NL8102594A - Elektrische lamp met een mechanisch bevestigde lampvoet. - Google Patents

Description

. * « s % ma 10.072 1 N.Vo Philips* Gloeilampenfabrieken te Eindhoven "Elektrische lamp met een mechanisch bevestigde lampvoet"

De uitvinding heeft betrekking qp een elektrische Tamp voorzien van een glazen lampvat met een hals vormig lampvatdeel en een onderrand aan dat lampvatdeel, een in hoofdzaak cylindrische, metalen lairpvoet aangebracht op het hals vormige lampvatdeel en cm de onderrand 5 daarvan, en een in het lampvat opgestelde elektrische lichtbron die door strocmtoevoergeleiders verbonden is met de lairpvoet, waarbij de lairpvoet een bovenrand heeft die stuit tegen het lanpvat en aan het lanpvat bevestigd is door middel van een gespleten matalen ring die net zijn tuitencppervlak rust tegen de binnenwand van de lairpvoet en daaraan 10 bevestigd is, en die aan zijn binnenoppervlak starre uitspringende delen heeft die voorzien zijn van een naar de onderrand gerichte onderwand en grijpen in een respektieve uitsparing in het halsvormige lampvatdeel, wslke uitsparing een nabij de onderrand gelegen onderwand heeft. Een dergelijke elektrische lamp is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 15 1.813.572.

Bij het merendeel van de elektrische lampen, vooral bij lampen met een geblazen lampvat is de lampvoet qp het lampvat vastgezet met behulp van kit, ondanks het feit dat het gebruik van kit algemeen erkende bezwaren heeft. Het doorharden van kit is een tijdrovend proces, 20 waarbij veel thermische energie verbruikt wordt. Het met kit bevestigen van lampvoeten is daardoor duur. De aard van sommige elektrische lampen en/of de omstandigheden waaronder ze gebruikt worden, kunnen bovendien meebrengen dat de kit gedurende de levensduur van de lamp loslaat. Als de lamp uit de lamphouder verwijderd moet worden, blijft de lampvoet dan vaak daarin achter. Het uit de lamphouder verwijderen van een losgeraakte lampvoet kan zeer gevaarlijk zijn, omdat dan delen aangeraakt kunnen warden die onder elektrische spanning staan.

De bezwaren van het gebruik van kit hebben meegebracht, dat sinds het einde van de vorige eeuw van tijd tot tijd voorstellen zijn gedaan cm lampvoeten mechanisch qp het lampvat vast te zetten. Sommige voorgestelde konstrukties hebben echter het bezwaar dat de lampvoet op het lampvat geschroefd moet worden: volgens het Amerikaanse octrooischrift 1.832.751 is daartoe een qp het halsvormige lampvatdeel geplaat- 8102594 PHN 10.072 2

ft V

ste ring van schroefdraad voorzien; volgens het Duitse octrooischrift 609.031 heeft het halsvormige lanpvatdeel zelf schroefdraad. Bij bajonet-(Swan-) lanpvoeten kunnen deze konstrukties niet toegepast worden.

Bij een andere voorgestelde konstrukties zijn uit de mantel 5 van de lampvoet tongen uitgedrukt, waarvan sartmige in uitsparingen in het lampvat grijpen en andere met veerkracht tegen het eindvlak van het lampvat liggen (Amerikaans octrooischrift 2.692.154). Deze konstruk-tie heeft het bezwaar dat het van de duurzaamheid van de veerkracht der tongen afhangt of de lampvoet ook na thermisch belast te zijn geweest 10 onwrikbaar met het lampvat verbonden zal zijn. Een bezwaar is ook, dat het buitenoppervlak van de lampvoet ingrijpend veranderd is, met name dat daarin openingen zijn aangebracht.

Ondanks de reeds zeer lang geleden onderkende bezwaren van het gebruik van kit en ondanks de vele voorstellen voor kitloze kon-15 strukties, waarvan er hierboven enkele genoemd zijn, wordt thans nog, zeker bij lampen met een geblazen lampvat, voor het bevestigen van de lampvoet algemeen gebruik gemaakt van kit. Dit vindt zijn oorzaak daarin, dat eenvoudige, bekende konstrukties het inachtnemen van een zeer grote vorm- en maatnauwkeurigheid vergen, wil een onwrikbare koppeling tussen 20 lampvat en lampvoet tot stand gebracht worden en gedurende de levensduur van de lamp behouden blijven. Een dergelijke nauwkeurigheid is met geblazen glazen lampvaten bij fabrieksmatige produktie echter niet bereikbaar.

