NL8102886A

NL8102886A - Inrichting voor de begrenzing van de schietsector bij een vanuit een centrale gecontroleerd gevechtsvoertuig, in het bijzonder een gevechtstank.

Info

Publication number: NL8102886A
Application number: NL8102886A
Authority: NL
Original assignee: Wegmann & Co
Priority date: 1980-06-24
Filing date: 1981-06-16
Publication date: 1982-01-18
Also published as: CH656701A5; GB2080502A; GB2080502B; DE3023517A1; BE889359A; IT1146840B; IT8183622A0; DE3023517C2

Description

- 1 -

Inrichting voor de begrenzing van de schietsector bij een vanuit een centrale gecontroleerd gevechtsvoertuig, in het bijzonder een gevechts-tank.

Het onderwerp van de onderhavige uitvinding is een inrichting voor de begrenzing van de schietsector bij een vanuit een centrale gecontroleerd gevechtsvoertuig, in het bijzonder een gevechtstank, waarbij in de centrale een radiozender en in het gevechtsvoertuig een 5 radioontvanger is aangebracht.

Het onderbrengen van gecompliceerde wapensystemen in moderne gevechtstanks maakt een intensieve opleiding van het personeel mogelijk. In vele gevallen heeft de opleiding in een stilstaande of rijdende gevechtstank en de controle van de leerling plaats vanuit een stil-10 staande of eveneens beweegbare centrale. Het contact tussen de centrale en de gevechtstank heeft daarbij plaats via een radio-installatie.

Bij deze opleiding is het bijzonder belangrijk, dat de leerling gedurende de opleiding de originele verhoudingen in de gevechtstank eJ het originele verloop van de bedieningswerkzaamheden leert kennen. j 15 Dit vereist echter in het bijzonder bij schietoefeningen een zeer zorgvuldige controle van de leerling, om ongevallen te vermijden. Omdat het oefenterein in het algemeen beperkt is, moet vooral ervoor gezorgd worden, dat de voorafbepaalde schietsector nauwkeurig wordt aangehouden en niet bijv. in een verkeerde richting of over een verkeerde afstand 20 wordt geschoten.

De aan de uitvinding ten grondslag liggende doelstelling bestaat hierin, een inrichting voor de begrenzing van de schietsector van de boven beschreven soort te verschaffen, waarbij met eenvoudige middelen een veilige controle of bewaking van de schietsector mogelijk 25 is, doordat het afvuren van een schot pas dan mogelijk wordt, wanneer j i vanuit de centrale het vuur wordt vrijgegeven. !

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door de volgende maatregelen: de radiozender is verbonden met een inrichting voor het opwekken | 30 van een signaal voor het vrijgeven van het vuur, welk signaal bestaat | uit twee van elkaar onafhankelijke laagfrequentsignalen, waarbij de 81 02 8 8 6 % - 2 - \ frequenties van de beide laagfrequentsignalen niet harmonisch zijn; j . , i de radxoontvanger is verbonden met een inrichting voor het vrij-

# # I

geven van het vuur, die de aan de afvuurinrichting toevoerbare elec- j trische afvuurimpuls blokkeert, wanneer geen signaal voor het vrijgeven 5 van het vuur de radioontvanger bereikt en de afvuurimpuls vrijgeeft, I

i wanneer het volledige signaal voor het vrijgeven van het vuur wordt ontvangen. !

De inrichting volgens de uitvinding kan zeer eenvoudig gehouden; worden, omdat de zowel in de centrale als in het gevechtsvoertuig aan-; j 10 wezige radioinstallatie ook kan worden toegepast. Het signaal voor het! | vrijgeven van het vuur wordt door een in de centrale aanwezige veilig-J heidsofficier via de radio gegeven. Van bijzonder belang is de codering van het signaal voor het vrijgeven van het vuur door twee niet harmonische laagfrequentsignalen, waardoor wordt verhinderd, dat door even-15 tuele stoorsignalen het vrijgeven van het vuur wordt gesimuleerd.

