NL8104695A - Overdrachtmateriaal. - Google Patents

Description

------------ ----------;-----------------------· :· t ·« « Τ VO 2^38 . -1-

Overdraehtmateriaal

De uitvinding heeft betrekking op een materiaal voor droge overdracht van het type -waarbij chemische samenstellen worden gebruikt, die fotogevoelige eigenschappen hebben en, onder vooraf bepaalde omstandigheden, een overdracht kunnen bewerkstelligen 5 door een chemische reactie.

In het gebied van droge overdracht zijn reeds meerdere procédé’s bekend.

Men kent allereerst overdrachttechnieken, waarbij gebruikt wordt gemaakt van een papier of drager voorzien van microcapsules 10 die een drukvloeistof bevatten. Wanneer mechanische druk wordt uitgeoefend op de drager, worden de microcapsules gebroken en komt daardoor de drukvloeistof vrij voor de afdruk of de overdracht.

Men kent eveneens zuiver mechanische overdrachtprocêdê’s, waarbij een drager wordt gebruikt waaraan de over te dragen tekens 15 of afbeeldingen vastkleven. De overdracht is in dat geval een echte fysische overdracht van het teken vanaf zijn oorspronkelijke drager op een ontvangst drager. De bewerking vindt plaats door de voorzijde van de oorspronkelijke drager, die het teken draagt, tegen een ontvangstdrager te plaatsen en door op de andere zijde van de 20 oorspronkelijke drager mechanische druk uit te oefenen, die bij voorbeeld bestaat uit het krassen van de betreffende vlak met behulp van een stift of een ander min of meer puntvormig voorwerp.

Men kent ook nog procédé’s waarbij gebruik wordt gemaakt van de fotopolymeriserende eigenschappen van bepaalde chemische 25 verbindingen. Men gebruikt een afgeefdrager, die de over te dragen tekens en een laag van een fotopolymeriseerbare samenstelling draagt, en een ontvangstdrager, waarop de overdracht moet worden uitgevoerd en die een laag van een andere fotogevoelige verbinding draagt.

Door de inwerking van licht, onder bepaalde omstandigheden en 30 volgens al dan niet vooraf bepaalde golflengten, vinden chemische fotopolymerisatiereacties plaats. Deze reacties leiden tot een verschijnsel van gedifferentieerde hechting. De over te dragen tekens of partijen hechten dan sterker aan de ontvangstdrager dan aan de 8 1 0 4 69 5 ί. % .

w t -2- afgeefdrager en worden overgedragen. De niet over te dragen delen» die sterker hechten aan de afgeefdrager dan aan de ontvangst-drager, blijven aan de afgeefdrager vastkleven en worden dus niet overgedragen.

5 De hierboven beschreven procédé's maken het mogelijk een overdracht uit te voeren in de vorm van een fysische overgang van een teken of concreet lichaam van de oorspronkelijke drager, waar zij zich'bevinden, naar een ontvangst drager. Dat lichaam bestaat in het geval van de procédé*s met microcapsules uit een 10 inkt en bestaat in de andere gevallen uit het over te dragen teken zelf.

Bovendien kent men kleur over drachtproc éde * s door thermografie,: zoals bij voorbeeld beschreven in het Britse octrooischrift 953.150 en in het Amerikaanse octrooischrift 3.*+51.338. Volgens deze 15 octrooischriften gebruikt men een chromogene of kleurvormende stof, gevormd door een verbinding van de groep benzo-indolino-spiropyraan, ..... die in normale toestand doorschijnend en kleurloos is. Wanneer deze stof in contact kcmt met een ontwikkelaar, wordt zij opaak en gekleurd.1 Volgens het Britse octrooischrift bestaat de ontwikkelaar 20 uit een zout van een organisch zuur, terwijl volgens het genoemde Amerikaanse octrooischrift de ontwikkelaar wordt gevormd door' een fenolverbinding. De reactie tussen de chromogene stof en de ontwikkelaar komt tot.stand door toevoer van warmte, bij voorbeeld door infraroodbestraling.

25 Volgens deze octrooischriften worden de chromogene stof en de ontwikkelaar gemengd met een polymeer bindmiddel en in de vorm van een laag afgezet op een drager, bij. voorbeeld een vel papier.

De overdracht van een teken of symbool wordt verkregen dankzij de afdruk in een thermografische inkt van het teken op de rug van het 30 dragervel of op een matrixvel dat op de actieve laag is afgezet.

Blootgesteld aan infrarode straling neemt de thermografische inkt selectief de warmte op en veroorzaakt aldus in de overeenkomstige delen van de actieve laag de chemische reactie tussen de chromogene stof en de ontwikkelaar.

35 Volgens een andere uitvoeringsvorm, die is beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.*+51'.338, vormen de chromogene stof en de ontwikkelaar lagen op tegenover elkaar geplaatste zijden van 8 1 0 4 6 9 5 ~~~ ~· ~ " ' ' - ' t * t -3- twee dragervellen, waarvan het ene weer een. of meerdere tekens he vat, die zijn af gedrukt in thermogr af i s che inkt. Tijdens de toevoer van warmte door infraroodstraling of door een verwarmende plaat (fig. U van het genoemde Amerikaans octrooischrift) smelt de fenol-5 verbinding in het deel dat overeenkomt met de afdruk in thermo-grafische inkt en verloopt de chemische reactie met de chromogene stof op zodanige wijze, dat het teken wordt afgedrukt op de ene of de andere laag. Het migreren van de ene of van de andere stof van de reactie wordt in het genoemde Amerikaanse octrooischrift 10 aangegeven, maar is op geen enkele wijze verklaard of geanalyseerd.