Het in de openingsparagraaf aangehaalde Amerikaanse octrooi-25 schrift doet het voorkomen alsof de uitspringende delen van de metalen ring nauwkeurig passen in de uitsparingen in het halsvormige lampvat-deel. De van het binnenoppervlak van de metalen ring uitspringende delen vormen tezamen, waar zij elkaar het dichtste naderen, een gelijkzijdige driehoek. De uitsparingen in het halsvormige lanpvatdeel zijn zodanig 30 gevamd dat de diepst gelegen punten van het oppervlak van die uitsparingen samen een gelijkzijdige driehoek vormen die kongruent is aan die van de metalen ring.

Het octrooischrift neemt echter zelf de aanvankelijk gewekte indruk weg, dat er een nauwkeurige passing zou bestaan van de metalen 35 ring op het halsvormig lanpvatdeel. Het octrooischrift vermeldt namelijk, dat een meer nauwkeurige relatie tussen de metalen ring en het halsvormige lanpvatdeel kan worden verkregen en dat een verschuiving van die delen ten opzichte van elkaar kan worden voorkanen, als tussen die d^l^n 8102594 EÏJN 10o072 3 / * een elastische strip van bijvoorbeeld asbest wordt gevoegd. Het gebruik van een elastische strip doet de voordelen van een mechanisch bevestigde lampvoet in belangrijke mate te niet.

Als bij de bekende lamp de metalen ring zodanig gedimensio-5 neerd is, dat de door die ring gevormde driehoek kleiner is dan de driehoek gevormd door de uitsparingen in het halsvormige lampvatdeel, zal de door de lampvoet op de ring uitgeoefende druk overgebracht worden op het glas van het lampvat en dat lampvat doen springen. Als anderzijds bij de bekende lanp de door de ring gevormde driehoek, als de ring 1Π ingedrukt is door de lampvoet, groter is dan de driehoek gevormd door de uitsparingen, heeft de lampvoet speling op het halsvormige lampvatdeel. Alleen als de ring exakt past, wordt een bruikbare lamp net een starre bevestiging van de lampvoet verkregen. Gezien de toleranties op de maten van de lampvoet, de metalen ring en vooral het lampvat, is de produktie van lampen met een star bevestigde lampvoet onder toepassing van de bekende konstruktie een utopie.

De uitvinding beoogt lampen te verschaffen met een k'itloos bevestigde lampvoet. In het bijzonder beoogt de uitvinding elektrische lampen voorzien van een lampvoet, welke lampen een zodanige konstruktie 20 hebben dat de lampvoet met een eenvoudige translatie cp het halsvormige deel van het lampvat geplaatst en daar vastgezet kon worden onder vermijding van wezenlijke deformaties van de lampvoet. De uitvinding beoogt tevens een konstruktie, waardoor een vooral in axi si Ή rating starre verbinding tussen lampvoet en lampvat wordt gerealiseerd zonder dat voor het in stand houden van die verbinding een elastische vervorming een wezenlijke rol speelt.

Dit oogmerk is bij een lamp van de in de openingsparagraaf genoemde soort volgens de uitvinding daardoor gerealiseerd, dat de onderwand van de uitspringende delen in kontakt is net de onderwand van 30 een respektieve uitsparing en dat aan de gespleten, metalen ring (8) lippen (14) voorkomen die, althans bij het begin van de levensduur van de lamp, drukken tegen de onderrand (3) van het halsvormige lampvatdeel (2).

Qn de gespleten, metalen ring aan de lampvoet te kunnen be-33 vestigen, is het nodig dat de ring met zijn buitenoppervlak rust tegen de binnenwand van de lampvoet. De metalen ring wordt daartoe zo gevormd, dat de ring, na cp het halsvormige lampvatdeel te zijn aangebracht, wijder is dan de overeenkomstige diameter van de lampvoet groot is.

