NL8105514A - Draagconstructie voor monteer en demonteerbare overkappingen of hallen. - Google Patents

Draagconstructie voor monteer en demonteerbare overkappingen of hallen. Download PDF

Info

Publication number
NL8105514A
NL8105514A NL8105514A NL8105514A NL8105514A NL 8105514 A NL8105514 A NL 8105514A NL 8105514 A NL8105514 A NL 8105514A NL 8105514 A NL8105514 A NL 8105514A NL 8105514 A NL8105514 A NL 8105514A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
structure according
supporting structure
roof
profiles
profile
Prior art date
Application number
NL8105514A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Layher Eberhard
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Layher Eberhard filed Critical Layher Eberhard
Publication of NL8105514A publication Critical patent/NL8105514A/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04CSTRUCTURAL ELEMENTS; BUILDING MATERIALS
    • E04C3/00Structural elongated elements designed for load-supporting
    • E04C3/38Arched girders or portal frames
    • E04C3/40Arched girders or portal frames of metal
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B1/00Constructions in general; Structures which are not restricted either to walls, e.g. partitions, or floors or ceilings or roofs
    • E04B1/342Structures covering a large free area, whether open-sided or not, e.g. hangars, halls
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B1/00Constructions in general; Structures which are not restricted either to walls, e.g. partitions, or floors or ceilings or roofs
    • E04B1/343Structures characterised by movable, separable, or collapsible parts, e.g. for transport
    • E04B1/34315Structures characterised by movable, separable, or collapsible parts, e.g. for transport characterised by separable parts
    • E04B1/34326Structures characterised by movable, separable, or collapsible parts, e.g. for transport characterised by separable parts mainly constituted by longitudinal elements
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B1/00Constructions in general; Structures which are not restricted either to walls, e.g. partitions, or floors or ceilings or roofs
    • E04B1/343Structures characterised by movable, separable, or collapsible parts, e.g. for transport
    • E04B1/344Structures characterised by movable, separable, or collapsible parts, e.g. for transport with hinged parts
    • E04B1/3441Structures characterised by movable, separable, or collapsible parts, e.g. for transport with hinged parts with articulated bar-shaped elements