Volgens de werkwijze beschreven in het Britse octrooischrift 953.150 zijn immers zeer talrijke toepassingen gevonden in de vorm van een dragervel, dat is voorzien van een enkele laag, die de beide reagentia, chromogene stof en ontwikkelaar, bevat 15 in een innig mengsel en waarop men aldus met een hete stift of met hete karakters, tekens of karakters in kleur kan schrijven.

Dit materiaal wordt thans op zeer grote schaal gebruikt in het afdrukgedeelte voor registreerkassa's en voor computers.

Vanneer anderzijds de beide reactiecomponenten op twee 20 aparte vellen zijn aangebracht en de reactie door infraroodstraling of door een warme plaat tot stand wordt gebracht, is gebleken dat het gebruik van een model van het over te dragen teken in thermo-grafische inkt onontbeerlijk is voor het verkrijgen van een mogelijk resultaat. Bovendien veroorzaakt de toepassing van infraroodstraling 25 in alle gevallen een diffusie van warmte, die niet kan worden gecorrigeerd en die leidt tot toevallige overdracht van symbolen en tot een ontoelaatbaar gebrek aan scherpte van de overgedragen symbolen.

De onderhavige uitvinding heeft als doel een overdraeht-materiaal te verschaffen, dat een chromogene of kleurvormende 30 stof en een ontwikkelstof omvat, die elk zijn af gezet op een afzonderlijke inerte drager en waarbij de chemische reactie wordt veroorzaakt door een uitwendige energie-aanvoer, die geen enkele warmtediffusie met zich brengt en een perfecte overdracht van de chromogene stof op de drager van de ontwikkelaar toelaat, alsmede 35 het verkrijgen van symbolen met een perfecte scherpte.

Het overdrachtmateriaal volgens de uitvinding is dus van het type, dat een afgeefsamenstel omvat, bestaande uit een inerte 8 1 04 69 5 ___ 5 --¾ -w drager die is voorzien van een laag voor het vormen met een chromogene stof, en een ontvangstsamenstel, bestaande uit een inerte drager die is voorzien van een laag van een kleurontwikkelaar, .waarbij de chromogene stof een stof is uit de groep benzo-indolino-spiropyraan 5 die elektronen af geeft, en de ontwikkelaar een fenolverbinding omvat die elektronen aanneemt.

Volgens de verbinding is de genoemde laag voor het vormen van kleur af gezet in de vorm van tekens of symbolen bestemd om te worden overgedragen, en is die laag bedekt met een barrierelaag, 10 die kan worden ontleed door de inwerking van ultraviolette straling van een vooraf bepaalde golflengte, is een loslaatlaag die gevoelig is voor genoemde ultraviolette straling geplaatst tussen de genoemde laag voor het vormen van kleur en de drager van het genoemde afgeef-samenstel, en is ten minste- een van de genoemde dragers transparant 15 voor de genoemde ultraviolette, straling.

Voor het. gebruik van dat. materiaal -plaatst men het afgeef-samenstel en het ontvangstsamenstel met hun beklede zijde op elkaar en onderwerpt men. het. aldus verkregen geheel aan de inwerking van een ultraviolette straling met een vooraf bepaalde golflengte.

20 Op dat moment worden de loslaatlaag en de barrier elaag afgebroken of geëlimineerd door de ultraviolette straling en veroorzaken zij ..... een exothezme reactie gelocaliseerd aan het bestraalde oppervlak, die verzekert dat de laag voor- het vormen van kleur in contact komt. met de kleur ontwikkelaar en op de drager van het ontvangst element 25 een beeld doet ontstaan, overeenkomend met dat vooraf gevormd door de laag voor het vormen van kleur. Dankzij deze werking verkrijgt men een overdracht zonder risico's voor diffusie van warmte, en bijgevolg symbolen of tekens met een perfecte scherpte.

De genoemde chromogene stof wordt bij voorkeur gevormd door 30 ten minste een verbinding van de groep benzo-indolino-spiropyraan die een perfecte transparantie voor ultraviolette straling; vertoont.

Om de overdracht van het beeld van het materiaal volgens de uitvinding te versnellen, omvat de- genoemde laag voor het vormen van kleur bovendien een polymeer bindmiddel, dat dient om de. foto-35 polymerisatie te activeren en omvat de genoemde kleurontwikkelaar bovendien een zinkverbinding die als fotoactivator dient.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van het materiaal 8104695 ar % -5- volgens de -uitvinding omvat de genoemde laag voor het vormen van kleur bovendien een staadaardkleurstof, die kan -worden ontkleurd door de inwerking van de genoemde ultraviolette straling.

5 Dit maakt het mogelijk om de plaats van de reeds overge dragen tekens of karakters onmiddellijk te localiseren.

Volgens de uitvinding bevatten de loslaatlaag en de barrière-laag bovendien fotoinitiatoren en fotoactivatoren, die het mogelijk maken de overdrachtsnelheid te vergroten.

10 Het af geef samenstel en het ontvangst samenstel kunnen door laminering volgens een bekend procédé worden vervaardigd.

Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding bestaat de drager van het ontvangstsamenstel uit een willekeurig effen oppervlak, waarop de laag kleurontwikkelaar is af gezet, bij 15 voorkeur door aerosolverstuiving. Dit levert een aanzienlijk voordeel pp, omdat men aldus de tekens kan overdragen op een willekeurige drager, bij voorbeeld op een paneel of een muur.

