NL8104125A

NL8104125A - Tankeenheid voor brandstoftanks.

Info

Publication number: NL8104125A
Application number: NL8104125A
Authority: NL
Original assignee: Smiths Industries Ltd
Priority date: 1980-09-09
Filing date: 1981-09-07
Publication date: 1982-04-01
Also published as: FR2489760B1; IT1171510B; DE3132346A1; GB2088983A; IT8149235A0; FR2489760A1; GB2088983B

Description

* 1 * & . y

Tankeenheid voor brandstoftanks.

De uitvinding heeft betrekking op een tankeenheid voor brandstoftanks van het type dat een elektrische schakeling omvat die berekend is op het leveren van een variërend uitgangssignaal voor een brandstoftoeter die het brandstofpeil aangeeft.

5 Het brandstofpeil wordt afgetast door een vlotter die gedragen wordt door een beweegbare vlotterarm en de vlotterarmbeweging wordt tot stand gebracht om een geschikte variatie in het uitgangssignaal te veroorzaken.

Een voorbeeld van een dergelijke tankeenheid het 10 is beschreven in / ten name van de onderhavige aanvrager staande

Britse octrooi schrift 9^-1363 en is in hoofdzaak samengesteld uit een aantal standaard delen die verschillend ingericht kunnen zijn al naar gelang van de betreffende voertuig/tanktoepassing. Zodoende omvatten deze delen gewoonlijk een metalen topplaat 15 voor aanbrenging aan een verkozen wand van de tank, een steun waardoor een elektrische schakeling, die normaal optreedt in de vorm van een potentiometer, welke omsloten is in een metalen kast, op afstand gehouden wordt van de tankeenheid, een vlotterarm die zwenkbaar verbonden is aan de kast om zodoende 20 te zwenken in een boog tussen twee op geschikte wijze uiteen gelegen aanslagnokken (die het volle en lege peil voor de tank aangeven) welke aangebracht zijn aan de schakelingkast, een contactonderdeel dat zo verbonden is dat het mee draait met de boogbeweging van de vlotterarm om over de potentiometer te 25 strijken om het uitgangssignaal daarvan te variëren, en een of meer elektrische klemmen die op isolerende en afdichtende wijze gemonteerd zijn om zich door de topplaat uit te strekken en op geschikte wijze verbonden te worden om de elektrische schakeling tot stand te brengen. Voor sommige toepassingen is het geschikt om dat deel van de brandstofleiding dat zich in de tank uitstrekt (de inwendige brandstoftoevoerpijp) in de eenheid op te nemen, in welk geval het buiteneinde van de pijplengte, die gewoonlijk van metaal is, zich uitstrekt door een opening in de topplaat, 8104125 \ 2 + * s waar deze afgedicht en bevestigd (bijvoorbeeld door lassen), welk einde gewoonlijk op geschikte wijze gebogen is zodat het zich uitstrekt naar de uitwendige toevoerleiding waaraan het verbonden moet worden, onder het vormen van een insteekeinde voor 5 verbinding aan deze laatste. In een dergelijk geval kan de steun achterwege gelaten en de elektrische schakéingkast op de inwendige brandstoftoevoerpijp ondersteund worden.

Deze bekende tankeenheden hebben echter bezwaren zodat het zwenkpunt, de tussenafstand van de aanslagnokken en IQ de lengte en richting van de vlotterarm zorgvuldig gekozen moeten . worden voor elke betreffende toepassing en bij>*gevolg de montage van de standaard delen tijdrovend en arbeidsintensief gaat worden.

Het is eenoogmerk van de uitvinding om te voorzien in een tankeenheid die overwegend van kunststofmateriaal is en die 15 zonder meer toepasbaar is voor een breed bereik van voertuig/tank-toepassingen.

