NL8102456A - Beveiligingsplaatje. - Google Patents

Description

· ί.

* VO 1949 . -1-

Titel: Beveiligingsplaatje.

De uitvinding heeft betrekking op een opnieuw te gebruiken beveiligingsplaatje, dat bestemd is om te worden bevestigd aan een voorwerp, dat onder controle moet worden gehouden, en meer in het bijzonder op een plaatje, waarin een element is verborgen, dat door 5 onafhankelijke organen kan worden gedetecteerd.

In het Amerikaanse octrooischrift 3.942.829 is een opnieuw te gebruiken beveiligingsplaatje met een omhuistel, dat een element bevat, dat door onafhankelijke organen kan worden gedetecteerd, en een kruisvormige, uit plaatmetaal bestaande koppelgrendelinrichting be-10 schreven. Een pen, die door een kledingstuk kan worden gestoken, is bevestigd aan het uiteinde van een hefboomsarm, die schamierbaar met het omhulsel is verbonden voor een geregelde beweging in de grendel-inrichting. De pen wordt uit de grendelinrichting vrijgegeven, wanneer het omhulsel wordt beïnvloed door een speciaal werktuig, waarmede de 15 grendelinrichting wordt gedeformeerd teneinde de klauwen daarvan te spreiden. Voor een meer volledige omschrijving van een dergelijk opnieuw te gebruiken beveiligingsplaatje wordt naar het bovengenoemde Amerikaanse octrooischrift verwezen.

Ofschoon een groot aantal beveiligingsplaatjes overeenkomstig 20 de leer van het genoemde Amerikaanse octrooischrift is vervaardigd en met succes is gebruikt, is het gebleken, dat dergelijke plaatjes bepaalde beperkingen bezitten. Het bekende plaatje is betrekkelijk robuust en voorzien van een grote knop of een groot uitsteeksel, dat deel uitmaakt van het huis om het bevestigingsplaatje te verbergen wanneer het- plaatje 25 aan een kledingstuk wordt bevestigd. Het is gebleken, dat wanneer dergelijke plaatjes worden gebruikt bij kledingstukken, die normaliter voordat men ze koopt, worden gepast, de plaatjes lastig zijn indien zij aan het kledingstuk zodanig zijn bevestigd, dat het uitsteeksel van het huis zich naar de binnenzijde van het voorwerp uitstrekt. Om deze 30 moeilijkheden te vermijden, geeft de kleinhandel er de voorkeur aan het plaatje zodanig aan het kledingstuk te bevestigen, dat het uiteinde van het plaatje aan de binnenzijde is gelegen, hetgeen betekent, dat tijdens het normale aanbrengen van het plaatje op het kledingstuk het plaatje door het kledingstuk aan het gezicht is oitfcrokken en het 35 lastiger is op een bepaalde plaats te lokaliseren.

8102456 -2-

Voorts is gebleken, dat bij veel gebruik van dergelijke plaatjes deze laatste niet meer aan hun doel beantwoorden door een continu buigen door een persoon, welke erop uit is het plaatje onbevoegd te verwijderen. Het is duidelijk, dat ondanks de speciale 5 maatregelen, welke worden getroffen om een dergelijke buiging te reduceren, het buigen van het plaatje ertoe leidt, dat op het gebied van de grendelinrichting grote afschuifkrachten worden uitgeoefend, waardoor de grendelinrichting geleidelijk bezwijkt. Aangezien het bekende plaatje verder is voorzien van een hefboomsarm, die schamier-lOti.baar aan een omhulsel is bevestigd, kan de vrij liggende scharnier worden beschadigd en vernield, waardoor het plaatje dan onbevoegd kan worden verwijderd.

Gezien het bovenstaande beoogt de uitvinding de genoemde bezwaren te elimineren. Een ander doel van de uitvinding is het 15. verschaffen van een plaatje, dat steviger is, lichter is en een dunner profiel heeft dan de bekende plaatjes.