Bovendien heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het gebruik van het hierboven beschreven materiaal, die er in 20 bestaat om de beklede oppervlakken van het genoemde afgeefsaaenstel en het genoemde ontvangstsamenstel in contact te brengen en het geheel te onderwerpen aan ultraviolette straling van een vooraf bepaalde golflengte, die wordt toegevoerd aan de zijde van de drager die transparant is voor ultraviolette straling.

25 Bij voorkeur gebruikt men een ultraviolette straling met een golflengte in de orde van 25^-^30 nm.

Voorts heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van die werkwijze met het materiaal volgens de uitvinding. Die inrichting omvat een eerste draagraam, dat bestemd is om 30 het afgeefsamenstel op te nemen en mobiel is opgesteld in een horizontaal vlak volgens twee richtingen loodrecht op elkaar, een tweede draagraam, dat op het eerste draagraam is geplaatst in de onmiddellijke nabijheid van dit laatste en dat bestemd is om het ontvangstsamenstel op te nemen, waarbij dit laatste of het genoemde tweede draagraam mobiel 35 is opgesteld in een horizontaal vlak volgens ten minste één van de twee genoemde richtingen, een bron voor ultraviolette straling, die boven of onder de genoemde ramen is geplaatst en die een stralenbundel levert die een vooraf bepaald deel van het tweede draagraam 81 0 4 6 9 5

'it S

i -6- bestrijkt, bedieningsorganen, die een relatieve plaatsing mogelijk maken van het genoemde tweede raam ten opzichte van de ultraviolette stralingsbron en van het eerste raam ten opzichte van het tweede t raam en de intermitterende inwerkingstelling van de stralingsbron.

5 Andere uitvoeringsvormen en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving, waarbij wordt verwezen naar de bijgevoegde tekeningen, die als voorbeeld een voorkeursuitvoeringsvorm van het overdrachtmateriaal volgens de uitvinding en van een inrichting voor het gebruik van dat materiaal 10 tonen. In deze tekening is: - fig. 1 een schematisch aanzicht in doorsnede van het afgeefsamenstel volgens de uitvinding; - fig. 2 een schematisch aanzicht in doorsnede van het afgeefsamenstel getoond in fig. 1 en van een ontvangstsamenstel volgens de uit- 15 vinding, voorafgaand aan een belichting met ultraviolette straling; - fig. 3 een schematisch aanzicht in doorsnede van het afgeefsamenstel en het ontvangstsamenstel weergegeven in fig. 2 na hun belichting met ultraviolette straling; - — - fig. h een schematisch aanzicht in. perspectief van een inrichting 20 voor de verwerking van het overdrachtmateriaal getoond in de fig.- 1-3.

Het afgeefsamenstel c,: getoond in de fig. 1-3» omvat: een draagvel. 1, waarop zijn aangebracht een loslaatlaag 2, een laag 3 die over te dragen tekens of symbolen bevat, die zijn gevormd door opdrukken van een chromogene of kleurvormende stof, en een barrière-· 25 laag Of -element h, die of dat kan worden afgebroken, door dè inwerking van een. ultraviolette straling, waardoor de overdracht van de tekens of symbolen 3 naar een ontvangstsamenstel d (fig. 2 en 3) wordt ingezet.

Het ontvangstsamenstel d bestaat uit een draagvel 6, waarop 30 een laag 5 uit een stof voor hetontwikkelen van kleur is af gezet.

Hieronder zal nu de samenstelling: en de-werking van elk van de lagen 1-6, die het afgeefmateriaal c en het ontvangstmateriaal c1 volgens de uitvinding vormen, worden beschreven.

I. Drager: 1 van het afgeefsamenstel c 35 De drager 1 bestaat uit een vel of een film. van een stijf of flexibel materiaal, dat transparant of doorschijnend is en ultraviolette straling doorlaat, die is gelegen in het gebied van de "8 1 0 4 6 9 5 i S' l -T- korte golflengten, bij voorkeur tussen 25¼ en ^30 am.

De dikte van die film bedraagt bij voorkeur ongeveer 30-100 ,um en zijn treksterkte is groter dan of gelijk aan 1300 kg/cm .

De film 1 laat bij voorkeur ten minste 8ö$ van de energie afgegeven 5 in de vorm van ultraviolette straling passeren.

Voor de fabricage van die film 1 kan men gebruik maken van een polyester, een polyetheen, een polyethyleentereftalaat, zoals in de handel gebracht onder de handelsnaam Melinex 0 of S door I. C. I., een polystyreen, een polypropeen, geregenereerde cellulose-10 derivaten, polyvinylideenchloride, nylon of andere soortgelijke materialen.

Het gebruik van een film van polyetheen is bijzonder doelmatig vanwege de doorlating van ultraviolette straling met een golflengte groter dan of gelijk aan 25¼ nm.

15 Voor het aanbrengen van de andere lagen 2, 3 en ¼ kan de film mechanisch of chemisch worden behandeld teneinde een betere verbinding met de loslaatlaag 2 mogelijk te maken.

II. Loslaatlaag 2

De loslaatlaag 2 bestaat uit . .* .· fotogevoelige stoffen en 20 een bindmiddel. De fotogevoelige stoffen omvatten fotoinitiatoren en/of fotoactivatoren. De werking van de ultraviolette straling op deze fotogevoelige stoffen veroorzaakt wijzigingen van de mechanische en chemische eigenschappen van deze stoffen en doet met name een ionische fotopolymerisatiereactie ontstaan.

25 Volgens de uitvinding is de laag 2 samengesteld uit een mengsel van copolymeren van polyvinylpyrrolidon/malelne zuur anhydride en een polyvinylalcohol, waarin een fotoinitiator of een combinatie van fotoinitiatoren is gedispergeerd.

Als fotoinitiator kan men bij voorbeeld gebruik maken van 30 'een of meerdere van de volgende stoffen: - 2-hydroxy-2-methyl-1-fenylpropan-1-on (DAR0CUR 1173-Merck) • 1-(4-isopropylfenyl)-2-hydroxy-2-methylpropan-1-on (DAE0CUE 1116-Merck) - 2-isopropylthioxanthon (QUMTACUEE ITX) - 13 gev.% 2-isopropylthioxanthon ds 2-(dimethylamino)ethylbenzoaat 35 (QÏÏAMACUÊÊ 659) - benzyldimethylketon (IRGACURE 651)

De fotoactivatoren van de loslaatlaag 2 omvatten één of meerdere 8104695 * w % i i -8- van de volgende stoffen: - benzofenon, -bis-dimethylaminobenzofenon, ethyl-4-dimethylamino- benzoaat, benzyl, 2-chloorthioxanthon, 2-ethylantrachinon.

Deze fotoinitiatoren maken bet mogelijk door de inwerking 5 van een ultraviolette straling van een specifieke golflengte om een fotopolymerisatie te doen plaatsvinden met oligomeren of acrylcopolymeren, die deel uitmaken van de barrièrelaag h. De aanwezigheid van vinylpolymeren, en vooral van vinylpyrrolidon, maakt het mogelijk de fotopolymerisatie van de acrylaatoligomeren te 10 activeren.

De. loslaatlaag 2 heeft vooral drie functies.. Zij maakt het vooreerst mogelijk om de tekens of' afdrukken, aangebracht met behulp mn de samenstelling voor het vormen van kleur 3, gescheiden te houden van de drager en een correcte afdruk van die tekens uit te 15 voeren. Zij beschermt vervolgens diezelfde samenstelling 3 tegen toevallige druk of belasting die op het geheel van het samenstel wordt uitgeoefend. Tenslotte maakt de loslaatlaag 2 het mogelijk om de reactie tussen de samenstelling voor-het vormen van kleur en de reactieve ontwikkelaarverbinding voor kleur van de ontvangst-20 drager te verbeteren. Zij activeert op enige wijze de verbindingen van de laag 3, zodat deze sneller en vollediger reageren met die van -de reactieve ontwikkelaar voor kleur na de inwerking van de ultraviolette straling. Zij gedraagt zich als ”synergistische factor*' door de reactiviteit van het elektronen uitwisselend procédé tussen 25 de verbinding voor het vormen van kleur 3 en zijn ontwikkelaar 5 te vergroten.

III. Laag voor het vormen.van kleur 3

De laag 3 van het af geef samenstel c bestaat uit symbolen, tekens of karakters die bestemd zijn om te worden overgedragen op 30 het ontvangstsamenstel d en die zijn afgezet op de laag 2 volgens een bekend drukprocédé, bij voorkeur door serigrafie.

Die tekens zijn vervaardigd van een chromogene stof of een stof voor het vormen van kleur, bestaande uit een kleurloos organisch produkt, dat stabiel is bij verschillende pH-waarden en dat elektronen 35 af geeft.. Deze stof wordt gekleurd, wanneer zij in contact wordt gebracht met een ontwikkelstof die elektronen aanneemt.

De chromogene stof kan bestaan uit ftaliden, fluóranen, 8 1 0 4 69 5 > % -9- ( benzofluoranen, chromenpyrazoleu, spiropyranen, spyro-di-pyranen, azomethinen en een carbazolylmethaan, een chromenoindool, een fenoxazine, een fenothiazine of een leucoantamine. .

Bij voorkeur bestaat zij uit êén of meerdere kleurstoffen 5 van de groep benzo-indolino-spiropyraan.

Onder deze laatste kleurstoffen gebruikt men bij voorkeur een of meerdere van de volgende stoffen: - i,3s 3-trimethyl-61-chloor-8' -methoxy-inodlino-=benzo-spiraan - 3,3-bis-indolylftalide 10 - 3-(aminofenyl)-3-indolylftalide - 6-dialkylamino-2-n-octylaminofluoraan - 6-dialkylamino-2-arylaminofluoraan - 6-dialkylamino-3-metbyl-2-arylaminoflyoraaa - 6-dialkylamino-2· of 3-alkylfluoraan 15 - 6-dialkylamino-2-dibenzylaminofluoraan - 6-pyrroli dino-2-arylaminofluoraan - bis- (aminof enyl)-furyl- of fenyl- of carbazolylmethaan - benzoylleucamethyleen-blauw (BD4B) - 3-fenyl-7-dialkylajnino-2,2-di-spirobenzopyraan ~ 20 - benzoyl-diallylamino-fenolthiazine of fenoxazine of bis-dialkyl- aminobenzbydrolarylsulfonaat - kristal-violetlacton (CVL)

De chromogene laag omvat volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding bovendien een standaardkleurstof, die verenig-25 baar is met de chromogene kleurstoffen en die kleurloos wordt door de inwerking van de ultraviolette straling. Deze maakt het mogelijk om de karakters of tekens, gedrukt met de stof van de laag 3, zichtbaar te maken. De ontkleuring van de standaardkleurstof door de inwerking van de ultraviolette straling vergemakkelijkt 30 het gebruik van het materiaal volgens de uitvinding, omdat het daardoor mogelijk wordt de plaats van de reeds overgedragen karakters terug te vinden.

De laag 3 omvat nog een polymeer bindmiddel, dat eveneens dient om de fotopolymerisatie te activeren.

35 Dat bindmiddel kan uit een-of meer van de volgende stoffen bestaan: een eopolymeer van vinylacetaat en 2-ethylhexylacrylaat, een eopolymeer van isobuteen, polybutylacrylaat, ethylhexylacrylaat, 31 0 4 69 5 if -10- l isooctylacrylaat, ethylmethacrylaat, 2-ethylhexylacrylaat, dimethyl-amino-ethylmethacrylaat, diacetonacrylamide, 1 ,l+-butaandioldiacrylaat, 1,6-hexaandioldiacrylaat, diëthylglycoldiacrylaat, triëthylglycol-diacrylaat, trimethylpropaantriacrylaat, pentaeritritoltriacrylaat, 5 2-hydroxyethylacrylaat, pentaertitritoltetrakis (mercaptopropionaat) (mercaptaat Q 1+3 ester-milacron).

Een systeem van oplosmiddelen met lage polariteit maakt het mogelijk een mengsel met een aanvaardbare viscositeit te verkrijgen, teneinde als zodanig als drukinkt te worden gebruikt.

10 Deze samenstelling voor het vormen van kleur (inkt) wordt gemalen, teneinde de deeltjesgrootte terug te brengen tot ongeveer 2,5 yum en aldus het noodzakelijke scheidende vermogen en de noodzakelijke ontwikkelsnelheid te verkrijgen. De viscositeit van deze samenstelling is in de orde van grootte van 3000-1+000 cps (20°C).

15 In de praktijk kan de samenstelling van de laag voor het vormen van kleur 3 bij voorbeeld'als volgt zijn: a. mengsel van benzo-indolino-spiropyraanverbindingen 30,00$ b. n-vinyl-2-pyrrolidon (VP) (GAF) 25,00$ c. ethylhydroxycellulose (EHEC-Hercules) 5,50$ 20 d. triëthylbenzylcyanuraat (sensibilisator) 0,70$ e. methyleenblauw 0,30$ f. mengsel van oplosmiddelen 38,50$ totaal 100,00$ IV. Barriere-element 4 25 De barrièrelaag of het barrière-element 1+ wordt vervaardigd uit een materiaal, dat inert is ten opzichte van de samenstelling van de laag voor het vormen van kleur 3. Zij dient om deze laatste te beschermen en om iedere toevallige reactie van déze laatste te vermijden.

30 Zij bestaat uit een mengsel van fotoactivatoren, die zijn gedispergeerd in een systeem van aeryloligomeren en -copolymeren..

Als fotoactivatoren gebruikt men bij voorbeeld een of meerdere van de volgende stoffen: t '8 1 0 4 69 5 i -11- - benzofenon 1 , -» > mengsel 1"? - ^jif-’-bis-dimethylamino-benzofenon j j .

<* L I mengsel k j - etbyl-^-dimethylaminobenzoaat"! f mengsel 3 /

A I

- 2-chloorthioxanthon mengsel 2 5 - 2-ethylantrachinon »

Als acrylaatharsen kan men bij voorbeeld een of meerdere van de volgende harsen gébruiken: polybutylacrylaat ethylhexylacrylaat 10 isooctylacrylaat ethylmethacrylaat 2-ethylhexylacrylaat dimethylamino-ethylmethacrylaat diacetonacrylamide 15 1,^-butaandioldiacrylaat 1,6-hexaandioldiacrylaat diëthylglycoldiacrylaat , triëthylglycoldiacrylaat trimethylpropaantriacrylaat 20 pentaertitritoltriacrylaat 2-hydroxyethylacrylaat pentaeritritoltetrakis-(mercaptopropionaat) (Q.^3 ester)

Door de inwerking van de ultraviolette· straling leidt de vorming -van vrije radicalen van de fotoinitiatoren die in de los-25 laatlaag 2 zijn gedispergeerd enerzijds alsmede de fotolytische ontleding van bepaalde andere van die stoffen* anderzijds, in aanwezigheid van een waterstof donor, tot de vrijmaking van chloor-waterstofzuur. Dit maakt het mogelijk om: a) de exotherme fotoafbrekende polymerisatie van de barrièrelaag 4 30 te initiëren, b) een specifiek innig contact tussen de samenstelling voor het vormen van kleur 3 en de verbinding voor het ontwikkelen van kleur 5 te bevorderen, c) het elektronenuitwisselend procédé te activeren dankzij de pH-ver- 35 laging verkregen door de vrijmaking van zuur, 8 1 0 4 69 5 4 ¥ ** -12- d) de verbinding voor de ontwikkeling van kleur in de vloeibare ^ fase te brengen dankzij de optredende exotherme reactie, waardoor de absorptie en de penetratie in de diepte van de elementen van de samenstelling voor het vormen van kleur 3 naar het binnenste 5 van de verbinding voor. het ontwikkelen van kleur 5 kan plaatsvinden.

Volgens een bijzonder gunstige uitvoeringsvorm kan de samenstelling van de laag of van het barrière-element k als volgt zijn: a. oplosmiddelen 16,00% 10 b. lumattin S 90 (anti-kleefmiddel) B.A.S.F. 1,00% c. EBECRYL 593 (polyesteracrylaat) U.C.B. 53,00% d. EBECRYL 102 (aminoacrylaat) U.C.B. 15,00% e. diacrylaat van 1,U-butaandiol 5,00% f. diacrylaat van oxyethylhisfenol-A 5,00% 15 g. fosforzuur (H^PO^) van 85% 0,70% h. mengsel van. fotoactivatoren (zoals hierboven onder A vermeld) k,30% totaal 100,00%

De drie lagen 1, 3 en. k van het afgeefsamenstel c zijn, 20 wel te verstaan,, stabiel bij normale temperatuur en reageren niet óp het daglicht.

