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat verder een paar van geleidingskettingwielen 30 stevig is bevestigd op een gemeenschappelijke as, waarbij de geleidingstandwielen de eerste en tweede kettingen houden in bij voorkeur gesynchroniseerde verhouding tot elkaar. 1 ij-. Persrolsamenstelling volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat primaire aandrijfmiddelen zijn aangebracht 35 voor het roteren van een van de bovenste en onderste persrollen, 8201737 ·» ·· - h3 - welke bovenste en onderste rollen een primaire aandrijving leveren voor de transportband.
15· Persrolopstelling volgens conclusie 1U, met het kenmerk, dat een koppelaandrijfhulpmiddel aanwezig is 5 voor het gedeeltelijk aandrijven van de kettingen voor het over winnen van wrijvingsweerstand van de kettingwielen en poelies.
16. Persrolopstelling volgens conclusie 15» met het kenmerk, dat de koppelaandrijfhulp naar keuze de eerste en tweede kettingwielen aandrijft, welke eerste kettingwiel de 10 eerste ketting draagt en het tweede kettingwiel de tweede ket ting.
17. Persrolopstelling volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat middelen zijn aangebracht voor het selectief spannen van de transportband. 15 1Ö. Persrolopstelling volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat een van de keerrollen is aangebracht op een hefboomarm voor het leveren van de te kiezen spanning van de transportband.
19· Persrolopstelling volgens conclusie 8, 20 met het kenmerk, dat eerste en tweede paren kettingwielen zijn aangebraeht voor het selectief spannen van de geleidingskettingen, welke eerste en tweede paren kettingwielen zijn aangebracht op een naar keuze beweegbare montage-inrichting. 20. 'Werkwijze voor het uitpersen van vloei-25 stof uit een non-woven vezelstrook, omvattende de stappen van: het overbrengen van een natte vezelstrook naar een bovenste persrol, het persen van de strook tussen een poreuze transportband en een bovenste persrol voor het uitwerpen van 30 een fractie van de vloeistof die door de strook wordt gedragen, het overbrengen van de strook naar een kneep die wordt bepaald door het bovenste persrol en een onderste persrol voor het uitwerpen van aanvullende vloeistof uit de strook, en 35 het overbrengen van de strook weg van de kneep 8201737 - hk - van de transportband.
21. Werkwijze volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat hij verder de stappen bevat van: het laten gaan van de transportband achtereen-5 volgens over een eerste keerrol, door de kneep, over een tweede keerrol, onder de onderste persrol, het handhaven van uitlijning van de transportband op de eerste en tweede keerrollen, en het selectief spannen van de transportband.
22. Werkwijze voor het uitwerpen van vloei stof uit een non-woven vezelstrook, omvattende de stappen van de: het overbrengen van een natte vezelstrook naar een bovenste persrol, het persen van de strook tussen een poreuze 15 transportband en de bovenste persrol voor het uitwerpen van een fractie van de vloeistof die door de strook wordt gedragen, het overbrengen van de strook door een kneep die wordt bepaald door de bovenste persrol en onderste persrol voor het uitwerpen van aanvullende vloeistof uit de strook, 20 het overbrengen van de strook weg uit de kneep op de transportband, en het continu geleiden van de transportband door selectief trekken van eerste en tweede banden van de transportband weg van elkaar.
23. Werkwijze volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat hij verder bestaat uit de stappen van: het laten gaan van de transportband achtereenvolgens over een eerste keerrol, door de kneep, over een tweede keerrol en onder de onderste persrol, 30 het handhaven van de uitlijning van de transportband op de eerste en tweede keerrollen, en het selectief spannen van de transportband. 2k. Werkwijze volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de uitlijning van de transportband wordt 35 gehandhaafd door eerste en tweede geleidingskettingen die zijn 8201737 - U5 - aangetracht langs de eerste en tweede randen van de hand, waarbij de eerste en tweede kettingen flexibel zijn verbonden met de eerste en tweede randen en dat de kettingen worden weerhouden van zijdelingse beweging loodrecht op de machinerich-5 tingsbaan van voortbeweging van de transportband en de gelei- dingskettingen door een aantal van poelies en kettingwielen.
25. Werkwijze volgens conclusie 2k, met het kenmerk, dat de eerste en tweede kettingen selectief worden gespannen onafhankelijk van elkaar.
26. Werkwijze volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de eerste en tweede kettingen selectief worden aangedreven in gelijke richting.
27. Werkwijze volgens conclusie 2h9 met het kenmerk, dat hij verder de stap omvat van het selectief 15 spannen van de eerste en tweede kettingen onafhankelijk van de transportbandstof.
28. Werkwijze volgens conclusie 27» met het kenmerk, dat de eerste en tweede kettingen selectief worden gespannen onafhankelijk van elkaar.
29. Werkwijze volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat de eerste en tweede kettingen selectief worden gespannen in één keer.
30. Werkwijze en inrichting zoals beschreven aan de hand van de tekening. 8201737
NL8201737A 1981-05-01 1982-04-27 Vloeistofonttrekking uit non-woven stroken met persrol voor hoge uitpersing. NL8201737A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US25956781 1981-05-01
US06/259,567 US4425842A (en) 1981-05-01 1981-05-01 High expression squeeze roll liquor extraction of nonwoven batts

