NL8204748A - Meetsonde. - Google Patents
Meetsonde. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8204748A NL8204748A NL8204748A NL8204748A NL8204748A NL 8204748 A NL8204748 A NL 8204748A NL 8204748 A NL8204748 A NL 8204748A NL 8204748 A NL8204748 A NL 8204748A NL 8204748 A NL8204748 A NL 8204748A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- measuring probe
- probe according
- guide tube
- float
- profile
- Prior art date
Links
Classifications
-
- G—PHYSICS
- G01—MEASURING; TESTING
- G01F—MEASURING VOLUME, VOLUME FLOW, MASS FLOW OR LIQUID LEVEL; METERING BY VOLUME
- G01F23/00—Indicating or measuring liquid level or level of fluent solid material, e.g. indicating in terms of volume or indicating by means of an alarm
- G01F23/30—Indicating or measuring liquid level or level of fluent solid material, e.g. indicating in terms of volume or indicating by means of an alarm by floats
- G01F23/64—Indicating or measuring liquid level or level of fluent solid material, e.g. indicating in terms of volume or indicating by means of an alarm by floats of the free float type without mechanical transmission elements
- G01F23/68—Indicating or measuring liquid level or level of fluent solid material, e.g. indicating in terms of volume or indicating by means of an alarm by floats of the free float type without mechanical transmission elements using electrically actuated indicating means
-
- G—PHYSICS
- G01—MEASURING; TESTING
- G01F—MEASURING VOLUME, VOLUME FLOW, MASS FLOW OR LIQUID LEVEL; METERING BY VOLUME
- G01F23/00—Indicating or measuring liquid level or level of fluent solid material, e.g. indicating in terms of volume or indicating by means of an alarm
- G01F23/30—Indicating or measuring liquid level or level of fluent solid material, e.g. indicating in terms of volume or indicating by means of an alarm by floats
- G01F23/64—Indicating or measuring liquid level or level of fluent solid material, e.g. indicating in terms of volume or indicating by means of an alarm by floats of the free float type without mechanical transmission elements
- G01F23/72—Indicating or measuring liquid level or level of fluent solid material, e.g. indicating in terms of volume or indicating by means of an alarm by floats of the free float type without mechanical transmission elements using magnetically actuated indicating means
Landscapes
- Physics & Mathematics (AREA)
- Fluid Mechanics (AREA)
- General Physics & Mathematics (AREA)
- Level Indicators Using A Float (AREA)
Description
N 0. 51516 1
Meetsonde
De uitvinding heeft betrekking op een meetsonde voor met in het bijzonder brandbare vloeistoffen te vullen opslaghouders, die een in de 5 betreffende opslaghouder door een in de dekplaat aangebrachte van schroefdraadvoorziene boring in te zetten en aan de dekplaat te schroeven geleidingsbuis voor een met een uitwendig magneetsysteem voorziene vlotter omvat en binnen de geleidingsbuis aangebrachte, op een indica-tieinrichting aangesloten electrische weerstandsbanen die in sleepcon-10 tact staan met aan een in de geleidingsbuis gedwongen geleide contact-slede toegevoegde aftastorganen, waarbij de contactslede via een inwendig magneetsysteem door het aan de vlotter toegevoegde uitwendige magneetsysteem, in langsrichting van de geleidingsbuis afhankelijk van het niveau kan worden meegenomen.
15 Een dergelijke meetsonde behoort door het Duitse Offenlegungs- schrift 2*944.076 tot de stand van de techniek. De hiermede uitvoerbare continue meetmethode voor het vaststellen van het niveau in een opslaghouder maakt gebruik van een over de meetweg U-vormig gespannen weer-standsdraad die via een kortsluitinstelorgaan (sleeporgaan) een weer-20 standswaarde evenredig aan de hoogte van het niveau tot stand brengt.
Een nadeel van het bekende principe is echter de op lange termijn gebrekkige nauwkeurigheid en de stabiliteit van de meetwaarde. Een oorzaak hiervoor is de mechanisch gespannen weerstandsdraad. Deze kan bijvoorbeeld scheuren of langer worden, wat dan tot een electrisch contact 25 met de geleidingsbuis aanleiding geeft. Bovendien heeft een dergelijke weerstandsdraad noch een temperatuurcompensatie noch een bewakingsin-richting, zodat in verband met de geringe contactkrachten van de aftastorganen op de weerstandsdraad, die tijdsafhankelijke overgangs- en contactweerstanden en dus foutieve metingen ten gevolge kunnen hebben, 30 het bekende meetsysteem slechts beperkt kan voldoen aan de eisen van het ijksysteem bij meettoestellen voor de volumemeting van vloeistoffen.
Als verder nadeel komt erbij, dat een mechanisch gespannen weerstandsdraad om redenen van betrouwbaarheid slechts bij een lengte van 35 de geleidingsbuis van maximaal 3 m mag worden toegepast. Ook is het door electrische afregelmaatregelen niet mogelijk om de weerstand aan te passen aan de vulkarakterlstiek van een opslaghouder.
Nadelig voor de bekende meetsonde zijn voorts de klapvlotters die voor het bereiken van een gering eigengewicht hol en betrekkelijk dun-40 wandig zijn uitgevoerd. De opbouw daarvan brengt daarom in de prak- 8204748 j * V * 2 tische toepassing een gewichtstoename op lange termijn tot stand door diffusie van het vulmedium. Neemt men dan nog andere, in de regel niet te vermijden opdrijf weerstanden, zoals bijvoorbeeld deeltjesvormige verontreinigen van het vulmedium of soldeer- respectievelijk lasplaat-5 sen in lengterichting van de geleidingsbuis in aanmerking, dan kunnen de klapvlotters gemakkelijk blijven hangen. Ontbrekende opdrijfreserves maken deze dus voor mediums met een geringe soortelijke dichtheid zoals superbenzine deze bezit, ongeschikt.
De toepassing in opslaghouders onder druk is niet mogelijk, aange-10 zien het hun aan de noodzakelijke drukvastheid ontbreekt.
Ten slotte is het bekende klapvlottersysteem slechts bij zulke van schroefdraad voorziene boringen in de dekplaat toepasbaar, die een bin-nendiameter van 5,08 cm en meer hebben. Bovendien mogen de aangrenzende armaturen niet geraakt worden. Bij geringere boringen van de dekplaat 15 zal de klapvlotter namelijk met een overeenkomstig kleiner volume moeten worden uitgevoerd, zodat deze dan niet meer de noodzakelijke op-waartsekracht heeft.
De uitvinding heeft derhalve ten doel de bekende meetsonde zodanig te verbeteren, dat deze op afstand van de opslag bij alle voorkomende 20 houdertypen en mediums, in het bijzonder voor brandbare vloeistoffen, toepasbaar is en met betrekking tot de nauwkeurigheid en stabiliteit van de meetwaarden bovendien ook voldoet aan alle eisen van het ijksys-teem bij "meettoestellen voor de volumemeting voor vloeistoffen".
Dit doel wordt volgens de uitvinding daardoor bereikt, dat de 25 electrische weerstandsbanen een geïntegreerd bestanddeel van electrisch niet geleidende, zich over de gehele meetweg uitstrekkende profiellijs-ten vormen, die op twee profielrails klemmend zijn opgeschoven, die in het inwendige van de geleidingsbuis diametraal tegenover elkaar liggen en in evenwijdige rangschikking in een middenlangsvlak van de gelei-30 dingsbuis verlopen, waarbij aan de evenwijdig aan het middenlangsvlak gerichte zijvlakken van de profiellijsten tegelijkertijd gedwongen geleidingen voor de contactsleden zijn uitgevoerd, die met een dwarsbalk tussen de profiellijsten grijpen, die in het gebied van de dwarsbalk de met de weerstandsbanen in contact staande aftastorganen hebben en die 35 via het inwendige magneetsysteem en het uitwendige magneetsysteem met de inelkaar steekbaar uitgevoerde vlotter in meeneemzin zijn gekoppeld.
De weerstandsbanen zijn thans een direkt bestanddeel van profielli jsten die klemmend zijn geschoven op twee in het inwendige van de 40 geleidingsbuis in een middenlangsvlak aangebrachte, evenwijdig aan el- 8204748 3 kaar verlopende profielrails. Als gevolg daarvan hebben zij een stabiele basis, zodat de weerstandwaarde van de weerstandsbanen per meter niet meer verandert, zoals dit in het bekende geval door de mechanische voorspanning en de daarbij mogelijke verlenging respectievelijk insnoe-5 ring van de draad niet te vermijden is.