Daartoe voorziet de uitvinding in een opnieuw te gebruiken beveiligingsplaatje, voorzien van een veer-tongachtig huisstelsel met twee armen, die aan één uiteinde met elkaar zijn verenigd door 20 een niet-beweegbare verbinding en onder invloed van deze verbinding zich gedwongen divergent vanuit het genoemde ene uiteinde uitstrekken onder een vooraf bepaalde scherpe hoek, welke hoek in afwezigheid van een eventuele buiging van de arm, wordt onderhouden. Het stelsel is zodanig opgebouwd en ingericht, dat dit veerkrachtig buigbaar is bij 25 buiging van tenminste één van de armen, teneinde het mogelijk te maken, dat de vrije uiteinden van de arm onder een direkte druk met de hand tezamen worden gebracht. Het vrije uiteinde van één van de armen ondersteunt een hechtas en het vrije uiteinde van de andere arm ondersteunt koppelgrendelorganen voor het opnemen en vastgrijpen van 30 deze as. De grendelorganen zijn verborgen in een holle ruimte in de arm, doch kunnen doormiddel vai een mechanisch hulpmiddel worden gemanipuleerd via de wanden van het huisstelsel, teneinde de as vrij te geven. Een inrichting, welke automatisch, kan worden gedetecteerd wanneer deze in een controle-zone aanwezig is, bevindt zich. in één van de armen van het 35. huisstelsel.

Volgens een ander kenmerk van de uitvinding zijn de armen zo- 81 0 2 4 5 6* < * danig gedimensioneerd en uit een zodanig materiaal vervaardigd, dat gedeelten aan de uiteinden van de armen relatief stijf zijn en weerstand bieden aan een direkte buiging met de hand, terwijl de tussengelegen gedeelten van de armen zodanig zijn uitgevoerd, dat 5 deze een soepelheid vertonen, vergeleken met de eindgedeelten en wel zodanig, dat een eventuele poging om het huisstelsel te buigen, leidt tot een buiging van de tussengelegen gedeelten, waardoor de buigkrachten worden geabsorbeerd, en derhalve de overdracht van een afschuifkracht naar de met elkaar samenwerkende eindgedeelten van de 10 armen, wordt gereduceerd.

De uitvinding zal onderstaand nader worden toegelicht, onder verwijzing naar de tekening. Daarbij toont: fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een opnieuw te gebruiken plaatje volgens de uitvinding, waarbij de samenwerking daarvan 15 met een met de hand te bedienen vrijgeef werktuig is aangegeven; fig. 2 een omgekeerd perspectivisch aanzicht van het plaatje volgens fig. 1? fig. 3 een gedeeltelijk perspectivisch aanzicht van het hielgedeelte bij één uiteinde van één van de armen van het plaatje 20 volgens fig. 1, waarin de holte voor het opnemen van een grendelstelsel om de armen aan elkaar te bevestigen, is aangegeven; fig. 4 een aanzicht overeenkomende met dat volgens fig. 4, doch van het overeenkomstige uiteinde van de andere arm van het plaatje, waarbij de van een flens voorziene verdikking is aangegeven, 25 welke met de in fig. 3 af geheelde opneemholte samenwerkt; fig. 5 een perspectivisch aanzicht van de twee armen van het plaatje in een positie om te worden gemonteerd; fig. 6 dezelfde twee armen na het inbrengen van de van een flens voorziene verhoging in de cpneemholte, doch voordat de montage 3Q is voltooid; fig. 7 een verticaal zij-aanzicht van het plaatje volgens fig. 1, waarin de symmetrische divergentie van de armen duidelijk is weergegeven; fig. 8 een uiteengenomen aanzicht van de onderdelen, waaruit 35 de arm van het plaatje is opgebouwd,die het detecteerbare element en het grendelonderdeel verbergt; fig. 9 een bovenaanzien van één van de componenten van de 81 02 45 6 * Ό , -4- arm, welke is weergegeven in fig. 8, waarbij het detecteerbare element op zijn plaats is aangegeven; fig. 10 een soortgelijk bovenaanzicht van de andere component van de in fig. 8' afgebeelde arm met de grendelinrichting op zijn plaats; 5 fig. 11 een dwarsdoorsnede over de lijn XI-XI van fig. 8; fig. 12 een dwarsdoorsnede over de lijnXH-XIIvan fig. 8; fig. 13 een verticaal zij-aanzicht van het plaatje volgens fig. 1 tot 12/ waarbij de relatie van de onderdelen is aangegeven in de gesloten positie; 10 fig. 14 een zij-aanzicht van het gesloten.plaatje volgens fig. 13, waarbij het opnemen van krachten door de tussengelegen ge-, deelten van de armen wanneer het plaatje wordt gebogen, is aangegeven; fig. 15 een perspectivisch aanzicht, overeenkomende met dat volgens fig. 1, van een variant van het plaatje, waarbij het vrijgeef-15 werktuig is weggelaten; fig. 16 een verticaal zij-aanzicht van het plaatje volgens fig. 15, waarin de asymmetrische opening van de armen en de daarin aanwezige scharnierlijn Beter zijn weergegeven; en fig. 17 een verticaal zij-aanzicht van het plaatje volgens 20 fig. 15 en 16, waarbij de armen in de gesloten stand zijn aangegeven.