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8201737A true NL8201737A (nl) 1982-12-01

Family

ID=22985460

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8201737A NL8201737A (nl) 1981-05-01 1982-04-27 Vloeistofonttrekking uit non-woven stroken met persrol voor hoge uitpersing.

Country Status (9)

Country Link
US (1) US4425842A (nl)
JP (1) JPS5831160A (nl)
CA (1) CA1183398A (nl)
CH (1) CH665929GA3 (nl)
DE (1) DE3216195A1 (nl)
FR (1) FR2504949B1 (nl)
GB (1) GB2099029B (nl)
IT (1) IT1153497B (nl)
NL (1) NL8201737A (nl)

Families Citing this family (14)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4944070A (en) * 1989-03-23 1990-07-31 Greenville Machinery Coropration Continuous cotton wet finishing
US5119646A (en) * 1991-03-04 1992-06-09 Jacumin Jimmy R Bleaching kier for continuous bleaching of elongated cloth
US6110281A (en) * 1992-10-15 2000-08-29 Dial-In Equipment Company Preconditioning means for non-woven rolls
US5917118A (en) * 1997-12-19 1999-06-29 Shelby Yarn Company Apparatus and process for continuous dyeing of fiber
SE515491C2 (sv) * 1999-12-27 2001-08-13 Electrolux Ab Förfarande och anordning för rengörning av porösa material medelst koldioxid
DE10065334A1 (de) * 2000-12-27 2002-07-04 Bsh Bosch Siemens Hausgeraete Waschmaschine mit Trockner
DE10065335A1 (de) * 2000-12-27 2002-07-04 Bsh Bosch Siemens Hausgeraete Waschmaschine mit Fördervorrichtung
EP1521719A4 (en) * 2001-12-03 2008-01-23 Clean Energy Systems Inc CARBON AND SYNGAS FUEL ENERGY GENERATION SYSTEMS WITHOUT ATMOSPHERIC EMISSIONS
US7964105B2 (en) * 2008-08-07 2011-06-21 William Harris Moss Method for improving belt press dewatering
US8500567B2 (en) * 2009-05-08 2013-08-06 Qubicaamf Worldwide Llc Elevator mechanism and related components
US9334597B1 (en) * 2013-11-06 2016-05-10 Tintoria Piana U.S., Inc. Method of chemical treatment for fibers
DE102013018093B3 (de) * 2013-12-03 2014-12-24 Johannes Bohnert Pressvorrichtung
CN103993429B (zh) * 2014-05-21 2015-12-23 好梦来家纺有限公司 一种家纺机的大压辊机构
CN110714288B (zh) * 2019-10-05 2022-08-26 南通保利金纺织科技有限公司 一种纺织面料清洗后的挤水烘干收卷装置