De in de profiellijsten geïntegreerde weerstandbanen kunnen wat betreft hun electrlsch gedrag reeds tijdens fabricage door bijvoorbeeld electronen- of laserstralen zodanig worden afgeregeld, dat zij hetzij een lineair functiegedrag (niveau-lineair) respectievelijk een kwa vo-10 lume aangepast functiegedrag (volume-lineair) afhankelijk van de vloei-stofstand overeenkomstig de vulkarakteristiek van de betreffende op-slaghouder hebben.
Dientengevolge zijn in verband met bijvoorbeeld een toevoegings-tabel van een uitgeliterd, kwa opbouw gelijk houdertype niet slechts 15 nauwkeurige maar ook reproduceerbare ijk- nauwkeurige waarden voor het opgeslagen vloeistofvolume verkrijgbaar. De daarbij in aanmerking komende meeteenheden kunnen liters, punten of delen met betrekking daarop zijn, zodat een niveauverschil van 1 mm in het midden van de houder van een normale houder met een inhoud van 20.000 liter overeenkomt met een 20 verschil van ongeveer 20 liter.
Bovendien laat de uitvinding het toe, dat zondermeer een computerprogramma (software) kan worden toegepast, waarbij eventueel ook de schuine stand respectievelijk de helling van de opslaghouder in aanvulling op de hellingsinetelorganen in de aansluitkop van de meetsonde me-25 de in aanmerking wordt genomen. Aldus is het bijvoorbeeld mogelijk dat bij reeds tijdens de fabricage en wat betreft het volume op het houdertype afgeregelde weerstandsbanen, een erachter geschakeld uitvoertoe-stel (weergeeflnrlchtlng, druklnrichting) hetzij direkt in liters, punten of delen kan worden afgelezen, of via een vereenvoudigd computer-30 programma mathematisch kan worden beslist ten aanzien van het opgeslagen volume respectievelijk de massa·
De integratie van de weerstandsbanen in de profiellijsten schept mede de voorwaarde voor een correcte evenwijdige geleiding van de con-tactslede.
35 De reproduceerbaarheid van de meetwaarden is exact. De mechanische sterkte van het systeem is hoog bij een correcte electrische afregelmo-gelijkheid en een ijkbare opbouw.
Via de meettechnische bepaling van het niveau zijn overvullingen correct herkenbaar.
40 De meettechnisch vastgestelde waarden kunnen over gelijksoortige 8204 748 4 aanpassingsplaatsen op afstand worden overgedragen, waarbij voor het elimineren van de weerstand van de toevoerleiding, aansluitmogelijkheden voor meer-geleidertechniek aanwezig zijn.
De mogelijkheid om de meetsonde volgens de uitvinding in alle 5 voorkomende opslaghouders, vooral voor tankplaatsen te kunnen toepassen, wordt daardoor bereikt, dat door de van schroefdraad voorziene boring in de dekplaat slechts de geleidingsbuis daar doorheen behoeft te worden gestoken. Aangezien de vlotter in elkaar steekbaar is uitgevoerd, kan bij de montage van de meetsonde de vlotter door de opening 10 met een wezenlijk grotere diameter voor de vulleiding, in de opslaghou-der worden ingevoerd en daarna bij ingestoken geleidingsbuis daaraan worden gemonteerd. De magnetische koppeling tussen het inwendige en het uitwendige magneetsysteem kan daarna binnen de opslaghouder bijvoorbeeld door een eenmalig omhoogtrekken van de geleidingsbuis tot kort 15 voor de dekplaatuitgang automatisch worden bereikt.
De demontage van de dekplaat vervalt dus zowel bij de eerste installatie van de meetsonde als bij de installaties achteraf bij reeds aanwezige opslaghouders, alsmede bij een eventueel noodzakelijk onderhoud.
20 Door de in de inwendige ruimte van de geleidingsbuis aangebrachte profielrails worden uitwendige soldeer- of lasplaatsen langs de meetweg vermeden. Daardoor bestaan ook geen weerstanden die de vlotter kunnen tegenwerken. Het is mogelijk om de geleidingsbuis zolang uit te voeren, dat deze boven de dekplaat een schacht van een voldoende lengte bezit, 25 zodat ook bij overlopen van de domschacht vloeistoffen niet kunnen binnendringen.
Het bovenste einde van de geleidingsbuis kan voor de eenvoudige electrische aansluiting respectievelijk eenvoudiger bedienbaarheid met de hand op de hoogte van de bedieningsarmaturen worden ingesteld.
30 De stabiliteit van de geleidingsbuis is afgestemd op de toelaatba re doorbuiging als functie van de lengte, de tijdens bedrijf bij het vullen van de inwendige ruimte van de opslaghouder optredende dwarskrachten, alsmede op de gebruikte magneetsystemen met een grote magnetische doordringing. Op grond van deze stabiliteit doen zich ook geen 35 moeilijkheden voor om geleidingsbuizen zelfs bij zulke opslaghouders toe te passen, waarbij de meetweg langer dan 3 m is. Ten slotte is de niveaubepaling temperatuursafhankelijk.
Een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding bestaat daarin, dat de profielrails een bestanddeel uit één stuk van de geleidingsbuis 40 vormen. Deze is dan bij voorkeur strenggetrokken en kan uit een niet- 8204 74 8 * 0 » 5 magnetisch, alsmede las- en soldeerbaar edelstaal bestaan.
Een andere uitvoeringsvorm onderscheidt zich daardoor, dat de pro-flelrails bestanddeel van een Inwendige buis zijn, die in een buitenbuis past. In dit geval kan de met een geringe wanddikte gedlmensio-5 neerde binnenbuis bijvoorbeeld uit kunststof bestaan. De metallische buitenbuis neemt dan de noodzakelijke bescherming tegen buig-, torsteen drukkrachten over.
Bij beide uitvoeringen ontstaat echter geen probleem om de pro-fiellijsten met de noodzakelijke stabiliteit op de profielralls te 10 schuiven.
Volgens de uitvinding zijn de profielralls kanaalvormig uitgevoerd en hebben de kanalen een nagenoeg vierkante doorsnede. Daarbij kunnen de profielralls klemribben hebben, die onder een rechte hoek ten opzichte van-het mlddenlangsvlak naar binnen of naar buiten zijn ge-15 richt.
Door de holle kastvormige uitvoering worden vrije ruimten gevormd, die voor het opnemen van andere opnemers en de bijbehorende bedrading kunnen worden gebruikt. Zijn de klemribben naar buiten gericht, dan gaat het bij voorkeur om gesloten kanalen. Bij naar binnen gerichte 20 klemribben zijn de kanalen in de richting van de hartlijn van de buis open.
Volgens een ander kenmerk van de uitvinding zijn de profiellijsten strenggetrokken en in de zijvlakken voorzien van geleidingssleuven voor de contactslede. Als materiaal voor de profiellijsten komt bij voorkeur 25 een glasvezel- en/of een polyesterprodukt in aanmerking. Bij streng-trekken kunnen niet slechts profiellijsten worden vervaardigd die kwa contour nauwkeurig aan de profielralls zijn aangepast, maar ook kunnen overeenkomstig nauwkeurige geleidingssleuven voor de contactslede worden vervaardigd, die dan een wrijvingsarme sledegeleiding waarborgen.
30 Overigens is het bij de vervaardiging mogelijk om eventueel retourlei-dingsdraden van de weerstandsbanen direkt in de profiellijsten mede in te trekken.
De telkens volgens schakelingstype van de weerstanden noodzakelijke electrische verbindingen, aan de kopzijde en voetzijde, worden in de 35 regel door solderen respectievelijk door lassen tot stand gebracht.
Voor het verlagen van de wrijvlngsweerstand kan de contactslede aan de naar de profiellijsten toegekeerde zijvlakken van loopkogels worden voorzien, die in de geleidingssleuven van de profiellijsten ingrijpen.