Volgens de uitvinding is een tankeenheid van het vermelde type gekenmerkt doordat de topplaat gevormd is als een vormgeving in êên stuk en tenminste een insteekeinde omvat 20 voor het opnemen van een pijpverbinding voor een toevoer- of terugvoerbrandstofleiding, welk insteekeinde een boring vormt, die door de topplaat gaat en omgeven is door een concentrische cylindrische huls, waarbij het binnenoppervlak van de huls en het buitenoppervlak van het plugdeel van de verbinding elk een gedeelte 25 hebben dat voorzien is van zaagvormige insnijdingen, een en ander zodanig dat het plugdeel van de verbinding aan het insteekeinde bevestigd kan worden door het in het insteekeinde drukken van het plugdeel tot het in aangrijping komt met het binnenoppervlak van de huls, waarbij de zaagvormige insnijdingen zodanig zijn dat zij 30 onderling samenwerken om terugtrekking van het plugdeel wanneer het eenmaal gemonteerd is te verhinderen.

Op geschikte wijze heeft de of elke verbinding een insteekeinddeel voor verbinding aan een uitwendige brandstof-leiding die onder een boek (bij voorkeur 90°) ten opzichte van het plugdeel staat zodat voér de montage van de verbinding deze 8104125 * Λ 3 eerst georiënteerd wordt om zijn eigen insteekeinde in de meest geschikte radiale nositie in te stellen voor verbinding aan de respectieve uitwendige brandstofleiding, waarbij de onderling samenwerkende zaagvormige insnijdingen op het plugdeel (j en de huls zodanig zijn dat zij draaiing van de verbinding wanneer deze eenmaal gemonteerd is tegengaan.

Volgens een aspect van de uitvinding bestaat êën gedeeïte van de zaagvormige insnijdingen uit dicht bijeen gelegen evenwijdige groeven, waarbij elke groef een onder een -j o hoek staande "invoer " wand heeft, en bestaat het andere gedeelte van de zaagvormige insnijdingen uit schroefdraad met een lage spoed.

Op geschikte wijze zijn de zaagvormige insnijdingen "ingevormd" in welk geval het zaagvormige gedeelte in de vorm van .jc een lage spoed gevormd is op het binnenoppervlak van de cylindrische huls, i van cirkelronde doorsnede is, om de vormgeving te kunnen vormen met een geschroefd kernonderdeel, welk laatste vervolgens zonder meer uit de vormgeving losgeschroefd kan worden, waarbij het gedeelte van zaagvormige evenwijdige groeven gevormd is op 2Q het plugdeel onder toepassing van gebruikelijke buitenste vorm-helften.

Bij éên voorkeursuitvoering bedraagt de steek "x" van de schroefdraad 1,00 mm en de " invoer " hoek α 30°, terwijl de groeven een steek van 1,00 mm hebben en 0,50 mm breed 2^ zijn en de hoek Θ van de "invoer ,r wand van de groeven ^5° bedraagt.

Bij voorkeur zijn de topplaat en de hoofdromp-delen van de eenheid in ëên stuk gevormd.

Een ander uitvindingsaspect van de voorkeurs-2q uitvoering van de hier in het volgende beschreven tankeenheid betreft de constructie van het hoofdrompdeel van de eenheid om deze in ëên stuk te kunnen vormen en de wijze waarop de vlotter-arm verbonden is door tussenkomst van de vlotterarmdrager.

Dit uitvindingsaspect is vervat in een tevens aanhangige Britse 35 octrooiaanvrage onder ser.no. ten name van de onder- 8104125 i V f h havige aanvrager.

Voor een goed, begrip van de uitvinding zal nu één voorkeursuitvoeringsvorm van de nieuwe tankeenheid aan de hand van de tekeningen beschreven worden.

5 Fig. 1 is een afbeelding in recht perspektief waarin de hoofdbestanddelen van de tankeenheid in hun betrekkelijke verband losgenomen beschouwd worden; fig. 2 is een doorsnede over de hoofdromp volgens II-II in fig. 1; 10 fig. 3 is een detaildoorsnede waarin het ver- bindingsstelsel voor een toevoer-of terugvoerpijp aan de topplaat van de hoofdromp weergegeven is; fig, Ha en fig. Ub zijn op grotere schaal weergegeven details van de samenwerkende opsluitvlakken van het 15 in fig. 3 weergegeven verbindingsstelsel; en fig. 5a en 5b zijn een gedeeltelijk zijaanzicht en een doorsnede die respectievelijk de vlotterarm aan de hoofdromp gemonteerd weergeven.

