NL8103658A

NL8103658A - Ontstekingsinrichting voor een gelijkstroom-ontladingslamp.

Info

Publication number: NL8103658A
Application number: NL8103658A
Authority: NL
Original assignee: Ushio Electric Inc
Priority date: 1980-08-20
Filing date: 1981-08-03
Publication date: 1982-03-16
Also published as: NL185255C; JPS6016080B2; IT8123420A0; FR2489069B1; IT1137831B; FR2489069A1; DE3132650A1; JPS5738595A; DE3132650C2

Description

* i y' E.0. 30342 V x

Ontstekingsinrichting voor een gelijkstroom-ontladingslamp.

De uitvinding heeft "betrekking op een ontstekingsinrichting . voor een gelijkstroom-ontladingslamp.

Het is bekend dat een ontstekingsinrichting,ook wel “ballast" genoemd, wordt gebruikt om een ontladingslamp voor gelijkstroom te 5 ontsteken, bijvoorbeeld een xenon lamp met een korte boog. De bekende ballasten zijn nadelig, doordat zij zwaar zijn; recent zijn echter geminiaturiseerde ballasten van licht gewicht ontwikkeld, die de vorm aannemen van een door halfgeleiders bestuurd schakelsysteem.

Een voorbeeld van een ontwerp van de heersende ballast,waarin 10 een door halfgeleiders bestuurd schakelsysteem wordt toegepast, zal kort worden toegelicht aan de hand van Fig. 1. Bij deze ballast is een gelijkspanningsbron 1 verbonden met een omzetter 10 bestaande uit halfgeleider-schakelelementen of transistoren TE1 en ΓΕ2 en een transformator T1 met twee secundaire uitgangen waarvan één (2A) is 15 verbonden met een gelijkrichter D1. Yia het opnemerelement S dat met de negatieve zijde van de gelijkrichter D1 is verbonden, is een filterschakeling 4 aangesloten, die bestaat uit een hoogfrequente smoorspoel L1 die verbonden is met de positieve zijde van de gelijkrichter D1 en een condensator C. De positieve uitgangsklem van de 20 filterschakeling 4 is via een starter 5 met een ontladingslamp 6 verbonden aan de positieve zijde daarvan, terwijl de negatieve uitgangsklem is verbonden met de ontladingslamp 6 aan de negatieve zyde daarvan. De omzetter 10 levert een hoogfrequente (HF) wisselstroom van 20 tot 100 kHz en derhalve wordt de hoogfrequente smoorspoel L1 25 die geschikt is voor HF, gebruikt als een zelfinductie in de filterschakeling 4·

De ontladingslamp 6 wordt bekrachtigd door de hoofdschakeling bestaande uit de genoemde omzetter 10, de gelijkrichter D1 en de filterschakeling 4 nadat de toestand van de ontstoken lamp is gesta-30 biliseerd. "Voor zo laag mogelijke bedrijfskosten van deze hoofdschakeling, is de uitgangsspanning van de hoofdschakeling voor het handhaven van de stationaire of stabiele toestand van de ontstoken lamp, gelijk gedimensioneerd aan of enigszins hoger dan de nominale spanning van de ontladingslamp 6. Met slechts dit ontwerp zal echter 35 de overgang van glim- naar bogenlading, hetgeen optreedt in het beginstadium na het starten van de ontladingslamp, dat wil zeggen het ontsteken daarvan op het starttijdstip, niet gemakkelijk optreden. Teneinde dit probleem op te lossen wordt een hulpvoedingsschakeling aangesloten over de condensator 0. Deze hulpvoedingsschakeling 8103658 - 2 - Ί bestaat gewoonlijk uit een transformator, een gelijkrichter, een weerstand en een hulpspanning-oplaadcondensator; in het in Fig. 1 geïllustreerde voorbeeld is de transformator T1 echter voorzien van een tweede uitgang 2B waarvan één uiteinde via een serieschakeling _ is 5 gevormd door een gelijkrichtdiode D2 en een weerstand Rijnverbonden met de positieve zijde van de condensator C die deel uitmaakt van de genoemde filterschakeling 4> terwijl het andere einde met de negatieve zijde van de genoemde condensator C is verbonden. Zoals uit het vorenstaande blijkt, wordt in dit voorbeeld de transformator 3?1 10 gemeenschappelijk gebruikt voor zowel de hoofdschakeling als de hulpvoedingsschakeling, terwijl de condensator C eveneens gemeenschappelijk wordt gebruikt voor de filtercondensator 4 en de hulpspanning-oplaadcondensator.