Description

·♦ -1-
Draagconstructie voor monteer- en demonteerbare overkappingen of hallen
De uitvinding heeft betrekking op een draagconstructie voor overkappingen of hallen, die zonodig op een willekeurige plaats gemonteerd en weer gedemonteerd kunnen worden.
5 Bij de tot dusver bekende constructies voor overkappingen of hallen zijn de draagconstructies zodanig gemonteerd, dat de als stutten en dakdragers gebruikte profiel-dragers onderling respectievelijk met de overige constructie-delen door vastschroevingen verbonden zijn, waarbij de 10 schroeven door in de profieldragers aangébrachte boringen heen grijpen. Dit vereist enerzijds een aanzienlijke tenkoste-legging, om de voor de vastschroeving vereiste boringen in de metalen profielen aan te brengen en dwingt er bovendien toe, of bij hergebruik van de elementen dezelfde afmetingen hieraan 15 ten grondslag te leggen, of bij vernieuwing anders geordende boringen aan te brengen.
De uitvinding beoogt een draagconstructie te verschaffen, waarbij geen noodzaak bestaat, voor de bevestiging van de afzonderlijke constructie-elementen aan de stutten of 20 dakdragers voor de vastschroeving van de afzonderlijke constructie-delen telkens speciale boringen aan te brengen.
Dit oogmerk is gerealiseerd door een draagconstructie, waarbij als stutten en dakdragers I-vormig geprofileerde dragers gebruikt zijn, die tenminste langs ëén flenszijde een 25 in het langsmiddenvlak van de drager verlopende T-vormig geprofileerde groef hébben, waarin de afzonderlijke constructie-delen door schroeven met achter de zijlijsten van de T-vormig geprofileerde groef grijpende hamerkop vastgezet zijn.
Op deze wijze wordt bereikt, dat het voor de 30 samenstelling van een dergelijke draagconstructie voldoende is, de als stutten respectievelijk dakdragers te gebruiken metalen 8105514 -2- profielen op de vereiste lengte af te snijden en deze dan met de corresponderend gevormde constructiedelen onder het vermijden van een verdere bewerking van de profielen door zuivere klemverbindingen te verbinden.
5 Bij de verdere vorming van de uitvinding zijn de I-vormig geprofileerde dragers op voordelige wijze zodanig uitgevoerd, dat deze twee op onderlinge afstand evenwijdig verlopende door twee dwarswanden verbonden lijfplaten hébben, die op deze wijze een dubbele lijfplaat vormen, en dat aan 10 de flenszijde langs de aan de T-vormig geprofileerde groef tegenovergestelde zijde een over de volle breedte van de binnenruimte van de dubbele lijfplaat rèikende uitsparing optreedt. Deze uitsparing kan er dan toe dienen, dikke houten planken op te nemen, waaraan bijvoorbeeld van buiten af een 15 wandbekleding voor de hal door middel van nagels aangebracht kan worden. Profielen van dit type kunnen op voordelige wijze volgens de extrusiemethode uit een lichtmetaal respectievelijk een lichtmetaal-legering vervaardigd zijn.
Verder is het een voordeel, bij de met dubbele 20 lijfplaten op de vermelde wijze uitgevoerde I-vormige drager-profielen binnen de door de evenwijdige lij £ platen zomede de dwarswanden, die deze verbinden, begrensde kastvormige binnenruimte aan de binnenwand van elke lijfplaat telkens een in de binnenruimte wijzende lijst aan te brengen, 25 waarbij deze lijsten, met betrekking tot het evenwijdig aan de lijfplaten verlopende langsmiddenvlak van het profiel symmetrisch ten opzichte van elkaar zo aangebracht zijn, dat deze een met de genormaliseerde maten van een onder de optredende vormen aansluitend tussen de beide lijfplaten 30 passende rechthoekige buis corresponderende doorsnede begrenzen. De mogelijkheid bestaat dan, bepaalde constructiedelen in de vorm van rechthoekige buizen uit te voeren en deze onder de optredende vormen aansluitend in de zo verkregen op maat afgebakende binnenruimte van de drager 35 in te voeren.
8105514 -3-
De afzonderlijke constructiedelen, die op de U-vormig geprofileerde drager aangesloten moeten worden, zijn op hun beurt van een of meer langs een rechte aangebrachte sponningen voorzien, waardoorheen telkens de kop 5 van de te gebruiken hamerkopschroeven gestoken en in de T-vormig geprofileerde groef ingebracht kan worden, waarop de hamerkop door een draaiing over 90° in ingrijping met de randlijsten, die de T-vormig geprofileerde groef begrenzen, gebracht kan worden. Om het te ver draaien van de 10 hamerkop te vermijden, is deze op voordelige wijze zo uitgevoerd, dat zijnvlakke aanlegvlakken onder de optredende vormen aansluitend in de T-vormig geprofileerde groef passen, terwijl de draaiing mogelijk gemaakt wordt doordat twee diagonaal tegenover elkaar liggende kanten van de 15 hamerkop op corresponderende wijze afgerond zijn.
Verdere details van de constructie en in het bijzonder de vormgeving voor de verschillende toe te passen constructiedelen zullen in het volgende aan de hand van verschillende uitvoeringsvoorbeelden in de tekeningen 20 toegelicht worden. In de tekeningen toont: fig. 1 het toegepaste speciale profiel; fig. 2 een klemplaat net hamerkopschroef; fig. 3 de hamerkopschroef in bovenaanzicht; fig. 4 de draagconstructie van de gevelzijde 25 voorzien; fig. 5 een deel van de draagconstructie van de druipzijde gezien; fig. 6, 7 en 8 de voetplaat in drie verschillende aanzichten; 30 fig. 9 een diagonaal verstijvingselement; fig. 10 een aansluitdeel voor de diagonale verstijving; fig. 11, 12 en 13 een verbindingselement voor de aansluiting van een dakdrager aan een stut; 35 fig. 14 een andere uitvoeringsvorm met ver bindingselement voor de dakdrager; 8105514 \ -4- fig. 15, 16 en 17 een verbindingselement voor de aan de nokzijde optredende verbinding van twee dakdragers voor een zadeldak, in drie aanzichten; fig. 18 een andere uitvoeringsvorm voor de aan 5 de nokzijde optredende verbinding van dakdragers; fig. 19 een steekverbinding voor de aansluiting van een dakdrager aan een stut; fig. 20 een steekverbinding voor de aan de nokzijde optredende verbinding van twee dakdragers; 10 fig. 21, 22 en 23 een verstelbare steekbalkaan- sluiting; fig. 24 een verbindingselement voor de aansluiting van het boveneinde van een dakdrager aan een stut bij afdaken.