Zoals uit fig» 1 en 2 blijkt, is het opnieuw te gebruiken beveiligingsplaatje volgens de uitvinding in het algemeen aangeduid met 10. Zoals aangegeven, bestaat het plaatje uit een veer-tongachtig huis-stelsel met twee armen, 11 en 12, die aan één uiteinde, 13, met elkaar 25 zijn verenigd door een niet-beweegbare verbinding en zich onder invloed van deze verbinding divergent vanuit het eind 13 onder een vooraf bepaalde scherpe hoek, aangegeven door de pijl 14 met twee punten, uitstrekken. Het gehele huisstelsel bestaat uit een kunststofmateriaal, dat zowel de vereiste taaiheid als veerkracht bezit, zoals uit het vol-30 gende zal blijken, een en ander zodanig, dat de armen 11 en 12 in afwezigheid van een buiging van de armen over de hoek 14 gespreid blijven. De armen 11 en 12 zijn evenwel weer voldoende veerkrachtig om door een manipulatie met de hand te worden gebogen en afgebogen om het mogelijk te maken, dat de vrije uiteinden 15 en 16 bijeen worden 35 gebracht. Dit geschiedt normaliter op het moment, dat het plaatje aan 81 02 4 5 6 4 -5- een kledingstuk of een ander penetreerbaar voorwerp moet worden bevestigd, dat tussen de einden 15 en 16 wordt gebracht. Wanneer de armen 11 en 12 bijeen worden gebracht, wordt de door het eind 15 van de arm 11 ondersteunde as 17 door het artikel bewogen waarop de 5 as de opening 18 in het eind 16 binnentreedt om samen te werken met een verborgen grendelinrichting, waarvan de details zijn weergegeven in fig. 8 en 10 en welke, figuren thans zullen worden beschreven.

Zoals uit fig. 8 en 10 blijkt, is de grendelinrichting 19 verborgen in een holte 20 in de arm 12, welke holte in een armsectie 10 of component 21 is gevormd. De rest van de arm 12 bestaat uit een deksectie of component 22, welke met de component 21 samenwerkt en daarmede door ultrasoon lassencfcpeen andere geschikte wijze kan worden verbonden.