8102594 «ί > PHN 10.072 4

Als vervolgens de lampvoet over de ring heen geschoven wordt tot de lampvoet met zijn rand stuit tegen het lampvat, wordt de ring door de lampvoet in diameter verkleind en kamt .een goed kantakt tussen de binnenwand van de lampvoet in het buitenoppervlak van de ring tot 5 stand. De ring kan dan aan de lampvoet bevestigd worden, bijvoorbeeld door te solderen, te lassen of te lijmen.

De aanvankelijke grotere diameter van de metalen ring wordt gerealiseerd door zijn dimensionering, met name door de afstand tussen de uitspringende delen aan zijn binnenoppervlak en de lippen aan die 10 metalen ring, en tevens door de richting van die lippen. Die afstand en die richting worden zo gekozen, dat de uitspringende delen niet diep in de uitsparingen in het halsvormige lampvatdeel kunnen liggen. Worden de uitspringende delen dieper in de respektieve uitsparingen gedrukt dan worden de lippen uit bun oorspronkelijke stand gebogen en 15 ontstaat daarin een veerkracht.

Bij het over de metalen ring schuiven van de lampvoet wordt de wijdievan de ring verkleind, warden de uitspringende delen dieper in de respektieve uitsparingen gedrukt, worden de lippen uit hun oorspronkelijke stand gebogen en wordt in die lippen een veerkracht opge-20 wekt. Deze veerkracht, waarmee de lippen tegen de onderrand van het lampvatdeel drukken, bewerkstelligt tweëerlei: 1) de veerkracht houdt de metalen ring stevig tegen de lampvoet aangedrukt, zodat een bevestiging van die twee aan elkaar gerealiseerd kan worden; 2) de veerkracht brengt de metalen ring zoveel als dan mogelijk is in de richting 25 van de onderrand van het lampvat. Deze tweede funktie is van zeer grote betekenis.

Bij de lamp volgens het in de cpeningsparagraaf geciteerde octrooischrift wordt de metalen ring eveneens bij het plaatsen van de lampvoet ingedrukt,. De wrijvingskracht die ontstaat tussen de lampvoet 30 en de metalen ring heeft daarbij tot gevolg dat de metalen ring door de lampvoet meegesleept wordt naar het (bredere deel van het) lampvat toe. Wordt dan, als de lampvoet tegen het lampvat stuit, de bevestiging van de lampvoet aan de ring teweeggebracht, dan is er onmiddellijk een speling van de lampvoet op het lampvat in axiale richting van de 35 lampvoet.

De tweede funktie van de lippen is nu juist te voorkomen dat dit bij de lamp volgens de uitvinding het geval is* De lippen zorgen ervoor dat, terwijl de lampvoet in een eerste richting tot stuiten toe 8102594 * · t EHN 10.072 5 naar het lampvat wordt geschoven, de metalen ring in de juist tegenover liggende richting gedwongen wordt. Als de lanpvoet en de metalen ring vervolgens met elkaar verenigd warden, is de lanpvoet in 2ijn axiale richting geheel opgesloten. Zodra die bevestiging gemaakt is, hébben de 5 lippen hun funktie vervuld en is het van geen enkele betekenis of hun veerkracht gedurende de levensduur van de lanp behouden blijft. De thermische belasting van de lanpvoet mag de veerkracht van de lippen doen verminderen, dit heeft geen gevolg voor de starheid van de verbinding tussen lampvat en lampvoet. Ondanks afwijkingen in maten en 10 vormen die van lanp tot lanp optreden, is bij elke individuele lamp volgens de uitvinding, nadat de metalen ring en de lampvoet tot geheel geworden zijn, de afstand tussen de bovenrand van de lampvoet en de onderwand van elk der uitspringende delen gelijk aan de afstand tussen de plaats waar de lampvoet tegen het lanpvat stuit en de onderwand van 15 de respektieve uitsparing waarin de uitspringende delen grijpen. Het effekt van de konstruktie volgens de uitvinding is gelijk aan dat van een voor elke individuele lanp op maat gemaakte, mechanisch bevestigde lampvoet.