Bij een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding kan een vast met het wapen van het gevechtsvoertuig verbonden richtapparaat aanwezig zijn, dat via een optische aan-passingsinrichting met een televisieopneemapparaat is gekoppeld, dat 20 via een beeldoverbrengtraject is verbonden met een in de centrale aangebracht televisieweergeefapparaat. Hierdoor is het gelijktijdig mogelijk, vanuit de centrale de nauwkeurige stand van het wapen te controleren, zodat de kriteria voor het vrijgeven van het vuur met de grootst mogelijke nauwkeurigheid in de centrale zelf ter beschikking 25 staan, hetgeen in het bijzonder bij de opleiding in het rijdende gevechtsvoertuig van het hoogste belang is.

Door de aansluiting van het televisieopneemapparaat op een met j het wapen verbonden richtapparaat kan de veiligheidsofficier op elk tijdstip de stand van het wapen wat betreft de elevatie en de azimut 30 of toppuntshoek controleren en dan via de radioinstallatie het signaal voor het vrijgeven van het vuur al of niet geven. j

Verdere voordelige uitvoeringsvormen van de inrichting volgens J de uitvinding zijn mogelijk en worden hierna alsmede in de volgconclu-sies beschreven. Zo is het bijzonder voordelig gebleken, wanneer |35 bovendien een videorecorder op het in de centrale aangebrachte televisie- ; i !.....................................,.................................................................................................................................... ___ ! 81 02 8 8 6 - 3 - ί j2, ! weergeefapparaat is aangesloten, opdat voor een later7 controle de situaties, waarin een signaal voor het vrijgeven van het vuur al of niet werd gegeven, kunnen worden geregistreerd.

Verder kan de inrichting voor het opwekken van het signaal voor het 5 vrijgeven van het vuur zijn voorzien van twee drukknoppen, waarbij j telkens door bediening van een drukknop een van de beide laagfrequent- 1 signalen wordt opgewekt en aan de radiozender wordt toegevoerd. Doordat; ; voor het opwekken van het signaal voor het vrijgeven van het vuur twee I drukknoppen gelijktijdig moeten worden ingedrukt, wordt een grotere | 10 veiligheid tegen de ongewilde afgifte van dit signaal, bijv. door toevallige aanraking van een drukknop, bereikt. i i

Hierna wordt aan de hand van de bijgaande tekening een uitvoerings4 i voorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding nader .toegelicht. j Fig. 1 toont in een blokschema de gehele inrichting voor de be-15 grenzing van de schietsecfor met de in een gevechtstank enerzijds en een centrale anderzijds geïnstalleerde inrichtingen; fig. 2 toont in een blokschema de inrichting voor het opwekken van het signaal voor het vrijgeven van het vuur in de centrale; en fig. 3 toont in een blokschema de inrichting voor het vrijgeven var.

20 het vuur in een gevechtstank.

Bij de inrichting volgens de figuren 1 t/m 3 is op het bijv. met het hoofdwapen van een gevechtstank verbonden richtapparaat 3 door middel van een optische aanpassingsinrichting 4 een televisiecamera 5 aangesloten. De optische aanpassingsinrichting 4 kan daarbij bijv. zodanig 25 zijn uitgevoerd als dit in de oudere Duitse octrooiaanvrage P 30 01 050.5 is beschreven. De televisiecamera 5 is op een in de gevechtstank geïnstalleerde telemetriezender 6 aangesloten. De verzorging van de ! televisiecamera 5 en van de telemetriezender 6 met electrische energie heeft plaats uit het boordnet van de gevechtstank door middel van 30 overeenkomstige inrichtingen, die in fig. 1 in hun geheel met 9 zijn aangeduid. Verder bevindt zich in de gevechtstank een radioontvanger 2.j Vanzelfsprekend ik.an naast de radioontvanger 2 een overeenkomstige radiozender aanwezig zijn, die echter voor de verdere beschrijving van de inrichting geen betekenis heeft. Op de radioontvanger 2 is een in fig.1 I..35 met "afvuurblokkeerinrichting" aangeduide inrichting 12 voor het vrij-| [............................................................................................................................................................................| 81 02 8 8 6 - 4 - geven van het vuur aangesloten, die hierna in detail wordt beschreven.