Alleen een ultraviolette straling van een vooraf bepaalde golflengte brengt de hierboven beschreven chemische reacties op gang, alsmede de overdracht van de tekens of symbolen van de laag 25 voor het vormen van kleur 3.

V, Drager 6 van het ontvangstsamenstel d

De samenstel van de drager 6 van het ontvangstsamenstel d komt grotendeels overeen met die van de hierboven onder I, beschreven drager 1 van het afgeefsamenstel.

30 De drager 6 kan opaak of transparant zijn voor de ultra violette straling, afhankelijk van de beoogde toepassing. Wanneer men de straling wenst te laten invallen in de richting van de pijlen G (fig. 3) door het ontvangstsamenstel c1, dan moet de drager 6 transparant zijn, terwijl de drager 1 opaak of transparant voor die 8 1 0 4 6 9 5 -13- straling kan zijn. Wanneer men daarentegen ultraviolette straling wenst toe te voeren in de richting van de pijlen F (fig. 3) door het afgeefsamenstel c, dan is de drager 1 noodzakelijk transparant, terwijl de drager 6 naar keuze opaak of transparant voor de genoemde 5 straling F kan zijn.

Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm kan de drager 6 bestaan uit een vlak oppervlak van een willekeurig element, waarop, bij voorbeeld door aerosolprojectie, een gelijkmatige laag van de kleurontwikkelaar 5 wordt afgezet.

10 VI. Kleurontwikkelaar 5

De kleurontwikkelaar 5 omvat een actieve stof, een polymeer bindmiddel, een warmte-absorberende stof en een geschikt oplosmi ddelsysteem.

De actieve stof kan een actieve kalk zijn, zoals bij voorbeeld 15 in de handel bekend onder de namen Silton, Bentoniet, Copisil, Attapulgiet of Zeoliet. Zij kan bestaan uit een parafenylfenolhars, een aluminium- en magnesiumsilicaat of ook nog uit zinksalicylaten of -stearaten.

Zij kan eveneens een mengsel zijn van één of meerdere van 20 deze materialen.

Het bindmiddel van de ontwikkelaar 5 heeft een laag smeltpunt en absorbeert geen ultraviolette straling met golflengten in de orde van grootte van 25k-kz6 nm. Het bindmiddel kan bij voorbeeld een vinylaeetaat of een soortgelijk materiaal zijn.

25 Als oplosmiddel kan men gebruik maken van water, alcoholen, ketonen, aromatische of .aiifatische oplosmiddelen .of mengsels van dergelijke oplosmiddelen. Het oplosmiddelensysteem heeft een lage polariteit, waardoor de laminering van de laag 5 op de drager 6 mogelijk wordt of ook nog de verstuiving van dat mengsel door aerosol 30 onder toepassing van een geschikt drijfmiddel.

De warmte-absorberende stof dient om de thermische verbreiding tijdens de overdracht te beperken en te beheersen en kan bij voorbeeld bestaan uit een gelatine.

De ontwikkelaar 5 kan bij voorbeeld de volgende samenstelling 35 hebben: 8 1 04 69 5 V <* -1U- \ a. samenstelling, van parafenylfenolharsen (actieve stof) 30,00% 1. zinksalicylaat/zinkshearaat (actieve stof) 2,00% c. niet-kristallijne was met lage smeltpunt 12,00% d. warmte-absorberende stof 3,00% 5 e. polymeer bindmiddel , 20,00% f. oplosmiddelen met lage polariteit . . 33*00% totaal 100,00%

Deze samenstellingen wordt gemalen teneinde de afmetingen van de deeltjes te verminderen tot een waarde beneden 2,5 ^um, ten-10 einde aldus bet scheidende vermogen en de snelheid die nodig zijn voor het ont wikkelpro ces te verzekeren.

Hieronder zal thans, onder verwijzing naar fig. 3, het gebruik worden beschreven van het overdrachtmateriaal volgens de uitvinding, dat is samengesteld uit het afgeefsamenstel c en het 15 ontvangstsamenstel cl (fig. 2).

De twee hekelde zijden van de afgeef- en ontvangstsamenstel-len c en cl worden met elkaar in contact gebracht. Het aldus verkregen stelsel wordt blootgesteld aan ultraviolette straling met een vooraf bepaalde golflengte, afhankelijk van de chemische aard van 20 de fotogevoelige bestanddelen. Warneer alleen de drager 1 transparant is voor ultraviolette stralen, moeten de stralen invallen volgens F. Wanneer alleen de drager 6 transparant is voor ultraviolette stralen, dan moeten deze stralen invallen volgens G. Wanneer de beide dragers 1 en 6 transparant zijn voor ultraviolette stralen, maakt 25 het niet uit of deze stralen invallen hetzij volgens F, hetzij volgens G.

Door de werking van de straling wordt de barrièrelaag k van het afgeefsamenstel c geëlimineerd dankzij een fotopolymerisatie, die tegelijk de elektronenuitwisseling bevordert, welke de ont-30 wikkeling van een kleur op de drager 6 mogelijk maakt. Een exotherme reactie, gelocaliseerd aan het bestraalde oppervlak, maakt het voor de samenstelling voor het vormen van kleur 3 mogelijk om in contact te komen met de verbinding voor het ontwikkelen van kleur 5, die vloeibaar is geworden. De beide lagen 3 en. 5 reageren, met elkaar 35 voor het vormen van een beeld. J op de drager 6. Het beeld of het teken 7 is identiek aan het beeld dat is afgedrukt op de laag 2 van 8104695 -15- t het afgeefsamenstel c met behulp van de samenstelling voor het vormen van kleur 3 ("inkt1').

Dankzij de door ultraviolette straling geïnitieerde reactie en rekening houdend met de geringe hoeveelheid infrarode energie 5 die optreedt en waarvan de werking gelocaliseerd is, vertoont het teken of het karakter 7 een zeer grote scherpte, zodanig, dat zijn kwaliteit vergelijkbaar is met die van een afgedrukt karakter.

Algemeen gezien maakt de overdrachtwerkwijze van de uitvinding het mogelijk cm beelden of afdrukken te krijgen van een kwaliteit 10 welke gelijk is aan die verkregen volgens de procédé’s waarbij een reële fysische overdracht van een lichaam plaatsvindt.

De werkwijze is uiterst snel en brengt geen enkele warmtediffusie met zich mee.

Het totaal achterwege blijven van "mechanische" bewegingen 15 tijdens de overdracht maakt het mogelijk een automatisch of semi-automatiseh toepassingssysteem te beogen, waarbij de twee belangrijkste voordelen van de uitvinding worden benut, nl. de snelheid van uitvoering en de totale afwezigheid van toevallige overdracht bij afwezigheid van ultraviolette straling. Bovendien maakt de 20 uitvinding het mogelijk om overdrachten uit te voeren op een willekeurig effen oppervlak. Men kan immers de kleur ontwikkelaar 5 op een willekeurige drager sproeien en vervolgens de overdracht doen plaatsvinden door een afgeefsamenstel c te gebruiken.

De ultraviolette stralingsbron kan van willekeurige aard zijn, 25 afgezien van de bijzondere karakteristieken betreffende de golflengte.

Zij kan met name voorkomen in de vorm van een handwerktuig van het type stift.

In fig. 1* is op zeer schematische wijze een inrichting weergegeven, waarin het overdrachtmateriaal volgens de uitvinding kan 30 worden gebruikt en de onderhavige werkwijze kan worden uitgevoerd een en ander als hieronder beschreven.

Die inrichting omvat een eerste element of draagraam 10 en een tweede draagraam 11, die het ene onder het andere zijn geplaatst.

Het element 10 omvat in de buurt van zijn ondervlak een spleet 35 of een tunnel 12, die daar van de ene naar de andere kant doorheen loopt en die bestemd is om een afgeefsamenstel 13 op te nemen, dat karakters of tekens 18, 19 bevat, die bestand zijn om te worden overgedragen. Het afgeefsamenstel 13 kan in de tunnel 12 worden verplaatst 8104695 ✓ v -16- t in de richting van de pijl D3.

Op het draagraam 11 is op een geschikte wijze (hier niet weergegeven) een ontvangstsamenstel 14 bevestigd.

Onder dat samenstel 1k is ter hoogte van het centrale deel 5 van het draagelement 10 een vaste ultraviolette stralingsbron 15 voorzien, die het mogelijk maakt om door een optisch systeem 16 een stralenbundel 17 te laten invallen op de af geef- en ontvangst* samenstellen 13 en ih·.

Voor dat doel heeft het draagelement 10 in zijn centraal •j 0 gedeelte een opening, waarin op elastische wijze een aandruk-element 21 is gemonteerd,, dat het mogelijk maakt om het afgeef-samenstel 13 aan te brengen op het ontvangstsamenstel 1Λ op de plaats van het invallen van de ultraviolette stralenbundel 17.

Het raam 11 is vast gemonteerd in de richting van de 15 pijlen D1 en D2. en is daartoe schuivend gemonteerd op een eerste geleiding 22 met een zwaluwstaartprofiel 23 en die op zijn beurt schuivend is gemonteerd op een dwarsgeleiding 2l, die op bekende wijze door een wiel 25 wordt bediend.

Bij het gebruik van deze inrichting brengt men eerst het 20 gedeelte van het ontvangstsamenstel 1k, dat bestemd is om een teken te ontvange, onder de centrale opening van het element 10 ter hoogte van de door de stralenbundel 17 bestraalde zone. Dit wordt gedaan door het wiel 25 te bedienen en door het raam 11 langs de geleiding 22 te verplaatsen. Vervolgens verplaatst men het afgeefsamenstel. 13 25 in de lengterichting van. de tunnel 12, teneinde een over te dragen teken, bij voorbeeld 18, in het gebied van de stralenbundel 17 te brengen.

Na deze verbindingen voor het in de juiste stand brengen duwt men het aandrukelement 21 naar beneden teneinde het afgeef-'30 samenstel 13 dicht tegen het ontvangstsamenstel ih te brengen en stelt men de ultraviolette stralingsbron 15 gedurende een vooraf bepaalde tijd in werking. Door de inwerking van deze straling wordt het karakter 18 op de hierboven beschreven wijze overgedragen op het ontvangstsamenstel 1^.

35 De middelen voor de geleiding en de plaatsing van de draag-· elementen 10 en 11 kunnen uiteraard bestaan uit binnen de kennis van de deskundige gelegen half-automatische, of automatische middelen 8104695 -17- en zijn om deze reden hier niet weergegeven.

Uiteraard is de uitvinding niet beperkt tot de hierin beschreven en weergegeven uitvoeringsvormen en kunnen talrijke wijzigingen daaraan worden aangebracht zonder buiten de omvang van deze 5 uitvinding te vallen.

____ fr1 0 4 69 5

Claims (13)

1. Overdrachtmateriaal van het. type omvattend een afgeefsamenstel, bestaande uit een inerte drager die is voorzien van een laag voor het vormen van kleur met een chromogene stof, en een ontvangstsamenstel, bestaande uit een inerte drager die is voorzien van een laag van 5 een ontwikkelaar voor kleur, waarbij de chromogene stof een stof is uit de groep benzo-indolino-spiropyraan die elektronen afgeeft, en de ontwikkelaar een fenolverbinding omvat die elektronen aanneemt, met het kenmerk, dat de laag voor het vormen van kleur is af gezet in de vorm van tekens of symbolen, bestemd om te worden over-10 gedragen, en is bedekt met een barrièrelaag, die kan worden afgebroken door deinwerking van ultraviolette straling met een vooraf bepaalde golflengte, waarbij een loslaatlaag, die gevoelig is voor de genoemde ultraviolette straling, is aangebracht tussen de genoemde laag voor het vormen van kleur en de drager van het afgeefsamenstel, 15 en ten minste één van de genoemde dragers transparant is voor de genoemde ultraviolette straling.

2. Overdrachtmateriaal volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de chromogene stof wordt gevormd door ten minste één verbinding uit de groep benzo-indolino-spiropyraan.

3. Overdrachtmateriaal volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de laag voor het vormen van kleur bovendien een polymeer bindmiddel bevat, dat dient om de fotopolymerisatie te activeren. U. Overdrachtmateriaal volgens conclusies 1-3·,. met het kenmerk, dat de laag voor het vormen van kleur bovendien een standaardkleur-25 stof bevat, die door de inwerking van de genoemde ultraviolette straling kan worden ontkleurd.

5. Overdrachtmateriaal volgens conclusies t-U, met het kenmerk, dat de ontwikkelaar voorkleur bovendien een zinkverbinding bevat die dient als fotoactivator.

6. Overdrachtmateriaal volgens conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de ontwikkelaar voor kleur bovendien een polymeer bindmiddel, een warmte-absorherende stof en een systeem van. geschikte oplosmiddelen bevat.

7. Overdrachtmateriaal volgens conclusies 1-6, met het kenmerk, 35 dat de loslaatlaag is gevormd uit: een. mengsel van een copolymeer van 8104695 _ ... .-. - — . -------- I··-- --------— II mm I m I. - - · ----------- l -19- polyvinylpyrrolidon dienend als fotoinitiator van een maleinezuur-anhydride en van een polyvinylalcohol.

8. Overdrachtmateriaal volgens conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de barrièrelaag is gevormd uit een mengsel dat oligomeren, 5 acrylcopolymeren en stoffen die als fotoactivatoren verken bevat.

9. Overdrachtmateriaal volgens conclusies 1-8, met het kenmerk, dat de loslaatlaag is afgezet op de drager van het afgeefsamenstel volgens een bekend lamineerprocêdé, terwijl de laag voor het vormen van kleur is afgezet volgens een drukproeédê.

10. Overdrachtmateriaal volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de laag Oor het vormen van kleur volgens een serigrafisch.' procédé is af gezet op de loslaatlaag.

11. Overdrachtmateriaal volgens conclusies 1-10, met het kenmerk, dat de ontwikkelaar voor kleur door aerosolverstuiving is af gezet 15 op de drager van het ontvangst samenstel.

12. Overdrachtprocêdé onder toepassing van een overdrachtmateriaal volgens één van de conclusies 1-11, met het kenmerk, dat de beklede, oppervlakken van het afgeefsamenstel en het ontvangstsamenstel met elkaar in contact worden gebracht en het aldus gevormde geheel 20 wordt blootgesteld aan een ultraviolette straling met een vooraf bepaalde golflengte, die wordt toegevoerd vanaf de zijde van de drager die transparant is voor ultraviolette stralen.

13- Overdrachtprocêdé volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat een ultraviolette straling wordt toegepast met een golflengte in 25 de orde van 25^-^-30 nm. “ik. Inrichting voor het uitvoeren van het procédé volgens conclusie 12 of 13, met het-kenmerk, dat die inrichting omvat een eerste draagraam, bestemd om het afgeefsamenstel op te nemen en dat beweeglijk is gemonteerd in een horizontaal vlak volgens twee 30 loodrecht op elkaar staande richtingen, een tweede draagraam, dat boven het eerste draagraam in de direkte nabijheid daarvan is geplaatst en dat bestemd is om het ontvangstsamenstel op te nemen, waarbij dit laatste of het tweede raam beweeglijk is gemonteerd in een horizontaal vlak volgens ten minste één van de twee genoemde 35 richtingen, een bron voor ultraviolette straling, die boven of onder de genoemde ramen is geplaatst en die een stralenbundel oplevert, die een vooraf bepaald gedeelte van het tweede draagraam bestrijkt, 8104695 -20- bedieningsmiddelen die een relatieve plaatsing van het. tweede raam ten opzichte van de ultraviolette-stralingsbron en van het eerste raam ten opzichte van het tweede raam alsmede de intermitterende werking van de stralingsbron mogelijk maakt.

15. Inrichting volgens conclusie 1U, met het kenmerk, dat de inrichting aandrukmiddelen bevat om het afgeefsamenstel dicht bij het ontvangstsamenstel te brengen na iedere plaatsingsfase v66r en gedurende de toevoer van ultraviolette straling en dit ter hoogte van het aan deze straling blootgestelde oppervlak. 81 0 4 69ï