15 In fig. 1 is met 10 het voor de stutten en de dak dragers toe te passen metalen profiel aangegeven en van de kopzijde af gezien en gedeeltelijk in doorsnede weergegeven.
Het bestaat uit twee op onderlinge afstand evenwijdig verlopende lijfplaten 11, 11', die aan êén einde (in de tekening 20 boven) door een dwarswand 12 en aan het andere einde door een dwarswand 13 verbonden zijn. De dwarswand 12 is daarbij over een zékere afstand zo ten opzichte van het tegenovergestelde einde van de lijf platen 11, 11' verschoven, dat een over de volle breedte van de door de beide lijfplaten 11, 11' begrensde 25 ruimte reikende uitsparing 17 ontstaat, waarin een dikke houten plank 17' ingezet kan worden. De zijwanden van deze uitsparing 17 zijn voor de vastzetting van de dikke houten plank 17' op voordelige wijze zaagtandvormig geribbeld. De tegenovergestelde dwarsrand 13 is zo gevormd, dat een groef 14 ont-3Q staat. Langs de beide buitenkanten van deze groef 14 is telkens een loodrecht op de lijfplaten 11, 11' verlopende lijst 15 zodanig aangébracht, dat de groef 14 een T-vormig profiel verkrijgt. Langs de kanten van de lijfplaten 11, 11' zijn aan weerszijden flenzen 16, 16' aangebracht, zodat een I-profiel 35 met dubbele lijfplaat ontstaat.
In de door de beide lijfplaten 11, 11' en de dwars- 8105514 -5- randen 12 en 13 begrensde binnenruimte van het profiel treden twee symmetrisch ten opzichte van de langshartlijn A-A van het profiel aangebrachte in langsrichting verlopende binnenlijsten 18 op. Het door deze binnenlijsten 18 begrensde deel 5 19 van de binnenruimte is daarbij zo bemeten, dat zijn door snede met de doorsnede van een genormaliseerde rechthoekige buis 19' correspondeert, die onder de optredende vormen aansluitend tussen de beide op de afstand B verlopende lijf-platen 11, 11' past.
10 Qm nu een willekeurig constructie-element 20 aan het profiel 10 vast te zetten, is het voldoende in het aan te brengen constructie-element 20 een sponning 20' aan te brengen, waarvan de langsas zo uitgericht is, dat deze bij de montage evenwijdig aan de langsas van de T-vormig 15 geprofileerde groef 14 van het profiel 10 verloopt. Wordt nu het constructie-element 20 zodanig aangebracht, dat de sponning 20' boven de groef 14 komt te liggen, dan kan de kop 32 van een hamerkopschroef 31 door de sponning heen in de groef 14 ingevoerd worden; de schroef 31 wordt dan over 90° 20 om zijn as gedraaid, zodat de hamerkop 32 onder de lijsten 15 van de groef 14 grijpt en het constructie-element 20 door aarihalen van de moer 34 vastgeklemd kan worden.
On ook niet van sponningen voorziene constructie-elementen, bijvoorbeeld een het profiel 10 kruisend T-profiel 25 aan het profiel 10 te kunnen vastzetten, treedt een rechthoekige klemplaat 35 op, zoals in fig. 2 in zijaanzicht weergegeven is. Deze klemplaat 35 heeft een rondgat, waar een hamerkopschroef 31 doorheen grijpt. Langs één kant is de klemplaat 35 van een oplegkraalrand 36 voorzien, waarmee deze bij de montage tegen 30 het profiel 10 aanligt, terwijl het tegenovergestelde deel tot een tong 37 toeloopt, die bijvoorbeeld over een flens 35 van een vast te zetten T-profiel grijpt. De hamerkop 32 wordt in de groef 14 ingevoerd en door draaien van de schroef 31 met de lijsten 15 in ingrijping gebracht. Door aanhalen van 35 de moer 34 wordt de tong 37 tegen het vast te zetten constructie-element, bij het gekozen voorbeeld de flens 30 van een 8105514 -6- T-prófiel, gedrukt en dit door klemmen aan het profiel 10 vastgezet.
Qm enerzijds de draaiing van de hamerkop 32 mogelijk te maken en anderzijds de draaiingshoek te begrenzen, 5 is de kop 32 van de hamerkopschroef 31 aan twee onderling diametraal tegenovergestelde kanten 33 afgerond (fig. 3), terwijl de beide andere kanten in de met een verdraaiing van 90° corresponderende eindstand tegen de wanden van de groef 14 aanliggen en het verder draaien verhinderen.
10 In fig. 4 en 5 is nu de draagconstructie in zijn geheel weergegeven en wel eenmaal (fig. 4) van de gevelzijde gezien, waarbij op grond van de ruimtebesparing het rechter deel van de constructie gedeeltelijk weggelaten is, en eenmaal (fig. 5) gedeeltelijk weggebroken in zijaanzicht.
15 Hierin zijn met 1 de telkens uit een profiel 10 bestaande stutten aangegeven, die door middel van voetplaten 2 op de vloer staan en vastgezet kunnen worden. Deze zijn zo aangebracht, dat de groeven 14 naar binnen de hal of de overkapping wijzen, terwijl de dikke houten planken 17' zich aan de buitenzijde 20 bevinden, waar zij bijvoorbeeld voor het bevestigen van een bekleding van dwarshouten of dekzeilen door middel van nagels dienen kunnen.
Voor de verstijving in langsrichting van de hal of overkapping zijn de stutten 1 door over elkaar heen kruisende, 25 op de wijze van een schaar met elkaar verbonden diagonale schoren 4 verbonden (fig. 5).