De dwarsbalk die de beide van het inwendige magneetsysteem voorziene 40 contactlichamen van de contactslede verbinden en die zich tussen de 8204748 , 6 profiellijsten uitstrekken, is daarbij zodanig uitgevoerd, dat het wrijvingscontact van de loopkogels in de geleidingssleuven tot een minimale waarde kan worden verlaagd.
Bij een verdere uitwerking van de uitvinding zijn de weerstands-5 banen door bandvormige metalen stroken, in het bijzonder stroken uit edelmetaal, gevormd en zijn telkens in paren tegenover elkaar liggend op de naar elkaar toegekeerde oppervlakken van de profiellijsten gewalst. Zulke metalen stroken onderscheiden zich door constant blijvende eigenschappen, zoals corrosiebestendigheid, vreemde laagvorming, tempe-10 ratuurconstante en verouderingsbestendigheid. Er kan bijvoorbeeld een weerstandslegering Ag/Pd-40/60, respectievelijk een electrisch goed geleidend materiaal in de vorm van Ag/Au worden toegepast. Zulke weer-standsbanden kunnen bovendien nauwkeurig en betrekkelijk eenvoudig worden afgeregeld.
15 Een ander kenmerk van de uitvinding is, dat elke profiellijst twee op zijdelingse afstand evenwijdig naast elkaar liggende weerstandsbanen heeft, waartussen telkens een laagohmige aftakbaan in de vorm van een metalen strook is opgewalst. Deze aftakbaan dient voor de potentiome-trische aftakking. Hiervoor kunnen op de dwarsbalk van de contactslede 20 sleepvingers worden bevestigd, die met de aftakbanen in contact staan.
Volgens de uitvinding kunnen de retourleidingen van de weerstandsbanen echter ook in de profiellijsten worden ingetrokken. Het intrekken kan direkt bij het strengtrekken van de profiellijsten worden uitgevoerd.
25 Een bij voorkeur toe te passen uitvoeringsvorm van de uitvinding heeft het kenmerk, dat op de dwarsbalk van de contactslede vier in een brug-vergelijkingsschakeling kruisgewijs met elkaar gekoppelde aftast-organen in de vorm van sleepvingers zijn bevestigd, die met de vier weerstandsbanen samenwerken. Door de toepassing van een kruislings ge-30 koppelde, zichzelf bewakende brug-vergelijkingsschakeling is een continue bewaking en foutmelding door een brugafwijking mogelijk. Niet plausibele weerstandsverschillen die bijvoorbeeld door corrosie van de weerstandsbanen op lange termijn of door een vermoeiing van de aftast-organen kunnen ontstaan, worden thans praktisch uitgeschakeld, aange-35 zien electrische weerstandsverschillen zonder foutmeting binnen de brug elkaar compenseren. De weerstandsbrugschakeling is daarom bijzonder voordelig voor een bewaking en/of eenvoudige niveaubepaling respectievelijk volumemeting geschikt.
De automatische bewaking van de weerstandsbrug kan met een opti-40 sche en/of akoestische indicator worden verbonden.
8204748 7
Door wijziging van het contact van het sleepsysteera kan de schakeling volgens de uitvinding ook naderhand zondermeer aan de eisen van de betreffende exploitant worden aangepast.
De uit sleepvingers bestaande aftastorganen vormen bij voorkeur 5 een eenheid met het inwendige magneetsysteem, waarbij de ijzeren ach-tersluitlngen van de contactslede uitsparingen voor de evenwijdige wrijvingsarme sledegeleiding bevat.
Volgens de uitvinding is het van voordeel dat de vlotter is gevormd uit een uit twee schalen bestaand glijlager dat het uitwendige 10 magneetsysteem bevat en uit in de glijlagerschalen insteekbare vlotter-dwarsstukken.
Deze uitvoering maakt het mogelijk om de vlotter door de vulopening in de dekplaat te monteren in de in de opslaghouder ingeschoven geleidingsbuis. De demontage van de dekplaat vervalt dus.
15 De glijlagerschalen bestaan bij voorkeur uit een voor de gelei dingsbuis wrijvingsarme kunststof, die zich ook chemisch neutraal ten opzichte van het vulmedium gedraagt. Het uitwendige magneetsysteem is bij voorkeur in de kunststof Ingebed* Ook de vlotterdwarsstukken zijn zodanig uitgevoerd, dat de bij voorkeur toegepaste kunststof zich che-20 misch neutraal ten opzichte van het vulmedium gedraagt.
De grijpverbindingen van de vlotterdwarsstukken aan de glijlagerschalen zijn zodanig uitgevoerd, dat bij een insteekhandeling met de hand door de vulopening heen betrekkelijk geringe krachten nodig zijn om de vlotterdwarsstukken met de glijlagerschalen samen te stellen.
25 Voor de demontage waarbij de vlotters van de glijschalen moeten worden afgetrokken, zijn daarentegen grotere krachten nodig.
Bij voorkeur worden aan de omtrek van het glijlager drie over 120° ten opzichte van elkaar verschoven vlotters aangebracht.
In dit verband is het dan voordelig dat de glijlagerschalen ener-30 zijde door een scharnlerverbinding verbonden zijn en anderzijds door grljporganen met elkaar kunnen worden gekoppeld.
De scharnierverblndingen en ook de grljporganen zijn zodanig uitgevoerd, dat ondanks de vereiste maattoleranties in de richting van de geleidingsbuis een voldoende meetbestendigheid in de zin van de ijk-35 nauwkeurigheid te verwachten is. Ook kan de vlotter bij mogelijke vul-turbulenties vrij om de geleidingsbuis draaien.
Aangrenzende armaturen worden niet geraakt.
Bij voorkeur is aan de scharnlerverbinding ten minste een benenveer toegevoegd. Deze zorgt in samenwerking met de grljporganen ervoor, 40 dat de belde glijlagerschalen in de gemonteerde toestand correct de ge- 8204748 8 leidingsbuis omsluiten en in deze bedrijfsstand blijven.
De toepasbaarheid van de meetsonde in opslaghouders onder druk is verzekerd, doordat een hard schuim met grote cellen voor de vulling van de als uit kunststof spuitgegoten lichamen uitgevoerde dwarsstukken 5 wordt toegepast. Hierdoor worden ook grote opwaartse krachten en opwaartse reserves door volumeverdringing zelf voor vloeistoffen met een geringe specifieke dichtheid effectief.
Volgens de uitvinding is het glijlager voorzien van een electri-sche contactveer voor de geleidingsbuis. Deze is dan galvanisch met het 10 magneetsysteem verbonden.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding is het uit verscheidene afzonderlijke magneetlichamen bestaande uitwendige magneetsysteem aan de binnenzijde van een metallisch rond buisstuk of een veelhoekvormige buisstuk aangebracht, waarbij de vlotterdwarsstukken 15 uit een drukvaste kunststof met hardschuimvulling in grijpopeningen aan de omtrek kunnen worden ingestoken. De magneetlichamen zijn in twee vlakken boven en onder de insteekopeningen voor de vlotterdwarsstukken aangebracht.
Bij voorkeur zijn in elk vlak zes magneetlichamen aanwezig, die 20 gelijkmatig over 60° ten opzichte van elkaar zijn verschoven. Komt een rond buisstuk tot toepassing, dan moeten de magneetlichamen aan de buiszijde worden afgeslepen, opdat zij voldoende aanliggen. Bij toepassing van een veelhoekvormige buisstuk is zulk een bewerking niet noodzakelijk.
25 De hoogte van de buisstuk bedraagt ongeveer 1/3 van zijn diameter.
Het materiaal is bijvoorbeeld ST 37.
Een ander voordelig kenmerk van de uitvinding bestaat daarin, dat de geleidingsbuis een schroefdraadstuk met een uitwendige schroefdraad van 3,175 cm voor het vastzetten aan de dekplaat bezit, waarop dopmoe-30 ren met een grotere uitwendige schroefdraad kunnen worden geschroefd.
Hierdoor is het mogelijk een geleidingsbuis op afstand van de opslag toe te passen, zonder dat de voorwaarden van de inbouwplaats bekend zijn. De dopmoeren verzekeren de noodzakelijke aanpassing.
Aangezien bij de in de praktijk voorkomende dekplaten nagenoeg 35 uitsluitend slechts schroefdraadboringen van 3,175 cm, 3,81 cm en 5,08 cm worden toegepast, wordt op deze wijze rekening gehouden met alle praktisch voorkomende inbouwsituaties.