De uitsparingen in het hals vormige lanpvatdeel en de starre 20 uitspringende delen van de metalen ring kunnen velerlei vorm hebben. Zij kunnen bijvoorbeeld in doorsnede door de as van de lampvoet de vorm hebben van een V, van een ü, van een U met uitstaande benen of van een cirkelboog. In een vlak loodrecht op de as van de lampvoet kunnen de uitspringende delen respektievelijk de uitsparingen lineair zijn. In 25 een gunstige uitvoeringsvorm zijn de uitsparingen in dat vlak pr-hter concaaf gekromd, bijvoorbeeld volgens een cirkelboog, de uitspringende delen convex. Zijn de uitsparingen en de uitspringende delen in beide genoemde vlakken volgens een cirkelboog gekromd, dan kunnen de kromtestralen gelijk of verschillend zijn, bijvoorbeeld beide 2 a 3 mn of 30 de één 2 a 3 mn en de ander, in een vlak loodrecht op de as van de lamp-voet, 6 è 9 mu. Deze getallen zijn slechts bedoeld cm mogelijkheden aan te duiden. Ze hebben geen limiterende betekenis. In een gunstige uitvoeringsvorm hebben tenminste de uitspringende delen een onderwand die zich van buiten naar binnen gaande van de onderrand van het halsvormige 35 lanpvatdeel verwijdert (oploopt). De uitvoeringsvorm heeft het voordeel dat er een grotere veerkracht in de lippen ontstaat als de uitspringende delen dieper in de uitsparingen worden gedrukt. Dit effekt treedt ook qp als de uitsparingen een onderwand hebben die zich van buiten naar 8102594 * w PHN 10.072 6 binnen gaande van de onderrand verwijdert (oploopt), terwijl het versterkt optreedt als zowel de onderwand van de uitspringende delen als die van de uitsparingen zich zo verwijderen (oplopen).

Hoewel voor het vormen van de uitspringende delen en voor het 5 vormen van de uitsparingen gereedschappen kunnen worden gebruikt die gericht zijn op het maken van uitspringende delen die kongruent zijn met de uitsparingen, is kongruentie van die twee niet noodzakelijk. Voldoende is dat de uitspringende delen in de uitsparingen kunnen grijpen. Met de konstruktie volgens de uitvinding wordt er namelijk geeris-10 zins naar gestreefd dat bij een lamp met een gemonteerde lampvoet de uitspringende delen de uitsparingen vullen. Zo'n streven zou tot mislukken zijn gedoemd gezien de maat- en vormschommelingen die bij bewerkingen van glazen produkten optreden.

Behalve een uitstekende koppeling van de lampvoet aan het lampr-15 vat in axiale richting van de lampvoet, wordt met de beschreven konstruktie ook een goede koppeling .in tangentiële richting verkregen. De mogelijke verdraaiing van de lampvoet ten opzichte van het lampvat blijft tot zeer kleine hoeken van bijvoorbeeld 1° beperkt. In de beschreven uitvoeringsvorm waarin de onderwand van de uitspringende delen en/of die 20 van de uitsparingen van tuiten naar binnen gaande oploopt (zich van de onderrand van het halsvormige lampvatdeel verwijderd), wordt een nog verdere beperking verkregen. Een in tangentiële richting zeer starre koppeling wordt verkregen als de uitsparingen en de uitspringende delen in een vlak loodrecht qp de as van de lampvoet concaaf respektievelijk 25 convex gekromd zijn.

Gebleken is dat reeds met een tweetal uitsparingen en een tweetal uitspringende delen uitstekende resultaten worden verkregen. Desgewenst kan echter een groter aantal worden gekozen. De uitsparingen en uitspringende delen worden als regel gelijkmatig over de ontrek van 30 het halsvormige lampvatdeel respektievelijk de metalen ring verdeeld.

In een uitvoeringsvorm heeft de metalen ring voor elk uitspringend deel een lip. Deze kan dan in de asrichting van de lampvoet onder het uitspringende deel zijn geplaatst. Het is echter ook mogelijk ter weerszijde van elk uitspringend deel een lip te plaatsen.

35 De metalen ring kan door te solderen aan de lampvoet bevestigd zijn. In een uitvoeringsvorm is de ring daartoe vooraf uitwendig met soldeer bekleed. In een· variant is een hoeveelheid soldeer aangebracht in een holte aan het buitenoppervlak van de ring, welke holte ontstaan 8102594 % -r * EHN 10.072 7 is bij de vorming van een uitspringend dséL aan het binnenqppervlak.

De metalen ring kan anderszins door te lijnen of te lassen bevestigd zijn, in het bijzonder door met een laser te lassen. Een met een laser gemaakte las is herkenbaar aan een gaatje in de lampvoet dat 5 grotendeels gevuld is met een gestolde smelt van het lampvoet- en het ringmateriaal. Het lassen met een laser is een bijzonder snelle, betrouwbare en ook anderszins aantrekkelijke methodiek gebleken cm lampvoet. en ring met elkaar te verenigen.

Voor de metalen ring kan van een verscheidenheid aan materia-10 len gebruik gemaakt worden. Zo kunnen aluminium en diverse massing soorten toegepast worden: legeringen met als hoofdkomponent koper en als belangrijke nevenkcmponent zink of nikkel, eventueel net kleine toevoegingen van ijzer, silicium, aluminium, mangaan en/of lood. Als voorbeelden kunnen worden genoemd: tonbak, voor het overgrote deel be-15 staande uit koper, en nieuw zilver ook nikkelzilver genoemd, in hoofdzaak bestaande uit 45-67 gew.% koper, 12-45 gew.S zink en 10-26 gew.% nikkel.

In een gunstige uitvoeringsvorm heeft de metalen ring aan zijn bovenrand een zich vernauwende insnijding en is een van y>p-irte 20 strocmtoevoergeleiders tussen het halsvormig lampvatdeel en de metalen ring geleid en door de insnijding gevoerd en daarin geklemd. Bij de bevestiging van de metalen ring aan de lampvoet, is in dip uitvoeringsvorm tegelijkertijd een zijkontakt aan de lampvoet ontstaan.

De lamp volgens de uitvinding kan een gloeilichaam of een 25 ontladingsvat als lichtbron hebben. De lamp is in het bijzonder geschikt voor toepassing bij hoge cmgevingstenperaturen, zoals voor gebruik in gesloten armaturen ei in ovens en voorts on te worden ontworpen als gerichte straler, waarbij de bundeling van licht een hoge temperatuur van de lanpvoet tot gevolg heeft.

Uitvoeringsvorm van de lamp volgens de uitvinding worden in de tekening getoond. Daarin is

Fig. 1 eenlamp volgens de uitvinding in zijaanzicht met deels opengebroken lanpvoet en metalen ring in doorsnede;

Fig. 2 een vergroot detail van Fig. 1 in deels opengebroken 35 zijaanzicht;

Fig. 3a en 3b een ring als gebruikt in Fig. 2 in zijaanzicht deels in doorsnede ,respèktievelijk bovenaanzicht;

Fig. 4a en 4b een eerste variant van Fig. 3a en 3b; 8102594 PHN 10.072 8 t

Fig. 5a en 5b een tweede variant van Fig. 3a en 3b;

Fig. 6a en 6b een variant van Fig. 4a en 4b;

Fig. 7 een ontladingslamp in deels opengebroken zijaanzicht;

Fig. 8 een detail van Fig. 7 in deels qpengebroken zij- 5 aanzicht.

In Fig. 1 heeft een geblazen glazen lampvat 1 een hals-vormig lampvatdeel 2 waaraan een onderrand 3 voorkomt. Een in hoofdzaak cilindrische, metalen lampvoet 4 heeft een as 16 en is cm de onderrand 3 heen pp het halsvormige lampvatdeel 2 gezet. Als lichtbron 10 is in het lampvat een gloeilichaam 5 qpgesteld door strocmtoevoer-geleiders 6 verbonden met de lampvoet 4. De lampvoet 4 heeft een bovenrand 7 die stuit tegen het lampvat 1. Een gespleten, metalen ring 8 rust met zijn buitenoppervlak 9 tegen de binnenwand 10 van de lampvoet 4 en is daaraan bevestigd. De metalen ring 8 heeft aan zijn 15 binnenoppervlak 11 uitspringende delen 12 die grijpen in een respektieve uitsparing 13 in het halsvormige lampvatdeel. Aan de metalen ring 8 komen lippen 14 voor die drukken tegen de onderrand 3 van het halsvormige lampvatdeel 2.