De dakspanten zijn samengesteld uit dakdragers 6, die ook telkens uit een profiel 10 bestaan. De aansluiting aan de stutten 1 gebeurt daarbij door middel van speciale aansluit-30 elementen 5, en aan de nokzijde verenigen van de beide schuine dakdragers 6 door middel van de nokelementen 7. Voor het aanbrengen van de steekbalken 64 treden verstelbare steunen 60 op, die op een willekeurige plaats aan de dakdragers 6 aangebracht kunnen worden.
35 In fig. 6 t/m 8 is een voetplaat 2 in drie ver schillende aanzichten weergegeven, en wel in fig. 6 van de 8105514 -7- binnenzijde van de overkapping en in fig. 7 in de langsrichting van de overkapping gezien; fig. 8 toont het bovenaanzicht.
Deze voetplaat 2 bestaat uit een grondplaat 21, die horizontaal aangebracht is, op de vloer rust en van gaten 22 voorzien 5 is, die er toe dienen, de voetplaat 2 op ontgonnen grond met grondnagels of op een betonvloer door vastschroeving vast te zetten. Op deze grondplaat 21 is loodrecht naar boven de aansluitplaat 23 aangelast, waarin zich de sponningen 24 voor de hamerkopschroeven bevinden, waarmee de met stippellijnen 10 aangegeven stut 1 op de in het voorgaande beschreven wijze aan de voetplaat 2 door aariklemmen bevestigd wordt. Bovendien is aan de aansluitplaat 23 nog een bout 25 aangebracht, die loodrecht daarop in horizontale richting in de overdekte ruimte steekt en aan het einde van een tuimelpen 26 voorzien is. Deze 15 bout 25 dient voor de vastzetting van de diagonale schoren 41 (fig. 9), waarbij deze door een zich aan het ondereinde daarvan bevindende boring 43 heen grijpt, terwijl de tuimelpen 26 het uit deze boringen glijden van de bout 25 verhindert.
De hoogte van de bout 25 is zo gekozen, dat telkens twee 20 diagonale schoren 41 tegelijk met behulp daarvan vastgezet kunnen worden.
De diagonale schoren 41 zijn op voordelige wijze in de in fig. 9 voorgestelde vorm door een scharnier 44 op de wijze van een schaar met elkaar verbonden en vormen zo het 25 verstijvingselement 4, zoals telkens tussen twee opeenvolgende stutten 1 aangebracht is (fig. 5). De schamierverbinding 44 heeft het voordeel, dat voor elk veld tussen twee stutten een enkel, direct inzetbaar verstijvingselement beschikbaar is, dat zich dankzij de met elkaar verbonden, over elkaar heen 30 kruisende diagonale schoren 41 daarbij zichzelf verstijft, maar dat anderzijds voor de berging tot een zo klein mogelijke benodigde ruimte bijeen te brengen is. De diagonale schoren 41, die op voordelige wijze uit steigerbuizen kunnen bestaan, zijn aan him einden telkens van platte tongen 42 voorzien, 35 die een boring 43 hebben, door middel waarvan deze aan de 8105514 -8- stutten vastgezet kunnen worden. Dit gebeurt aan het ondereinde, bijvoorbeeld op de in het voorgaande vermelde wijze door opsteken op de bout 25 van de voetplaat 2, waarbij de beide tongen 42 van de diagonale schoren 41 van twee op elkaar aansluitende 5 velden over elkaar op dezelfde bout 25 plaats vinden. Bij toepassing van steigerbuizen voor de diagonale schoren 41 is het voldoende om voor de vervaardiging van de tongen 42 de buiseinden plat te drukken.
Voor de vastzetting van het boveneinde van de 10 diagonale schoor 41 kan een speciale aansluitplaat 3 gebruikt worden, zoals in fig. 10 weergegeven is. Deze plaat 3 correspondeert in al zijn details met de verticale aansluitplaat 23, die aan de grondplaat 21 van de voetplaat 2 aangelast is, zodat hier een in detail gaande beschrijving overbodig is.
15 De verwijzingscijfers corresponderen met de verwijzingscijfers in fig. 6 t/m 8.
In fig. 11 t/m 13 is een verbindingselement 5 voor de aansluiting van een dakdrager 6 aan een stut 1 weergegeven, en wel in fig. 11 van de binnenzijde van de overkapping 20 respectievelijk van de hal gezien, in fig. 12 in zijaanzicht en in fig. 13 in bovenaanzicht. Het verbindingselement 5 bestaat uit twee schuin gesneden onder de met de dakschuinte corresponderende hoek α bijvoorbeeld door lassen met elkaar verbonden U-profielen 51 en 52. De dagmaat tussen de flenzen 25 van de U-profielen 51, 52 correspondeert met de buitenmaat van het metalen profiel 10 tussen de buitenkanten van de beide flenzen 16' (fig. 1), zodat het metalen profiel 10 met zijn de groef 14 vertonende zijde onder de opsluitende vormen aansluitend in het U-profiel 51 resp. 52 ingezet kan worden.
30 In de lijfplaat van de profielen 51 en 52 treden telkens tenminste twee sponningen op, die de invoer van hamerkopschroeven 31 in de groef 14 en zodoende de vastzetting van het als stut 1 respectievelijk als dakdrager 6 dienende metalen profiel 10 in de U-profielen 51 en 52 veroorloven. Voor de versterking 35 van het verbindingselement 5 treedt in de hoek een de beide U-prófielen 51 verbindende schoor 53 op, die in fig. 11 gedeelte- 8 1 0 5 5 1 4 -9- lijk onderbroken is, om de sponningen 55 zichtbaar te maken.
Langs de door de stootplaats van de U-profielen 51, 52 gevormde hoek zijn nog aan weerszijden van het verbindingselement 5 buissteunen 54 aangelast, die voor het inzetten van de bijvoor-5 beeld uit ronde buizen bestaande, aan hun einden van loodrecht aangezette verbindingssteunen 66 voorziene steekbalken 64 dienen (zie fig. 21).