Bij een verdere uitwerking van de basisgedachte van de uitvinding is aan de geleidingsbuis een aansluitkop met een op de scheve stand van 40 de houder met de hand of automatisch aansprekende electrische correc- 820 4 748 9 tieinrichting voor de voet- en kopweerstanden toegevoegd. De correctie-inrichting vormt daarbij bij voorkeur bestanddeel van een tegen explosie beschermde klemmenkast met geïntegreerde geleiderplaat. De klemmen-kast is uitgerust met aansluitklemmen voor electrische kabels en kan 5 door kruisgatschroeven worden verzegeld.
De geïntegreerde geleiderplaat bevat bij voorkeur een hellingsin-stelorgaan zonder trappen, bijvoorbeeld in de vorm van potentiometers, alsmede een afsluitweerstand. De hellingsinstelorganen zijn bij voorkeur mechanisch gekoppeld en brengen bij een schuine stand respectieve-10 lijk helling van een opslaghouder een eventueel noodzakelijke correctie tot stand. Ook kan een evenwijdige verschuiving van de breedte van het meetbereik om het nulpuntsmidden van de vulcurve worden bereikt. Deze is voldoende groot om rekening te houden met de praktijkwaarden ook van zulke opslaghouders die reeds langere tijd worden toegepast en zich 15 hebben gezet. De hellingsinstelorganen zijn in het bijzonder van voordeel waar een kalibreren door vergelijking met aanwezige pijlstokkali-brerlng moet worden omzeild.
De hellingsinstelorganen voor de niveauinstelling "kop" en de ni-veauinstelling "voet" bevinden zich in de aansluitkop. De afsluitweer-20 stand moet daarbij tezamen met de leidingscapacitelt ook een voor hoge frequenties betrouwbare meetsonde verzekeren, aangezien de in'de praktijk aangesloten leidingslengten dikwijls antennes vormen en dan foutieve metingen kunnen voortbrengen.
Volgens de uitvinding is het echter ook mogelijk, dat de hellings-25 instelorganen door vaste weerstanden kunnen worden vervangen en door middel van schakelaars in trappen kunnen worden ingesteld.
Volgens een verder voordelig kenmerk is aan de aansluitkop van de meetsonde een ruimtelijk toegevoegde weergeef- en bedienlngseenheid aanwezig, die met batterijen/zonnecellen onafhankelijk, d.w.z. zonder 30 kabelaansluiting kan werken.
De meetwaarden worden bijvoorbeeld door middel van een microprocessor tijdelijk geregistreerd en kunnen naar behoefte en door een bevoegde persoon met de hand of door toevoeging van een afstandstransmis-sieaansluiting per kabel automatisch worden opgevraagd.
35 Door deze intelligente meetsonde kunnen technisch gezien herhaal bare kalibratles tijdens regelmatige vullingen worden uitgevoerd, zodat slechts de werkelijk in de houder gevulde mediums (brandstoffen) kwa volume worden afgerekend.
Bij uitvoering van de meetsonde als passieve gever neemt een ex-40 tern besturingstoestel de hier bovengenoemde functie over.
820 4 74 8 10
De meetsonde kan veilig voor explosies worden uitgevoerd.
Volgens een ander kenmerk van de uitvinding is aan de geleidings-buis een temperatuuropnemer toegevoegd. Deze is bij voorkeur in de ge-leidingsbuis binnen de (Ex-) zone 0 ingezet en bijvoorbeeld door hard 5 solderen van de omtrek van de geleidingsbuis afgeslepen.
De temperatuuropnemer kan bijvoorbeeld in één van de kanalen van de profielrails worden ingevoerd en hierbij binnen de nulzone, bij voorkeur in het onderste zevende deel van de diameter van de betreffende opslaghouder worden aangebracht. Als temperatuuropnemer wordt bij 10 voorkeur een PT 100-opnemer in een metaal-keramisch huis volgens de meer-geleidertechniek toegepast. Deze kan voorts zodanig worden uitgevoerd, dat deze als signaalgever voor een niveau-grenswaarde fungeert.
Worden aan de geleidingsbuis volgens de uitvinding grenswaardege-vers toegevoegd, dan worden ook deze in de geleidingsbuis ingezet en 15 bij voorkeur door hard solderen van de rand van de geleidingsbuis afgeslepen. Er zijn in de bij voorkeur toe te passen uitvoeringsvorm PTC/NTC-weerstanden in metaal-keramische huizen aangebracht.
Voorts wordt volgens de uitvinding voorgesteld om aan de geleidingsbuis een beveiligingsopnemer voor wateren toe te voegen. Zulk een 20 beschermingsopnemer voor wateren is dan binnen de zogenaamde explosie-zone 1, dus in de domschacht, bij voorkeur onmiddellijk boven de dekplaat aan de geleidingsbuis aangebracht.
Deze heeft ten doel een overstroming van de dekplaatschacht door water en/of brandstof te melden.
25 De veiligheidsopnemer voor wateren kan in de geleidingsbuis worden ingezet en door hard solderen van de omtrek van geleidingsbuis worden afgeslepen.
Ten slotte is een kenmerk van de uitvinding nog dat de aansluitkop is uitgerust met een sonde-identificatiegever. Hiervoor is dan een ge-30 scheiden ohmse weerstand aanwezig. Een sonde-identificatiegever maakt het mogelijk om de karakteristiek van de betreffende sonde op elk moment vast te stellen.
Met betrekking tot alle signaalgevers moet worden vastgesteld, dat deze met de geleidingsbuis respectievelijk met de houderpotentiaal van 35 een eventuele kathodische corrosiebeschermingsinrichting geen elec-trisch contact maken.
De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen. In de tekeningen tonen:
Fig. 1 een in de bodem verzonken opslaghouder voor brandstof in 40 een schematische langsdoorsnede; 8204 748 11 fig. 2 de opslaghouder van fig. 1 in schematische doorsnede volgens de lijn II-II; fig. 3 op vergrote schaal een bovenaanzicht op een deel van de dekplaat van de opslaghouder van de figuren 1 en 2; 3 fig. 4 in aanzicht de geleidingsbuis van een in de opslaghouder van de figuren 1 t/m 3 in te voeren meetsonde; fig. 5 in aanzicht en op vergrote schaal een van schroefdraad voorzien stuk voor het vastzetten van de geleidingsbuis van fig. 4 aan de dekplaat; 10 figuren 6 en 7 in aanzicht en op vergrote schaal dopmoeren die met het van schroefdraad voorziene stuk van fig. 4 kunnen worden gecombineerd; fig* 8 in bovenaanzicht een aan de meetsonde toegevoegd vlotter-systeem; 15 fig. 9 een zijaanzicht van het vlottersysteem van fig. 8, gedeel telijk in doorsnede; fig. 10 in perspectivisch aanzicht een glijlager van het vlottersysteem van de figuren 8 en 9; fig. 11 in bovenaanzicht een uitvoeringsvorm van het uitwendige 20 magneetsysteem; fig. 12 een verticale doorsnede door het magneetsysteem van fig. 11 volgens de lijn XII-XII; fig. 13 in bovenaanzicht een andere uitvoeringsvorm van het uitwendige magneetsysteem; 25 fig. 14 een verticale doorsnede door het magneetsysteem van fig. 12 volgens de lijn XIV-XIV; fig. 15 een horizontale doorsnede door de geleidingsbuis van de meetsonde volgens de lijn XV-XV van fig. 4; fig. 16 een horizontale doorsnede door de geleidingsbuis van de 30 meetsonde van fig. 4 volgens een andere uitvoeringsvorm; fig. 17 op vergrote schaal een horizontale doorsnede door een complete meetsonde volgens de lijn XVII-XVII van fig. 2; en fig. 18 een schakelschema van een meetsonde voor de meettechnische bepaling van het niveau en de temperatuur, in het bijzonder bij brand- 35 stoffen in opslaghouders, alsmede een beschermingsgever voor wateren voor het vaststellen van overstromingen door water/brandstof in de dek-plaatschacht.
In de figuren 1 en 2 is met 1 een opslaghouder voor brandstof 2 aangegeven, zoals deze bijvoorbeeld bij tankplaatsen wordt toegepast.