In Fig. 2 hebben overeenkomstige delen hetzelfde verwijzings-20 cijfer. De spleet in de metalen ring 8 is met 15 aangeduid. De figuur toont dat er geen kongruentie is tussen de uitspringende delen 12 en de uitsparingen 13. Desondanks heeft de lamp een starre verbinding tussen lampvoet 4 en het lampvat 1. De uitspringende delen 12 hebben een onderwand 17 die gericht is naar de onderrand 3 van het halsvormige 25 lampvatdeel 2, terwijl de uitsparingen 13 een onderwand 18 hebben die nabij die onderrand 3 gelegen is. De onderwanden 18 zijn in kontakt met een respektieve onderwand 17.

De assemblage van de lamp is als volgt uitgevoerd. De metalen ring 8 is op het halsvormige lampvatdeel 2 geplaatst, met 30 de uitspringende delen 12 in ingrijping met de uitsparingen 13. De spleet 15 was daarbij breder dan in de figuur getékend. De lampvoet 4 werd vervolgens over de metalen ring 8 geschoven en met zijn bovenrand 7 tot stuiten gebracht met het lampvat 1. De metalen ring 8 werd daarbij in diameter, de spleet 15 in breedte verkleind. De 35 uitspringende delen 12 werden daarbij dieper dan voorheen in de uitsparingen 13 gedrukt, De lippen 14 gingen sterker tegen de onderrand 3 drukken, zij werden uit hun oorspronkelijke stand gebogen en gingen een grotere hoek maken met de ring 8. De in de lippen 14 opgewekte 8102594 4 4 EHN 10.072 9 veerkracht drukt de ring 8 met zijn buitenoppervlak 9 sterker tegen de binnenwand 10 van de lanpvoet 4, doch trekt tevens de onderwand 17 van de uitspringende delen 12 sterker tegen de onderwand 18 van de resp. uitsparing 13. Terwijl de lanpvoet 4 in de figuur zo veel 5 mogelijk (tot stuiten toe) naar boven wordt bewogen, trekken de lippen, drukkend tegen de onderrand 3, de metalen ring 8 voor zover de lanpvoet daartoe ruimte biedt juist naar beneden. Daarna zijn de metalen ring 8 en de lanpvoet 4 door te lassen verenigd. De afstand tussen de onderwand 18 van de uitsparing 13 en de plaats waar de lanpvoet 4 10 tegen het lampvat 1 stuit is daarbij geheel overbrugd door twee verenigde metalen delen (4,8). In de richting van de as 16 van de lanpvoet, maar ook in richtingen loodrecht daarop is een starre koppeling tot stand gekomen.

De uitspringende delen 12 hebben over hun lengte in doorsnede 15 loodrecht op het vlak van tekening eenzelfde V-vorm. Dat is ook het geval met de uitsparingen 13. Zowel de onderwand 17 van het uitspringende deel 12 als de onderwand 18 van de uitsparing 13 wijken van buiten naar binnen gaande van de onderrand 3 van het halsvormige lampvatdeel 2 (zijn oplopend). Wmrdt cp de lanpvoet 4 ten opzichte van het 20 lampvat 1 een torsiekracht uitgeoefend dan dwingt die de uitspringende delen 12 hoger op de onderwand 18 te gaan lopen. De tegen het lampvat 1 stuitende rand 7 biedt daartoe echter geen ruimte.

In Fig. 3a en 3b heeft een metalen ring 28 een spleet 35.

Aan het binnencppervlak 31 van de ring komen uitspringende delen 32 25 voor. Die uitspringende delen hébben een van buiten naar binnen oplopende onderwand 37. De ring heeft lippen 34 die haaks staan op het binnencppervlak 31. De positie van de as van een lanpvoet na montage is met 36 aangeduid.

In een doorsnede door de as 36 zijn de uitspringende delen 30 32 volgens een cirkelboog gekromd, in doorsnede loodrecht op de as 36 zijn ze lineair.

In Fig. 4a en 4b zijn overeenkomstige delen met een referentie-nummer aangeduid dat 20 hoger is dan in Fig. 3a en 3b.

De uitspringende delen 52 zijn ook in het vlak van tekening 35 van Fig. 4b volgens een cirkelboog gekromd, doch met een grotere straal dan in Fig. 4a.

In Fig. 5a en 5b zijn overeenkomstige delen met een referentienuitmer aangeduid dat 20 hoger is dan in Fig. 4a en 4b.

81 02 5 9 4 Λ f ΕΗΝ 10.072 10

De kromtestraal van de uitspringende delen 72 is in het vlak van tekening van Fig. 5a gelijk aan die van Fig. 5b.

In Fig. 6a en 6b hebben overeenkomstige delen een verwijzings-cijfer 40 hoger dan in Fig. 4a en 4b. De lippen 94 bevinden zich in 5 de richting van as 96 onder de uitspringende delen 92.

In Fig. 7 en 8 zijn de verwijzingscijfers 100 hoger dan die van overeenkomstige delen van Fig. 1 en 2.

De lichtbron 105 is een hogedrukgasontladingsvat, de lamp-voet 104 een bajonetvoet.

10 In Fig. 8 heeft de uitsparing 113 een onderwand 118 die haaks op de as 116 van de lampvoet 104 staat. De strocmtoevoerdraad 106a is tussen de gespleten metalen ring 108 en het halsvormig lamp-vatdeel 102 doorgehaald en in een zich vernauwende insnijding 119 in de ring 108 getrokken en kleumend daarin gelegen. De lampvoet 104 15 is met laserlassen 120 aan de metalen ring 108 bevestigd, waarbij tevens een deugdelijk zijkontakt aan de lampvoet ontstond.

20 25 30 35 t .......

8102594

Claims (11)

1. Elektrische lamp voorzien van een glazen lampvat met een halsvormig larrpvatdeel en een onderrand aan dat lanpvatdeel, een in hoofdzaak cilindrische, metalen laitpvoet aangebracht qp het halsvormige lanpvatdeel en cm de onderrand daarvan, en een in het lampvat opgestelde 5 elektrische lichtbron die door strocmtoevoergeleiders verbonden is met de lampvoet, waarbij de laitpvoet een bovenrand heeft die stuit tegen het lampvat en aan het lampvat bevestigd is door middel van een gespleten metalen ring die met zijn buitenoppervlak rust tegen de binnenwand van de laitpvoet en daaraan bevestigd is, en die aan zijn 10 binnenqppervlak starre, uitspringende delen heeft die voorzien zijn van een naar de onderrand gerichte onderwand en grijpen in een respek-tieve uitsparing in het halsvormige lanpvatdeel, welke uitsparing een nabij de onderrand gelegen onderwand heeft, met het kenmerk, dat de onderwand van de uitspringende delen in kontakt is met de onderwand 15 van een respektieve uitsparing en dat aan de gespleten, metalen ring lippen voorkomen die, althans bij het begin van de levensduur van de lamp, drukken tegen de onderrand van het halsvormige lanpvatdeel.

2. Elektrische lamp volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de onderwand van de uitspringende delen van buiten naar binnen gaande 20 zich van de onderrand van het halsvormige lanpvatdeel verwijdert,

3. Elektrische lamp volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de onderwand van de uitsparingen zich van buiten naar binnen gaande van de onderrand verwijdert.

4. Elektrische lanp volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, 25 dat de uitspringende delen in een vlak door de as van de laitpvoet volgens een cirkelboog gekromd zijn.

5. Elektrische lamp volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de uitspringende delen in een vlak loodrecht op de as van de laitpvoet volgens een cirkelboog gekromd zijn.

6. Elektrische lamp volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de uitsparingen in wezen van eenzelfde vorm en grootte zijn als de uitspringende delen.

7. Elektrische lamp volgens een der conclusies 1 t/m 6, net het kenmerk, dat de metalen ring voor elk der uitspringende delen 35 tenminste êên lip heeft.

8. Elektrische lanp volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de üp in de as-richting van de laitpvoet onder het betreffende uitspringende deel geplaatst is. 81 02594 EHN 10.072 12

9. Elektrische lamp volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat ter weerszijde van elk uitspringend deel een lip geplaatst is.

10. Elektrische lamp volgens een der. conclusies 1 t/m 9, met het kenmerk, dat de metalen ring door laserlassen aan de lampvoet 5 bevestigd is.

11. Elektrische lamp volgens een der conclusies 1 t/m 10, met het kenmerk, dat de metalen ring aan zijn bovenrand een zich vernauwende insnijding heeft en dat een strooirtoevoerdraad tussen de ring en het halsvormige lampvatdeel doorgevoerd, in die insnijding gelegd is en 10 daarin geklemd is. 15 20 25 30 35 81 02 5 94