Bij beschouwing van fig. 1 wordt gezien dat de 20 hoofdrompdelen van de tankeenheid bestaan uit een hoofdromp 1, een topplaat 2, pijpverbindingen 3 voor toevoer- en terugvoer-brandstofpijpen, een vlotterarm Π, een vlotterarmdrager 5, een dikke filmschakelingbord 6 en een contactblad 7 dat een contact-klem 7a of klemmen voor het bestrijken van een of meer elektrische 25 weerstandsbanen 2b van het schakelingbord heeft.

Bij deze uitvoering zijn de hoofdromp 1 en topplaat 2 in één stuk gevormd uit een geschikt stevig kunststof-materiaal dat . onbeinvloed is door de vloeibare brandstof.

In het geval dat de eenheid in een olietank toegepast moet 3Q worden is acetaal een geschikt kunststofmateriaal.

Het zal duidelijk zijn dat het ontwerp van de vorm en in het bijzonder de gedeelde leidingen en kernonderdelen daarvan welbekende methodes en praktijk zal volgen.

In het bijzonder bij beschouwing van fig. 1 en 2 25 wordt gezien dat de romp 1 van de vormgeving in één stuk bestaat 8104125 i * 5 uit een open doosvormige constructie 8, waarvan de basis 9 gevormd is met een opstaand rechthoekig steunoppervlak 10 voor het dikke film-schakelingbord 6, waaromheen twee elastische klinkonderdelen 11 gevormd zijn in elke zijwand 12,

5 13 terwijl er in hoofdzaak U-vormig elastisch klinkonderdeel 1U

in de eindwand 15 gevormd is. De klinkonderdelen 11, 1U zijn in een zodanige positie ingesteld dat, wanneer het gemonteerd is, het schakelingbord 6 tegen het steunoppervlak 1 0 en de aanbreng-vlakken 'a' & 'b' daarvan gehouden wordt. De zijwand 13 is gevormd 10 met een centrale ruimte die begrensd wordt door zichraar binnen uitstrekkende wanden 16 en 17 welke verbonden zijn door een zijwanddeel 18 van kleinere hoogte. Dit deel 18 is gevormd met een naafverdikking 19 die een boring 20 heeft welke de zwenkas voor de vlotterarm U vormt. De kleinere hoogte van het deel 18 15 en de naafverdikking 19 verschaft speling om de vlotterarm te monteren door tussenkomst van de drager 5 daarvan zoals in het volgende beschreven wordt.

Weer bij beschouwing van fig. 1 en 2 wordt gezien dat de topplaat 2 in het bovenoppervlak daarvan gevormd 20 is met een klemkast 21 waarin twee paar klemmen 22, 23 opgenomen zijn, welke klemmen in positie aangebracht zijn binnen de vorm en "ingevormd" zijn bij de vormverrichting. De klem 22 is bestemd om een aarding te vormen, terwijl de Idem 22a aangebracht is voor mogelijke brandstofpompaanwending. De klem 23 is voor de 25 brandstofmeter, terwijl de klem 23a optreedt om een lage brand-stofwaarschuwingsfaciliteit te verschaffen op het dikke film-schakelingbord 6. Zoals in fig. 1 en 2 weergegeven is zijn de einden van de klemmen 23 ingesteld nabij het boveneinde van het steunoppervlak10 van de romp 1 en hebben deze neusvormige · 30 uitsteeksels 25 om het contact te vergemakkelijken en om bijkomende klinkorganen te vormen voor het aanbrengen van het schakelingbord 6, waarbij de neusvormige uitsteeksels vervolgens aan hun banen gesoldeerd worden. Het bovenoppervlak van de topplaat 2 is ook gevormd met twee opstaandeinsteekeinden 26,27 35 voor het opnemen van de toevoer- en terugvoerpijpverbindingen 3, 8104125 6 waarbij elk insteekeinde een boring 28, 29 vormt, die respectievelijk door de topplaat gaan. De boring 28 is uitgericht met en komt uit in een verdere boring 28a van grotere diameter welke zich door een naafverdikking 1 aftrekt die als deel van de hoofd-cj romp 1 gevormd is, welke boring bestemd is voor het opnemen en ondersteunen van één einde van een inwendige brandstoftoevoer-pijp 30 (zie fig. 2) waarbij het andere einde van de pijp uitgerust is met een filter 30a. Elk insteekeinde is omsloten door een concentrisc ha cjrlindrische huls 31 van cirkelronde door-1Q snede die opstaat uit het bovenoppervlak van de topplaat en een gedeelte 32 van het binnenoppervlak van elke huls is gevormd met zaagvormige insnijdingen in de vorm van schroefdraad met een' betrekkelijk lage spoed. Zoals in detail in fig. 4a weergegeven is, heeft de verkozen schroefdraad een steek x van 1,00 15 mm en een invoerhoek α van 30°. Het zal duidelijk zijn dat door de zaagvormige insnijdingen tot stand te brengen in de vorm van schroefdraad het mogelijk wordt om deze bij de vormgeving van de romp/topplaat te vormen onder toepassing van een geschikt, geschroefd, kernonderdeel dat zonder meer losgeschroefd kan 2o worden na de vorming.