40 De opslaghouder 1 is cilindrisch uitgevoerd en bezit bolsectie- 8204 748 12 vormige kopzijden 3. Deze bevindt zich als ondergrondse houder op een bepaalde afstand a tot het bodemoppervlak EO. Aan één einde bezit de opslaghouder 1 de zogenaamde dom 4 die door een dekplaat 5 is afgesloten. Om de dekplaat 5 te bereiken is in de bodem ER een met een 5 streep-puntlijn aangegeven domschacht 6 uitgevoerd. De houder 1 is onder een hoek α van ongeveer 0,5 tot 1 graad ten opzichte van het horizontale vlak H in de bodem ER schuin ingelegd.
De dekplaat 5 dient voor de ondersteuning van een meetsonder 7 met behulp waarvan het niveau van de brandstof 2 in de opslaghouder 1 en de 10 temperatuur van de brandstof 2 kan worden vastgesteld. Bovendien is de meetsonde 7 zodanig uitgevoerd, dat overstromingen van de domschacht door water en/of brandstof 2 worden gemeld. Aan de kozijde van de meetsonde 7 is een aansluitkop 8 in de vorm van een klemmenkast aanwezig, die kan zijn uitgerust met niet nader afgebeelde weergeef- en bedie-15 ningsarmaturen. De klemmenkast 8 kan ook een afstandstransmissieaan-sluiting bezitten, met behulp waarvan dan de vastgestelde gegevens respectievelijk besturingscommando's naar een centrale plaats kunnen worden verder geleid respectievelijk van daaraf kunnen worden ingeschakeld.
20 Zoals de fig. 3 nader toont, is behalve een centrale van schroef draad voorziene boring 9 voor het vastzetten van de meetsonde 7 aan de dekplaat 5, een andere radiaal naar buiten verschoven opening 10 aanwezig, die voor het vullen van de opslaghouder 1 via een vulbuis dient. Met 11 zijn de bevestigingsplaatsen van de dekplaten 5 aan de dom 4 25 aangegeven en met 12 de bevestigingsplaatsen voor de niet nader geïllustreerde vulbuisflens voor de vulopening 10.
De meetsonde 7 bezit een geleidingsbuis 13 uit staal (zie fig. 4). Als materiaal kan bijvoorbeeld 1.4571 niet-magnetisch materiaal worden toegepast. Voor het vastzetten van de geleidingsbuis 13 in de van 30 schroefdraad voorziene boring 9 van de dekplaat 5 (zie ook figuren 1 t/m 3) dient een in het gebied van het bovenste einde op de geleidingsbuis geschoven van schroefdraad voorzien stuk 14 (zie fig. 5) dat aan de geleidingsbuis 13 is bevestigd. Het van schroefdraad voorziene stuk 14 heeft een cilindrisch geleidingsdeel 15 van voldoende lengte 35 voor het aanliggen tegen de buitenomtrek van de geleidingsbuis 13, een deel met een uitwendige schroefdraad van 3,175 cm en een zeskant 16, waarmee het van schroefdraad voorziene stuk 14 tezamen met de geleidingsbuis 13 in de van schroefdraad voorziene boring 9 van de dekplaat 5 kan worden ingedraaid.
40 Voor de aanpassing aan van schroefdraad voorziene boringen met een 8204 748 13 diameter van 3,81 cm en 5,08 cm zijn de In de figuren 6 en 7 afgebeelde dopmoeren 17 en 18 aanwezig. De dopmoer 17 volgens fig. 6 heeft daarbij een inwendige schroefdraad van 3,175 cm, waarmee deze op de uitwendige schroefdraad van 3,175 cm van het van schroefdraad voorziene stuk 14 5 van fig. 5 kan worden geschroefd, en een uitwendige schroefdraad van 3,81 cm voor het indraaien in de van schroefdraad voorziene boring 9 van de dekplaat. De dopmoer 18 volgens fig. 7 heeft eveneens een inwendige schroefdraad van 3,175 cm voor het schroeven daarvan op de uitwendige schroefdraad van 3,175 cm van het van schroefdraad voorziene 10 stuk 14 en voorts een uitwendige schroefdraad met een diameter van 5,08 cm. Bovendien hebben beide dopmoeren zeskanten 16 voor het draaien door middel van een gereedschap.
Zoals uit fig. 4 blijkt bevindt zich aan het bovenste einde van de geleldlngsbuis 13 een kraag 19, waaraan de in de fig. 1 en 2 slechts 15 schematisch afgebeelde klemmenkast 8 kan worden bevestigd. Aan het beneden einde van de geleidingsbuis 13 zijn een stop 20 alsmede een etootschijf 21 aangebracht. De stootschijf 21 kan ten behoeve van de demontage van de sonde een voorgeschreven breukzone hebben. De stootschijf 21 wordt door een schroef 22 vastgehouden.
20 Voor het bepalen van het niveau van de brandstof in de opslaghou- der 1 dient een in de fig. 8 t/m 10 nader weergegeven vlottersysteem.
Het vlottersysteem bestaat uit een glijlager 23 uit twee schalen en uit in het glijlager 23 in te steken vlotterdwarsstukken 24 (zie ook fig.
3).
25 De beiden schalen 25 en 26 van het glijlager 23 zijn enerzijds door middel van een scharnlerverbinding 27 om een as klapbaar, die evenwijdig aan de lengtehartlijn 28 van de geleidingsbuis 13 respectievelijk van de meetsonde 7 verloopt. Aan de diametraal tegenoverliggende zijde heeft het glijlager 23 grijpultsparingen 29 in de glijlagerscha-30 len 26 en grijpbouten 30 in de glijlagerschaal 25.
Op grond van deze uitvoering kan daarom het glijlager 23 door de vulopening 10 in de opslaghouder 1 worden ingevoerd, in de opengeklapte toestand om de geleidingsbuis 13 worden gelegd en kan daarna door indrukken van de grijpbouten 30 in de grijpuitsparingen 29 tot het volle-35 dige glijlager 23 worden samengevoegd. Ten minste één benenveer 31 in het gebied van de scharnierverbinding 27 zorgt ervoor, dat de grijpbouten 30 en de grijpultsparingen 29 in de sluitzin worden belast.
De glijschalen 25, 26 bestaan uit een drukvaste kunststof met hardschuimvulling. Voorts is in het gebied van ongeveer de halve hoogte 40 een uitwendig magneetsysteem in de glijschalen 25, 26 ingebed. Dit uit- i 8204 748 14 wendige magneetsysteem bestaat zoals de figuren 8 en 9 tonen, uit In totaal twaalf magneetlichamen 32 die In twee hoogtevlakken en over telkens 60° ten opzichte van elkaar verschoven zijn aangebracht. Voorts is het glijlager 23 voorzien van een contactveer 33 voor de geleidings-5 buis 13, welke veer met het magneetsysteem 32 galvanisch is verbonden (fig. 8).
Het vastzetten van de bij voorkeur toe te passen cilindrisch uitgevoerde vlotterdwarsstukken 24 aan het glijlager 23 vindt plaats door eenvoudig in elkaar steken. Hiervoor hebben de glijlagerschalen 25, 26 10 in het gebied op halve hoogte, drie radiale uitsparingen 34 die aan de omtrek over 120° ten opzichte van elkaar verschoven zijn aangebracht en die van de buitenomtrek naar de binnenomtrek trechtervormig smaller worden (fig. 8 t/m 10). Zoals daarbij uit fig. 9 nader blijkt, worden de uitsparingen 34 weer breder achter de ijzeren achtersluiting 35, zo-15 dat aan de kopzijde van de vlotterdwarsstukken 24 bevestigde, dwars spreidbare klemmen 36 vorm- en krachtsluitend in de uitsparingen 34 kunnen worden ingevoerd en daardoor de vlotterdwarsstukken 24 radiaal naar buiten verlopend aan de glijlagerschalen 25, 26 kunnen worden bevestigd. De klemmen 36 zijn aan de vlotterdwarsstukken 24 via platen 37 20 bevestigd (fig. 8) die bij de vervaardiging van de vlotterdwarsstukken 24 mede kunnen worden gespoten.
Uit fig. 8 blijkt bovendien, dat telkens twee aan elkaar grenzende vlotterdwarsstukken 24 via dunne haakvormige bajonetsluitingen 38 met elkaar kunnen worden verbonden. De bajonetsluitingen 38 kunnen aan de 25 vlotterdwarsstukken 24 worden gelast.