Een automatisch detecteerbare inrichting 23, waarvan de 15 details geen deel uitmaken van de uitvinding, welke inrichting kan worden gedetecteerd door electronische of electrische organen, bevindt zichin een holte. 24 in de arracomponent 22, waarbij de verhogingen 25 en 26 op de component 22 zich door de gleuf 27 in de inrichting 23 uitstrekken. Wanneer de componenten 21 en 22 worden gemonteerd, zal de 20 inrichting 23 zich boven het grendelonderdeel 19 bevinden, waarbij de klauwen 28 van de grendelinrichting door de gleuf 27 steken. Direct boven de spleet tussen de klauwen 28 bevindt zich een spelingsholte 29 in de component 22 voor het opnemen van het puntige uiteinde van de as 17, wanneer deze laatste tussen de klauwen 28 wordt vastgenomen.

25 De werking van de grendelinrichting 19 is meer volledig toegelicht in het bovengenoemde octrooischrift, terwijl de aard van de inrichting 23 b.v. kan worden ontnomen uit de Amerikaanse octrooischriften 4.063.229 en 4.139.844.

Terugkerende tot fig. 1 is daarin gestippeld een mechanisch 3Q hulpmiddel 30 in de vorm van een pincetachtig werktuig voor het losnemen van een gesloten plaatje aangegeven. Het eind 16 van de am 12 werkt samen met vasthoudlippen 31 en 32,terwijl vingers, waarvan slechts de vinger 33 in de tekening zichtbaar is, met de onderzijde van het eind 16 samenwerken cm via het huis op de grendelinrichting een druk uit 35 te oefenen, teneinde de klauwen 28 te spreiden, waardoor de as 17 wordt vrijgegeven. In fig. 2 is de am 12 voorzien van ingedrukte gebieden 81 02 4 5 6 Ψ V- 34 en 35, welke met de vingers van het werktuig 30 samenwerken. De gebieden 34 en 35 bevinden zich direkt boven de verdikkingen 25 en 26, zoals het best uit fig. 8 blijkt, zodat de door de vingers van het werktuig 30 in de punten 34 en 35 uitgeoefende kracht via de ver-5 dikkingen 25 en 26 wordt overgedragen naar de armen 36 en 37 van de grendelinrichting 19v

De figuren 7 en 13 tonen het veiligheidsplaatje 10, respectievelijk in de open en gesloten stand, beschouwd vanaf de zijkant. Het blijkt, dat de armen 11 en 12 zodanig zijn geproportioneerd, 10 dat de einden 13, 15 en 16 betrekkelijk stijf zijn en weerstand bieden aan een direkte buiging met de hand, terwijl de tussengelegen gedeelten 38 en 39 van de respectieve armen 11 en 12 een gereduceerde dikte hebben en een soepelheid vertonen, vergeleken met de eindgedeelten. Wanneer het plaatje wordt gesloten, als aangegeven in fig. 13 en een 15 poging wordt gedaan om het huisstelsel 10 te buigen, leidt deze buiging, als aangegeven in fig. 14, tot een buiging van de tussengelegen gedeelten 38 en 39, door welke buiging de buigkrachten worden opgenomen met een gereduceerde overdracht van een eventuele afschuifkracht naar de met elkaar samenwerkende eindgedeelten van de armen. De bepaalde gevolgen 20 hiervan zijn, dat het uitoefenen van een belasting op de as en de grendelinrichting worden vermeden, welke zouden kunnen optreden bij een onbevoegd openen van de grendelinrichting, terwijl tevens wordt belet, dat krachten worden uitgeoefend op het tegenovergelegen uiteinde van het plaatje, welke krachten zouden kunnen veroorzaken, dat de 25 verbinding tussen de armen 11 en 12 wordt verbroken.

Zoals het beste uit fig. 2 blijkt, bestaat het tussengelegen gedeelte 38 van de arm 11 uit een dunne wand 40 in het vlak van de arm met versterkingsribben 41 en 42 loodrecht op de wand 40 langs tegenover elkaar gelegen zijranden daarvan. De ribben 41 en 42 zijn zodanig 30 geproportioneerd, dat zij weerstand bieden aan het snijden met een - werktuig over de arm, terwijl een buiging van de tussengelegen gedeelten niet wordt belet, zoals boven is beschreven. Bovendien is een centrale ribbe 43 aanwezig om zowel de stijfheid van het gedeelte van de arm in te stellen als welvoor een later te beschrijven doel.