Bij het nu in het bijzonder beschouwen van fig. 1 en 3 wordt gezien dat elk insteekeinde bestemd is om een pijp-verbinding 3 op te nemen, die bij voorkeur van een kunststof-materiaal zoals acetaal is. Elke verbinding 3 bestaat uit een 25 ringvormig plugdeel 33 waarvan het buitenoppervlak een gedeelte 34 met verdere zaagvormige insnijdingen gevormd beeft. In dit geval treden de zaagvormige insnijdingen op in de vorm van dicht bijeen gelegen evenwijdige groeven, die zonder meer "ingevormd" kunnen worden onder toepassing van gebruikelijke buitenste vormig helften, en bij een voorkeursuitvoering zoals in detail in fig. 4b weergegeven is zijn de groeven 0,50 mm breed en met een steek van 1,00 mm ingesteld, waarbij een gemeenschappelijke wand van elke groef (de invoerwand) ingesteld is onder een hoek & van 45°.

De boring 35 van het plugdeel 33 is gekraagd (zie fig. 3) om 25 zodoende samen te werken met een corresponderende kraag op het 8104125 7 buitenoppervlak van zijn respectieve insteekeinde 26 of 27 om een " 0T,ringaf dichting 36 op te nemen. Door aldus de effektieve diameters van de zaagvormige gedeelten 32, 3^ van de insteek-einden 26,27 en verbindingen 3 respectievelijk zodanig te kiezen 5 dat zij een klempassing of dichte passing aangaan is gebleken dat . de verbindingen 3 niettemin gemakkelijk gemonteerd kunnen worden dankzij de invoerhoek α en de hoek 6 van de invoervand van deze zaagvormige gedeelten. Wanneer zij eenmaal gemonteerd zijn maken deze zaagvormige gedeelten het tot stand komen van een stevig 10 bevestigde en afgedichte verbinding door tussenkomst van de afdichting 36 mogelijk. De zaagvormige gedeelten 32, 3^· werken zodoende samen voor hun onderlinge opsluiting en voorkomen dat de verbinding daarna uit zijn vaste en afgedichbe positie getrokken wordt. Proeven hebben aangetoond dat deze onderlinge samen-15 werking een zeer sterke en bedrijfszekere verbinding oplevert.

Elke pijpverbinding 3 vormt een insteekeinddeel 37 voor verbinding met hun respectieve (niet weergegeven) uitwendige toevoer- en terugvoerpijpen onder 90° ten opziclie van het plugdeel 33 en zodoende kan, afhangende van de uitwendige plaatsen van de 20 toevoer- en terugvoerpijpleidingen, elke verbinding 3 op geschikte wijze georiënteerd worden voor de montage aan zijn respectieve insteekeinde om zijn insteekeinddeel 37 in de meest geschikte radiale positie aan te brengen; proeven hebben aangetoond dat de onderlinge samenwerking tussen de zaagvormige gedeelten 32, 3¾ 25 van de insteekeinden en plugdelen ook dienstig is om de verbindingen tegen draaibeweging te borgen wanneer zij eenmaal gemonteerd zijn.