Anderzijds wordt het signaal uit het stroom detecterende ele-15 ment S als terugkoppelsignaal toegevoerd aan een pulsbreedte-bestu-ringsschakeling 8 bestaande uit een foutversterker EA die is verbonden met een referentiespanningsbron Y ^ en een pulsbreedtemodulator FWM die met een oscillator OSC is verbonden om namelijk de toename of afname van de schakelpulsbreedte van de halfgeleider-schakelele-20 menten T11 en TR2 via een besturingsschakeling 9 in ie stellen, waardoor de aan de ontladingslamp 6 toegevoerde stroom op een constante waarde wordt geregeld.

Wanneer de starter 5 wordt geactiveerd, zodat de ontladings- wordt lamp 6 dieLectrxsch doorslaat veel oplaadenergie van de 25 condensator C eerst plotseling . ontladen, waardoor de overgang van. de...glim- naar boogontlading wordt ingeleid, die plaatsvindt gedurende het beginstadium van ontsteken, zodat de ontladingslamp 6 in de daaraanvolgende stationaire ontstoken toestand komt.

Bij de bekende ontstekingsinrichting voor een gelijkstroom-30 ontladingslamp van zulk een constructie wordt echter geen gelijkmatige en positieve overgang van een glimontlading naar een boogontlading bereikt; het is bewezen dat een ontsteken zonder succes nog in vele gevallen optreedt. Een korte toelichting zal hier in dit verband worden gegeven. Wanneer de condensator C die 55 door de hulpvoedingsschakeling is opgeladen, op het tijdstip t^ wanneer de starter 5 wordt geactiveerd, plotseling wordt ontladen vanaf de opgeladen potentiaal, daalt de lampspanning vanaf het niveau van de hulpspanning Y^ °P ket tijdstip dat de ontladingslamp é wordt gestart, zoals in fig. 2(A) is getoond; als gevolg daarvan 40 steigt de lampstroom IT plotseling op het tijdstip tn en bereikt

il U

8103658 - 5 - « i een piekstroom lp op het tijdstip t^ onmiddelijk volgend op het tijdstip tQ en daalt daarna zoals in fig. 2(B) is getoond. Op het tijdstip t^ is de lampspanning Vp ongeveer 1,5 tot 5 maal hoger dan de nominale lampspanning Yg, terwijl de lampstroom lp kleiner wordt 5 dan de helft van de nominale lampstroom lp. Op het tijdstip t^ even na het tijdstip tg, komt de ontladingslamp 6 in de stationaire ontstoken toestand volgens de waarden van de ontladingslamp 6.

Terwijl de tijd verloopt vanaf het tijdstip t0 tot t_, treedt het - 2 5 ontsteken zonder succes op, zodat de ontladingslamp 6 eventueel niet 10 wordt ontstoken.

