NL8104806A - Inrichting voor het bevestigen van een deksel op een lichaam, in het bijzonder op het lichaam van een schuif. - Google Patents

Description

£ - i \ -1- : VO 21*1*3

Inrichting voor het "bevestigen van een deksel op een lichaam, in het . "bijzonder 'op het lichaam van een schuif.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bevestigen van een deksel op een lichaam, in het bijzonder een deksel in de' vorm van een ellips op een schuiflichaam, dat aan zijn ingang voor-. zien is van een verbreding, van het type met een ringvormige pakking en 5 een relatief stijf, langs de omtrek verlopend grendelorgaan, dat in een groef of spanning wordt opgenomen, die wordt gevormd door twee halve groeven, welke tegenover elkaar zijn gelegen en zich resp. bevinden in de omtrek van het lichaam en die van het deksel,waarbij een uitsnijding het mogelijk maakt een vergrendelorgaan aan te brengen en welke tenminste 10' in een van die omtrekken gemaakt is.

De inrichtingen van het bovenbedoelde type maken elke bout of spieverbinding overbodig, zo ook scherpe kanten, welke gebieden vormen, die onderhevig zijn aan corrosie.

Bij een bekende inrichting van dit type (Duits octrooischrift 15 91*6.580), loopt de groef over de gehele omtrek van het stelsel door en wordt als grendelorgaan een schroefveer gebruikt, welke langzamerhand in de invoer opening wordt gestoken, zodat deze geheel gevuld is.

Deze oplossing doet bij het beresbigen van ronde deksels, zoals in het genoemde octrooischrift, dodihet is zeer moeilijk om deze 20 toe te passen in het geval van een deksel, dat de vorm heeft van een langgerekte ellips, zoals men deze normaliter tegenkomt bij schuifklep-pen.

De uitvinding heeft tot doel een bevestigingsinrichting te verschaffen, welke meer in het bijzonder Voor die toepassing geschikt is, .

25 en ook minder kostbaar kan zijn.

De uitvinding verschaft een inrichting van het bedoelde type . welke gekenmerkt is, doordat de groef of spanning zich slechts over een gedeelte van de omtrek van het deksel en het lichaam uitstrekt.

Bij voorkeur omvat de inrichting langs de omtrek verlopende 30 tegenhoudmiddelen voor het grendelorgaan, dat zich in de verbreding bevindt .

Volgens een ander kenmerk van de uitvinding is de inrichting een afsluitende pakking voor de onderbreking, welke gevormd wordt tussen het deksel en het lichaam, terwijl het grendelorgaan gevormd kan worden 33 uit minder duur materiaal dan roestvrij staal. De pakking kan een verdik- 8104806 i + Π-:--—:—'—:-r— : -2- i i .. - _ . 1 i i king hebben, welke de uitholling afsluit en welke voorts de middelen ( x I vormt voor het tegenhouden van het grendelorgaan.

- . 3 " -t

Positieve vergrendeling in twee richtingen wordt verkregen ί ' wanneer volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding de halve groeven J ; j 5 i een kleine hellingshoek hebben ten opzichte van een richting haaks op | ; de omtreksrichting. : ' i . De uitvinding wordt aan de hand van de tekening nader toege- ; [ · f i i- licht. Daarin toont: j j- ' ! : ’·' ···' -figuur 1 een bovenaanzicht met een gedeeltelijk weggebroken ; i r * · i • ; .10 ; gedeelte van een schuif, welke voorzien is van een bevestigingsmiddel * * * * * · i _ : Volgens de uitvinding; j . figuur 2 op vergrote schaal een halve doorsnede over de lijn : 1 II-II van figuur 1 ; | i : figuur 3 een. half bovenaanzicht volgens figuur 1 van het ;15 ' schuif lichaam en het deksel; { :· • : ; - ' ’ figuur k een doorsnede over de lijn I7-IY van figuur 1;

! figuur 5 een detail volgens de doorsnede V-V van figuur U

ί ί é I

; vaaruit de vergrendeling van het deksel blijkt; ( '5 figuur 6 een dwarsdoorsnede over de afdichtende pakking vol- 20 gens de-lijn YI-VI van figuur 5; en figuur 7 een doorsnede overeenkomstig figuur 6 van een variant van de uitvinding.

In figuur 1-6 is de uitvinding weergegeven als te zijn toegepast op. het afdichtend afsluiten van een schuifl, welke is ingegraven 25 · en bestaat uit een schuiflichaam 2, het deksel of bovenkap 3 en een . van schroefdraad voorziene bedieningsspil U, welke door de kap heenloopt ’ door verdraaiing waarvan een niet weergegeven afsluiter in werking wordt | gesteld. Het niet weergegeven ondereinde van de spil ^ is in een schroef-: draadboring van schuif- of daarmee vast verbonden moer vastgezet.