Family Cites Families (48)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE7407373U (de) * 1975-02-20 Muehlen R Vorrichtung zum Benetzen und Verdichten von losen Fasern
US445003A (en) 1891-01-20 Heinrich hoeborn
US620786A (en) 1899-03-07 Machine for filtering liquids
US77861A (en) 1868-05-12 -peters
US598456A (en) 1898-02-01 Cider-press
US619614A (en) 1899-02-14 Method of and machine for expressing moisture from leather
US761878A (en) 1903-05-11 1904-06-07 Mortimer E Cooley Vacuum-wringer.
FR28726E (nl) 1924-09-05 1925-03-21
DE480846C (de) 1925-02-17 1929-08-09 C A Gruschwitz Act Ges Entlaugungsvorrichtung fuer Gewebe-Mercerisiermaschinen
US1583722A (en) 1925-12-17 1926-05-04 Turner Tanning Machinery Co Machine for treating hides, skins, and leather
US1843208A (en) 1929-09-03 1932-02-02 Fmc Corp Belt conveyer
US1955813A (en) 1931-02-02 1934-04-24 Ferdinand Schuchhardt Berliner Device for driving bands
US1925917A (en) 1932-06-07 1933-09-05 Otto T Chalon Paper press belt
US2048754A (en) 1932-08-31 1936-07-28 Charles P Putnam Web processing machine
US2060897A (en) 1933-02-07 1936-11-17 Du Pont Apparatus for impregnating nonwoven fabrics
US2209759A (en) 1937-06-28 1940-07-30 Beloit Iron Works Absorbent press roll assembly
US2365658A (en) 1939-06-20 1944-12-19 American Voith Contact Co Inc Apparatus for the removal of water, liquors, or other liquids from soaked masses of fibrous materials
GB629310A (en) 1947-02-12 1949-09-16 Sellers & Company Huddersfield Improvements in or relating to machines for treating fabrics with liquids, applicable also to analogous machines
US2622722A (en) 1948-10-28 1952-12-23 Lucas Samuel Walter Device for handling grain
US2711130A (en) 1949-07-07 1955-06-21 Herbert W Guettler Apron type press
US2750679A (en) 1952-10-23 1956-06-19 Samcoe Holding Corp Handling apparatus for textile fabric
US2858689A (en) 1954-03-17 1958-11-04 L S Adams Engineering Company Means for dyeing fabrics
GB868288A (en) 1957-12-19 1961-05-17 Lippke Paul Improvements in or relating to the removal of water from fibrous material and wet presses therefor
US3035512A (en) 1958-05-19 1962-05-22 Clupak Inc Flexible nip loading arrangement
FR1201245A (fr) * 1958-05-30 1959-12-29 Dispositif pour l'enlèvement, par écrasement, de l'humidité en particulier des bandes de cellulose
DE1155972B (de) 1958-11-07 1963-10-17 Kuesters Eduard Nasspresse fuer Papier-, Pappen- u. dgl. Maschinen mit endlosem Mitlaeufer
US2963161A (en) 1959-01-28 1960-12-06 Arthur A Holland Filtering apparatus
US3090488A (en) 1960-03-15 1963-05-21 Komline Sanderson Eng Corp Filter belt regulating means and process
US3257268A (en) 1962-02-13 1966-06-21 Mead Corp Paper pressing process and apparatus utilizing water receiving belt
US3270532A (en) 1962-09-28 1966-09-06 Unisearch Ltd Device for treating a mass of loose fibers
US3198695A (en) 1963-02-14 1965-08-03 Beloit Corp Grooved press roll assemblies with a yankee drier
US3261184A (en) 1964-03-04 1966-07-19 Samcoe Holding Corp Synchronized multi-roll wet process apparatus for tubular knitted fabrics
FR1399782A (fr) * 1964-04-15 1965-05-21 Huyck Corp Feutre humide pour fabricats de papier, procédé et appareil utilisant ce feutre pour l'assèchement d'une nappe humide
US3315370A (en) 1964-05-06 1967-04-25 Hikosaka Hiroshi Continuous dehydrating apparatus
US3331734A (en) 1965-09-01 1967-07-18 Black Clawson Inc Paper machine press and felt assembly
DE1760583A1 (de) * 1968-06-07 1971-12-23 Vepa Ag Vorrichtung zum kontinuierlichen Behandeln,insbesondere Faerben,von losem Fasermaterial
DE1760902C2 (de) 1968-07-17 1979-11-15 Babcock-Bsh Ag, Vormals Buettner-Schilde-Haas Ag, 4150 Krefeld Vorrichtung zum fortlaufenden Ablegen eines Natur- oder Kunstfaserkabels auf das Förderband eines Trockners
DE1785420A1 (de) * 1968-09-20 1972-06-15 Erich Sulzmann Walzenentwaesserungspresse fuer Waesche
DE2010823A1 (de) 1969-04-17 1970-11-05 Stätni vyzkumny üstav kozedelny, Gottwaldov (Tschechoslowakei) Vorrichtung für eine kontinuierliche Entwässerung von Plachmaterialien, insbesondere Ledern
US3726749A (en) 1971-06-17 1973-04-10 Koehring Co Heat sealing apparatus and method
US3958432A (en) 1974-02-25 1976-05-25 Aronoff Edward Israel Apparatus for treating tubular fabrics
US4102643A (en) * 1974-12-02 1978-07-25 Dieter Riedel Decatizing of fabrics
US3947113A (en) 1975-01-20 1976-03-30 Itek Corporation Electrophotographic toner transfer apparatus
US4118958A (en) 1975-04-17 1978-10-10 Universal Towel Company Washing machines and rinsing machines
CH598408A5 (nl) 1975-08-28 1978-04-28 Escher Wyss Gmbh
DE2538703A1 (de) * 1975-08-30 1977-03-03 Dokoupil Jiri Vorrichtung zur entwaesserung von leder
FI772143A (fi) 1977-07-08 1979-01-09 Tampella Oy Ab Laongzonspress foer pappersmaskin
DE2739850A1 (de) * 1977-09-03 1979-03-15 Bayer Ag Verfahren zum mechanischen fluessigkeitsentzug auf flaechengebilden