In de figuren 11 t/m 14 zijn twee uitvoeringsvormen van glijla-gers 39, 40 afgebeeld, die niet open kunnen worden geklapt. De basis wordt in beiden gevallen gevormd door korte bulsstukken 41, 42. In het geval van de figuren 11 en 12 is de dwarsdoorsnede van het buisstuk 41 30 zeshoekig, zodat de in twee hoogtevlakken aangebrachte magneetlichamen 32 zonder verdere bewerking op de binnenvlakken 43 kunnen worden aangebracht. In het hoogtegebied tussen telkens twee boven elkaar liggende magneetlichamen 32 zijn dan de doorsteekopeningen 34 voor de grijporga-nen 36 van de door pijlen aangegeven vlotterdwarsstukken 24 aanwezig.
35 Bij de uitvoeringsvorm van de fig. 13 en 14 moeten de eveneens in twee hoogtevlakken aangebrachte magneetlichamen 32 aan de naar het buisstuk 42 toegekeerde zijde worden afgeslepen om deze aan de binnenomtrek van de buis aan te passen.
De fig. 15 en 16 tonen dwarsdoorsneden van geleidingsbuizen 13a, 40 13b. Bij de uitvoeringsvorm van de fig. 15 zijn aan de binnenzijde van 8204748 15 de geleldlngsbuls 13a proflelralls 44 als één geheel vormend bestanddeel aangevormd. De proflelralls 44 liggen diametraal tegenover elkaar en verlopen In hetzelfde mlddenlangsvlak 45. Zij vormen lengteka-nalen 46 met ongeveer een vierkante doorsnede, waarbij de lengteka-5 nalen 46 In de richting van de langshartlijn 28 van de geleldings-buls 13a open zijn. De openingen 47 worden door klemribben 49 begrensd, waarvan de functie hierna aan de hand van de fig. 17 nog nader zal worden toegelicht.
Bij de uitvoeringsvorm van de fig. 16 is de geleidingsbuis 13b in 10 zekere mate uitgevoerd als een rangschikking van een buis in een buis. In een blankgetrokken buitenbuis 49 met een betrekkelijk dikke wand past een binnenbuis 50 die dan op zijn beurt is uitgerust met als één geheel aangevormde proflelralls 51 die - zoals bij de uitvoeringsvorm van de fig. 15 - diametraal tegenover elkaar liggen en in hetzelfde 15 mlddenlangsvlak 45 verlopen. Ook de proflelralls 51 vormen kanalen 52 die echter in de richting de langshartlijn 28 van de geleidingsbuis 13b gesloten zijn. De klemribben 53 van deze proflelralls 51 strekken zich loodrecht ten opzichte van het mlddenlangsvlak 45 naar buiten uit.
De proflelralls 44, 51 die in de fig. 15 en 16 te zien zijn, die-20 nen voor het vastzetten van de in de fig. 17 nader weergegeven profiel-lijsten 54. De geleidingsbuis 13b van de fig. 17 komt daarbij overeen met de uitvoeringsvorm van fig. 16.
De profiellijsten 54 zijn bijvoorbeeld strenggetrokken produkten en hebben een nagenoeg U-vormige dwarsdoorsnede, waarbij de klemrib-25 ben 53 van de proflelralls 51 aan de buitenzijde zodanig worden gegrepen, dat de profiellijsten 54 geklemd aan de proflelralls 51 zijn vastgezet.
De zich evenwijdig aan het mlddenlangsvlak 45 van de geleidingsbuis 13b uitstrekkende zijvlakken 55 van de profiellijsten 54 zijn 30 voorzien van doorgaande, evenwijdig aan elkaar verlopende geleidings-sleuven 56 voor loopkogels 58 die zijn toegevoegd aan een contact-slede 57 met een nagenoeg dubbele T-vorm. Deze contactslede 57 heeft aan beide zijden van de profiellijsten 54 liggende draagorganen 59 met een ingebed Inwendig magneetsysteem, dat in fig. 9 is aangegeven. Ook 35 dit magneetsysteem kan uit magneetlichamen 60 bestaan, die in twee hoogtevlakken en aan de omtrek ten opzichte van elkaar verschoven zijn aangebracht·
De beiden magneetlichamen 59 zijn door een dwarsbalk 61 met elkaar verbonden, die zich tussen de profiellijsten 51 op afstand daarvan uit-40 strekt. Op de dwarsbalk 61 zijn telkens aangrenzend aan de magneetli- 8204748 16 chaamdragers 59 dwarsgerichte sleepvingers 62-65 bevestigd, die langs metallische weerstandbanen 66-69 glijden, die in lengterichting van de profiellijsten 54 op de naar elkaar toe gekeerde oppervlakken 70 daarvan zijn gewalst. De weerstandbanen 66-69 strekken zich over de gehele 5 lengte van de profiellijsten 54 uit. Het blijkt dat hun retourleiding 71-74 mede in de profiellijsten 54 zijn getrokken. Bovendien toont de fig. 17, dat tussen de weerstandsbanen 66-69 respectievelijk 67,68 andere aftakbanen 75 voor een potentiometrische aftakking zijn aangebracht. Ook voor de aftakbanen 75 zijn in het midden van de dwars-10 balk 61 sleepvingers 76 aangebracht, die daarmee in glijcontact staan.
Tenslotte blijkt nog uit fig. 17, dat telkens de sleepvingers 62, 64 respectievelijk 63, 65 van de weerstandsbanen 66, 68 respectievelijk 67, 69 die met betrekking tot de langshartlijn 28 van de geleidings-buis 13b diametraal tegenoverelkaar liggen, kruislings met elkaar zijn 15 verbonden in de vorm van een aan de hand van fig. 18 nog nader toe te lichten brug-vergelijkingsschakeling.
In de fig. 18 is een voor bewaking vatbare weerstandsbrugschake-ling voor de niveaubepaling volgens de 4-geleidertechniek met hellings-instelorganen NRF voor het beginniveau en NRK voor het eindniveau voor 20 de electrische aanpassing aan de schuine stand van de houder afgebeeld. Met S is de afscherming van het meetsysteem aangegeven.
Het blijkt dat het kopeinde van de weerstandsbaan 69 via het hel-lingsinstelorgaan NRK met de aansluiting N in de aansluitkop 8 is verbonden. Voorts is op deze wijze het kopeinde van de weerstandsbaan 68 25 via NEK met de aansluiting N verbonden. Het kopeinde van de weerstandsbaan 66 is met de nulaansluiting Z verbonden, waarop eveneens ook het voeteinde van de weerstandsbaan 69 via de retourgeleider 74 is aangesloten. Het kopeinde van de weerstandsbaan 67 is eveneens op een andere nulaansluiting Z aangesloten, waarmee ook het voeteinde van de weer-30 standsbaan 68 via de retourgeleider 73 is verbonden. Het voeteinde van de weerstandsbaan 67 is tezamen met het voeteinde van de weerstandsbaan 66 via de retourgeleiders 72 en 71, alsmede over het hellingsin-stelorgaan NRF voor het beginniveau verbonden met de overeenkomstige N-aansluiting bij de aansluitkop 8. De beiden hellingsinstelorganen NRK 35 en NRF zijn bij voorkeur mechanisch met elkaar gekoppeld. De telkens tussen de hellingsinstelorganen NRK respectievelijk NRF en de aansluitingen N bij de aansluitkop 8 aangebrachte leidingssecties zijn door de leidingsafsluiting R met elkaar verbonden.
A
Het meetsysteem heeft bovendien een temperatuuropnemer 77 die via 40 de aansluitingen T met de aansluitkop 8 is verbonden.
8204 74 8 17
Bovendien is aan het meetsysteem een beschermlngsgever voor wateren 78 toegevoegd, via welke in de domschacht 6 (zich fig. 1 en 2) ingedrongen water en/of brandstof kan worden vastgesteld. De bescher-mingsgever 78 is vla de aansluitingen 6 op de aansluitkop 8 aange-5 sloten.
Ten slotte blijkt nog uit fig. 18 dat het meetsysteem is uitgerust met een sonde-identlficatiegever REC die via de aansluitingen E op de aansluitkop 8 is aangesloten.