30’ Zoals blijkt uit figuur 2 en k is het boveneinde 5 van de t spil ^ glad en loopt naar omhoog door een centrale boring 6 van de kap 3» waardoor deze wordt geleid en een grotere van schroefdraad voorziene boring 7 heeft. Een kraag 8 op bedoeld einde 5 wordt axiaal vastgehouden tegen een kraag, welke wordt gevormd door de boring Js doch kan vrij 35 draaien ten opzichte van het binnenvlak 9 van een plug, welke in de boring 7 is geschroefd. Boven de plug 9 is de spil U verbonden met een ’--inrichting, welke met de hand of motorisch kan worden bediend en niet is δΤοΤϊο! < » t-:-;-- ~ “ : ~ ’ · .

| ; -3- i ; weergegeven.

Het sehuiflichaam 2 heeft in "bovenaanzicht de vorm van een langgerekte ellips. Het "boveneinde vormt een verbreding 11, welke eindigt in een flens 12, welke naar binnen is gekeerd en-waarvan het bin-' 5 nenvlak 13 plat en nagenoeg horizontaal is. /.

De kap 3 heeft in bovenaanzicht eveneens de vorm van een ellips, welke gelijkvormig is aan die van de verbreding 11. De kap heeft " ' een centrale naaf lU, een boring 6 en een binnenschroefdraad 7» een ; ! tussengedeelte 15,-welke een kleine helling naar omlaag maakt en de i j 1Ö naaf verbindt met een omtreksmantel 16} welke vertikaal naar omlaag reikt en aan het ondereinde van die mantel een horizontale flens 17 *'.-·*· . draagt. ; : De afstand tussen het vrije einde van deze flens 17 ten op zichte van de as X-X van de bedieningsspil h is in elk punt van de om-; 15 trek over een constante waarde d (figuur 2) dan de afstand van die as : tot het radiale en vertikale binnenvlak van de flens 12 van het schuif-lichaam. Het bovenvlak van de flens 17 is getrapt; dit heeft een kleine nagenoeg horizontaal verlopende binnenzone 19 en een grotere buitenzone ; 20, welke eveneens nagenoeg horizontaal loopt en zich op een iets la-20 ger niveau bevindt en via een vertikale borst 21 met de zone 19 is verbonden. In de zone 20 is een uitholling 22 met een boogvormige doorsnede aangebracht.

De mantel 16, welke met een betrekkelijk grote speling in de opening wordt gezet, welke wordt omgeven door de flens 12 heeft een 25 aantal, naar buiten wijzende uitsteeksels 23 om deze ten opzichte van het binnenvlak 18 van de flens te kunnen centreren.

De werkzame toestand steunt de binnenzone 19 van de flens 17 tegen .het binnenvlak 13 van de flens 12, terwijl een elliptische pakking 2k uit rubber, welke nagenoeg rond is, in de uitholling 22 is gezet en v 30 vertikaal wordt samengedrukt tussen de bodem van deze uitholling en het vlak 13 van de flens 12.

De kap 3 wordt op de navolgende wijze op het lichaam. 2 vastgezet .

In het buitenvlak van de mantel 16 is een halve groef 25 aan-35 gebracht, waarvan de doorsnede nagenoeg halfcirkelvormig is en welke zich symmetrisch over een gedeelte’tan elke lange zijde van de ellips - uitstrekt, bijv. op ongeveer de helft van de grootste afmeting. Op hetzelfde niveau en over dezelfde lengte is een nagenoeg halfcirkelvormige 8104806 m * -Γ-—-;---=--:--—-:-! ! ' ; . ' ' ' * 1 " ' * | i groef 26 aangebracht ia het vlak 18' van de flens 12. Wanneer de kap op ’'! zijn plaats is liggen de halve groeven 25 en 26 tegenover elkaar en j vormt dit stelsel aan de zijde van de grote as Y-Y van de ellips een ! ' horizontale en blinde nagenoeg gesloten groef 27, -waarin twee grendel- 5 * elementen 28 opgenomen kunnen worden. Elk element 28 bestaat uit een i ! stuk ronde staaf' 29 uit goedkoop materiaal, waarvan de diameter kleiner ' _ " , ” * j ’ is dan die van de groef' 2T· De elementen 28 zijn in figuur 4 duidelijk- * i j heidshalve niet getekend. · } • · Om deze elementen 28 tg kunnen monteren, is een uitholling 30 i ' .10 : in de vorm van een parallellepipidum in het vlak 18 van de flens 12 aan- [ - ; .gebracht- over de helft van de lengte van elke groef 27 en welke naar om-j ' hoog. wijst. De lengte van de uitholling 30 is in 'de orde van grootte [ l · ! van· een derde van die van de groef 27 en is ongeveer gelijk aan die van : I ! - . !.

| ·;. elk element 28. „ ' j

Il5 - Het stelsel wordt gecompleteerd door een buitenpakking 31 uit | ; rubber met een T-vormige doorsnede. Het lijf 32 van deze T sluit de \ -radiale onderbreking af, welke zich bevindt tussen het bovenuiteinde ^ * i L ; van de mantel 16 en die van de flens 12, welke twee uiteinden zijn afge- .