Also Published As

Publication number Publication date
IT1153497B (it) 1987-01-14
IT8221029A0 (it) 1982-04-30
DE3216195A1 (de) 1982-11-18
CH665929GA3 (nl) 1988-06-30
CA1183398A (en) 1985-03-05
FR2504949B1 (fr) 1986-03-07
JPH0147591B2 (nl) 1989-10-16
GB2099029B (en) 1985-03-27
FR2504949A1 (fr) 1982-11-05
JPS5831160A (ja) 1983-02-23
IT8221029A1 (it) 1983-10-30
GB2099029A (en) 1982-12-01
US4425842A (en) 1984-01-17

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8201737A (nl) Vloeistofonttrekking uit non-woven stroken met persrol voor hoge uitpersing.
EP0659220B1 (de) Vorrichtung zur herstellung eines vlieses aus fasermaterial
DE3410470C2 (nl)
US4434633A (en) High expression squeeze roll liquor extraction of nonwoven batts
DE1499070B2 (de) Vorrichtung zum Aufwickeln von band formigem Material zu Rollen
SE434656B (sv) Pressparti for avlegsnande av vatten ur fiberbana
US2659225A (en) Apparatus for advancing and processing strands
US3965011A (en) Endless filter belt
FI85044C (fi) Foerfarande och anordning i presspartiet i en pappersmaskin.
US20070128414A1 (en) Dewatering and thickening belt and manufacturing method thereof
JPH02191783A (ja) パルプ及び紙原料の濃縮方法及び装置
US4276911A (en) Take-off apparatus for the fabric web of a textile machine, especially a loom
US4928953A (en) Rotary sheet feeder
AT506056A2 (de) Verfahren in verbindung mit einem längsschneider-aufwickler
JP3765908B2 (ja) 故紙等の紙資料の濃縮用無端状織物
US3288298A (en) Articulated aligning means for filter media webs
US4161054A (en) Method for continuously fulling and working textile material in rope form
JP4444163B2 (ja) スラリー脱水装置及びスラリー脱水方法
JP2661347B2 (ja) セグメントプレス型電気浸透式脱水機
US1122227A (en) Washing and scouring machine.
JPS5988964A (ja) 帯状体処理装置
JPH0732846B2 (ja) 濾布ベルト式脱水機
JPS625832Y2 (nl)
FI77991C (fi) Vira vid en filtreringspress.
JPH09502488A (ja) 滞留ユニット

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BN A decision not to publish the application has become irrevocable