In de stilstaande of beweegbare centrale is een telemetrieontvan- j ger 7 aangebracht, waarop een televisieweergeefapparaat bijv. een | monitor, is aangesloten. Op het televisieweergeefapparaat 8 is boven-· i . .1 5 dien een videorecorder 29 voor de registratie van het televisiebeeld i aangesloten. De verzorging van deze inrichting met electriscbe energie heeft plaats door middel van een in zijn geheel met 10 aangeduid verzorgingsapparaat. Verder is in de centrale een radiozender 1 opgesteld, waaraan vanzelfsprekend ook een radioontvanger kan zijn toege-10 voegd, die echter hierna zonder betekenis is. Voor de radiozender 1 is een in fig. 1 met "coderingselectronica" aangeduide inrichting 11 voor het opwekken van een signaal voor het vrijgeven van het vuur geschakeld, die hierna uitvoeriger wordt beschreven. Het signaal voor het vrijgeven van het vuur kan door drukken op een drukknop 11a 15 worden gegeven.

Zoals uit fig. 2 blijkt, omvat de inrichting voor het opwekken van het signaal voor het vrijgeven van het vuur twee van elkaar onafhankelijke oscillatoren 13 en 14, die beide een laagfrequentsignaal afgeven. De beide frequenties f1 en f2 zijn niet harmonisch, zodat 20 zij geen uit een geheel getal bestaand gemeen veelvoud hebben. Op deze wijze wordt verhinderd, dat door stoorsignalen, bijv. harmonischen van het ene signaal, de uitzending van een signaal voor het vrijgeven van het vuur wordt gesimuleerd. De door de oscillatoren 13 en 14 opgewekte signalen worden aan een meng- en uitgangsversterker 15 toege-j· i |25 voerd en komen van daar in de radiozender 1. De uitzending van het j | signaal voor het vrijgeven van het vuur geschiedt vanuit een drukknop! 11a. Door middel van deze drukknop 11a is een stroomverzorgings-inrichting 16, waarvan de uitgang met de oscillatoren 13 en 14 en de ' meng- en uitgangsversterker 15 is verbonden, met een batterij 17 ! 30 verbindbaar. De drukknop 11a kan zodanig zijn uitgevoerd, dat daardoor gelijktijdig de radiozender 1 wordt ingeschakeld. Bij het indrukken van de drukknop 11a wordt dan een uit de beide onafhankelijke frequenties f1 en f2 bestaand signaal voor het vrijgeven van het vuur uit- ; J gezonden en door de radioontvanger 2 in de gevechtstank ontvangen. j I35 Vanuit de radioontvanger 2 wordt dan op de uit fig. 3 blijkende 81 0 2 8 8 6 - 5 - wijze het signaal via een versterker 18 aan twee frequentiefilters j 19 en 20 toegevoerd.

Het gaat hierbij om zeer selectieve filters, bijv. met een Q-waarde van 100. Door de filters 19 en 20 worden de beide laagfrequerit-!5 signalen gescheiden en langs verschillende wegen telkens via een j | piekwaardegelijkrichter 21 resp. 22 aan een drempelwaardevergelijker i . ; ! 23 resp. 24 toegevoerd. Overschrijdt het signaalniveau aan de drempel-t i ! waardevergelijkers 23 resp. 24 een voorafbepaalde spanningswaarde UB, j dan wordt een uitgangssignaal opgewekt. De laagfrequentsignalen zijn 10 dus in logische schakelsignalen omgezet. Deze logische schakelsignaler. worden aan de beide ingangen van een schakelelement 25 met EN-functie toegevoerd, diens uitgang via een schakeltrap 26 met potentiaalschei-ding, hetgeen bijv. door opto-electronische koppeling kan geschieden, i

met een stuurbaar schakelelement 27 is verbonden. Dit stuurbare I

15 schakelelement 27 kan een relais zijn, dat tussen afvuurkabel en wapen is geschakeld, en dat in niet bekrachtigde toestand de electrische afvoerimpuls voor het wapen blokkeert. De betreffende bedrijfstoestand van de inrichting wordt door aanwijslampen 28a "vast" en 28b "vuur" aangegeven.