Bij beschouwing van fig. 1 wordt gezien dat de vlotterarm ^ gemonteerd wordt onder toepassing van de vlotterarm-30 drager 5. De drager bestaat uit een in hoofdzaak U-vormige steun 38 van kunststof die twee evenwijdige ledematen 39, ^0 heeft, welke van uitgerichte openingen 4l resp. 41' voorzien zijn, waarbij de opening Ui een daarin uitkomende invoersleuf k2 heeft. Het buitenvlak van het lid ^0 heeft twee opstaande 35 nokken ^3, W, die elk een opening k5 en een daaraan verbonden 8104125 8 invoersleuf 1+6 hebben.

Bij het in het bijzonder beschouwen van fig. 5b wordt gezien dat de vlotterarm U onder 90 0 gebogen is om een asstomp 1+7 te vormen en voor de montage wordt de vlotterarm-5 drager 5 over de naafverdikking 19 van de hoofdromp 1 aangebracht met de openingen in zijn ledematen 39, 1+0 uitgerichb met de boring 20. Het contactonderdeel 7, dat ook een opening 1+8 heeft, wordt dan gemonteerd tussen het vlak van de naafverdikking 19 en het lid 1+-0 in uitgericht verband met de opening daarvan.

10 Opgemerkt zal worden (zie-fig. 1 en 5b) dat een klemeinde 1+9 van de aardklemmen 22 met het contactonderdeel % in contact is.

De asstomp 1+7 van de arm 1+ wordt dan door de openingen en boringen gedrukt en in een verkozen exemplaar van de openingen 1+5 van de twee nokken 1+3, 1+1+ gesnapt (zoals in het volgende besproken wordt). 15 Zodoende wordt ook bij beschouwing van fig. 5a gezien dat de vlotterarm 1+ zwenkbaar gemonteerd i s door tussenkomst van zijn asstomp 1+7 waarbij de dragerarm 5 zich over het vlak van de hoofdromp en door een open uitsnijding 50 in de wand 12 van deze romp uitstrekt. Zoals in fig. 2 weergegeven is, kan een 20 korte lengte van de uitsnijding 50 aanvankelijk in de romp gevormd worden met een bovenste, onder een hoek staand, aanslag-vlak 51 zo aangebracht dat een referentie verschaft wordt voor de vlotterarm 1+ ( met deze laatste in positie op de nok 1+3 ingesteld) corresponderende met een peilstand, bijvoorbeeld de volle 25 stand, voor de tank. De onderrand van de uitsnijding kan dan afgekant worden om een onderste aanslagvlak te vormen dat geschikt is voor de beoogde aanbrengstand van een betreffende voertuig/tanktoepassing. Aldus zou het onderste aanslagvlak de boog regelen waarover de vlotterarm'uit zijn uitgangspositie 30 zwenken kan, bijvoorbeeld corresponderende met de lege peilstand voor de tank. Bet zal duidelijk zijn dat bij de in het voorgaande beschreven inrichting het zonder meer mogelijk zou zijn om groepen van de tankeenheden toe te voeren aan bijvoorbeeld een numeriek geregeld afwerkmac hinegereedschap voor het op 35 passende wijze afkanten van de uitsnijdingen 50 voor een betref- 8104125 > 9 \ fende voertuig/brandstoftanktoenassing. De boog 3 (fig. 5a) waarover de vlotterarm U zwenken kan als het brandstof^eil in de tank varieert gaat gepaard met een corresponderende strijk-beweging van het contactonderdeel 7 over de weerstandsbanen 5 van het schakelingbord 6 om zodoende op passende wijze het elektrische signaal dat aan de voertuigbrandstofmeter toegevoerd wordt te variëren. Een verkozen tasteenheid bestaande uit hetcontactarmstelsel en dikke filmweerstandscbakelingbord is meer in detail beschreven in de tevens aanhangige Britse 10 octrooiaanvrage onder serie no. ten name van de onder havige aanvrager.

Zoals in het voorgaande besproken is hangt de referentie- of uitgangspositie voor de vlotterarm U en de boog waarover deze ingesteld wordt om te zwenken tussen niveau’s 15 corresponderende met de volle en lege standen voor de brandstoftank van de betreffende toepassing, bijvoorbeeld de vorm van de tank, en of de tankeenheid in een zij- of bovenwand van de tank gemonteerd moet worden enz. af, en de fundamentele tankeenheid zoals in het voorgaande beschreven is ontworpen met 20 het oog op het aanpasbaar maken daarvan d.w.z. door het op geschikte wijze aanbrengen van de vlotterarm 4 in een betreffende nok U3 of Uk en het afkanten van de wand 12 om geschikt te zijn voor zoveel mogelijk toepassingen. Om deze aanpasbaarheid te bevorderen wordt aanvankelijk een sleuf 52 ( zie fig. 1) in 25 de zijwand 12 gevormd om een bovenste aanslagvlak 53 te verschaffen, dat als een referentie dient wanneer de vlotterarm in positie op de nok UU ingesteld wordt; in het bijzonder wanneer de vlotterarm U in deze positie ingesteld is zal duidelijk zijn dat de eindwand 15 ook tenminste gedeeltelijk afgekant moet 30 worden om de positie voor het onderste aanslagvlak voor deze arm in te stellen.

8104125 ♦ » 10 ♦

Kort samengevat is in het voorgaande een tankeenheid beschreven van het type bestaande uit een hoofdrompdeel dat een vlotter omvat die door een beweegbare vlótterarm gedragen wordt, een topplaat voor het ondersteunen van het hoofdrompdeel 5 voor het aanbrengen van de eenheid, en een elektrische schakeling, een en ander zodanig dat de vlotterarmbeweging een geschikte variatie veroorzaakt in een uitgangssignaal van de elektrische schakeling, dat het brandstofpeil aangeeft.

Een oogmerk van de uitvinding is te voorzien in een 10 tankeenheid die zonder meer aan tepassen is voor een breed terrein van voertuig/tanktoepassingen.

De tankeenheid is gekenmerkt doordat de topplaat 2 gevormd is als een vormgeving in een stuk en tenminste een insteek-einde 26, 27 omvat voor het opnemen van een pijpverbinding 3 15 voor een toevoer- of terugvoerbrandstofleiding, welk insteekeinde een boring 28, 29 vormt dat door de topplaat gaat en omgeven is door een concentrische cylindrische huls 31. Het binnenoppervlak van de huls, en het buitenoppervlak van het plugdeel 33 van de verbinding, vormen elk een gedeelte 32, 3^· dat van zaagvormige 20 insnijdingen voorzien is. De inrichting is zodanig dat het plugdeel van de verbinding aan hst insteekeinde bevestigd en afgedicht kan worden door tussenkomst van een dichtring door het plugdeel in het insteekeinde te drukken tot het in aangrijping komt met het binnenoppervlak van de huls, waarbij de twee gedeelten van de 25 zaagvormige insnijdingen van een zodanige vorm zijn dat zij onderling samenwerken om terugtrekking van het plugdeel wanneer het eenmaal gemonteerd is te voorkomen.

De verbinding kan een insteekeinddeel 37 hsbben voor verbinding aan een uitwendige brandstofleiding die onder een 30 hoek (bij voorkeur 903) ten opzichte van het plugdeel 33 daarvan staat zodat voor de montage van de verbinding deze eerst georiënteerd wordtom het insteekeinddeel daarvan in de meest geschikte radiale positie in te stellen voor verbinding aan de respectieve uitwendige toevoerleiding. In dit geval worden de onderling 35 samenwerkende zaagvormige insnijdingen op het plugdeel en de 8104125 r Λ 11 huls zo gevormd dat zij draaiing van de verbinding wanneer deze eenmaal gemonteerd is tegengaan.