De oorzaak van dit verschijnsel is uit verschillende oogpunten bestudeerd; aldus wordt geraamd dat het verschijnsel wordt veroorzaakt door het feit dat de piekstroom lp te vroeg verschijnt. Meer in het bijzonder op het tijdstip t^ onmiddelijk nadat de starter 5 15 wordt geactiveerd, zoals hierboven is beschreven, bereikt de lampstroom lp de piekstroom lp. Op dit tijdstip is de lampspanning Vp hoog genoeg om de glimontlading in te leiden. Aangezien voorts de cathode van de ontladingslamp 6 nog niet voldoende is verwarmd, heeft de piekstroom lp slechts de toename van het 20 oppervlaktegebied op het cathodeoppervlak tot gevolg, waar de glimontlading optreedt met een constante stroomdichtheid. Namelijk zal de piekstroom lp niet bijdragen aan het tot stand brengen van een boogpunt dat nodig is voor de overgang naar de boogontlading. Namelijk is het voor het vergemakkelijken van de overgang van de 25 glimontlading naar de boogontlading nodig veel oplaadenergie uit de hulpvoedingsspanning via de condensator C toe te voeren aan de ontladingslamp, terwijl de tijd waarop de piekstroom lp verschijnt in aanmerking moet worden genomen. Het eenvoudigweg toevoeren van aan veel oplaadenergie'*de ontladingslamp zou niet steeds resulteren in 30 het met veel succes ontsteken van de ontladingslamp.

Derhalve heeft de uitvinding ten doel te voorzien in een nieuwe en verbeterde ontstekingsinrichting voor een ontladingslamp voor gelijkstroom, die de vorm aanneemt van een door halfgeleiders bestuurd schakelsysteem. Hiervoor heeft volgens de uitvinding de 35 ontstekingsinrichting voor een gelijkstroom-ontladingslamp het kenmerk dat bij de start van het ontsteken van de gelijkstroom-ontladingslamp de overgang van een glimontlading naar een boogontlading wordt vergemakkelijkt, teneinde op zekere wijze de ontladingslamp te ontsteken nadat dit ontsteken van de lamp wordt 40 gestart.

8103658 - 4 - γ * % ,

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. In de tekening tonen:

Fig. 1 een schakelschema van een bekende ontstekingsinrichting voor een gelijkstroom-ontladingslamp; 5 Figuren 2(a) en 2(b) grafieken die de karakteristieken van de lampspanning versus tijd respectievelijk lampstroom versus tijd van de bekende ontstekingsinrichting volgens fig. 1 illustreert;

Fig. 3 een schakelschema van de ontstekingsinrichting voor een gelijkstroom-ontladingslamp volgens de uitvinding; 10 Fig. 4 een schakelschema dat een voorbeeld is van een gelijk- stroom-voedingsbron;

Fig. 5 een schakelschema van een uitvoeringsvorm van een stroom-detecterend element en pulsbreedtebesturingsschakeling;

Fig. 6 een schakelschema van een uitvoeringsvorm van een 15 foutversterker;

Fig. 7 een schakelschema van een uitvoeringsvorm van een oscillator;

Fig. 8(A) tot en met 8(c) de golfvormen van het uitgangssignaal van de oscillator, zaagtandgenerator en schakeling voor het 20 instellen van de dode tijd;

Fig. 9 een schakelschema van een uitvoeringsvorm van een zaagtandgenerator;

Fig. 10 een schakelschema van een uitvoeringsvorm van een schakeling voor het instellen van de dode tijd; 25 Fig. 11 een schakelschema van een uitvoeringsvorm van een besturingsschakeling;

Fig. 12 een schakelschema van een uitvoeringsvorm van een hulpvoedingsbron;

Fig. 13 een schakelschema van een uitvoeringsvorm van een 30 starter;

Fig. 14(A) en 14(®) grafieken van de karakteristieken van de lampspanning versus tijd respectievelijk lampstroom versus tijd van de inrichting volgens fig. 3; en

Fig. 15 een schakelschema van het essentiële gedeelte van een 35 andere uitvoeringsvorm van de ontstekingsinrichting voor een gelijkstroom-ontladingslamp volgens de uitvinding.

De uitvinding zal beter worden begrepen uit de volgende beschrijving van de bij voorkeur toe te passen uitvoeringsvormen, die bij wijze van voorbeeld wordt gegeven en niet als beperking 40 moet worden beschouwd, maar slechts als illustratie aan de hand van 8103658 » f ί - 5 - de bijgaande tekeningen.

Met verwijzing naar fig. 3 vormen een gelijkspanningsbron, een omzetter 10 bestaande uit halfgeleider-schakelelementen TR1 en TR2 en een transformator T1, een gelijkrichter B1, een stroomdetectererd 5 element S, een filtersehakeling 4 bestaande uit een hoogfrequente smoorspoel L1 en een condensator C, een hulpvoedingsschakeling, een pulsbreedte-besturingssehakeling 8 en een besturingsschakeling 9» die gelijk zijn aan die hierboven aan de hand van de bekende in fig. 1 getoonde inrichting zijn beschreven, tesamen een schakeling 10 die in fig. 3 is getoond; in deze schakeling is de condensator C van de filtersehakeling 4 aan de positieve uitgang daarvan verbonden met de positieve zijde van de ontladingslamp 6 via een. starter 5? terwijl de negatieve uitgangszijde van de condensator C via een'laagfrequente smoorspoel L2 met de ontladingslamp 6 is verbonden aan de negatieve 15 zijde daarvan.

Bij de hierboven genoemde schakeling is als gelijkspanningsbron 1 een gelijkspanningsschakeling toegepast, die wordt gevormd door een bruggelijkriehter RC1 die met een bekende gelijkstroombron AC is verbonden, en een condensator C5 die met de gelijkrichter RC1 20 aan de uitgangsklem daarvan is verbonden, zoals in fig. 4 is getoond.

Bij de uitvoeringsvorm van een stroomdetecterend element S en pulsbreedte-besturingsschakeling 8 getoond in fig. 5» omvat het stroomdetecterend element S een stroomdetecterende weerstand R5·

Be referentiespanningsbron Vre£ wordt gevormd door een serie-25 schakeling van een geaarde Zenerdiode BZ1 en een weerstand R8 die met een hulpvoedingsbron 20 (+E) zijn verbonden, die later zal worden beschreven; het uitgangssignaal uit het gemeenschappelijke verbindingspunt of overgangspunt tussen de hierboven genoemde Zenerdiode BZ1 en de weerstand B.8 wordt tesamen met het uitgangs-30 signaal uit het detecterende element S toegevoerd aan de twee respectievelijke ingangsklemmen van de foutversterker EA.

Een uitvoeringsvorm van de foutversterker EA is in fig.· 6 geïllustreerd. Zoals in deze figuur is te zien, heeft de fout- versterker EA een operationele versterker 0PA1, alsmede spanning 35 delende weerstanden R10 en R11, die een geïnverteerd ingangssignaal aan de operationele versterker 0PA1 leveren uit de uitgangen van het stroomdetecterende element S en de referentiespanningsbron V , xex en voorts spanning delende weerstanden R12 en R13 die een niet-geïnverteerd ingangssignaal aan 0PA1 leveren uit de hierboven 40 genoemde uitgangen. R14> R15 en R16 zijn weerstanden en C10 is een 81 0 3 6 5 8 *· * - 6 - fase-compenserende condensator. Het uitgangssignaal uit de· operationele versterker 0PA1 neemt in niveau toe of af met betrekkiig tot de nominale stroom van de ontladingslamp 6, dat wil zeggen dit neemt in niveau toe met de toename van de werkelijk vloeiende stroom 5 wanneer het geïnverteerde ingangssignaal afneemt, terwijl het uitgangssignaal zal toenemen met de afname van de lampstroom.

Fig 7 illustreert een uitvoeringsvorm van een oscillator-schakeling OSC; in deze schakeling zijn H0T1 en ÏT0T2 omkeerschake-lingen of invertoren, D5 en D6 zijn diodes, R18 en R19 zijn 10 weerstanden en C15 en 016 zijn condensatoren. Deze oscillator OSC wekt een kanteelvormig uitgangssignaal Vqqq op, dat in fig. 8(A) is getoond.

De in fig. 5 getoonde pulsbreedtemodulator PWM omvat een zaagtandgenerator RAMP, die bij ontvangst van het signaal uit de 15 oscillator OSC een zaagtandvormig signaal opwekt. Deze uitvoeringsvorm van de zaagtandgenerator RAMP bestaat zoals in fig. 9 is getoond, uit een omkeerschakeling of invertor H0T5 waaraan het signaal uit de oscillator OSC wordt toegevoerd, een transistor TR5 waarvan de basis via een weerstand 20 met de omkeerschakeling of 20 invertor ÏÏ0T5 is verbonden, en een operationele versterker 0PA5 die via een weerstand R21 met de collector van de transistor TR5 is verbonden. R22 en R23 zijn weerstanden en C20 is een condensator.

De zaagtandgenerator RAMP wekt een zaagt andvormig signaal ^^y[p °P met dezelfde frequentie als de oscillatiefrequentie van de 25 oscillator OSC zoals in fig. 8(b) is getoond.

Een vergelijkingsschakeling C0M1 van de pulsbreedtemodulator PWM vergelijkt het uitgangssignaal uit de foutversterker EA (als voorbeeld in fig. 8(b) gestippeld getekend) met het uitgangssignaal uit de zaagtandgenerator RAMP, teneinde een uitgangssignaal met een 30 "laag niveau" op te wekken, wanneer de uitgangsspanning Υ·πΑ uit de foutversterker EA hoger is dan de spanning van het zaagtandvormige signaal, terwijl een uitgangssignaal met een "hoog niveau" wordt opgewekt wanneer de uitgangsspanning lager is.

Het uitgangssignaal uit een EN-poort AMD1 is een logisch 35 produkt van het uitgangssignaal uit de vergelijkingsschakeling C0M1 en het uitgangssignaal Yqqq uit de oscillator OSC, zodat het uitgangssignaal een in pulsbreedie gemoduleerd signaal is van het uitgangssignaal Yqqq uit de oscillator OSC.

Het uitgangssignaal uit de EN-poort AUDI wordt toegevoerd aan 40 de ingangsklem T van een flip-flop FF en de uitgangssignalen uit de 8103 S58 % * - 7 - ΕΪΓ-poorten AND2 en AND3 die met de uitgangsklemmen Q en Q van de genoemde flip-flop IT zijn verbonden, zijn de logische produkten van de uitgangssignalen uit de flip-flop IT, de EN-poort AUDI en een schakeling voor het instellen van de dode tijd DEAD.

5 De schakeling voor het instellen van de dode tijd DEAD

verhindert dat de halfgeleider-schakel element en TR1 en TE.2 een kruisstroomgeleiding krijgen, waardoor beide schakelelementen op dezelfde tijd geleidend zijn als gevolg van de verlengde geleidings-tijd (opslagtijd) als gevolg van de lading opgeslagen in de bases 10 van de elementen TR1 en TR2; zoals in fig. 10 is getoond is deze schakeling bijvoorbeeld gevormd door een vergelijkingsschakeling C0M5 waaraan het uitgangssignaal uit de zaagtandgenerator RAMP wordt toegevoerd, alsmede de spanning +E uit de hulpvoedingsbrcn 20 die wordt gedeeld door de spanning delende weerstanden R25 en R2é.

15 De golfvorm van het uitgangssignaal 7^^ van deze schakeling DEAD is in fig. 8(C) als voorbeeld getoond en slechts wanneer dit signaal een hoog niveau heeft, en de EN-poorten AÏÏD2 en AUD3 zijn doorgeschakeld.

Tig. 11 illustreert een uitvoeringsvorm van een besturings-20 schakeling 9· In deze uitvoeringsvorm omvat de besturingsschakeling 9 twee transistoren ÏR10 en ÏR11 waarvan de emitters met elkaar zijn verbonden en waaraan het uitgangssignaal uit de hierboven genoemde pulsbreedte-besturingsschakeling 8 wordt toegevoerd, en een transformator T5- E.30 en R31 zijn weerstanden en D10 en D11 zijn 25 diodes. De uitgangsklemmen a en b worden met de respectievelijke bases van de halfgeleider-schakelelementen TR1 en TR2 verbonden en de klem c afkomstig uit het tussengelegen punt van de primaire wikkeling van de transformator Γ5> is verbonden met het verbindingspunt van de onderling verbonden emitters van de schakelelementen TR1 30 en TR2, dat met N in fig. 3 is aangegeven. Het tussengelegen punt van de secundaire wikkeling van de transformator T5 is met de hulp-voedingsbron 20 verbonden.

Tig. 12 toont een uitvoeringsvorm van een hulpvoedingsbron 20 die een gewenste spanning toevoert aan de hierboven genoemde fout-35 versterker EA, pulsbreedtemodulator PWM, referentiespanningsbron Tref en de besturingsschakeling 9· Deze uitvoeringsvorm van de hulpvoedingsbron 20 bestaat uit een transformator T10 waarvan de primaire wikkeling met de in de handel verkrijgbare gelijkstroombron is verbonden, en een gelijkrichter RC5 die met de secundaire 40 wikkeling van de transformator T10 is verbonden, teneinde een 8103353 - 8 - constante gelijkspanning +E op te wekken, die gestabiliseerd wordt door de Zenerdiodes DZ5 en DZ6, de transistoren TR15, TR16 en TR17, de condensatoren C25, C26 en C27, en de weerstanden R35> R3&» R37, R38 en R39· 5 Een uitvoeringsvorm van een starter 5 is in fig. 13 getoond; in deze uitvoeringsvorm is een serieschakeling uit een weerstand R40 en een starter bekrachtigende condensator C30 parallel aangesloten over de condensator C van de filterschakeling 4. Over deze condensator C30 is een primaire wikkeling van een transformator 10 PT voor hoogspanningspulsen via een thyristor Th aangesloten, hetgeen een gesloten keten vormt. De secundaire wikkeling van de transformator PT is aangesloten op de primaire wikkeling van de "Tesla"-spoel TC via een startcondensator C31 en een diode D20, terwijl een ontladingsspleet G parallel aan de condensator 031 en 15de primaire wikkeling van de "Tesla"-spoel TC is geschakeld, welke drie elementen een gesloten keten vormen. De secundaire wikkeling van de "Tesla"-spoel TC is met een van de uiteinden daarvan verbonden met de positieve uitgangsklem van de filterschakeling 4s terwijl het andere einde met de anode van de ontladingslamp 6 is 20 verbonden; op deze wijze is de secundaire wikkeling van de "Tesla"-spoel TC opgenomen in de genoemde gesloten keten. De ontsteek-spanning van de genoemde thyristor Th is ingesteld op de toegevoerde hulpspanning geleverd door de genoemde condensator C.

Bij deze uitvoeringsvorm van de starter 5 wordt de condensator 25 C30 herhaaldelijk opgeladen en ontladen door de schakelwerking van de thyristor Th met als gevolg dat een hoogfrequente hoge spanning in de tweede wikkeling van de transformator PT wordt geïnduceerd waardoor de condensator C31 wordt opgeladen. Wanneer daarna de oplaadspanning van de condensator C31 de, de ontlading inleidende 30 spanning van de ontladingsspleet G bereikt, wordt de in de condensator C31 opgeladen potentiaal ontladen door de primaire wikkeling van de "Tesla"-spoel TC, zodat de hoogspanningspuls die in de secundaire wikkeling van de "Tesla"-spoel TC wordt geïnduceerd, wordt toegevoerd aan de ontladingslamp 6 die aldus zal worden 35 ontstoken.

Bij de inrichting volgens de uitvinding die hierboven is beschreven, daalt wanneer de starter 5 wordt geactiveerd, de lampspanning V vanaf de hulpspanning 7. van de condensator C die door de hulpvoe-dingsschakeling wordt opgeladen, zoals in Fig. 14 (A) is getoond ter-40 wijl de lampstroom I door de laagfrequente smoorspoel 12 wordt 8103658 , * / - 9 - begrensd tot een waarde die enigszins groter is dan de nominale stroom 1.3, zoals in Fig. 14 (B) is getoond, terwijl deze vervolgens

JD

geleidelijk toeneemt en de piekstroom lp op het tijdstip t^ bereikt.