20 Voor het praktische bedrijf van de in de figuren 1 t/m 3 getekende inrichting zijn twee soorten bedrijf beschikbaar: a) de afgifte van het signaal voor het vrijgeven van het vuur geschiedt parallel aan de bestaande radiotelefonieverbinding. In dit geval zijn de laagfrequentsignalen als geluid ook in de boordcommuni- 25 catieinstallaties van de voertuigen te horen en dienen gelijktijdig als akoestische aanwijzing voor het plaats gehad hebbende vrijgeven van het vuur.

b) de afgifte van het signaal voor het vrijgeven van het vuur j heeft plaats via een afzonderlijke zender en ontvanger in de centrale | 30 resp. het voertuig via een tweede zendfrequentie. Hierbij zijn de j laagfrequentsignalen in de boordcommunicatieinstallaties niet hoorbaar.

i 81 02 88 6 i

Claims

2. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door een vast met het wapen van het gevechtsvoertuig verbonden richtapparaat (3), dat door middel van een optische aanpassingsinrichting (4) met een televisieopneemapparaat (5) is gekoppeld, dat door middel van een beeldoverbrengtraject door middel van hoogfrequentsignalen (6, 7) met 20 een in de centrale aangebracht televisieweergeefapparaat (8) is verbonden.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de inrichting (11) voor het opwekken van het signaal voor het vrijgeven van het vuur is voorzien van een drukknop (11a), door diens bediening 25 het signaal voor het vrijgeven van het vuur wordt opgewekt en aan de [ radiozender (1) wordt toegevoerd. j
4. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dati | de inrichting (11) voor het opwekken van het signaal voor het vrijgeven | van het vuur is voorzien van twee drukknoppen, waarbij telkens door j 30 bediening van één drukknop een van de beide laagfrequentsignalen wordt j opgewekt en aan de radiozender (1) wordt toegevoerd.
5. Inrichting volgens een van de conclusies 1 t/m 4, met het | kenmerk, dat de inrichting (11) voor het opwekken van het signaal voor 8102886 < - 7 - * het vrijgeven van het vuur is voorzien van twee oscillatoren (13, 14), waarvan de uitgangen door middel van een meng- en uitgangsversterker j (15) met de radiozender (1) zijn verbonden, terwijl hun voedingsin-gangen zijn verbonden met een stroomverzorgingsinrichting (16), die 5 door middel van een drukknop (11a) met een stroombron (17).verbindbaar is. 6. · Inrichting volgens een van de conclusies 1 t/m 5, met het kenmerk, dat de inrichting (12) voor het vrijgeven van het vuur is voorzien van een op de radioontvanger (2) aangesloten ver- 10 sterker (18), aan diens uitgang parallel aan elkaar twee zeer selectieve frequentiefliters zijn aangesloten, die telkens via een piek-waardegelijkrichter (21, 22) en een drempelwaardevergelijker met een ingang van een schakelelement (25) met EN-functie zijn verbonden, diens uitgang met de stuuringang van een tusseilafvuurkabel en wapen 15 geschakeld stuurbaar schakelelement (27) is verbonden.
7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de uitgang van het schakelelement (25) met EN-functie door middel van een schakeltrap (26) met potentiaalscheiding met de relais wikkeling j van een tussanafvuurkabel en wapen ingeschakeld relais (27) is ver- | 20 bonden.
8. Inrichting volgens een van de conclusies 1 t/m 7, met het kenmerk, dat de inrichting (12) voor het vrijgeven van het vuur is verbonden met signaallampen (28a, 28b) voor het aanwijzen van de blokkering of vrij gifte van de afvuurimpuls.
9. Inrichting volgens een van de conclusies 2 t/m 8, met het kenmerk, dat op het in de centrale aangebrachte televisie-weergeefapparaat (8) een videorecorder (29) is aangesloten.
10. Inrichting voor de begrenzing van de schietsector bij een vanuit een centrale gecontroleerd gevechtsvoertuig, in het 30 bijzonder een gevechtstank, in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de tekening. 8102886