Het verticaal verlopende U-profiel 51 van het verbindingselement 5 kan op voordelige wijze naar onder iets 10 verlengd zijn, zodat het onder de aanzetting van de schoor 53 heen uitstekende einde 51' van een bout 25 met tuimelpen 26 voorzien kan worden. In dit geval kunnen de boveneinden van de diagonale schoren direct aan het verbindingselement 5 aangesloten worden en vervalt het gebruik van de aansluitplaat 3.
15 Het in het voorgaande beschreven verbindingselement 5 veronderstelt een vaste voorbestemde dakhoek. Moet de mogelijkheid verschaft worden, de dakhoek willekeurig te kiezen, dan kan men door de invoer van een scharnier een veranderlijke hoek laten optreden, zoals in fig. 14 weergegeven is. Hierbij 20 is de constructie van het verbindingselement 5' in beginsel dezelfde als voor het verbindingselement 5 in fig. 11· t/m 13 weergegeven is. Het schuinstaande U-profiel 52' is door middel van een scharnier 56 met het verticale U-profiel 51 verbonden.
Om de schoor telkens aan de hoek α te kunnen aanpassen, bestaat 25 deze uit twee telkens aan de U-profielen 51 en 52' door middel van het scharnier 57 verbonden buizen 53', 53" van verschillende diameter, die telescopisch in elkaar gevoerd zijn, zodat door uittrekken of inschuiven van de ene buis 53' in de andere 53" de lengte van de schoor willekeurig veranderd kan worden.
30 Qm de beide buizen 53', 53" in de uiteindelijke stand onderling vast te zetten, is aan het einde van de buitenste buis 53" een om de binnenste buis 53' grijpende koppelinghelft 58 aangelast, met behulp waarvan de binnenste buis 53' vastgeklemd kan worden.
Om bij een zadeldak de van weerszijden in de 35 noklijn samenkomende dakdragers 6 met elkaar te verbinden, treedt aan de nokzijde het verbindingselement 7 op, zoals in 8105514 -10- fig. 15 t/m 17 weergegeven is. Hierbij toont fig. 15 het verbindingselement in zijaanzicht van de gevelzijde af gezien, fig. 16 in bovenaanzicht en fig. 17 in een doorsnede volgens XVII-XVTI in fig. 15, in de richting van de pijl gezien.
5 Het verbindingselement 7 bestaat uit de U-profielen 71 en 71'.
De dagmaat tussen de flenzen van deze U-profielen 71, 71' is op dezelfde wijze als bij de aan de druipzijde optredende verbindingselementen 5 zo bemeten, dat de als dakdragers 6 dienende metalen profielen 10 onder de optredende vormen 10 aansluitend ingebracht kunnen worden. De U-profielen 71, 71' zijn onder de met de dakschuinte corresponderende hoek 3=2. (l80-°0° aan een n°k 72 aangelast, die naar onder / 3 tot aan een verstijving 'reikt, waarmee deze vast verbonden is en die de beide U-profielen 71, 71' met elkaar verbindt. Aan 15 de nokplaat 72 zijn aan weerszijden buissteunen 74 aangebracht, die voor het inhangen van de insteekbalken 64 dienen. Voor de vastzetting van de metalen profielen 70, die de dakdragers 6 vormen, bevinden zich in de lijfplaten van de U-profielen 71, 71' sponningen 75, waardoor de hamerkopschroeven 31 in 20 de groef 14 ingebracht kunnen worden.
Wanneer de dakhoek willekeurig gekozen moet worden, dan moet natuurlijk behalve het verbindingselement 5' voor de aan de druipzijde optredende aansluiting van de dakdrager (fig. 14) ook het verbindingselement voor de aan de nokzijde 25 optredende verbinding van de beide dakdragers 6 zo uitgevoerd zijn, dat een aanpassing aan de telkens gekozen dakhoek mogelijk is.
Een dergelijk verbindingselement 7' is in fig. 18 weergegeven.
De beide U-profielen 71 en 71' zijn in dit geval door een scharnier 76 verbonden. Eén nokplaat (72, fig. 15) treedt niét op.
30 Om de gewenste hoek te kunnen instellen, kan de verstijving evenals in fig. 14 weergegeven is uit twee door middel van scharnieren 77 aan de dakdragers 71, 71' verbonden, telescopisch in elkaar gevoerde buizen 73', 73" bestaan. De vastzetting gebeurt dan bijvoorbeeld in dezelfde vorm als bij het aan de 35 druipzijde optredende verbindingselement 5' door middel van een aan de buitenste buis aangelaste koppelinghelft, maar ook 8105514 -11- bestaat de mogelijkheid, ter vereenvoudiging van de constructie zich in dit geval tot een voorbestemd aantal van verschillende mogelijke dakhoeken te beperken en op de in fig. 18 voorgestelde wijze in beide buizen 73' en 73" op gelijke afstanden boringen 5 78 aan te brengen, die voor het vastleggen van denhoekstand door middel van bouten dienen. Daar een steeds verticaal staande nokplaat (72, fig. 15) voor de aanbrenging van buis-steunen voor de bevestiging van noksteekbalken ontbreekt, moeten in plaats van een noksteekbalk telkens twee evenwijdige 10 steekbalken aangebracht worden, die in de beide telkens aan het boveneinde van de U-profielen 71, 71' aan weerszijden aangebrachte buissteunen 74' ingehangen worden.
In plaats van de toepassing van de in het voorgaande beschreven verbindingselementen 5 en 7 bestaat 15 ook de hiervan afwijkende mogelijkheid, de metalen profielen 10, die de stutten en dakdragers vonten, met elkaar te verbinden. Zoals reeds in het voorgaande uiteengezet is, zijn in de door de lijf platen 11, 11' en de dwarswanden 12 en 13 begrensde binnenruimte van het metalen profiel 10 twee 20 binnenlijsten 18 aangebracht (zie fig. 1), waardoor een in zijn afmetingen aan de normen voor rechthoekige buizen aangepaste ruimte 19 afgescheiden is. Men kan nu .de metalen profielen 10, die de stutten 1 en de dakdragers 6 vormen, aan de druipzijde zodanig aan elkaar aansluiten, dat een 25 corresponderend uitgebogen rechthoekige buis 81 aan de beide te verbinden einden van de metalen profielen 10 telkens in de ruimte 19 ingeschoven wordt. Een dergelijke verbinding is in de langsrichting van de overkapping respectievelijk hal gezien in fig. 19 weergegeven. De rechthoekige buis 18 is 30 corresponderend aan de dakhoek uitgebogen en met zijn ene einde in de ruimte 19 van de stut 1 en met zijn andere einde in de ruimte 19 van het metalen profiel 10, dat de dakdrager 6 vormt, ingevoerd. De rechthoekige buis is zo gekozen, dat deze onder de optredende vormen telkens aansluitend in de ruimte 35 19 past, zoals in fig. 1 aan de hand van het gestippeld daarin 8 1 0 5 5 1 4 -12- getekende rechthoekige buisprofiel 19' gezien kan worden.