35 De afzonderlijke armen 11 en 12 van het plaatje 10 worden afzonderlijk vervaardigd eri daarna bij het uiteinde 13 met elkaar 81 0 2 4 5 6 -7- > 4 verenigd. Hiertoe bezit de arm 12 een hielgedeelte 44 bij het uiteinde 13 daarvan, dat een opneemholte 45 met een rechthoekige opening 46 voor het opnemen en invangen van de van een flens voorziene verhoging 47 van een bajonetgrendelstelsel bevat. De verhoging 47 bevindt zich op het 5 hielgedeelte 47a bij het eind 13 van de arm 11.

Om de arm 11 op de arm 12 te monteren, wordt de verdikking47 in de holte 45 gebracht, zoals achtereenvolgens in fig. 5 en 6 is o aangegeven, waarop de arm 11 over 90 ten opzichte van de arm 12 wordt geroteerd, zodat de armen op één lijn komen te liggen, waarbij de ribbe 10 43 zich langs het hellende oppervlak 48 naar boven beweegt om met de inkeping 49 samen te werken,zoals het beste uit fig. 2 blijkt. De configuratie van de inkeping 49 is gerelateerd aan die van de ribbe 43, teneinde weerstand te bieden aan krachten, welke de neiging hebben om de armen ten opzicht van elkaar te laten roteren, ten gevolge waarvan 15 de verbinding zou worden verbroken, ofschoon een dergelijke demontage niet onmogelijk wordt gemaakt wanneer het plaatje zich in de open toestand bevindt. Het is evenwel duidelijk, dat wanneer het plaatje eenmaal is gesloten en de as 17 met de grendelinrichting 19 samenwerkt, de tussen de holte 45 en de verdikking 47 gevormde verbinding verborgen 20 is en niet kan worden verbroken.

Uit fig. 7 blijkt, dat voor de beide armen 11 en 12 het uitstekende gedeelte van de arm onder een stompe hoek ten opzichte van het bijbehorende hielgedeelte is omgezet, waarbij deze hoek het supplement is van de helft van de hoek 14, die tussen de ...armen in de 25 open toestand aanwezig is.

In fig. 15, 16 en 17 is een variant van het veiligheidsplaatje volgens de uitvinding weergegeven. Het in het algemeen met 50 aangeduide plaatje omvat één arm 51, die aan het vrije uiteinde daarvan een pen 52 ondersteunt,en een tweede arm 53, waarin bij het 30 uiteinde 54 daarvan een in de tekening niet zichtbare grendelinrichting is ondergebracht. De arm 51 kan in hoofdzaak op dezelfde wijze als de arm 11 bij de eerder beschreven uitvoeringsvorm zijn opgebouwd met als uitzondering, dat de stompe hoek, gevormd tussen het uitstekende gedeelte daarvan en het hielgedeelte 55 daarvan, het supplement is 35 van de scherpe hoek 56 tussen de arm 51 en de arm 53, wanneer het 8102456 ys -8- * plaatje zich. in de open stand Bevindt. Bovendien bezit de arm 51 bij 57 een scharnierlijn met gereduceerde dikte, waar het hielgedeelte 55 met de rest van de arm is verbonden.

Op een soortgelijke wijze is de arm 53 bij de uitvoerings-5 vorm volgens fig. 16 op in hoofdzaak dezelfde wijze opgebouwd als de arm 12 bij de eerder beschreven uitvoeringsvorm, met als uitzondering, dat het hielgedeelte 58 coplanair is met de rest van de arm in plaats van onder een stompe hoek ten opzichte daarvan te verlopen.