8104125

Claims

1. Tankeenheid voor brandstoftanks, van het type bestaande uit een hoofdrompdeel dat een vlotter omvat, die gedragen wordt door een beweegbare vlotterarm, een topplaat 5 voor het ondersteunen van het hoofdrompdeel voor het aanbrengen van de eenheid, en een elektrische schakeling, een en ander zodanig dat de vlotterarmbeweging een geschikte variatie veroorzaakt in een uitgangssignaal van de elektrische schakeling, die het brandstofpeil aangeeft, gekenmerkt doordat de topplaat 10 gevormd is als een vormgeving in êên stuk en tenminste een insteekeinde omvat voor het opnemen van een pijpverbinding voor een toevoer- of terugvoerbrandstofleiding, waarbij dit insteekeinde een boring vormt, die door de topplaat gaat en omgeven is door een concentrische eylindrische huls, en het binnenopper-15 vlak van de huls en het buitenoppervlak van het plugdeel van de verbinding elk een gedeelte dat van zaagvormige insnijdingen voorzien i s omvatten,een en ander zodanig dat het plugdeel van de verbinding aan het insteekeinde bevestigd kan worden door het plugdeel in het insteekeinde te drukken tot het in aan-20 grijping komt met het binnenoppervlak van de huls, waarbij de twee gedeelten van de zaagvormige insnijdingen van een zodanige vorm zijn dat zij onderling samenwerken om terugtrekking van te het plugdeel wanneer het eenmaal gemonteerd i s'voorkomen.

2. Tankeenheid volgens conclusie 1, gekenmerkt 25 doordat de of elke verbinding een insteekeinddeel heeft voor verbinding aan een uitwendige brandstofleiding die onder een hoek staat ten opzichte van het insteekdeel zodat voor de montage van de verbinding deze eerst georiënteerd kan worden om het insteekeinddeel daarvan in de meest geschikte radiale positie 30 in te stellen voor verbinding aan de respectieve uitwendige toevoerleiding, waarbij de onderling samenwerkende zaagvormige insnijdingen of het insteekdeel en de huls van een zodanige vorm zijn dat zij ook draaiing van de verbinding wanneer deze eenmaal gemonteerd is tegengaan. 35 3· Tankeenheid volgens conclusie T of 2, gekenmerkt doordat ëën gedeelte van de zaagvormige insnijdingen 8104125 Ϋ \ uit dicht bijeen gelegen evenwijdige groeven bestaat, waarbij elke groef een onder een hoek staande 'rinvoer M wand heeft, en het andere gedeelte van de zaagvormige insnijdingen uit schroefdraad met een lage spoed bestaat.

5 Tankeenheid volgens conclusie 3, gekenmerkt doordat de zaagvormige insnijdingen "ingevormd" zijn, waarbij het zaagvormige gedeelte in de vorm van schroefdraad met een lage spoed gevormd is op het binnenoppervlak van de cylindrische huls, die van cirkelronde doorsnede is, om de vormgeving met 10 een geschroefd kernonderdeel te kunnen vormen, waarbij dit laatste vervolgens zondermeer uit de vormgeving losgeschroefd kan worden, en waarbij het gedeelte van zaagvormige evenwijdige groeven op het plugdeel gevormd is onder toepassing van gebruikelijke buitenste vormhelften.

5. Tankeenheid volgens conclusie 3 of gekenmerkt doordat de schroefdraad een steek "x" van 1,00 mm en een "invoer"hoek o van 30° heeft, en de evenwijdige groeven een steek van 1,00 mm hebben en 0,50 mm breed zijn en de hoek Θ van de "invoer"wand van de groeven 45° bedraagt.

6. Tankeenheid volgens een der voorgaande conclu sies, gekenmerkt doordat hetplugdeel van de verbinding afgedicht is ten aanzien van het insteekeinde door tussenkomst van een dichtring.

7. Tankeenheid volgens een der voorgaande oonclu- 25 sies, gekenmerkt doordat de topplaat en het hoofdrompdeel in een stuk gevormd zijn.

8. Inrichting, in hoofdzaak zoals voorgesteld in de beschrijving en/of tekeningen. 8104125