Om het verschuiven of daaruit glijden van de rechthoekige buis 81 te verhinderen, is zowel aan de stut 1, als ook aan de dakdrager 6 telkens een klemhoekprofiel 83 aangebracht, dat 5 door middel van een hamerkopschroef 31 in de groef 14 van het betreffende metalen profiel 10 vastgezet is en met zijn uitgebogen einde 83' om het einde van het metalen profiel 10 heen grijpt en zodanig tegen de rechthoekige buis 81 gedrukt wordt, dat deze in zijn relatieve stand ten opzichte van de 10 stut 1 respectievelijk de dakdrager 6 vastgehouden wordt.
Aan weerszijden van de rechthoekige buis 81 is zowat op de plaats, waarop deze uitgebogen is, telkens een buissteun 84 voor het inhangen van de steekbalken 64 aangebracht, die zo bemeten is, dat de steekbalken zowel in het door het buitenvlak van de 15 stutten 1, als ook in het door de buitenvlakken van de dakdragers 6 bepaalde vlak komen te liggen.
Op overeenkomstige wijze kunnen aan de nokzijde ook de dakdragers 6 met elkaar verbonden worden, zoals uit fig. 20 opgemaakt kan worden. De corresponderend met de nok-20 hoek uitgebogen rechthoekige buis 82 wordt op dezelfde wijze in de metalen profielen 10 ingebracht en door middel van klemhoekprofielen 83 vastgezet, zoals reeds aan de hand van fig. 19 beschreven is. Voor het aanbrengen van de noksteekbalk treden de buissteunen 84 op, die op de plaats, waar de recht-25 hoekige buis 82 uitgebogen is, aan weerszijden daaraan aangebracht zijn.
Fig. 21, 22 en 23 tonen het bevestigingselement 26, met behulp waarvan de steekbalken 64 aan de dakdrager 6 vastgezet kunnen worden. Hierbij is in fig. 21 dwars op 30 de langsrichting van de hal gezien een bijvoorbeeld uit een rechthoekige buis bestaande steekbalk 64 weergegeven en getoond, hoe deze in het bevestigingselement 60 ingezet is.
De dakdragers 6 zijn met streepstippellijnen aangegeven.
Fig. 22 toont het bevestigingselement 60 van de gevelzijde 35 gezien en fig. 23 in bovenaanzicht. Het element 60, dat aan de dakdragers 6 op een willekeurige plaats ingezet kan worden, 8105514 -13- bestaat uit de U-vormig geprofileerde beugels 61, aan de flenzen waarvan buisvormige steunen 63 aangebracht zijn, die voor het opnemen van de opsteekdooms 66 van de steekbalken 64 dienen. In de lijf plaat van het U-vormige profiel 61 zijn 5 sponningen 62 aangebracht, die de bevestiging van het element 60 door middel van hamerkopschroeven 31 op de reeds in het voorgaande beschreven wijze in de groef 14 van het metalen profiel 10, dat de dakdrager 6 vormt, mogelijk maken. De steekbalken 64 bestaan uit een rechthoekige buis, die aan 10 beide einden in zijn bovenste en onderste wand een hoekige uit-klinking 65 heeft, waarin de uit een buisstük bestaande op-steekdoom 66 ingelast is. Aan het ondereinde van de doom 66 bevindt zich een boring 66', waardoor een pen of stift gestoken kan worden, on het uit de steun 63 glijden van de doom te 15 verhinderen. Natuurlijk kunnen op deze wijze de steekbalken 64 niet alleen aan de dakdragers 6 aangebracht worden, maar zo nodig aan de stutten 1, waar deze in het gegeven geval voor de bevestiging van een zijwand vormende dekzeilen of dwarshoutpanelen er aan te pas kunnen komen.
20 In plaats van een zadeldak, waarvan in de be schrijving tot dusver sprake is, is het natuurlijk ook mogelijk, een afdak aan te brengen. In dit geval wordt als bovenste verbindingselement tussen de dakdrager 6 en de corresponderende stut 1 een hoekvormig element 9 aangebracht, 25 zoals in fig. 24 weergegeven is. Dit aansluitelement 9 bestaat uit twee onder de vereiste hoek met elkaar door lassen verbonden U-profielen 91, 92, die een hoek y insluiten, die gelijk is aan de supplementshoek bij de door de beide benen van het onderste aansluitelement 5 gevormde hoek a . Voor het overige 30 correspondeert dit aansluitelement 9 in zijn details geheel met de uitvoering van het aansluitelement 5, dat wil zeggen dat de dagmaat tussen de flenzen van de U-pröfielen 91, 92 met de oplegbreedte van het profiel 10 correspondeert, terwijl in de liifplaten van de het element vormende U-profielen 91, 35 92 de voor de verbinding met de stutten 1 respectievelijk dak- 8105514 -14- dragers 6 vereiste sponningen optreden en op de verbindingsplaats van de beide U-profielen 91, 92 aan weerszijden telkens een buissteun 94 voor de bevestiging van de steekbalken 64 aangebracht is.
5 Kort saraengevat is in het voorgaande beschreven dat de uitvinding betrekking heeft op een draagconstructie voor monteer- en demonteerbare overkappingen of hallen, waarbij als stutten 1 en dakdragers 6 U-vormig geprofileerde dragers, die op een flenszijde van een T-vormig geprofileerde groef 10 voorzien zijn, gebruikt worden, waarbij deze elementen aan de druipzijde door corresponderend uitgevoerde verbindingselementen 5 respectievelijk aan de nokzijde door corresponderende verbindingselementen 7 met elkaar verbonden zijn, zoals met name in fig. 5 en 7 gezien wordt.
15 8105514