In alle overige opzichten komt het in fig. 15,16 en 17 afgeheelde 10 plaatje overeen met dat, weergegeven in fig. 1-14. Derhalve zijn de armen 51 en 53 aan het uiteinde 59 met elkaar verbonden door een grendelverbinding van het bajonettype, identiek aan die, welke eerder is beschreven, en kan de pen 52 een holte in het uiteinde 54 van de arm 53 binnentreden voor samenwerking met een grendelinrichting, 15 welke gelijk is aan die, welke reeds is beschreven. Het is duidelijk, dat bij de onder verwijzing naar fig. 1-14 beschreven uitvoeringsvorm elk van de armen ten opzichte van de respectieve hielgedeelten slechts over de helft van de hoekafstand, die bij de arm 51 van de uitvoeringsvorm volgens fig. 15-17, nodig is, moet buigen. Derhalve is bij de 20 uitvoeringsvorm volgens fig. 1-14 de scharnierlijn 57 met gereduceerde dikte zoals deze Bij de laatste uitvoeringsvorm aanwezig is, niet nodig. In wezen kan Bij een geschikte keuze van materiaal en dimensies de scharnierlijn 57 met gereduceerde dikte ook bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 15-17 worden weggelaten.

81 0 2 4 5 6

Claims (9)

1. Opnieuw te gebruiken beveiligingsplaat j e, gekenmerkt door een veer-rtongachtig huisstelsel met twee armen, die aan één uiteinde met elkaar zijn verenigd door een niet-beweegbare verbinding en onder invloed van deze verbinding zich divergent vanuit het genoemde 5 ene uiteinde uitstrekken onder een voorafbepaalde scherpe hoek, welke hoek in afwezigheid van een eventuele buiging van de armen wordt onderhouden, waarbij het stelsel zodanig is uitgevoerd en opgesteld, dat het bij een dergelijke buiging van tenminste één van de armen veerkrachtig buigbaar is om het mogelijk te maken, dat de vrije uiteinden van de 10 armen onder een direkte met de hand uitgeoefende druk tezamen worden gebracht, waarbij het vrije uiteinde van één van de armen is voorzien van een hechtas en het vrije uiteinde van de andere arm is voorzien van koppelgrendelorganen voor het opnemen en vastgrijpen van de as, waarbij de grendelorganen zijn verborgen in een holte in de genoemde 15 andere arm, doch kunnen worden gemanipuleerd door een mechanisch hulpmiddel via de wanden van het huisstelsel om de as vrij te geven, en een inrichting, die automatisch kan worden gedetecteerd,wanneer aanwezig in een controle-zone, welke inrichting in één van de armen van het huisstelsel is ondergebracht.

2. Plaatje volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de armen zodanig zijn geproportioneerd en uit een zodanig materiaal bestaan, dat gedeelten aan de uiteinden van de armen betrekkelijk stijf zijn en weerstand bieden aan een direkte buiging met de hand, terwijl de tussen-gelegen gedeelten van de armen zodanig zijn geconstrueerd, dat deze een 25 soepelheid vertonen,vergeleken met de genoemde eindgedeelten, één en ander zodanig, dat een eventuele poging om het huisstelsel te buigen, leidt tot een buiging van de tussengelegen gedeelten, waarbij de buigkrachten worden opgenomen en de overdracht van een afschuifkracht naar de met elkaar samenwerkende eindgedeelten van de armen wordt gereduceerd.

3. Plaatje volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat het tussen gelegen gedeelte van één van de armen is voorzien van een dunne wand in het vlak van de arm met versterkingsribben, loodrecht op de wand, langs tegenover elkaar gelegen zijranden daarvan, welke ribben zodanig zijn geproportioneerd, dat zij weerstand bieden aan het snijden met een 35 werktuig over de arm, doch niet de buiging van het genoemde gedeelte beletten. 8102456 ψ> ·ψ· »4

4. Plaatje volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat één van dè armen planair is, terwijl de andere arm is voorzien van een hielge-deelte, dat een deel van de verbinding vormt en parallel aan een eind van de genoemde ene arm is verbonden, en een ander gedeelte, dat onder 5 een stompe hoek ten opzichte van het hielgedeelte, supplementair ten opzichte van de scherpe hoek, verloopt, waarbij een.scharnierlijn met gereduceerde dikte het hielgedeelte met het genoemde andere gedeelte verbindt.

