NL8105599A - Moer en daarbij toe te passen gereedschap. - Google Patents

Description

» '·* « 70 2619 ; Moer en daarbij boe "be passen gereedschap.

De uitvinding heeft betrekking op een over 90° draaibare moer, welke kan dienen voor het bevestigen aan dunne panelen, terwijl de uitvinding voorts betrekking heeft op gereedschap voor het aanbrengen van die moer.

5 Materiaalkosten en overwegingen met betrekking tot het gewicht, mede gezien de nieuwe, sterkere materiaalsoorten zijn fabrikanten van automobielen en toebehoren, bijvoorbeeld, ertoe overgegaan de materiaal-dikte te beperken, waardoor moeilijkheden ontstaan om panelen samen te stellen en daaraan toebehoren te bevestigen. De kleine dikte van het ma-10 teriaal maakt het maken van schroefdraadverbindingen onmogelijk. Bekende moeren en kooimoeren vereisen voorts toegang vanaf de achterzijde van het paneel, hetgeen niet altijd mogelijk is.

De uitvinding voorziet in een eenvoudige, doch effectieve oplossing van dit bevestigingsprooleem. Daartoe heeft de moer volgens de uit-15 vinding een binnenschroef draad en een stel buitenwaarts en naar omlaag gebogen flenzen, alsmede een stel haaks daarop staande naar omhoog gebogen ribben. Deze ribben worden gestoken door een rechthoekige opening in het paneel en naar omlaag gedrukt tegen de veerwerking in, welke wordt geleverd door de flenzen, waarna de moer over 90° wordt gedraaid. 20 Het paneel drukt de ribben tijdens het draaien naar omlaag. Samenwerking tussen de naar omlaag gedrukte flenzen en de naar omhoog gebogen ribben dienen om het paneel vast te zetten, waarbij een wrijvingsweerstand ontstaat tegen zijdelingse verplaatsing en verdraaiing van de moer, nadat deze op het paneel is vastgezet. Desgewenst kan de wrijvingsweerstand 25 worden overwonnen teneinde de zijdelingse stand van de moer bijvoorbeeld binnen de sleuf te wijzigen.

' Zoals reeds opgemerkt heeft de uitvinding tevens betrekking op gereedschap dat dientvoor het monteren van de moer.

Verdere bijzonderheden van de uitvinding worden onder verwijzing 30 naar de tekening toegelicht. Daarin toont : fig. 1 een bovenaanzicht van een moer volgens de uitvinding; fig. 2 een eindaanzicht van een moer volgens fig. 1; fig. 3 een zij-aanzicht van een moer, weergegeven in de voorgaande figuren; 35 fig· k een dwarsdoorsnede over de lijn 17-17 van fig. 6, waarbij de moer en een bout in gemonteerde toestand zijn weergegeven; 8105599 * ·. * - 2 - . fig. 5 een eindaanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van een moer volgens de uitvinding; fig. 6 een bovenaanzicht van twee moeren en een paneel, welke moeren in de ingezette en de gemonteerde standen zijn getekend; 5 fig. T een perspectivisch aanzicht van gereedschap dat deel uit maakt van de uitvinding; fig. 8 een dwarsdoorsnede welke aangeeft hoe het gereedschap met de moer samenwerkt, en welke moer in de ingezette stand is weergegeven.

Een over een kwart slag draaibare moer volgens de uitvinding is in 10 zijn geheel door 10 aangeduid. Een centrale, van binnenschroef draad voorziene schacht 12, welke als een cilindrische steel is weergegeven, heeft flenzen 1U en 16, welke in dwarsrichting aan een uiteinde buiten de schacht uitsteken in een eerste en een tweede in hoofdzaak tegengestelde richtingen. Het tweede uiteinde 17 van de schacht is het vrije, niet 15 verbonden einde. Dit einde 17 kan iets ingeknepen zijn ter vorming van een blokkeermiddel voor een bout, welke daarin wordt gezet. Elke flens heeft een binnenrand 18 en een buitenrand 20. Kragen 22, welke uitsteeksels van de schacht 12 vormen, verbinden de schacht met het binneneinde 18 van elke flens 1^ en 16. Bij voorkeur zijn de kragen 22 langs de ver-20 tikale vlakken gedeeltelijk van schroefdraad voorzien (zoals blijkt uit fig. 2). De buitenrand 20 ligt in een axiaal vlak, dat verschilt van dat waarin de binnenrand 18 is gelegen, waardoor dit het eerst met een paneel . in contact komt en voorziet in een veerwerking,

Zoals blijkt uit fig. 3 lopen de ribben 2h en 26 buitenwaarts vanaf 25 de schacht 12 in een derde en vierde in hoofdzaak tegengestelde richtingen, welke in hoofdzaak haaks op eerste en tweede richtingen van de flenzen staat. Het buiteneinde 28 van elke ribbe is opwaarts gebogen (zoals blijkt uit fig. 3) en ligt dichter bij de flenzen 1^· en 16 dan het binneneinde van de ribbe. Elke ribbe 2h, 26 vormt een in hoofdzaak 30 half-cilindrisch segment met een diametraal vlak, waarvan de randen opwaarts gericht zijn en met het paneel in contact kunnen komen. Deze segmenten zijn hol en verlopen - rond aan het binnenvlak 30 van elke ribbe.

De voorste randen, gezien in een verdraaiing rechtsom, hebben afgeschuinde hoeken 32, zodat de naar bogen gebogen ribben door het paneel naar 35 omlaag gedrukt kunnen worden.

De moer is bij voorkeur voorzien van een stel axiaal verlopende uitsteeksels 3^, welke diametraal tegenover elkaar liggen, nabij de 8105599 < 5¾ - 3 - voorste gedeelten van de "binnenrand 18 van elke flens tU, 16. Zoals blijkt uit fig. 6 zijn de sleuven, welke de ribben van de schacht scheiden, aan de voorrandzijde van elke ribbe langer uit gevoerd. De diame-traalaimetingen zijn dan kleiner dan de sleufbreedte, waardoor verdraai- · 5 ïng mogelijk is. De diametrale afmetingen van de overliggende sleuf zijn groter dan de sleufbreedte, waardoor terugdraaien in de sleuf onmogelijk is en de verdraaiing tot 90° wordt beperkt.

Zoals links in fig. 6 blijkt, is de moer 10 in een langgerekte opening of sleuf 38 van een paneel 36 gezet. De lengte van de sleuf kan gro-10 ter zijn dan de lengte van de moer teneinde dwarsinstelling van de moer mogelijk te maken of een aantal moeren in dezelfde sleuf 38 te monteren. Met de moer in deze stand zal een neerwaartse kracht, uitgeoefend op 'de ribben. 2k en 26 de vering van de flenzen 14 en 16 overwinnen, waardoor de afgeschuinde rand 32 van de ribben onder de onderzijde van het paneel 36 komen. De moer 10 kan dan over 90° met de klok mee worden gedraaid naar een stand als weergegeven rechts in fig. 6, waarbij de kortere sleuven in de ribben een verdere verdraaiing blokkeren.

De neerwaarts gebogen flenzen 1U, 16 en de opwaarts gebogen ribben 2k, 26 werken zodanig samen, dat een klemkracht op het paneel 36 20 wordt uitgeoefend en een weerstand wordt gevormd tegen zijdelingse verplaatsing en draaibewegingen. Deze wrijvingsweerstand kan worden overwonnen om de dwars stand van de moer te wijzigen, doch de klemming tussen de flenzen en de ribben is een borg, dat de moer in zijn stand blijft.

De axiale uitsteeksels 3^ werken samen met de randen van de sleuf 38 en 25 voorkomen draaiing in tegengestelde zin. De moer wordt met de klok mee draaiend vastgezet, waarbij de uitsteeksels draaien in tegengestelde zin voorkomen. De korte sleuven voorkomen een extra verdraaiing met de klok mee wanneer bijvoorbeeld een bout in de moer wordt gedraaid en deze dus niet kan loskomen.

30 Het zijn twee samenwerkende krachten, welke het loswerken tegengaan.

De naar omlaag gerichte flenzen 1b. en 16 werken samen met een bovenvlak van het paneel 36, waardoor de kragen 22 naar elkaar toe worden gedrukt. Wanneer een bout «0 wordt ingedraaid komt deze allereerst in samenwerking met de schroefdraadaelen in de kragen en drukt deze uit elkaar. Daardoor 35 wordt de diagonale afmeting van kraag-tot-kraag van de flenzen groter dan de breedte van de sleuf.Wanneer de bout is vastgezet is verdraaiing in elke richting onmogelijk. De tweede weerstand-biedende kracht wordt gele- 8105599 - b - verd door het deel b2, dat tegen het paneel 36 wordt geklemd. Wanneer de bevestiging de gemonteerde stand nadert (weergegeven in fig. M, zullen de krachten, welke de· moer trachten te draaien, toenemen. Wrijving, welke wordt, geleverd door het orgaan b2 vanaf de bovenzijde en het pa-5 neel 36 van onderaf zal dan toenemen en wordt op snelle wijze een"verder loswerken voorkomen.

Fig. 5· toont een tweede uitvoeringsvorm van een over een kwart slag draaiende moer 10. Bij deze uitvoeringsvorm reikt het vrije einde 17 naar omhoog tot een stand tussen de binnenrand 18 van de flenzen 14 en 16.

10 Deze uitvoeringsvorm levert een lagere profielmoer, doch een wat bredere sleuf in het paneel, aangezien de flenzen buiten de schacht 12 moeten komen. De afmetingen van de moer om het materiaal, waaruit deze is vervaardigd, en de lengte van de schacht kan worden gewijzigd om aan verschillende omstandigheden aangepast te kunnen worden.

15 Fig* 7 toont gereedschap voor het monteren van de moer, welk ge reedschap als geheel door 50 is aangeduid. Dit gereedschap omvat een handgreep 52, waarbuiten een schacht 5^ steekt. De schacht 5b heeft een zoekend gedeelte 56, dat in de schacht '12 van de moer kan worden gebracht. Eet lichaam 58 heeft ieeh - buitenvlak, dat complementair is aan 20 het binnenvlak van de holle ribben. Een stel uitsteeksels 60 reikt buiten de schacht 5^· in tegengestelde richtingen, welke uitsteeksels platte zijden 62 hebben, waarvan de afstand in hoofdzaak gelijk is aan de afstand tussen de kragen 22 van de moer 10.

Wanneer, zoals blijkt uit fig. 8 de moer in de sleuf is gezet, .

25 kan het zoekend gedeelte 56 in de schacht 12 worden gebracht. Het lichaam 58 komt in samenwerking met de complementaire vlakken op de ribben 2b en 26. Door bedoeld lichaam wordt een neerwaartse kracht op de ribben uitge-. oefend, waarbij de flenzen 1b en 16 vlak komen te liggen en de ribben 36 onder het paneel. Gereedschap en moer worden nu rechtsom gedraaid 30 over 90°, waarbij een kracht van het gereedschap 50 op de moer 10 wordt overgebracht als gevolg van de samenwerking tussen de uitsteeksels 60 en de binnenranden 18 op de flenzen 1U en 16. De moer 10 komt dan in de gemonteerde stand als weergegeven rechts in fig. 6.

Verschillende wijzigingen en modificaties en veranderingen kunnen 35 uiteraard worden toegepast. Deze kunnen dan geheel binnen het kader van de uitvinding vallen, 8105599

Claims (8)

1. Over een kwart slag draaibare moer, welke gezet kan worden in een langgerekte, in hoofdzaak rechthoekige opening in een dun paneel, welke moer een centraal, axiaal zich uitstrekkende van binnenschroefdraad voorziene schacht heeft, een. stel flenzen, elk met een binnen- en een buiten— 5 rand en welke aan een uiteinde van de schacht zijn bevestigd door daartoe aanwezige middelen aan de binnenrand van elke flens, terwijl het an-. dere einde van de schacht vrij is, welke flenzen dwars buiten de schacht uitsteken in een eerste en tweede, in hoofdzaak tegengestelde richtingen, waarbij de buitenrand van elke flens in een vlak ligt, dat verschilt 10 van dat van de binnenrand, zodanig, dat de buitenrand het eerst met het paneel in contact komt, waarin het inbrengen van de moer voor het leveren van een veerbelasting bij het bevestigen, een stel ribben, welke zich vanaf de schacht in een derde en: vierde"in! hoofdzaakttègengèstelde % richtingen uitstrekken, welke derde en vierde richting in hoofdzaak haaks 15 op de eerste en tweede richtingen staan, waarbij het buiteneinde van elke ribbe axiaal dichter bij de flenzen ligt dan het binneneinde, zodanig, dat wanneer de ribben door de opening in het paneel zijn gestoken en naar omlaag zijn gedrukt tegen- de veerwerking van de flenzen in, de moer over 90° kan worden gedraaid, waarbij de ribben draaien in een stand, 20· waarbij zij onder het paneel komen en de verende flenzen uit het bovenvlak van het paneel en de verdraaide ribben met de onderzijde daarvan samenwerken voor het leveren van een wrijvingsweerstand tegen zijdelingse verplaatsing en draaibewegingen van de moer.

2. Moer volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de in de draairich-25 ting gezien voorste rand van elke ribbe een afgeschuinde hoek heeft, waardoor het paneel de ribben gemakkelijker kan wegdrukken.

3. Moer volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat elke ribbe bestaat uit een half-eilindrisch segment met een diametraal vlak, dat met het paneel in samenwerking kamende randen heeft. 30 k. Moer volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat het vrije einde van de schacht in hoofdzaak tussen de binnenranden van de twee flenzen gelegen is.

5· Moer volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de schacht een cilindrisch steelgedeelte heeft, dat zich axiaal ten opzichte van de ribben 35 uitstrekt. 8105599 s - β -

6. Moer volgens conclusie 5 met het kenmerk, dat de omtrek aan het vrije einde van de schacht radiaal is ingeknepen voor het verkrijgen van een "blokkerende eigenschap voor een schroef, welke daarin wordt gedraaid. 5 7· Moer volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat een stel axiaal zich uitstrekkende uitsteeksels aanwezig is, welke diametraal tegenover de randen van de flenzen zijn gelegen zodanig, dat wanneer de moer in de rechthoekige opening mét de klok wordt meegedraaid, deze axiale uitsteeksels in de opening liggen en samenwerken met de randen, zodat ver-10 draaien in tegengestelde zin met "betrekking tot de opening voorkomen wordt.

8. Moer volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat twee stellen sleuven de ribben van de schacht scheiden, waarbij de sleuven, welke gezien in de draairichting aan de voorzijde liggen, dieper zijn dan de andere sleu-15 ven, waarbij de diametrale afmeting tussen de kortere sleuven groter is dan de breedte van de opening in het paneel zodanig, dat verdraaiing van de moer over meer dan 90° wordt verhinderd.

9. Gereedschap voor het inbrengen van een over een kwart slag draaien-de moer in de sleuf van een dun paneel, welke moer een axiaal zich uit- 20 strekkende van binnenschroefdraad voorziene schacht omvat met een stel flenzen, elk met een binnen- en buitenrand en verbonden aan een uiteinde van de schacht door daartoe aan de binnenrand van een flens aanwezige middelen, welke flenzen zich dwars ten opzichte van de schacht uitstrekken in een eerste en tweede in hoofdzaak tegengestelde richting, waarbij 25 de buitenrand van elke flens in een axiaal vlak ligt zodanig, dat deze in contact met het paneel kan komen voor de binnenrand van elke flens zodat de flens een veerkracht kan leveren, een stel ribben aanwezig is, dat zich buitenwaarts van de schacht uit strekt in een derde en vierde, in hoofdzaak tegengestelde richtingen, welke derde en vierde richtingen 30 in hoofdzaak haaks op de eerste en tweede richtingen staan, terwijl het buiteneinde van elke ribbe axiaal dichter bij de flenzen ligt dan het binneneinde, welke ribben hol zijn uitgevoerd met een gebogen binnenvlak, welk gereedschap bestaat uit een handgreep met een axiaal zich daarvan uitstrekkende schacht met een zoekend eindgedeelte, dat in de schacht van 35 de moer kan worden gezet, een lichaam, waarvan het buitenvlak complementair is aan de vorm van het binnenvlak van de ribben, een stel uitsteeksels zich in tegengestelde richtingen vanaf de schacht uitstrekken op 8105599 - 7 - een plaats dichter hij de handgreep dan het bedoelde gedeelte, zodanig, dat het zoekende gedeelte in ,de schacht van de moer kan worden gezet met uitsteeksels in de complementaire holle delen van de ribben, welke ribben zich bevinden in de sleuf van het paneel, waarbij een neerwaartse 5 kracht, uitgeoefend op dé moer door het lichaam van de schacht de verende flenzen van de moer doen buigen en de ribben onder het paneel worden gebracht, vervolgens'·het gereedschap rechtsom over 90° wordt gedraaid, welke beweging op de moer wordt overgebracht door uitsteeksels, welke buiten de schacht uitsteken en in samenwerking komen met een gedeelte 10 van de binnenranden van de flens, waardoor de moer over 90° kan worden gedraaid en deze met het paneel wordt verenigd.

10. Over een kwart slag draaibare moer en gereedschap om deze in een langssleuf van een dun paneel te zetten, welke moer een centrale, axiaal lopende, van binnenschroefdraad voorziene schacht omvat,een stel flenzen, 15 elk met een binnen- en buitenrand en verbonden aan een uiteinde van de schacht door daartoe aanwezige middelen aan de binnenrand van de flens, terwijl het andere schachteinde vrij blijft, welke flenzen dwars op de schacht staan in een eerste en tweede, in hoofdzaak tegengestelde richting, waarbij de buitenrand van elke flens in een ander axiaal vlak ligt 20 ten opzichte van de binnenrand, voor het leveren van een veerspanning, wanneer' de moer aan het paneel wordt vastgezet,-een stel ribben, welke zich buitenwaarts vanaf de schacht in een derde en vierde, in hoofdzaak tegengestelde richting uitstrekken, welke richtingen in hoofdzaak haaks op de eerste en tweede richtingen staan, waarbij het buiteneinde van 25 elke ribbe· axiaal dichter bij de flens ligt dan het binneneinde, welke flenzen hol zijn met een gebogen binnenvlak, welk gereedschap bestaat uit een handgreep met een axiaal zich daarvan uit strekkende schacht, welke schacht een zoekgedeelte heeft, dat in de schacht van de moer geplaatst kan worden, een lichaam dat met het buitenvlak in overeenstemming is met 30 het binnenvlak van de holle ribben, een stel uitsteeksels, welke in tegengestelde richting vanaf de schacht lopen in een stand, welke dichter bij het handvat gelegen is dan het bedoelde lichaam zodanig, dat het zoekende gedeelte van de schacht in de schacht van de moer kan worden gestoken met het lichaam binnen de holle ribben, welke ribben zich dan be-35 vinden in de sleuf van het paneel, waarbij een neerwaartse kracht, uitgeoefend op de moer door het lichaam van de schacht de verende flenzen van de moer doen uitbuigen en de ribben onder het paneel brengt, zodat 8105599 «f5 V - 8 - de moer over 90° met de klok mee kan worden gedraaid, welke draaibewe-ging op de moer wordt overgebracht door de uitsteeksels, welke buiten de schacht uitsteken en samenwerken met een gedeelte van de binnenranden van de flenzen, waardoor de moer over 90° kan worden gedraaid en deze 1 5 met het paneel wordt' verenigd. 1 8105599