Claims (25)

1. Draagconstructie voor monteer- en demonteerbare overkappingen of hallen, gekenmerkt doordat als stutten (1) en dakdragers (6) Ι-vormig geprofileerde dragers (10) gebruikt zijn, die tenminste langs een flenszijde een in het langsmidden- 5 vlak (A-A) van de drager (10) verlopende T-vormig geprofileerde groef (14) hebben, waarin de afzonderlijke constructiedelen door schroeven (31) met achter de zijlijsten (15) van de T-vormige geprofileerde groef (14) grijpende hamerkop (32) vastgezet zijn.
2. Draagconstructie volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat het voor de stutten (1) of dakdragers (6) gebruikte profiel (10) een uit twee op afstand evenwijdig aan elkaar en aan het langsmiddenvlak (A-A) van het profiel (10) aangebrachte, telkens aan de flenszijde door een dwarswand (12, 13) verbonden 15 lijfplaat (11, 11') bestaande dubbele lijfplaat heeft.
3. Draagconstructie volgens conclusie 2, gekenmerkt doordat het profiel (10) langs een flenszijde symmetrisch ten opzichte van zijn evenwijdig aan de lijfplaten (11, 11') verlopende langsmiddenvlak (A-A) een brede uitsparing (17) voor 20 het opnemen van een houten balk (17') heeft.
4. Draagconstructie volgers conclusie 2, gekenmerkt doordat langs de binnenzijden van de beide lijfplaten (11, 11') in symmetrische uitvoering met betrekking tót het evenwijdig aan de lijfplaten (11, 11') verlopende langsmiddenvlak (A-A) 25 van het profiel (10) telkens een naar binnen de holle ruimte van de dubbele lijfplaat wijzende lijst (18) aangebracht is, en deze beide lijsten (18) een ruimte (19) begrenzen, waarvan de doorsnede met de buitenmaten van een genormaliseerde onder de optredende vormen aansluitend tussen de beide lijfplaten 30 (11, 11') in te zetten rechthoekige buis (19') correspondeert.
4 -15-
5. Draagconstructie volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de voor de vastzetting van de afzonderlijke constructiedelen dienende schroeven (31) telkens van een hamerkop (32) voorzien zijn, die aan twee onderling diametraal tegenovergestelde 35 kanten (33) afgerond is, terwijl de beide andere kanten in de 8105514 * -16- eindstand tegen de wand van de T-vormig geprofileerde groef (14) aanliggen.
6. Draagconstructie volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat een rechthoekige klemplaat (35) optreedt, die een rond 5 gat voor het doorsteken van een hamerkopschroef (31) heeft, en dat langs een van zijn kanten een oplegkraalrand (36) verloopt, terwijl het tegenovergestelde deel tot een tong (37) toeloopt.
7. Draagconstructie volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de stutten (1) telkens aan hun ondereinde van een uit- 10 wisselbare voetplaat (2) voorzien zijn, die uit een horizontale grondplaat (21) en een loodrecht daaraan gelaste aansluitplaat (23) bestaat, waarin verticaal verlopende sponningen (24) langs de hartlijn daarvan aangebracht zijn.
8. Draagconstructie volgens conclusie 7, gekenmerkt 15 doordat de aansluitplaat (23) van een loodrecht daaraan gelaste in horizontale richting in de overdekte ruimte stekende bout (25) voorzien is, die aan zijn einde een tuimelpen (26) draagt.
9. Draagconstructie volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat tussen twee opeenvolgende stutten (1) telkens een 20 verstijvingselement ingebouwd is, dat uit twee over elkaar heen kruisende aan hun beide einden telkens van een platte tong (42), die een boring (43) heeft, voorziene diagonale schoren (41) bestaat, die op het kruispunt op de wijze van een schaar door een scharnier (44) verbonden zijn.
10. Draagconstructie volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat een aansluitplaat (3) optreedt, waarin langs de hartlijn daarvan sponningen (24) aangebracht zijn en waaraan een loodrecht op het plaatvlak uitstekende bout (25) aangelast is, die aan zijn einde een tuimelpen (26) draagt.
11. Draagconstructie volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat het verbindingselement (5) tussen dakdrager (6) en stut (1) uit twee onder de met de dakschuinte corresponderende hoek (a) bijvoorbeeld door lassen met elkaar verbonden U-pro- bestaat fielen (51, 52)' waarvan de dagmaat met de oplegbreedte van het 35 metalen profiel (10) correspondeert en waarvan de lijfplaten telkens tenminste twee in de richting van hun hartlijn 8105514 € -17- verlopende sponningen (55) hebben.
12. Draagconstructie volgens conclusie 11, gekenmerkt doordat het verticale U-profiel (51) naar onder verlengd is en het horizontaal naar de binnenruimte 5 van de overkapping wijzende bout (25) heeft, aan het einde waarvan een tuimelpen (26) optreedt.
13. Draagconstructie volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat het verbindingselement (5') uit twee met elkaar door een scharnier (56) zwenkbaar verbonden U-profielen (51, 52') 10 bestaat, waarvan de dagmaat met de oplegbreedte van het metalen profiel (10) correspondeert en waarvan de lijfplaten telkens tenminste twee in de richting van hun hartlijn verlopende sponningen hebben.
14. Draagconstructie volgens conclusie 1, gekenmerkt 15 doordat het verbindingselement (7) voor de aan de nokzijde optredende verbinding van twee een zadeldak vormende dakdragers (6, 6') uit telkens twee onder een met de dakschuinte corresponderende hoek ( β = 2 . (1δ0-α)°) vast met elkaar verbonden U-profielen (71, 71') bestaat, waarvan de dagmaat met de opleg-20 breedte van het metalen profiel (10) correspondeert en in de lijfplaten waarvan telkens tenminste twee in de richting van hun hartlijn verlopende sponningen (75) optreden.
15. Draagconstructie volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat het verbindingselement (7) voor de aan de nokzijde op- 25 tredende verbinding van twee een zadeldak vormende dakdragers (6, 6') uit twee door een scharnier (76) met elkaar verbonden U-profielen (71, 71') bestaat, waarvan de dagmaat met de oplegbreedte van het metalen profiel (10) correspondeert en in de lijfplaten waarvan telkens tenminste twee in de richting 30 van hun hartlijn verlopende sponningen (75) optreden.
16. Draagconstructie volgens een der conclusies 11, 12 of 14, gekenmerkt doordat de vast met elkaar verbonden in een hoek aangebrachte U-profielen (51, 52; 71, 71') door een schoor (53; 73) vast verbonden zijn.
17. Draagconstructie volgens conclusie 13 of 15, 8105514 -18- gekeratierkt doordat aan de ten opzichte van elkaar zwenkbare U-profielen (51, 52' resp. 71, 71') telkens een buisvormige schoor (53', 53" resp. 73', 73") scharnierend verbonden is, en de buitendiameter van de ene buis (53", 73") gelijk aan 5 de binnendiameter van de andere buis (53', 73') is, voorts de beide buizen telescopisch in elkaar verschuifbaar zijn, en aan het boveneinde van de buitenste buis (53', 73') een koppelinghelft optreedt, die in gesloten toestand de binnenste buis (53", 73") door klemmen vastzet.
18. Draagconstructie volgens conclusie 13 of 15, gekenmerkt doordat aan de ten opzichte van elkaar zwenkbare U-profielen (51, 52' resp. 71, 71') telkens een buisvormige schoor (53', 53" resp. 73', 73") scharnierend verbonden is, en de buitendiameter van de ene buis (53", 73") gelijk aan 15 de binnendiameter van de andere buis (53', 73') is, voorts de beide buizen telescopisch in elkaar verschuifbaar zijn, en de einddelen van de buizen (53', 53"; 73', 73") van een reeks voor het opnemen van pennen of stiften bestemde, op telkens gelijke afstanden aangebrachte boringen (78) voorzien 20 zijn.
19. Draagconstructie volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de steekbalken (64) uit rechthoekige buizen bestaan, waarvan de bovenste en onderste wand aan beide einden telkens uitgeklinkt is (65), en in de uitklinking (65) 25 een opsteekdoom (66) ingelast is, aan het ondereinde waarvan zich een boring (66') bevindt.
20. Draagconstructie volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat voor de vastzetting van de steekbalken (64) steekbalksteunen (60) optreden, die uit een U-vormig geprofileerde 30 beugel (61) bestaan, aan de zich aan weerszijden bevindende flenzen waarvan telkens buiten een opneemsteun (63) voor de opsteekdoorns (66) van de steekbalken (64) aangebracht is en waarvan de lijfplaten telkens van tenminste een evenwijdig aan de flenzen verlopende sponning (62) voorzien zijn.
21. Draagconstructie volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de profielen (10), die de verschillende dragende 8105514 •^1 -19- constructie-elementen (1, 6) vormen, zodanig met elkaar verbonden zijn, dat een corresponderende hoek vormende rechthoekige buizen (81; 82) in de door de binnenlijsten (18’ in fig. 1) begrensde binnenruimte (19) van de beide met elkaar te verbinden 5 profielen (10) ingeschoven zijn.
22. Draagconstructie volgens conclusie 21, gekenmerkt doordat de rechthoekige buizen (81; 82), die de steekverbinding vormen, door klemhoekprofielen (83) vastgezet zijn, die uit een aan zijn langere hefboomam van een rond gat 10 voorzien metalen hoekprofiel bestaan, dat door middel van een hamerkopschroef (31) zodanig aan het telkens optredende profiel (10) vastgeschroefd is, dat de kant van de kortere hefboomarm (83') tegen de vast te zetten rechthoekige buis (81; 82) gedrukt is.
23. Draagconstructie volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat het verbindingselement (9) voor de verbinding van het boveneinde van een dakdrager (6) aan een afdak met de stut (1) uit twee U-profielen (91, 92) bestaat, waarvan de dagmaat met het oplegvlak van het metalen profiel 20 (10) correspondeert en waarvan de lijfplaten van telkens tenminste twee in de richting van hun hartlijn verlopende sponningen voorzien zijn, en deze U-profielen (91, 92) onder een met de hoek van de dakschuinte corresponderende hoek (γ = 180-α) met elkaar verbonden zijn.
24. Werkwijze, in hoofdzaak zoals voorgesteld in de beschrijving en/of tekeningen.
25. Inrichting, in hoofdzaak zoals voorgesteld in de beschrijving en/of tekeningen. 8105514
NL8105514A 1981-02-27 1981-12-08 Draagconstructie voor monteer en demonteerbare overkappingen of hallen. NL8105514A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE3107416 1981-02-27
DE19813107416 DE3107416A1 (de) 1981-02-27 1981-02-27 "tragkonstruktion fuer auf- und abbaubare ueberdachungen oder hallen"