5. Plaatje volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de armen 10 zodanig zijn geproportioneerd en uit een zodanig materiaal bestaan, dat gedeelten bij de einden van de armen betrekkelijk stijf zijn en weerstand bieden aan een direkte buiging met de hand, terwijl de tussengelegen gedeelten van de armen zodanig zijn geconstrueerd, dat deze een soepelheid vertonen, vergeleken met de genoemde eindgedeelten, 15 een en ander zodanig, dat een eventuele poging om het huisstelsel te buigen, leidt tot een buiging van de tussengelegen gedeelten, waarbij de buigkrachten worden geabsorbeerd en de overdracht van een afschuif-kracht naar de met elkaar samenwerkende eindgedeelten van de armen, wordt gereduceerd.

6. Plaatje volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het tussen gelegen gedeelte van de genoemde ene arm is voorzien van een dunne wand in het vlak van de arm met versterkingsribben loodrecht op de wand langs tegenover elkaar liggendetijranden daarvan, welke ribben zodanig zijn geproportioneerd, dat zij weerstand bieden tegen snijding met een werk-25 tuig over de arm, doch niet de buiging van het genoemde gedeelte beletten.

7. Plaatje volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk van de genoemde armen aan één uiteinde is voorzien van een hielgedeelte en een ander gedeelte, dat onder een stompe hoek ten opzichte van het overeenkomstige hielgedeelte is omgezet, welke hoek in hoofdzaak gelijk is 3Q aan het supplement van de helft van de genoemde scherpe hoek, waarbij de hielgedeelten evenwijdig met elkaar zijn verbonden voor het vormen van de genoemde verbinding.

8. Plaatje volgens conclusie 7, met het kenmerk., dat de armen zodanig zijn geproportioneerd en uit een zodanig materiaal zijn vervaar- 35 digd, dat gedeelten bij de einden van de amen betrekkelijk stijf zijn en weerstand bieden aan een direkte buiging met de hand, terwijl de 81 02 4 5 6 ψ. -* - u- tussengelegen gedeelten van de armen zodanig zijn geconstrueerd, dat deze een soepelheid vertonen, vergeleken met de genoemde eindgedeelten, een en ander zodanig, dat een eventuele poging «ma het huisstelsel te buigen, leidt tot een buiging van de tussengelegen gedeelten, waarbij 5 de buigkrachten worden geabsorbeerd en de overdracht van een afschuif-kracht naar de met elkaar samenwerkende eindgedeelten van de armen wordt gereduceerd* 9* Plaatje volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het tussen gelegen gedeelte van één van de armen is voorzien van een dunne wand IQ in het vlak van de arm met versterkingsrihben loodrecht op de wand langs tegenover elkaar gelegen zijranden daarvan, waarbij de ribben zodanig zijn geproportioneerd, dat zij weerstand bieden aan snijding met een werktuig over de arm, doch niet de buiging van het genoemde gedeelte beletten.

15 IQ. Plaatje volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk van de armen aan één uiteinde is voorzien van een hielgedeelte, waarbij één van de hielgedeelten is voorzien van een opneemholte voor een van een flens voorziene verdikking van een bajonetgrendelstelsel en het andere hielgedeelte is voorzien van een van een flens voorziene verdikking 2Q voor een grendelsamenwerking met de opneemholte,een en ander zodanig, dat de hielgedeelten evenwijdig wordsi vergrendeld voor het daartussen verschaffen van de genoemde verbinding, welke verbinding is vergrendeld wanneer de lengte-assen van de beide armen coplanair zijn, welke toestand niet kan worden gewijzigd zolang als de hechtas in de grendelorga-25 nen is ingevangen. 8102456