✓
8204 748 M
Claims (25)
1. Meetsonde voor met in het bijzonder brandbare vloeistoffen te vullen opslaghouder, die een in de betreffende opslaghouder door een in de dekplaat aanwezige van schroefdraad voorziene boring inzetbare, aan 5 de dekplaat te schroeven geleidingsbuis voor een van een uitwendig mag-neetsysteem voorziene vlotter en binnen de geleidingsbuis aangebrachte, op een weergeefinrichting aangesloten electrische weerstandsbanen omvat, die in sleepcontact staan met aan een in de geleidingsbuis gedwongen geleide contactslede toegevoegde aftastorganen, waarbij de contact-10 slede via een inwendig magneetsysteem door het aan de vlotter toegevoegde uitwendige magneetsysteem in lengterichting van de geleidingsbuis niveauafhankelijk kan worden meegenomen, met het kenmerk, dat de electrische weerstandbanen (66-69) een geïntegreerd bestanddeel van electrisch niet geleidende, zich over de gehele meetweg uitstrekkende 15 profiellijsten (54) vormen, die klemmend zijn geschoven op twee pro-fielrails (44, 51) die in de inwendige ruimte van de geleidingsbuis (13, 13a, 13b) diametraal tegenover elkaar liggen en in evenwijdige rangschikking in een middenlangsvlak (45) van de geleidingsbuis (13, 13a, 13b) verlopen, waarbij aan de evenwijdig aan het middenlangsvlak 20 (45) gerichte zijvlakken (55) van de profiellijsten (54) tevens gedwon gen geleidingen (56) voor de contactslede (57) zijn uitgevoerd, die met een dwarsbalk (61) tussen de profiellijsten (54) grijpt, in het gebied van de dwarsbalk (61) de met de weerstandbanen (66-69) in contact staande aftastorganen (62-65) heeft en via het inwendige magneetsysteem 25 (60) en het uitwendige magneetsysteem (32) met de insteekbaar uitge voerde vlotter (23, 24) in meeneemzin is gekoppeld.
2. Meetsonde volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de profiel-rails (44) en één geheel vormend bestanddeel van de geleidingsbuis (13a) vormen.
3. Meetsonde volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de profiel- rails (51) bestanddeel van een binnenbuis (50) zijn, die in een buitenbuis (49) past.
4. Meetsonde volgens conclusie 1 of êin van de volgende conclusies, met het kenmerk, dat de profielrails (44, 51) kanaalvormig zijn 35 uitgevoerd en de kanalen (46, 52) een nagenoeg vierkante dwarsdoorsnede hebben.
5. Meetsonde volgens conclusie 1 of één van de volgende conclusies, met het kenmerk, dat de profielrails (44, 51) klemribben (48, 53) hebben, die onder een rechte hoek ten opzichte van het middenlangs- 40 vlak (45) naar binnen of naar buiten zijn gericht. 8204 748
6. Meetsonde volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de profiel-lijsten (54) strenggestrokken zijn en in de zijvlakken (55) zijn voorzien van geleidingssleuven (56) voor de contactslede (57).
7. Meetsonde volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de weer- 5 standsbanen (66-69) door bandvormige metalen stroken, in het bijzonder stroken uit edelmetaal, worden gevormd en telkens in paren en frontaal tegenover elkaar liggend op de naar elkaar toegekeerde oppervlakken (70) van de profiellijsten (54) zijn gewalst.
8. Meetsonde volgens conclusie 1 of 7, met het kenmerk, dat elke 10 profiellijst (54) twee op een zijdelingse afstand en evenwijdig naast elkaar liggende weerstandsbanen (66, 69 respectievelijk 67, 68) heeft, waartussen telkens een laagohmige aftakbaan (75) in de vorm van een metalen strook is opgewalst.
9. Meetsonde volgens conclusie 1, 7 of 8, met het kenmerk, dat de 15 weerstandsbanen (66-69) door afregeling een functiegedrag hebben, dat over de meetweg overeenkomstig de houdervolume-vulcurve electrisch is aangepast.
10. Meetsonde volgens één van de conclusies 1 of 7 t/m 9, met het kenmerk, dat de retourgeleiders (71-74 van de weerstandsbanen (66-69) 20 in de prodiellijsten (54) zijn ingetrokken.
11. Meetsonde volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat op de dwarsbalk (61) van de contactslede (57) vier volgens een brug-vergelij-kingsschakeling kruislings met elkaar gekoppelde aftastorganen in de vorm van sleepvingers (62-65) zijn bevestigd, die met de vier weer- 25 standbanen (66-69) samenwerken.
12. Meetsonde volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vlotter is gevormd uit een glijlager uit twee schalen, dat een uitwendig mag-neetsysteem (32) bevat, en uit in de glijlagersschalen (25, 26) in-steekbare vlotterdwarsstukken (24).
13. Meetsonde volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de glij- lagersschalen (25, 26) enerzijds door een scharnierverbinding (27) zijn verbonden en anderzijds door grijporganen (29, 30) met elkaar kunnen worden gekoppeld.
14. Meetsonde volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat aan de 35 scharnierverbinding (27) ten minste een benenveer (31) is toegevoegd.
15. Meetsonde volgens conclusie 12 of één van de volgende conclusies, met het kenmerk, dat het glijlager (23) is voorzien van een tegen de geleidingsbuis (13, 13a, 13b) aanliggende electrische contactveer (33).
16. Meetsonde volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het uit 820 4 748 • . Μ- Hiiii^iijlIlMlIlUIIIIIIIIIIHAI , r 20 verscheidene afzonderlijke magneetlichamen (32) bestaande uitwendige magneetsysteem aan de binnenzijde van een metallisch rond buisstuk (42) of een veel-hoekvormig buisstuk (41) is aangebracht, waarbij vlotter-dwarsstukken (24) uit een drukvaste kunststof met hardschuimvulling in 5 grijpopeningen (34) aan de omtrekszijde kunnen worden ingestoken.
17. Meetsonde volgens conclusie 1 of één van de volgende conclusies, met het kenmerk, dat de geleidingsbuis (13, 13a, 13b) een schroefdraadstuk (14) met een uitwendige schroefdraad van 3,175 cm voor het vastzetten aan de dekplaat (5) heeft, waarop dopmoeren (17, 18) met 10 grotere uitwendige schroefdraden (3,81 cm, 5,08 cm en groter) kunnen worden geschroefd.
18. Meetsonde volgens conclusie 1 of één van de volgende conclusies, met het kenmerk, dat aan de geleidingsbuis (13, 13a, 13b) een aansluitkop (8) met een op de scheve stand van de houder manuel of au- 15 tomatisch aansprekende electrische correctieinrichting (66-69, NRK, NRF) voor de voet- en kopweerstanden is toegevoegd.
19. Meetsonde volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de correctieinrichting ten minste ten dele een bestanddeel vormt van een tegen explosie beschermde klemmenkast (8) met geïntegreerde geleider- 20 plaat.
20. Meetsonde volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk, dat aan de aansluitkop (8) een weergeef- en bedieningseenheid is aangebracht.
21. Meetsonde volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat aan de weergeef- en bedieningseenheid een microprocessor met een overeenkom- 25 stige geheugencapaciteit is toegevoegd.
22. Meetsonde volgens conclusie 1 of één van de volgende conclusies, met het kenmerk, dat aan de geleidingsbuis (13, 13a, 13b) een temperatuuropnemer (77) is toegevoegd.
23. Meetsonde volgens één van de conclusies 1 t/m 21, met het ken- 30 merk, dat aan de geleidingsbuis (13, 13a, 13b) ten minste een grens- waardegever is toegevoegd.
24. Meetsonde volgens één van de conclusies 1 t/m 21, met het kenmerk, dat aan de geleidingsbuis (13, 13a, 13b) een beschermingsgever voor wateren (78) is toegevoegd.
25. Meetsonde volgens één van de conclusies 1 t/m 21, met het ken merk, dat deze is uitgerust met een sonde-identificatiegever (REC). 8204 748
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
DE3124875A DE3124875C2 (de) | 1981-06-25 | 1981-06-25 | "Meßsonde" |
DE3124875 | 1981-06-25 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8204748A true NL8204748A (nl) | 1984-07-02 |
Family
ID=6135300
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8204748A NL8204748A (nl) | 1981-06-25 | 1982-12-08 | Meetsonde. |
Country Status (8)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US4472969A (nl) |
CA (1) | CA1179520A (nl) |
CH (1) | CH658720A5 (nl) |
DE (1) | DE3124875C2 (nl) |
FR (1) | FR2538105A1 (nl) |
GB (1) | GB2132355B (nl) |
NL (1) | NL8204748A (nl) |
SE (1) | SE446413B (nl) |
Families Citing this family (16)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE3124875C2 (de) * | 1981-06-25 | 1983-04-28 | Manfred Ing.(grad.) 4630 Bochum Templin | "Meßsonde" |
US4571987A (en) * | 1983-09-21 | 1986-02-25 | Horner John A | Leak detector |
US4560986A (en) * | 1984-01-16 | 1985-12-24 | Lew Hyok S | Comparative variable resistance position indicator |
DE3445475A1 (de) * | 1984-12-13 | 1986-06-19 | Riesselmann & Sohn, 2842 Lohne | Fuellstandsanzeige fuer fluessigkeitsbehaelter |
US4649739A (en) * | 1985-12-09 | 1987-03-17 | Horner John A | Method of detecting leaks in liquid storage tanks |
DE3834986A1 (de) * | 1988-10-14 | 1990-04-19 | Manfred Dipl Ing Templin | Vorrichtung zum kontinuierlichen erfassen des fuellvolumens von fluessigkeiten in behaeltern, insbesondere in liegend installierten zylindrischen behaeltern |
DE19528915C1 (de) * | 1995-08-07 | 1996-09-05 | Geocon Mesinformatik Gmbh | Verfahren zur Bestimmung einer Füllstands-Füllvolumen-Charakteristik von liegenden, formstabilen, zylindrischen Lagerbehältern für Flüssigkeiten |
NL1019496C2 (nl) * | 2001-12-05 | 2003-06-10 | Lely Entpr Ag | Samenstel van een melktank en een meetsonde. |
EP1816449B1 (de) * | 2006-02-06 | 2019-04-10 | Hach Lange GmbH | Schlammspiegelsonde, Sedimentationsanlage und Verfahren zur Bestimmung des Schlammspiegels |
USD667331S1 (en) | 2011-05-06 | 2012-09-18 | Isspro, Inc. | Fuel sender |
US8833159B2 (en) | 2011-05-06 | 2014-09-16 | Isspro, Inc. | Fuel senders and methods of assembling fuel senders |
FR3031176A1 (fr) * | 2014-12-24 | 2016-07-01 | E I P | Dispositif de mesure optique d'un niveau de liquide |
FR3034866A1 (fr) * | 2015-04-07 | 2016-10-14 | E I P | Dispositif numerique de mesure optique absolue d'un niveau de liquide dans un conteneur |
FR3053114B1 (fr) * | 2016-06-24 | 2018-07-27 | Bruno Morel-Fatio | Systeme numerique de mesure optique absolue d'un niveau de liquide dans un conteneur par correlation de prises de vues |
DE102017115250A1 (de) * | 2017-07-07 | 2019-01-10 | Endress+Hauser SE+Co. KG | Korrosionsschutz-Element für ein Feldgerät |
IT202100017633A1 (it) * | 2021-07-05 | 2023-01-05 | Mont El Apparecchiature Elettroelettroniche S R L | Dispositivo di rilevazione a galleggiante per monitorare la quantità di un liquido in un contenitore. |
Family Cites Families (9)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB997861A (en) * | 1962-07-02 | 1965-07-07 | Flight Refueling Ltd | Indicating the liquid contents of containers improvements in or relating to devices for measuring or |
US3200645A (en) * | 1963-05-22 | 1965-08-17 | Gen Electric | Electric position sensor |
GB1040811A (en) * | 1964-01-07 | 1966-09-01 | T A V Engineering Ltd | Improvements in indicating devices |
DE2353171A1 (de) * | 1973-10-24 | 1975-05-07 | Oskar Luehn | Niveaustand-fernanzeiger fuer alle tropfbar fluessige koerper, z.b. fuer dampfkessel |
JPS5496083A (en) * | 1978-01-14 | 1979-07-30 | Nissan Motor | Device for indicating distance which can be traveled with remaining fuel |
JPS5622915A (en) * | 1979-08-01 | 1981-03-04 | Hitachi Ltd | Residual fuel quantity gauge |
DE2944076A1 (de) * | 1979-10-31 | 1981-05-14 | Aral Ag, 4630 Bochum | Sonde |
DE3016690C2 (de) * | 1980-04-28 | 1986-01-09 | BK Elektronik Messgeräte GmbH, 2850 Bremerhaven | Längen- und Temperaturmeßgerät für Tankanlagen |
DE3124875C2 (de) * | 1981-06-25 | 1983-04-28 | Manfred Ing.(grad.) 4630 Bochum Templin | "Meßsonde" |
-
1981
- 1981-06-25 DE DE3124875A patent/DE3124875C2/de not_active Expired
-
1982
- 1982-06-24 US US06/391,497 patent/US4472969A/en not_active Expired - Fee Related
- 1982-11-29 SE SE8206796A patent/SE446413B/sv not_active IP Right Cessation
- 1982-12-08 NL NL8204748A patent/NL8204748A/nl not_active Application Discontinuation
- 1982-12-15 GB GB08235772A patent/GB2132355B/en not_active Expired
- 1982-12-17 CA CA000417968A patent/CA1179520A/en not_active Expired
- 1982-12-17 FR FR8221247A patent/FR2538105A1/fr not_active Withdrawn
- 1982-12-17 CH CH7368/82A patent/CH658720A5/de not_active IP Right Cessation
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
DE3124875C2 (de) | 1983-04-28 |
FR2538105A1 (fr) | 1984-06-22 |
GB2132355A (en) | 1984-07-04 |
CA1179520A (en) | 1984-12-18 |
CH658720A5 (de) | 1986-11-28 |
SE8206796L (sv) | 1984-05-30 |
DE3124875A1 (de) | 1983-01-13 |
GB2132355B (en) | 1986-07-16 |
SE8206796D0 (sv) | 1982-11-29 |
US4472969A (en) | 1984-09-25 |
SE446413B (sv) | 1986-09-08 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL8204748A (nl) | Meetsonde. | |
US20040027137A1 (en) | Time domain reflectometry probe for level sensing | |
EP2741059B1 (en) | Systems and methods for remotely measuring a liquid level using time-domain reflectometry (tdr) | |
JP4095960B2 (ja) | 伝播時間原理に基づき動作する充填レベル測定装置を用いた、容器内媒体の充填レベル測定方法 | |
CA2182836C (en) | Probe for use in time domain reflectometry | |
US9217659B2 (en) | Guided wave radar probe with leak detection | |
EP0244033A2 (en) | Methods and apparatus for time domain reflectometry determination of relative proportion, fluid inventory and turbulence | |
US5992231A (en) | Apparatus for measuring the quality of a fluid in a vessel | |
US4442405A (en) | Float assembly for a sensor | |
EP0830575A1 (en) | Liquid level gauge assembly including potentiometer with conductive polymeric element | |
US5910188A (en) | Flexible probe with separation adjustment | |
US7918133B2 (en) | Liquid level sensing apparatus | |
US6802218B2 (en) | Flexible level detection apparatus | |
US4736623A (en) | Leak detector | |
WO2001063219A2 (en) | Time domain reflectometry | |
US6693445B1 (en) | Probe device for apparatus for monitoring corrosion of a material | |
CN111521238B (zh) | 用于确定过程变量的传感器 | |
WO1993000573A1 (en) | Interface level detector | |
US20040036482A1 (en) | Probe for use in level measurement in time domain reflectometry | |
US4736622A (en) | Method for detecting leaks in an above ground petroleum storage tank | |
US5259245A (en) | Fluid level measuring device with armless float | |
US6497144B1 (en) | Method for measuring fluid level | |
US4813269A (en) | Magnetic interface contaminant collector for leak detector in above ground tank | |
US8424381B1 (en) | Fluid level measuring device | |
JP2933853B2 (ja) | 静電容量センサ |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A85 | Still pending on 85-01-01 | ||
CNR | Transfer of rights (patent application after its laying open for public inspection) |
Free format text: TEMPLIN. ING. MANFRED - |
|
BV | The patent application has lapsed |