NL8104909A - Luchtafscheider voor meetinrichtingen voor vloeistofhoeveelheden in het bijzonder in inrichtingen voor het opnemen of afleveren van melk. - Google Patents

Description

* * s ...

VO 2k25

Luchtafscheider voor meetinrichtingen voor vloeistofhoeveelheden in het "bijzonder in inrichtingen voor het opnemen of afleveren van melk.

De uitvinding heeft "betrekking op een luchtafscheider voor meetinrichtingen voor vloeistofhoeveelheden, in het "bijzonder bij inrichtingen voor het opnemen of af geven van melk, met een rechtop . staand, in het bijzonder cilindrisch, afscheidingsvat, verdeeld 5 in een boven- en een ondergedeelte met groot doorstroomoppervlak en daartussen een gedeelte met aanzienlijk gereduceerd vrij doorstroomoppervlak, met.in het bovengedeelte een bestuurde lucht-uit laat opening en een toevoerstomp voor de vloeistof en in het ondergedeelte ter plaatse van een vernauwd bodemgedeelte een uit— 10 stroomstomp voor de vloeistof, en waarbij ter plaatse van het ver- . nauwde middengedeelte een op verschillende vooraf bepaalde niveaus aansprekende, door een ringspleet omgeven vlotter voor het regelen van de uitstroomsnelheid van de uit het afs chei dervat stromende vloeistof aanwezig is.

.15 Luchtafschei.ders .van de bedoelde soort worden ook als "ïïoch- standsluftabscheider" betiteld en worden in het bijzonder in melk-ophaalwagens, doch ook in stationaire opstelling gebruikt bij het beladen van tankvoertuigen.

Bij de in de aanhef genoemde bekende luchtafscheider (DE-AS 20 2U 37 306) is een völgcilindrisch afs chei dings vat aanwezig met een in verhouding tot de hoogte grote diameter en een schaal- of . kegelvormige bodem met bödemafvoer, waarbij ter halve hoogte van het vat ter vermindering van de vrije doorsnede van het vat een verdringingslichaam is aangebracht, dat samen met de vatwand een 25 spleet vormt voor het doorlaten van de vloeistof en waarbij in een centrale opening een vlotter is opgenomen. Beïnvloeding van de vlotter door de vloeistof stroming moet bij de bekende uitvoering worden vermeden doordat de vloeistof vrijwel uitsluitend door de 8ΊΎΓ90Ϊ A * * - 2 - χ” tussen de vatwand en de buitenomtrek van het verdringingslichaam gevormde spleet stroomt.

Bij een andere bekende uitvoering van de luchtafscheider van een dergelijk type (DE-OS 26 37 026) bevindt zich eveneens 5 centraal in het cilindrische vat een in verhouding tot de hoogte grote diameter bezittend ringvormig verdringingslichaam, dat zodanig als kegelvormige ringschijf is uitgevoerd, dat tussen dit lichaam en de vatbuitenwand een ringspleet voor het doorstromen van de vloeistof overblijft., terwijl van de centrale opening, waar-10 in de vlotter -is geplaatst, een buisstuk uitgaat, dat dicht bij het dekselgedeelte van het vat eindigt. Aldus wordt het doorstromen van vloeistof door de de vlotter omgevende ringspleet volledig vermeden.

De bekende uitvoeringen van het genoemde type. bezitten een .15 groot aantal nadelen.'Zo is gebleken, dat bij het scheefstaan van : de luchtafscheider, hetgeen bij het inbouwen in voertuigen veel- ) vul dig plaatsvindt, de vloeistofspiegel in de buitenste ring spleet plaatselijk tot onder de ringruimte kan dalen en aldus tot meetfouten leidt, omdat de beoogde doorstroomdoorsnede niet tot ♦ 20 op het moment van af schakelen behouden blijft.. Hier komt nog bij, · dat de buitenste ringspleet tot een vergrote stromingsweerstand leidt en dat de over gang van de grote vrije doorsnede van het af-scheidingsvat naar de ringspleet zeer abrupt plaatsvindt. Hierdoor treden ten aanzien van de plaats van het vloeistofniveau sta-* 25 biliteitsproblemen op, welke'de regeling van de af stroomsnelheid bemoeilijken of tenminste nadelig beïnvloeden.

Door de bij de bekende luchtafschelders plaatsvindende vloeistof toevoer in het bovendeel van het cilindrische vat ontstaan verdere nadelen, en wel doordat de toegevoerde vloeistof deels 30 rechtstreeks in het gebied van de buitenste ringspleet terecht komt en aldaar, b.v, door. opborrelingen of dergelijke, tot een . plaatselijk verschillend niveau leiden, alsook tot de beïnvloeding van de stromingsverhoudingen in de ringspleet. .Voorts wordt door toestroming van de vloeistof op deze wijzeb'ij een laag niveau in _35_ het vat als gevolg van de korte verblijftijd van de vloeistof tot ——--------------------— ✓ • * * - 3 - het passeren van de spleet een verminderde luchtafscheiding onvermijdelijk.

Doel van de onderhavige uitvinding is een lUchtafscheider van de in de aanhef genoemde soort zodanig verder te ontwikkelen, 5 dat de genoemde problemen en moeilijkheden, resp. gevaren worden vermeden, terwijl tegelijkertijd een nog betere en snellere afscheiding van de lucht mogelijk wordt, terwijl eveneens de meet-nauwkeurigheid aanzienlijk wordt verbeterd.

Daartoe is de in de aanhef genoemde luchtafscheider geken-10 merkt doordat het wijde bovengedeelte van het vat een naar beneden toe nauwer wordend bodemgedeelte bezit, waarop een ingesnoerd middengedeelte van het vat met aanzienlijk kleinere diameter aansluit, en doordat zich in het wijde bovengedeelte een centrale verdeelinrichting voor de instromende vloeistof bevindt met naar 15 verhouding kleine diameter, welke is voorzien van tenminste een · schermvormige overstroombare verdelerwand met de vorm van een omgekeerde schotel of vlakke kegel, en een grotere diameter dan het middengedeelte. '

Door de verplaatsing van de vernauwde stromingsdoorsnede van ΐ ...

20 . de buitenomtrek van het bekende af s-ehei dings vat naar een centraal .

gebied van naar verhouding sterk verkleinde diameter wordt in de eerste plaats het inbouwen van een hol verdringingslichaam in het afscheidingsvat vermeden. Schuine standen van de luchtafscheider, b.v. in voertuigen, hebben bijgevolg aanzienlijk minder invloed 25 op de meetnauwkeurigheid. De stromingsweerstand door het vernauwde middengebied is aanzienlijk kleiner dan bij het doorstromen van een buitenringspleet van gelijk oppervlak. Door de overgang van het bovenste vatgedeelte naar het vernauwde middengebied, dat • de gedaante heeft van een zich naar beneden vernauwend bodemgedeel-30 te, worden de'stromings verhoudingen en de meetnauwkeurigheid gun stig beïnvloed. Terwijl bij volledig gevulde luchtafscheider het gedrag van de regeling bij kort durende storingen of veranderingen in het toestromen van de vloeistof niet wordt beïnvloed, leiden dezelfde veranderingen in het vernauwde bodemgebied, dus in de buurt 35 van het meetpunt, tot grote hoogteverschillen, zodat de regeling 8TÖTTÜT 1 n - -1+- van de afstroomsnelheid bij het dalen van de vloeistofspiegel in dit gebied snel en nauwkeurig door middel -van de vlotter kan plaatsvinden, waardoor de meetnauvkeurigheid wezenlijk wordt verbeterd. - 5 Door de aanwezige centrale verdeelinridating, die tenminste een schermvormige overstroombare verdelerwand bezit, wordt niet slechts de stroomsnelheid van de toestromende vloeistof snel en regelmatig verlaagd en tegelijkertijd een laminaire stroming verkregen, doch wordt eveneens het gevaar van schuimvorming of het 10 in de vloeistof dringen van luchtbellen sterk verminderd. Als ge volg van de'grotere diameter van de verdelerwand in vergelijking met het vernauwde middengedeelte wordt 'dan het gebied van de ni-veaumeting vrijwel volledig afgeschermd ten opzichte van de stro-mingsinvloeden van de toestromende vloeistof. Aldus wordt reeds : 15 in het bovengedeelte van het vat een aanzienlijk betere en snelle- • re afscheiding van een groter percentage van de lucht verkregen, zonder dat ongunstige invloeden van de toestromende vloeistof op het gebied van de niveaumeting plaatsvinden.

^ .

. - ‘ _ Het is doelmatig indien de centrale verdeelinrichting voor , : 20 de binnenstromende vloeistof is verbonden met een door het boven gedeelte met grotere doorstroomdoorsnede heen geleide toevoerstomp en de vorm-heeft van een ringvormige verdeelkamer, welke via een ringspleetvormige uitlaatopening uitmondt op de schermvormige overstroombare verdelerwand. De verdelerwand kan daarbij afhanke- . 25 lijk van de soort vloeistof verschillende diameters hebben in ver- ! gelijking met de diameter van het bovenste vatgedeelte; zij dient evenwel in elk geval groter te zijn dan de diameter van'het vernauwde middengedeelte. Het randgebied van de verdeelwand kan naar onderen gebogen zijn uitgevoerd.

30 Het is voordelig indien zich onder het middengedeelte in het onderste vatdeel met grotere diameter eveneens tenminste een schermvormige overstroombare verdelerwand met de vorm van een omgekeerde schotel of vlakke kegel en een grotere diameter dan het middengedeelte van het vat bevindt. Daardoor wordt gegarandeerd, dat ook J35__ het onderste wijde gedeelte van het afscheidingsvat ten volle werk- ——8104 rtrr—----—— - - 5 - zaam is voor het afscheiden van luchtrestén, terwijl de vloeistof wordt gedwongen de volle doorsnede van het onderste vatdeel te vullen. De verdelerwand zorgt daarbij ervoor dat de vloeistof zich over de gehele doorsnede verdeelt en verhindert de vorming 5 van een rechtstreekse axiale stroming van het middengedeelte naar de bodem van het ondergedeelte met grotere doorsnede.

In plaats van gebruik te maken van slechts êén -verdeel-wand voor de in het onderste vatgedeelte binnenstromende vloeistof kunnen ook meerdere in elkaar geplaatste verdeelwanden met 10 deivorm van een omgekeerde schotel of vlakke kegel aanwezig zijn, welke ten opzichte van elkaar evenwijdige schermvormige stromings-wegen met uittreed! ameters van verschillende grootten begrenzen. Hierdoor wordt bereikt, dat ook bij vloeistoffen van geringe viskositeit en bij hoge stroomvolumina een betrouwbare afvoer 15 wordt verkregen, waarbij de laminaire stroming zich snel vormt , en uitbreidt. . - ! j . Het is doelmatig, indien de verdeelwanden in het midden, - f in het bijzonder door de aanwezigheid van een centrale opening, luchtdiorlatend zijn uitgevoerd, zodat de onder de verdeelwanden 20 . afgescheiden lucht naar boven in de richting van het dekselvat ' kan wegstromen.

’ *' Het uittreden van de vloeistof uit het onderste vatdeel met grote doorstroomdoorsnede kan op elke willekeurige plaats in het onderste gedeelte van het vat, resp..van de. vatbodem plaats-25 vinden door middel van een uitstroomstomp. In het bijzonder bij hoge stroomvolumina is het evenwel doelmatig, indien ook het on- · derste vatdeel met grote diameter een zich· vernauwend bodemge-deelte bezit, waarop een cilindrische mantel met kleinere diameter aansluit ter vorming van een bodemverzamelruimte, waarop de uit-30 stroomstomp aansluit. Haast een verbetering van ;.d è: luchtaf scheiding wordt door deze uitvoering een aanzienlijke fabribage-technische vereenvoudiging verkregen, daar de beide vatgedeelten gelijksoortig uitgevoerd worden. Bovendien kan het op het ondergedeelte met grotere doorsnede aansluitende cilindrische gedeelte 35 tegelijkertijd dienen voor het opstellen en bevestigen van de 810 ΤΊΠΓ9 : ~ ~ ; - .-6- luchtafscheider.

Een verdere verbetering van de meetnauwkeuri ghei d en versterking van de luchtafscheiding kunnen worden verkregen wanneer ter plaatse van het vernauwde middengedeelte en hij voorkeur ook 5 ter plaatse van de bodemverzamelruimte van het onderste vatgedeel- te draaikolk vormende plaat elementen zijn geplaatst.

De uitvinding wordt thans onder verwijzing naar de hij gevoegde schematische tekeningen nader verduidelijkt aan de hand van enkele uitvoeringsvoorbeelden.

10 Fig.1 toont een verticale, de as bevattende doorsnede van een voorkeursuitvoeringsvorm van een luchtafschelder volgens de uitvinding;

Fig.2 en 3 tonen afzonderlijk twee gewijzigde uitvoeringsvoorbeelden van de vloeistoftoevoerinrichtihg in het bovenste 15 gedeelte van de luchtafscheider, in doorsnede;

Fig.1; _ 6 tonen horizontale doorsneden door drie verschil- ' lende gewijzigde uitvoeringen van'de inrichting volgens fig.3.

; , De lucht afscheider 1 volgens fig-1 bezit twee in hoofdzaak. ' cilindrische gedeelten 2 en 3 met grote doorstroomdoorsnede en : 20 grote diameter. Het bovengedeelte 2 bezit aan de omtrek een toe voer stomp 5 voor de.toegevoerde vloeistof. Een gedeelte 6 van deze stomp strekt zich uit door een gedeelte van het bovendeel 2 van het afs.cheidingsvat en mondt uit in een ringvormige centrale verdeelinrichting in de vorm van een verdeèlkamer 7 met ten op-25 zichte van het-gedeelte 2 naar verhouding kleine diameter, De verdeling van,de vloeistof in de ringvormige verdeelkamer 7 kan op verschillende manieren plaatsvinden, zoals de fig.1;'- 6 laten zien. Zo kan het toevoerstompgedeelte 6 radiaal ten opzichte van • de verdeelkamer 7 zijn geplaatst, zodat de toegevoerde vbeistof 30 7 gelijkmatig over de beide ringhelften verdeeld wordt (fig, 1;).

De toevoerstomp U0, Ui kan echter ook tangentiaal zijn geplaatst ten opzichte van de verdeelkamer b2, zoals fig.5 laat zien. Een soortgelijke werking kan bij toepassing van de inrichting volgens fig.1; eveneens worden verkregen door toepassing van de variant / _35. volgens fig.6, waar de stomp 40, 1;5 door middel van een geleidings- - 7 - plaat ^7 in de ringkamer k6 een stroming in de richting van de wijzers van de klok doet ontstaan. Be ringvormige verdeelkamer bezit doelmatig een vrije centrale opening 22 voor het doorlaten van opstijgende lucht. In plaats van een ringvormige verdeelkamer 5 kan evenwel ook een cirkelvormige kamer met ten opzichte van het gedeelte 2 sterk verkleinde diameter aanwezig zijn. Aan een ringvormige kamer wordt evenwel op grond van de hierna te beschrijven verdeling van de vloeistof over een ringspleet de voorkeur gegeven.

10 Zoals uit de fig.1 en 3 blijkt is de ringvormige verdeelka mer 7 naar onderen toe open; evenwel wordt de uitstroomdoorsnede beperkt tot een ringspleet 39 door een lei- of verdeelwand 20, die de vorm heeft van een omgekeerde schotel, welke het ringvormige uittreeoppervlak van de verdeelkamer 7 overbrugt en uitloopt '15 in een afstroomrand 21, waarvan de diameter wezenlijk -groter is i dan de grootste diameter van de verdeelkamer 7. Be verdeelwand 20 kan afhankelijk van de aard van de vloeistof verschillende dia- ' ; I meters hebben in vergelijking met de diameter van het gedeelte 2.

t *

In elk geval heeft de verdeelwand 20 een grotere diameter dan de - » ' Ί * . ; 20 binnenmaat van het-vernauwde middengedeelte U van het afscheider- : 1 vat. Ook kan het randgebied 21 in axiale zin naar onderen toe gekromd zijn uitgevoerd. · ..

; In het bovenwandgebied van het vatdeel 2 bevindt zich een . luchtuitlaatopening lU met een niet weergegeven geregelde afsluit-25. inrichting. Bovendien bezit de bovenwand van het gedeelte 2 bij ! het hier weergegeven uitvoeringsvoorbeeld een afgedichte gelei ding 10 voor de regelstang ‘9 van een vlotter 8, welke door middel van de regelstang overeenkomstig de langsas van het vat wordt geleid en welke behoort tot een regelinrichting voor de uitstroom-30 snelheid.

Het bodemgedeelte van het vatdeel 2 is trechtervormig uitgevoerd en gaat in het nauwe gebied rechtstreeks over in het bii voorkeur cilindrisch uitgevoerde middengedeelte U, Hierin zijn kijkglazen 15 voor het waarnemen van het door de streepstippel-’ 35 lijn 16 aangeduide meetniveau aangebracht. Door de trechtervormige 8 1 0 4 9 0 9 “ - 8 - .

uitvoering van het bodemgebied van het vatdeel 2 wordt de invloed van kortdurende storingen bij het toestromen van de vloeistof op de meetnauwkeurigheid bij gevuld afscheidingsvat uitgeschakeld, terwijl de vlotter 8 bij snel dalend vloeistofniveau als gevolg 5 van de vernauwde doorsnede snel kan aanspreken teneinde de uit-' stroomsnelheid dienovereenkomstig snel te verminderen.

Door de verdeelwand 20 wordt:, de vloeistof tevens over de gehele doorsnede van het gedeelte 2 verdeeld, zodat deze over de gehele breedte effectief ter beschikking staat voor het afschei-10 den. van lucht. Tegelijkertijd wordt de vloeistof op laminaire wijze uit elkaar getrokken, zodat een laminaire stroming ontstaat, waaruit de lucht in de vorm van bellen snel kan opstijgen. Daardoor wordt ook bij grote opneemsnelheden een betrouwbare luchtafscheiding verkregen.

; 15 De geleiding van de vloeistof binnen het afscheidingsvat wordt nog begunstigd door verticale radiale geleidingsplaten, die als wervelbreekelementen 28 in het middengebied zijn geplaatst ·" j en in belangrijke mate bijdragen tot het kalmeren van de vloei- i stofstroom. De wervelbreekelementen 28 dragen een geleidingsster 20 11 voor de vlotter 8, alsmede aan de onderkant een tweede ver- v » delerwand 25 met omgekeerde schotelvormi die in het ondergedeelte 3 van het vat is geplaatst. Evenals de verdeelwand 20 bewerkstelligt ook de verdeelwand 25 dat de vloeistof zich over de gehele doorsnede van het vatdeel 3 uitbreidt als de vloeistof uit.het . 25 centrale vernauwde middengedeelte k in het ondergedeelte 3 van het vat treedt. Tegelijkertijd wordt door de verdelerwand 2$ verhinderd, dat de vioeistofstroom zich rechtstreeks naar de cilindrische, vernauwde bodemruimte 12 van het vatdeel 3 begeeft.

De verdeelwand 25 is tenminste in het middengebied voorzien van 30 een luchtdoorlaatopening 27. De diameter van de afstroomrand 26 van de verdeelwand 25 is bij het weergegeven voorbeeld duidelijk groter dan de binnenmaten van het middengedeelte 1* alsook van de cilindrische bodemruimte 12, Hierdoor wordt ook bij geringe stroomsnelheden een goede verdeling verkregen. Bij hoge stroom-35 snelheden kan de diameter van de afstroomrand 26 van de verdeel- ~—rnnrrra--:----· - 9 - wand 25 gelijk of kleiner zijn dan de diameter van het middengedeelte k. Op de bodemruimte 12 sluit de uitstroomstomp 13 aan. Teneinde ook in bet onderste, bij voorkeur trechtervormige bodem-gebied van het vatdeel 3 een kalme laminaire stroming te handhaven 5 bevinden zich ter plaatse van de bodemruimte 12 wervelbreekelemen- ten 29 in de vorm van een diametraal geplaatste leidplaten.

De vloeistofstroom is aangeduid door de vol-getrokken pijlen 30 en de tegenstroom van de lucht door de stippellijn-pijlen 31.

De uitvoering van de toe voer inrichting volgens de fig.1 en 3 10 is bijzonder geschikt voor vloeistoffen met hogere viskositeit en geringe stroomsnelheden, daar de lucht hier reeds uit de dunne vloeistof film op de verdeelwand 20 kan ontsnappen. Bij vloeistoffen met geringere viskositeit en bij hogere stroomsnelheden is het daarentegen doelmatig meerdere evenwijdige schermvormige stromings-15 wegen voor de vloeistof te verschaffen, zoals in fig.2 is weerge- - geven. Hierbij is de verdeelwand 20 door tenminste twee op afstand: -geplaatste verdeelwanden 50, 51 afgedekt. De verdeelwanden zijn binnen elkaar geplaatst en bepalen in hun tussenruimten schermvor-mige stromingswegen, welke vanuit de ringkamer 7 worden aange-·.

.20 stroomd en waarvan de uittreeplaatsen tussen de randen 21, 53, 52 op verschillende diameters van het bovenste vat deel 2 liggen.

i 'I' Daardoor verkrijgt men ook bij vloeistoffen met geringe viskosi- teit en bij hoge stroomvolumina een betrouwbare toevoer bij snelle vorming en uitbreiding van ‘een laminaire stromingstoestand,. waar^ · 25. bij tegelijkertijd wezenlijk wordt bevorderd, dat luchtbellen reeds in.het bovenste vatdeel 2 worden uitgescheidenv

Bij het toevoeren van vloeistof via de stomp 5, 6 is de luchtuitlaatopening 1¾ in eerste instantie geopend, De uitstroomstomp 13 is afgesloten. Bijgevolg stijgt het vloeistofpeil in het 30 afscheidervat, Pas wanneer een bepaald peil wordt bereikt, dat' toereikend is voor een betrouwbare luchtafscheiding, wordt de vloei stof af voer via de uitstroomstomp 13 door toedoen van de vlotter 8 zover geopend, dat de vloeistof wordt afgevoerd met een met de toestroomsnelheid overeenkomende snelheid. Wanneer het ge-35 noemde peil wordt bereikt, geschiedt de afvoer aanvankelijk met 8 1 0 4 9 (Γ9 - 10 - geringe snelheid, welke, indien het peil in de afscheider desondanks stijgt, dienovereenkomstig kan worden vergroot. Als het hoogst toelaatbare peil in het afscheidingsvat wordt bereikt, wordt de luchtafvoer via de stomp ll· afgesloten, zodat in de 5 luchtafscheider een drukevenwicht ontstaat. De verandering van de uitstroomsnelheid kan trapsgewijs plaatsvinden. Hoe geringer de in de afscheider ontstane rotatiestroming is, hoe beter de stand van het vloeistof^eil voor de regeling van de uitstroomsnelheid kan worden.benut. Deze rotatiestroming wordt door de wervelbreek-10 elementen 28, 29 op betrouwbare wijze verhinderd.

j , - ’ ' " ·· t .. * ' * ----- *··.*·-» . · *···#-··.·.

• ? T ί r. ; < . * ...

- \ ; - I

• f.

. < _____ _ - -

Claims (6)

1. Lucht afschei der voor meetinrichtingen voor vloei stof hoeveelheden, in het bijzonder bij inrichtingen voor het opnemen of afleveren van melk, met een rechtop staand, in het bijzonder cilindrisch afscheidingsvat, verdeeld in een boven- en een ondergedeel- 5 te met groot doorstroomoppervlak en daartussen een gedeelte met aanzienlijk gereduceerd vrij doorstroomoppervlak, met in het bovengedeelte een bestuurde luchtuit laat opening en een toevoerstomp voor de vloeistof en in het ondergedeelte ter plaatse van een vernauwd bodemgedeelte een uitstroomstomp voor de vloeistof, en 10 waarbij ter plaatse van het vernauwde middengedeelte een op ver-' schillende vooraf bepaalde niveaus aansprekende, door een ring-' spleet omgeven vlotter voor het regelen van de uitstroomsnelheid ..i ; van de uit het afscheidervat stromende vloeistof aanwezig is, ..‘ J met het kenmerk, dat het wijde bovengedeelte (2) van het vat een .·' ; 15 naar beneden toe nauwer wordend bodemgedeelte bezit, waarop een ingesnoerd middengedeelte (V) van het vat met aanzienlijk kleine-: : . re diameter aansluit, en dat zich in het wijde bovengedeelte een : centrale verdeelinrichting (7; h2, U6) voor de instromende vloeistof bevindt, met naar verhouding kleine diameter, welke-is voor-- 20 zien van tenminste een schermvormige overstroombare verdelerwand (20) met de vorm van een omgekeerde schotel of vlakke kegel en i * een grotere diameter van het middengedeelte. -

2. Luchtafscheider volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de centrale verdeelinrichting voor de binnenstromende vloeistof 25 is verbonden met een door het bovengedeelte (2) gevoerde toevoer- stonrp (6) en is uitgevoerd als een ringvormige verdeelkamer (7» resp. k2, resp. H6), welke via een ringspleetvormige uittree-opening (39) uitmondt op de schermvormige overstroombare verdelerwand (20).

3. Luchtafscheider volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat zich onder het middengedeelte (H) in het onderste vatdeel (3) * ___ met grotere diameter eveneens tenminste êén schermvormige over- .1—rrrrro-§------:—: - - 12 - stroombare verdelerwand (25) met de vorm van een omgekeerde schotel of vlakke kegel bevindt, welke een grotere diameter bezit dan het middengedeelte. 1*. Luchtafscheider volgens een der voorgaande conclusies, met 5 het kenmerk, dat meerdere binnen elkaar geplaatste verdeelwanden (21, 50, 51) met de vorm van een omgekeerde schotel of vlakke kegel aanwezig zijn, welke ten opzichte van elkaar evenwijdige schermvormige stromingswegen met verschillende uittreediameter begrenzen.

5. Luchtafschelder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verdelerwanden (20, 25, resp. 21, 50, 51) in het middengebied, in het bijzonder door het aanbrengen van een centrale opening (22, resp. 27), luchtdoorlatend uitgevoerd zijn.

6. Lucht af scheider volgens een der voorgaande conclusies, met . 15 het kenmerk, dat ter plaatse van het vernauwde middengedeelte (U) i - « - - » , wervelbreekelementen (28) zijn geplaatst. - 7· 'Luchtafscheider volgens een der voorgaande conclusies, met · ?]·- het kenmerk, dat ook het onderste vat deel (3) met grotere diameter een zich vernauwend bodemgedeelte bezit, waarop een cilin-20 drische mantel (12) met geringere diameter ter vorming van een bodemruimte met uitstroomstomp (13) aansluit.

8. Luchtafscheider volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat ter plaatse van de bodemruimte van het onderste vat deel ö) wervelbreekelementen (29) zijn geplaatst. j ___84-0 4 9 0 9_—_----