• I - ' ' j ! rond en worden bedekt door resp. de twee bovenflenzen van de T. ! - 20 · De pakking 31 is in figuur 1 ten dele weggebroken getekend.

V Ter plaatse van de twee uithollingen 30 en met een::zelfde lengte heeft de pakking 31 een verdikking 33 in de vorm van een parallellepipidum (niet weergegeven in figuur k), welke dient voor het afsluiten van die uithollingen.

25 . De montage van de schuif geschiedt op de navolgende wijze.

De afsluitklep van de schuif wordt op zijn plaats in niet ; weergegeven geleidingen gezet,, welke zich bevinden in het . schuiflichaam.

: De kap 3 voorzien van de pakking 2h en gedraaid om de as X-X wordt : schuin met de grote as Y-Y gezet en met enige voorspanning in de ver-30 breding 11 van het kleplichaam gezet, en vervolgens horizontaal gezet.

Het deksel rust dan tegen de binnenflens van de verbreding 11.,

De draadspil ^ wordt door de boringen 7 en 6 geschoven en met het ondereinde vastgezet in de schroefboring van de klep of een daarmee verbonden moer.

35 De plug 9 wordt met zijn pakking 10 vervolgens in de schroef boring 7 van de kap 3 gezet totdat de kraag 8 van de bedieningsspil k - tegen de borst van de boring 7 van de kap komt aan te liggen met een 81Ó48Ö 6 : * » ?—: ; ; ' ' ί ; · -5- ί :- . } * · ondervlak en legen de plug 9 met het bovenvlak, -waarbij de kap bij bedie ning van de spil 4 niet kan verdraaien. De spil wordt teruggedraaid, zodat deze naar omhoog beweegt en de kap meeneemt. De kap 3 komt dan met de zone 19 van de flens 17 tegen het steunvlak 13 van het schuiflichaam, 5 waardoor de pakking 2b wordt samengedrukt, hetgeen wordt beperkt door ' onderling aanslaan van de vlakken 19 en 13.

. ' Aan elke zijde van de grote as Y-Y, worden twee grendelele- menten 28 aangebracht. Deze element en 28 worden door de betreffende : uithollingen 30 gestoken en vervolgens in de groef 27 gezet ter weers- * · ί 10 zijden van deze uitholling, zoals figuur 5 dit toont. Vervolgens wordt de buitenpakking 31 aangebracht, waarbij elke verdikking 33 in de uitholling 30 komt. Aldus houdt elke verdikking 33 twee elementen 28 in de betreffende groef 27, zodat deze af dichtend zijn beschermd tegen het binnendringen van eventuele corrosieve fluxda van buitenaf.

15 Het'is duidelijk, dat de kap 3 naar omhoog of naar omlaag kan : verplaatsen ten opzichte van het lichaam 2. Dit kan op zeer eenvoudige wijze worden verkregen, terwijl de delen 2 en 3 ruw gegoten kunnen zijn en de enige noodzakelijke nabewerking bestaat uit het maken van een gelei- i · ‘ ding voor de spil ^ in de kap 3 en eventueel verbindingsbeugels voor het 20 lichaam 2 aan buisleidingen, zodat ook geen ongewenste bewegingen ten opzichte van het lichaam 2 gemaakt kunnen worden, terwijl de vergrendeling verkregen door korte stukken ronde staaf 28 uit metaal, bijv. uit goedkoop staal, dat ook niet roestvrij behoeft te zijn.

Opgemerkt zij, dat in geval van overdruk binnen het lichaam 2 25 de binnenpakking 2b in de richting van de as X-X wordt gedrukt. Daardoor wordt deze verder samengeknepen, terwijl verplaatsingen worden voorkomen als gevolg van de borst 21. Het niet aanwezig zijn van scherpe kanten zowel op het lichaam als op de kap, maakt een doelmatige bekleding van de klep met een anti-corroderende laag mogelijk.

30 De variant volgens figuur 7 verschilt slechts met die van de voorgaande doordat de halve groeven 25, in plaats van tegenover elkaar te zijn gelegen, iets onder een hoek hellen ten opzichte van het verti-kale vlak en zij maken onderling een hoek alpha in de orde van grootte van 2 a 5°, waarbij de assen van de halve groeven elkaar snijden in 35 het midden van hun lengte, d.w.z. in het midden van de uitholling 30. Bij het vergrendelen van de kap worden de vergrendelelementen 28 met kracht ---- in de twee uitsparingen, welke aldus worden gevormd, gedrukt zodat elke

e'FoTeÖI

"·:τ ·*·.' : Π

- I

* ·. -!.·" : ! ι speling in vertikale zin tussen de kap en het schuif lichaam wordt voor-

I ' komen. I

i ' - ! ·! · , Opgemerkt zij, dat de .afmetingen van de verbreding 11 van i r v . - i ! ; bet lichaam 2 en de excentriciteit van de ellips van de schuif in boven-" ΐ ' * i . j 5 ; aanzicht voldoende groot moeten zijn om de flens 17 van de kap 3 onder «'ll * • I ; de flens 12 van het lichaam 2 te kunnen brengen. In het weergegeven geval . i ; is de verhouding kleine as/grote as gelegen tussen 2 en 3 voor de kap 3 ! v | · | en is iets kleiner dan 2 voor de verbreding 11 van het lichaam 2.

' [' | — - In het bovenomschreven geval staat de as X-X van de bedie- 110 ; ningsspil k vertikaal. Het is duidelijk, dat tijdens bedrijf elke andere - { * . ' * ! : ·| stand mogelijk is.

• »· ♦ ' ' ; -De buitenpakking 31 kan worden vervangen door elk ander type, : I } .* . ' ... | ! bijv. een elastische ring met een betrekkelijk hoge hoogtè, welke van J ί | . · ’ · i ! . bovenaf in de schuif wordt aangebracht en welke elastisch aanligt tegen ; ! r # 1 # e * ' * * j ;15 ‘ het buitenvlak van de verbreding 11 en het buitenvlak van het’ gedeelte j l 1? van de kap 13. _ " .

r **> ' · .

' t * * ' * * - * · i J { - · * '! . ! . V . · " l •Ir- " ' - i * I . . - . i . . i i i ï ' . I .

i : i · ^ ί - · ,. i * ί ί

‘ I

8104806

Claims (5)

1. 2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat middelen (33) aanesig zijn voor het vasthouden van de grendelorganen (28), 15 welke zich in de uitholling (30) bevinden. 3* Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een ; pakking (31) aanwezig is voor de onderbreking aan de omtrek, welke zich bevindt tussen het deksel (3) en het lichaam (2). ! ; k. Inrichting volgens conclusies 2 en 3, met het kenmerk, dat 20 de tegenhoudende middelen (33) worden" gevormd door een verdikking van de : pakking (31), welke de uitholling (30) afsluit.
2. 5- Inrichting volgens conclusies 1-U, met het kenmerk, dat het grendelorgaan (28) wordt gevormd door een klein aantal rechte stukken staaf.
3. 6. Inrichting volgens conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de groef (27) bestaat uit twee gescheiden delen, gelegen ter weerszijden van de as X-X van het deksel 3 en het lichaam (2), waarbij elk van deze delen een uitholling (30) heeft voor het inbrengen van het grendelor-. gaan (28). 30 7· Inrichting vdgpns conclusie 5, met het kenmerk, dat elke iifcholling (30) zich bevindt op de helft van de lengte van het bijbehorende deel van de groef (27).
4. 8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de halve groeven (27) een kleine hellingshoek (alpha) hebben in een rich- 35 ting, die haaks op de omtreksrichting staat.
5. 9. Inrichting volgens conclusies 1-8, met het kenmerk, dat het grendelorgaan (28) een dwarsdoorsnede heeft, welke kleiner is dan die van de groef (27). eTöTeöe f_ —. . -a- . . ] . i . . . . i | [ 10.. Inrichting volgens conclusies 1-9, met'.het kenmerk, dat | j de ontrek (l6) van het deksel (3) een omranding (1T) heeft, welke gele- ' | ; gen is onder een flens (12) van het lichaam (2), terwijl een pakking i ; (2k) axiaal is samengedrukt tus.sen die ronding en de flens. |-5 ! -11. Inrichting volgens conclusie 10, met het keimerk,'dat de .! ; omranding (1T) een trede heeft, welke steunt tegen het'vrije van de ; ; flens (12) van het lichaam (2) en een'langs de omtrek verlopende indruk- i · | king·-(22) voarhet aahbrengen van de omtrekspakking (2k). | 'i .' " · . · - · I | *. i . . ... *·.··'. ^ . * f . *; ' I - ' , \ 1 „ ί. " | ·. i : 1 f * .. * \ N'-.· " - : - ' Γ ' -1 · - ... ' · ' ! ' | i ' . t ï ï '.··' : ·..'' ---1 vii r- I t ' . \ ' ! · f ƒ i i - - • i 4 * t 8TD' 4 8 0 6