In afwijking van het bekende geval waarbij de piekstroom lp vloeit 5 wanneer de glimontlading optreedt terwijl de lampspanning voldoende hoog is, wordt in feite de lampstroom I_ wanneer de lamp- il spanning Y_ voldoende hoog is onderdrukt tot een betrekkelijk kleine ~ il waarde, waardoor de glimontlading optreedt in slechts een zeer klein toppunt van de cathode van de ontladingslamp om de cathode te ver-10 warmen, terwijl de piekwaarde van de piekstroom lp wordt onderdrukt tot een laag niveau om deze verwarmingstijd van de cathode te verlengen, waardoor op gunstige wijze een boogpunt op het toppunt van de cathode wordt tot stand gebracht. Als gevolg daarvan wordt in de ontladingslamp 6 een geleidelijke overgang van de glimontlading naar 15 de boogontlading tot stand gebracht na het tijdstip t^ en de lamp 6 zal op zekere wijze in de stationnaire ontstoken toestand worden gebracht op het tijdstip tg onmiddellijk volgend op het tijdstip t^, zoals in de fig. 14(A) en 14(B) is getoond.

Zoals hierboven is beschreven wordt volgens de uitvinding het 20 tijdstip waarop de piekstroom lp verschijnt, tesamen met de ontlading uit de condensator C bestuurd door de laagfrequente smoorspoel, waardoor voorwaarden worden ingesteld waaronder de boogvlek gemakkelijk kan worden tot stand gebracht. Aldus wordt de overgang van de glimontlading naar de boogontlading op het begintijdstip van het 25 starten van de ontladingslamp vergemakkelijkt.

Hiervoor kan de laagfrequente smoorspoel 12 zodanig worden gekozen, dat deze een frequentiekarakteristiek heeft waarmee het tijdstip waarop de piekstroom lp verschijnt, 300/usec of meer kan worden vertraagd.

30 Fig. 15 toont het essentiële deel van een andexe uitvoeringsvorm volgens de uitvinding. In dit geval zal een parallelschakeling van een diode 13 aan de laagfrequente smoorspoel 12 de ontsteekmogelijk-heid aan het begin verder verbeteren. Een weerstand kan in plaats van de diode 13 worden toegevoegd. In de in Fig. 3 getoonde uitvoe-35 ringsvorm is de laagfrequente smoorspoel 12 aangesloten tussen de negatieve zijde van de condensator C en de ontladingslamp 6, echter zal de tussenschakeling van de smoorspoel 12 tussen de positieve zijde van de condensator C en de ontladingslamp 6 in plaats van of in aanvulling op de hierboven genoemde inrichting hetzelfde effekt 40 opleveren.

81 03S58 - 10 - ' <4 t

Zoals hierboven is beschreven voorziet' de uitvinding in een ontstekingsinrichting voor een gelijkstroom-ontladingslamp, waarbij de overgang van glimontlading naar boogontlading wordt vergemakkelijkt bij het begin van het ontsteken van de ontlading, waardoor op 5 zekere wijze de ontladingslamp kan worden ontstoken na het begin van het ontsteken.

- conclusie - 8103658

Claims

I « P - 11 - C0HCL1JSIE Ontstekingsinrichting voor een gelijkstroom-ontladingslamp in de vorm van een door halfgeleiders bestuurd schakelstelsel, omvattende een gelijkrichtschakeling en een filterschakeling die in. deze volgorde met een omzetter zijn verbonden, die halfgeleiderelementen 5 bevat, een hulpvoedingsschakeling die met de filterschakeling aan de uitgang daarvan is verbonden, gekenmerkt door een laag-frequente smoorspoel die tussen de uitgangszijde van de filterschakeling en de te onststeken gelijkstroom-ontladingslamp is opgenomen. 8103658'