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8105514A true NL8105514A (nl) 1982-09-16

Family

ID=6125909

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8105514A NL8105514A (nl) 1981-02-27 1981-12-08 Draagconstructie voor monteer en demonteerbare overkappingen of hallen.

Country Status (7)

Country Link
AT (1) AT374862B (nl)
BE (1) BE891716A (nl)
DE (1) DE3107416A1 (nl)
DK (1) DK12282A (nl)
FR (1) FR2500869A1 (nl)
GB (1) GB2095303B (nl)
NL (1) NL8105514A (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3719301A1 (de) * 1987-06-10 1988-12-29 Dornier Gmbh Mehrzweckpalette
US6050045A (en) * 1996-10-07 2000-04-18 Campbell; Ronald W. Framing system for building construction
DE10028262A1 (de) * 2000-06-09 2001-12-13 Layher W Vermogensverw Gmbh Planendachkonstruktion
DK1961886T3 (da) 2006-04-15 2010-01-11 Layher W Verwaltungs Gmbh U-profilbærebjælke til en overdækning, en hal, en tribune, en trappe, et stillads eller et podium
DE202011102517U1 (de) 2011-06-07 2011-11-03 Vm Edelstahltechnik Gmbh Traggerüst
AT522691B1 (de) * 2019-05-15 2021-01-15 Jak Gewerke Und Maschb Gmbh Gründung für ein Gebäude

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1052110A (nl) * 1963-08-26 1900-01-01
GB1503588A (en) * 1975-07-03 1978-03-15 Profiles & Tubes De L Est Building frame structural elements and fixing members therefor
US4089148A (en) * 1975-10-06 1978-05-16 Oehmsen Plastic Greenhouse Mfg. Inc. Structural truss assembly
DE2604320C3 (de) * 1976-02-05 1979-11-29 Kathmann, Horst, 2848 Vechta Bauelementensatz für ein Hallenbauwerk, insbesondere ein landwirtschaftliches Stallbauwerk
GB1585930A (en) * 1977-12-01 1981-03-11 Linkman Building Co Ltd Greenhouses

Also Published As

Publication number Publication date
DE3107416A1 (de) 1982-09-16
DK12282A (da) 1982-08-28
BE891716A (fr) 1982-04-30
GB2095303B (en) 1985-04-11
GB2095303A (en) 1982-09-29
ATA9882A (de) 1983-10-15
FR2500869A1 (fr) 1982-09-03
AT374862B (de) 1984-06-12

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4083156A (en) Apparatus for bracing a tilt-up wall panel
US9932745B2 (en) Modular roof mounted staging bracket with safety rails
GB2234005A (en) Formwork system
US10815681B2 (en) Modular roof mounted staging bracket and rail members
NL8105514A (nl) Draagconstructie voor monteer en demonteerbare overkappingen of hallen.
NL9300044A (nl) Universele afsteunconstructie.
GB2539371A (en) Railway shuttering apparatus
US2832647A (en) Trestle for scaffolding and the like
JPH10148036A (ja) 手摺支柱・巾木取付金具
JP4097532B2 (ja) 親綱用支柱
NL1014630C2 (nl) Samenstel voor het bevestigen van een doek aan een buizen omvattende stellage.
DE19846470A1 (de) Baugerüst
JPS6128837Y2 (nl)
JPH0420915Y2 (nl)
SU1168689A1 (ru) Кондуктор дл установки анкерных болтов в фундамент
NL8105517A (nl) Inrichting voor het aansluiten van steigerbuizen aan speciale draagprofielen.
US20140216848A1 (en) Modular Roof Mounted Staging Bracket
JPH0246595Y2 (nl)
NL1008123C2 (nl) Werkbok met hulpdraagframe.
CH369803A (de) Kabelpritsche
JPS5845375Y2 (ja) バルコニ−の梁
CN115892703A (zh) 一种pc墙板运输架
FI61069C (fi) Byggnadsstaellning
NL1006424C2 (nl) Bouwsamenstel.
BE736097A (nl)

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed