NL8101255A - Vanginrichting voor dieren. - Google Patents
Vanginrichting voor dieren. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8101255A NL8101255A NL8101255A NL8101255A NL8101255A NL 8101255 A NL8101255 A NL 8101255A NL 8101255 A NL8101255 A NL 8101255A NL 8101255 A NL8101255 A NL 8101255A NL 8101255 A NL8101255 A NL 8101255A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- spring
- resilient member
- animal
- catching device
- metal clip
- Prior art date
Links
- 241001465754 Metazoa Species 0.000 title claims abstract description 46
- 230000035939 shock Effects 0.000 claims abstract description 11
- 239000002184 metal Substances 0.000 claims description 18
- 230000008878 coupling Effects 0.000 claims description 12
- 238000010168 coupling process Methods 0.000 claims description 12
- 238000005859 coupling reaction Methods 0.000 claims description 12
- 230000006378 damage Effects 0.000 claims description 8
- 210000000056 organ Anatomy 0.000 claims 1
- 239000006096 absorbing agent Substances 0.000 abstract 2
- 208000027418 Wounds and injury Diseases 0.000 description 6
- 208000014674 injury Diseases 0.000 description 6
- 238000010276 construction Methods 0.000 description 4
- 230000009191 jumping Effects 0.000 description 2
- 241000282421 Canidae Species 0.000 description 1
- 241000282994 Cervidae Species 0.000 description 1
- 241000282326 Felis catus Species 0.000 description 1
- 241000282327 Felis silvestris Species 0.000 description 1
- 241000282330 Procyon lotor Species 0.000 description 1
- 241000555745 Sciuridae Species 0.000 description 1
- 230000000994 depressogenic effect Effects 0.000 description 1
- 210000005069 ears Anatomy 0.000 description 1
- 238000000034 method Methods 0.000 description 1
- 230000001681 protective effect Effects 0.000 description 1
- 238000003466 welding Methods 0.000 description 1
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01M—CATCHING, TRAPPING OR SCARING OF ANIMALS; APPARATUS FOR THE DESTRUCTION OF NOXIOUS ANIMALS OR NOXIOUS PLANTS
- A01M23/00—Traps for animals
- A01M23/24—Spring traps, e.g. jaw or like spring traps
- A01M23/34—Spring traps, e.g. jaw or like spring traps with snares
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Pest Control & Pesticides (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Insects & Arthropods (AREA)
- Wood Science & Technology (AREA)
- Zoology (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Catching Or Destruction (AREA)
- Medicines Containing Material From Animals Or Micro-Organisms (AREA)
- Peptides Or Proteins (AREA)
Description
• * < t -1- 21799/CV/lv
Korte aanduiding.: Vanginrichting voor dieren.
De uitvinding heeft betrekking op vanginrichtingen voor dieren en in het bijzonder op een vanginrichting voor dieren bestemd om een minimum 5 aan ongemak of verwonding aan het dier te veroorzaken. Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een ontwerp voor een vanginrichting voor dieren welke is voorzien van de mogelijkheid voor het absorberen van schokken teneinde beschadiging aan het dier minimaal te houden indien het in een poging zichzelf van de vanginrichting te bevrijden gaat springen of 1C achteruit slaat.
Verder is de constructie van de vanginrichting zodanig uitgevoerd, dat dieren, die groter zijn dan waarvoor de vanginrichting bestemd is, uit de vanginrichting kunnen ontsnappen.
Een uitvoeringsvoorbeeld van een bekende vanginrichting is be-15 schreven in het Amerikaanse octrooi 3. 060.623. Deze bekende inrichting omvat twee armen en een tussen de armen aangebracht veer, welke tracht de armen uit elkaar te dringen, terwijl aan het niet van een veer voorziene einde van een van de armen middelen zijn aangebracht voor het ondersteunen van een stuurhefboom, welke is voorzien van met elkaar in ingrijping zijnde 20 delen, die de ander van de onder^ veerspanning staande armen tegen de eerste arm naar beneden houdt totdat de stuurhefboom wordt ingedrukt op welk tijdstip de armen worden vrijgegeven van elkaar en de ene arm ten opzichte van de andere arm omhoog vliegt. Een strikvormige kabel is opgesteld om de algemene ligging van de stuurhefboom te omgeven en de kabel is vervolgens gevoerd 25 over een vanggedeelte bij het niet van een veer voorziene einde van de omhoog springende arm, terwijl het andere einde van de kabel op een of andere wijze bijvoorbeeld aan een boom, is verankerd. Indien een dier de stuurhefboom naar beneden'drukt worden de twee armen van elkaar vrijgegeven en springen zij uiteen. Door dit te bewerkstelligen wordt de kabel plotse-30 ling strak getrokken en wordt de strik vastgetrokken om de voet van het dier.
Ofschoon de basisconstructie volgens dit bekende Amerikaanse octrooi-eenvoudig en betrouwbaar is in samenhang met het vangen van het dier zonder onnodige verwondingen te veroorzaken omvat deze vanginrichting geen 35 voorziening voor het beschermen van het dier tegen verwonding nadat het dier gestrikt is. Iedere heftige poging van het dier om zichzelf te bevrijden door van de vanginrichting weg te springen kan verwonding veroorzaken tengevolge van de op het ingesnoerde deel van het dier uitoefende krachten.
8101 25.5 + 9 -2- 21799/CV/lv
Verder is deze bekende vanginrichting niet ontworpen om de ontsnapping mogelijk te maken van dieren, die groter zijn dan de dieren welke men wil vangen.
Dienovereenkomstig wordt met de uitvinding beoogd een vanginrich-5 ting van boven genoemde soort te verkrijgen welke schokabsorberende mogelijkheden bezit teneinde het dier te beschermen tegen verwonding nadat het dier gestrikt is.
Meer in het bijzonder voorziet de uitvinding in een vanginrichting voor dieren voorzien van een gedeelte, dat zich vasthecht aan het dier, in-10dien het dier de vanginrichting in werking stelt, waarbij dit gedeelte in staat is om ten opzichte van het terrein te zijn bevestigd, terwijl er een schokabsorberende inrichting is aangebracht via welke dit gedeelte kan worden vastgezet ten opzichte van het terrein en deze inrichting is voorzien van: a) een veerkrachtig orgaan,.dat is aangebracht tussen 1) een ver-15 binding tussen het gedeelte en de inrichting en 2) een plaats waar de inrichting is vastgezet ten opzichte van het terrein, waarbij indien het ge-. vangen dier van de vanginrichting weg zal springen het veerkrachtig orgaan althans een deel van de daaruit resulterende schok zal absorberen, zodat eventuele verwonding van het dier minimaal wordt gehouden, en 20 b) een niet-veerkrachtig orgaan bevestigd tussen de verbinding en de bevestigings plaats waarbij het niet-veerkrachtige orgaan de uitzetting van het veerkrachtige orgaan beperkt zodanig dat dit veerkrachtige orgaan tijdens dit uitzetten zijn elasticiteitsgrens niet overschreidt.
De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand 25 van enige in bijgaande figuren schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeel-den van de constructie volgens de uitvinding, waarbij in de verschillende figuren voor dezelfde of overeenkomende onderdelen dezelfde verwijzingscij-fers zijn benut.
Fig. 1 toont in perspectief een vanginrichting voor dieren voorzien 30van een schokabsorberende inrichting volgens een eerste uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding.
Fig. 2 toont een doorsnede over het schokabsorberende gedeelte van de in fig. 1 afgebeeldde vanginrichting gezien volgens de lijn II-ÏI in fig. 1.
35 Fig. 3 toont een deel van een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een schokabsorberend gedeéLte van de vanginrichting gezien op soortgelijke wijze als afgebeeld in fig. 2.
Fig. 4 toont een aanzicht, waarbij is aangegeven hoe de vangin- 8101255 V f -3- 21799/CV/lv richting in werking wordt gesteld.
Fig. 5 toont een derde uitvoeringsvoorbeeld van een schokabsor-berend gedeelte van de vanginrichting weergegeven op soortgelijke wijze als in fig. 2 en 3.
5 In fig. 1 is een vanginrichting 10 voor dieren weergegeven, welke vanginrichting is voorzien van een gesteldeel 12, een onder veerkracht staande arm 14, die met een einde 15 scharnierend met het gesteldeel 12 is gekoppeld en die aan zijn andere einde een orgaan 17 bevat bestemd voor het meeslepen van een kabel 19.
10 Meer in het bijzonder heeft de onder veerspanning staande arm 14 de vorm van een verhoudingsgewijs dikke draad waarvan een einde bij het punt '5 althans nagenoeg haaks is afgebogen en gevoerd door dn lijn met elkaar gelegen openingen, die zijn aangebracht in tegen over elkaar gelegen wanden van een steun 21, die gezien in fig 1 aan het linker einde 15 van gesteldeel 12 is gelast of op andere wijze bevestigd. Een schroefveer 23 omgeeft het afgebogen uiteinde van de L-vormige arm 14 en een einde 27 van de veer draagt tegen het bovenvlak van de steun 21, terwijl het andere einde 28 van de veer is gehaakt onder de arm 14 zodanig dat de veer deze arm 14 omhoog tracht te dringen.
20 Er is dus constant een veerkracht, welke tracht het gesteldeel 12 en de onder veerspanning staande arm 14 van elkaar weg te drukken en aangezien het gesteldeel 12 bestemd is om vlak op de grond te liggen zal dit betekenen, dat de onder veerspanning staande arm constant omhoog wordt gedrongen om gezien in fig, 1 in een richting tegen de wijzers van de klok 25 te worden verdraaid. De onder veerspanning staande arm is dus opgesteld om in een althans nagenoeg vertikaal vlak te verzwenken tussen de fig. 1 af-gebeelde stand, waarin de arm 14 althans nagenoeg horizontaal en evenwijdig op gestèldeel 12 is gelegen, en een tweede in fig. 4 met getrokken lijnen weergegeven stand, waarin de arm 14 zich onder een hoek omhoog 30 uitstrekt, waarbij de grootte van de hoek afhangt van de sterkte van de veer 23.
Zoals uit fig. 1 blijkt omvat het op het einde van de arm 14 aangebrachte orgaan 17 voor het meeslepen van de kabel 19 een cilindrisch gedeelte 30, dat opwaarts convex is uitgevoerd en de basis begrenst van 35 -een naar boven open U-vormig zadel waarvan de zijkanten worden gevormd door twee oren 32. De arm 14 is nabij zijn rechter einde haaks afgebogen en dit afgebogen einde ligt onder het midden van het "zadel" gedeelte 30 en is aan dit gedeelte 30 vastgezet door lassen of op andere wijze.
8101255 f * * -4- 21799/CV/lv
De vanginrichting omvat verder een stuurhefboom 35, welke is aangepast o.m te kunnen bewegen tussen een bovenste en een onderste stand. De bovenste stand is in fig. 1 in getrokken lijnen en in fig. 4 in stippellijnen weergegeven en in deze stand is de stuurhefboom in staat om de arm 14 in 5 zijn eerste stand, dat wil zeggen evenwijdig aan ge3teüeel 12 tegen te houden tegen de werking van de veer 23 In. De tweede stand van de stuurhef-boom is de onderste in fig. 4 in getrokken lijnen weergegeven stand waarin de onder veerspanning'staande arm 14 is vrijgegeven.
Meer in het bijzonder is de stuurhefboom 35 L-vormig uitgevoerd en 10 voorzien van een vertikaal been 37 en een horizontaal been 38. De hefboom strekt zich omhoog uit in de vorm van het been 37 vanaf een scharnierplaats 37' naar een elleboog 39 en strekt zich dan vanaf de elleboog 39 in de vorm van het been 38 naar voren toe uit. Aan het vooreinde is een schotelelement 40 bevestigd, welk schotelelement breder is dan de hefboom zélf en in het 15 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld cirkelvormig is uitgevoerd,
De scharnierplaats 37’ bij het ondereinde van het been 37 omvat . een verlenging 41 van het been 37 (fig. 4), die zich naar beneden toe uitstrekt door een geschikt bemeten dwarsslcuf in het gesteldeel 12 en is voorzien van een pen 42, die in een geschikte opening is opgenomen, teneinde 2o het been 37 in de gewenste stand ten opzichte van gesteldeel 12 tegen te houden.
Het verlengstuk 41 strekt zich verder uit door het linker einde van een veerelement 43, dat de hefboom 35 naar zijn bovenste stand, dat wil zeggen de in fig. 1 weergegeven stand dringt. Meer in het bijzonder heeft 25 het veerelement 43 de vorm van een "bladveer" waarvan het linkereinde voorzien van een dwarssleuf waar doorheen met hierboven genoemde verlengstuk 42 van het been 37 van de hefboom 35 zich kan uitstrekken. Het veerelement 43 strekt zich onder een schuine hoek omhoog uit om te eindigen op een plaats tussen de uiteinden van het been 38 van de hefboom 35 waar de veer 30 schuin tegen de onderzijde van het been 37 aanligt.
Zoals in het bijzonder uit fig. 4 blijkt vormt een met de hand instelbare stelschroef 45, die is geschroefd in een in het gesteldeel 12 aangebrachte van schroefdraad voorziene boring, die rechts of voor het been 37 van de hefboom 35 is aangebracht, een scharnierpunt op een plaats tussen 35 de uiteinden van de schuin omhoog lopende veer 43, waardoor wordt bewerkstelligd, dat de veer een constante opwaarts^gerichte kracht blijft uitoefenen tegen de onderzijde van het been 38 van de hefboom 35. Instelling van de stelschroef 45 zal op zijn beurt een instelling van de mate van 8101255 -5- 21799/CV/Xv λ i neerwaartse druk, welke nodig is om de schotel 40-naar beneden te bewegen teneinde de vanginrichting in werking te stellen, bewerkstelligen. Indien de vanginrichting dus bestemd is voor dieren in de afmeting van bijvoorbeeld een wasbeer zal een geschikte instelling van de stelschroef 45 vermijden, 5 dat de vanginrichting in werking wordt gesteld door eekhoorns of dergelijke kleine dieren.
Een beschermhuis 47 bedekt gedeeltelijk het veerelement 43 en beschermt de stelschroef 45 tegen vuil en dergelijke.
Met betrekking tot het orgaan, met behulp waarvan de stuurhef-10 boom in staat is om de arm 14 in zijn neerwaartse of ingestelde stand afgsbeeld in fig. 1 te houden kan worden opgemerkt, dat dit is voorzien van een opening 52 in het rechter vlak van het cilindrisch gedeelte 30 op het rechter einde van de arm 14 en van een uitsteeksel 54, dat zich vanaf de elleboog 39 van de hefboom 35 gezien in fig. 4 naar links of naar ach-15 teren uitstrekt, waarbij het uitsteeksel 54 is aangepast om in ingrijping te komen in de opening 52 indien de arm 14 zijn in fig. 1 weergegeven onderste stand inneemt en daarbij de arm 14 in deze stand tegenhoudt.
In het bijzonder uit fig. 4 zal ook duidelijk zijn, dat een neerwaartse druk op de schotel 4o zal bewerkstelligen, dat de hefboom 35 20 gezien in deze fig. in de richting van de wijzers van de klok verdraait om het door het verlengstuk 42 gevormde scharnier waardoor bewerkstelligd wordt, dat de hefboom 35 vanuit de in fig. 4 met stippellijnen weergegeven stand naar de met getrokken lijnen weergegeven stand wordt bewogen waardoor het uitsteeksel 54 wordt teruggetrokken uit de opening 52 in het 25 cilindrische gedeelte 30 hetgeen op 2ijn beurt veroorzaakt, dat de arm 14 vrijgegeven wordt, waardoor deze tengevolge van de invloed van de veer 23 in een richting tegen de wijzers van de klok omhoog zal zwiepen.
In fig. 1 en 2 is een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een schok-absorberend apparaat, dat een deel van de in fig. 1 afgebeeldde vangin-3c richting vormt, weergegeven.
Het apparaat 55 omvat een veerkrachtig orgaan 57 en een niet-veerkrachtig orgaan 59 als zijn twee, basis componenten. Meer in het bijzonder wordt het veerkrachtige orgaan 57 in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld gevormd door een schroefveer 60, welke aan zijn uiteinden is t 35 voorzien van bevestigingsogen 61 en 62. Het bevestigingsoog 61 is verbonden met een ring 64, die is aangepast om in ingrijping te komen met een paal of stok 66, welke in de grond is gedreven op de in fig. 1 afge-beelde wijze, De bevestigingslus 62 is verbonden met het niet-veerkrachti- 8101255 ♦ -6- 21799/CV/lv ge orgaan 59 op een hieronder nog nader te omschrijven wijze.
Het niet-veerkrachtige orgaan 59 wordt althans in hoofdzaak gevormd door een langgestrekte haarspeldvormige metalen· clip met een oog 68 aan een uiteinde en twee vrije nabij elkaar gelegen einden 70 bij het an-5 dere uiteinde. Meer in het bijzonder heeft de het niet-veerkrachtige orgaan 59 vormende metalen clip, zoals afgebeeld in fig. 2, de vorm van een enkele lengte van een op de wijze van een haarspeld gebogen stuk metaal, dat een eerste gedeelte 72 omvat, waar de twee gevallen helften op afstand van elkaar en althans nagenoeg evenwijdig aan elkaar zijn gelegen voor het vor-10 men van het oog 68. Een tweede op het eerste gedeelte 72 aansluitend gedeelte 74 omvat twee delen van het.stuk metaal, welke althans nagenoeg tegen elkaar aan liggen. Een derde op het tweede gedeelte 74 aansluitend gedeelte 75 heeft een tweetal delen van het stuk metaal, welke aanvankelijk van elkaar af en vervolgens weer naar elkaar toe lopen voor het vormen van een 15 lens-vormige opening welke het deel van de metalen clip vormt, waaraan het bevestigingsoog 62 van de veer.60 is verbonden. Tenslotte sluit op het . derde gedeelte 75 een vierde gedeelte aan, dat zich uitstrekt tot de twee einden 70. In het vierde gedeelte zijn de beide delen van het stuk metaal weer in contact met elkaar.
20 Zoals verder duidelijk zal zijn uit fig. 1 en 2 trekt de de vorm van een haarspeld bezittende metalen clip, welke het niet-veerkrachtige orgaan 59 vormt, zich axiaal uit door het inwendige van de schroefveer 60.
Verder blijkt uit ’deze figuren, dat de ring 64 is gevoerd door het in het eerste gedeelte 72 van het niet-veerkrachtige orgaan 59 gevormde oog 68.
25 De ring 64 is dus zowel aan de veer 60 als aan de het niet-veerkrachtige orgaan 59 vormende metalen clip bevestigd.
Het vierde gedeelte van het niet-veerkrachtige orgaan 59, dat wil zeggen het deel, dat zich gezien in fig. 2 vanaf het gedeelte 75 naar rechts toe uitstrekt en eindigt in de einden 70, strekt zich uit door een opening 30 welke is aangebracht in een koppelingsorgaan 79. Zoals in fig. 1 is afgebeeld omvat het koppelingsorgaan een eerste wand 80, een wand 81 waarin de opening is aangebracht., een derde wand 82 en een vierde Trand 83. De wanden 80-83 zijn opeenvolgend met elkaar verbonden en ieder paar naburige wanden sluiten een rechte hoek met elkaar in, zodat de volledige koppeling 79 35 althans nagenoeg de vorm van een rechthoek heeft. De wanden 80 en 83 zijn niet met elkaar verbonden. In de wand 83 is een langgestrekte sleuf 85, welke zich van de onderste vrije rand van de wand omhoog uitstrekt, aangebracht (fig. 2). Door de sleuf is het einde van de kabel of draad 19 ge- 81012 55 -7- 21799/CV/lv voerd en het uiteinde van de kabel of draad 19 is voorzien van een daaraan bevestigde of vastgeklemde nagel 87, welke is aangepast om de draad 19 vrij te geven indien de trekkracht daarop groot genoeg wordt. Verder is tussen de nagel 87 en de wand 83 sen ring 89 aangebracht.
5 Zoals in fig. 1 en 2 is weergegeven is de lengte van het niet-veer krachtige orgaan 59 groter dan de lengte van het veerkrachtige orgaan (de veer) 57 en dientengevolge zal, indien op de draad 19 een trekkracht wordt uitgeoefend, de veer 60 eerst worden gestrekt, terwijl het oog 68 verschuift ten opzichte van de ring 64. Het niet-veerkrachtige orgaan 59 zal echter 10 eventueel een verdere uitrekking van de veer 60 voorkomen, waardoor een begrenzing wordt gevormd door de veerkrachtige "speling”, welke de draad 19 onder spanning kan hebben. Het zal duidelijk zijn, dat de uitrekking van de veer 60 op zodanige wijze zal worden begrensd, dat deze niet boven zijn eigen elastische grens wordt belast.
15 Het tweede uitvoeringsvoorbeeld van de schok absorberende val is weergegeven in fig. 3· In'deze figuur zijn alle delen van het apparaat het-. zelfde met de uitzondering van orgaan 59, dat in fig. 3 is vervangen door een eenvoudig gesloten draadoog 86, dat is gevoerd door de ring 64 en door een tegenover de ring opgestelde splitpen 88. De splitpen 88 is gevoerd 20 door de opening in de wand 81 van het koppelingsorgaan 79. Afgezien van de vervanging van het niet-veerkrachtige orgaan 59 door de draadlus 86 en de toevoeging van de splitpen 88 komen alle onderdelen afgebeeld in fig. 3 overeen met de in fig. 2 afgeheelde onderdelen, waarbij deze onderdelen van dezelfde verwijzingscijfers zijn voorzien. In fig. 3 is echter het koppe-25 lingsorgaan 79 weergegeven in een aanzicht haaks op· dat in i'ig. 2, zodat de in de wand 83 aangebrachte sleuf 85 in zijn lengterichting is weergegeven .
Het zal duidelijk zijn, dat de lengte van de gesloten draadlus 86 zodanig zal zijn gekozen, dat deze draadlus dezelfde werking zal uitvoeren 30 als het niet-veerkrachtige orgaan 59, dat is toegepast in het in fig. 2 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. Met andere woorden de draadlus 86 zal lang genoeg zijn om het mogelijk te maken, dat de veer 60 begint uit te zetten onder invloed van een trekkracht in de draad 19, maar zal gaan optreden voor het begrenzen van de uitrekking van de veer voordat de veer 35 60 zijn elastische grens heeft bereikt.
Het derde uitvoeringsvoorbeeld van het schokabsorberende deel van de vanginrichting is afgebeeld in fig. 5. Het in fig. 5 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld komt overeen met het in fig. 3 weergegeven uitvoerings- 8101255 . · · » -8- 21799/CV/lv voorbeeld behoudens dat de gesloten draadlus 86' is gevoerd door het open hart van de veer 60 in plaats buiten en onafhankelijk van de veer 60 te zijn opgesteld. Verder zijn alle in fig. 5 weergegeven delen gelijk aan die in fig. 3 en deze verdere delen zullen dan ook niet nader behoeven te 5 worden beschreven.
In aanvulling op de vastgeklemde nagel 87, die is afgebeeldün fig, 2 binnen het koppelingsorgaan 79 bevindt zich aan het andere einde van de draad 19 een verdere Opgeklemde nagel 91 (fig.1) Een gekromde beugel 92 (fig. 1), die bij voorkeur uit metaal is vervaardigd, is nabij 10 een uiteinde 93 voorzien van een opening waardoorheen de draad 19 is gevoerd, terwijl nabij het andere uiteinde een verdere opening 95 is aangebracht. Het einde van de draad 19 strekt zich uit door een nabij de opening 95 gelegen vork en dit einde is vervolgens afgebogen en door de opening 95 gevoerd. De vastgeklemde nagel of lus 91 is op het uiterste einde van de 15 draad aangebracht.
De nagels 87 en 91 zijn van een type, dat kan worden ingesteld, . zodat iedere nagel het desbetreffende einde van de draad 19 kan vrijgeven indien een bepaalde trekkracht daarop wordt uitgeoefend. Dit wordt bewerkstelligd door het instellen van de kracht waarmede de desbetreffende 20 nagel wordt vastgeklemd. Aangezien dit een op zich bekende techniek is zal dit hier niet nader behoeven te worden omschreven.
Het zal duidelijk zijn, dat de hierboven beschreven en in de figuren afgebeelde constructie zodanig is, dat een te ver uitrekken van de veer 60 wordt vermeden, terwijl de veer wordt begrensd, zodanig dat over-25 matige krachten op andere cëLen van de val worden overgebracht.
De op het voorelnde aangebrachte nagel 91 kan zodanig worden ingesteld, dat deze de kabel vrijgeeft bij de laagste trekkracht, maar indien dit faalt kan de nagel 87 binnen het koppelingsorgaan 79 zijn uitgevoerd om de kabel vrij te geven. Deze opstelling verhoogt de selectiviteit waar-30 mede de val dieren vangt.
Zo kan het bijvoorbeeld voor het vangen van vossen gewenst zijn, dat de veer een maximale kracht van 150 lbs absorbeert, welke kracht de gebruikelijke trekracht veroorzaakt door een dergelijke springend dier is.
De vrije lengte voor de veer kan dus zodanig worden ingesteld, dat de veer 35 in een voldoende mate kan uitzetten om slechts de 150 lbs te absorberen. Indien echter een hert of een beer of een grote hond gevangen zal worden zal de maximale uitzetting gelijk aan een kracht 150 lbs (overeenkomend met de vrije lengte van de veer) worden bereikt indien het grotere 8101255 * , >* ét * -9- 21799/CV/lv dier tracht weg te springen en de extra kracht boven de 150 lbs zal op de rest van de val worden overgebracht. Indien de nagels op de juiste wijze zijn ingesteld zal de nagel 91 aan het vooreinde, dat wil zeggen aan het einde dat de strop begrenst, van de kabel afspringen en het dier ongemoeid 5 vrijgeven, indien de nagel 91 niet vrijkomt en de nagel 87 binnen het koppe-lingsorgaan 79 het eerste wordt vrijgegenen zal de draad 19 door het dier worden meegenomen maar van het dier afvallen indien het dier wegrent.
Voor een gemiddelde afmeting bezittende dieren zal een doelmatige instelling er een zijn, waarbij de voorste nagel 91 zal openen bij een 10 kracht van ongeveer 300 lbs. terwijl de nagel 87 zal openen bij een kracht van ongeveer 350.lbs terwijl het scharnier 79 zelf zal openenbuigen bij een kracht van ongeveer 450 lbs.
Voor kleinere dieren, bijvoorbeeld een wilde kat, waarvan de afmetingen ongeveer overeenkomen met die van een huiskat kan de voorste na-15 gel 91 zeer licht worden vastgeklemd, zodat deze nagel zal vrijkomen bij een trekkracht van ongeveer 50-70 lbs.
-CONCLUSIES-- 8101255
Claims (6)
1. Vanginrichting voor' dieren voorzien van een deel, dat zich aan een dier bevestigt Indien dit dier de val in werking stelt waarbij dit deel ten op- 5 zichte van het terrein kan worden vastgezet, met het kenmerk, dat een schok-absorberend .apparaat is aangebracht via welke dit deel ten opzichte van het terrein kan worden vastgezet en het apparaat is voorzien van een veerkrachtig orgaan, dat is opgesteld tussen een verbinding tussen het deel van de vanginrichting en het apparaat en een plaats waar het apparaat is 10 vastgezet ten opzichte van het terrein zodanig dat indien het gevangen dier ten opzichte van de vanginrichting wegspringt het veerkrachtige orgaan althans een deel van de daaruit resulterende schok zal absorberen zodat een beschadiging van het dier minimaal wordt gehouden en het apparaat verder is voorzien van een niet-veerkrachtigorgaan, dat is bevestigd 15 tussen de verbinding en de plaats waar het apparaat ten opzichte van het terrein is vastgezet, waarbij het niet-veerkrachtige orgaan het uitrekken van het . veerkrachtige orgaan begrenst, zodanig dat het veerkrachtige orgaan gedurende zijn verlenging zijn elastische grens niet overschreidt.
2. Vanginrichting volgeris conclusie 1, met het kenmerk, dat het 20 veerkrachtige orgaan wordt gevormd door een schroeflijn vormige veer en het niet-veerkrachtige orgaan een gesloten plaatoog of draad-lus is.
3. Vanginrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het veerkrachtige orgaan wordt gevormd door een schroefveer en het niet-veerkrachtige orgaan wordt gevormd door een langgestrekte de vorm van een haar- 25 speld bezittende metalen clip die aan een uiteinde is voorzien van een oog of lus en aan zijn andere uiteinde van twee vrije nabij elkaar gelegen uiteinden. Vanginrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de lus is verbonden met een ring, welke in ingrijping kan worden gebracht met een 30 in de grond gedreven staak en de Vrije einden zijn bevestigd aan een koppe-lingsorgaan waarmede ook het met het terrein te verbinden deel is verbonden en de metalen clip zich axiaal door de veer uitstrekt terwijl de veer met een einde aan de ring is gekoppeld en met het andere einde aan een nabij het koppelingsorgaan gelegen deel van de metalen clip.
5. Vanginrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de metalen clip de vorm heeft van een enkel langgestrekt stuk metaal, dat op de wijze van een haarspeld is gebogen voor het vormen van een eerste gedeelte, waarbij’twee delen op afstand van en althans na- 8101255 -11- 21799/CV/lv genoeg evenwijdig aan elkaar zijn plegen van een tweede op het eerste gedeelte aansluitend gedeelte dat twee althans nagenoeg in content zijnde delen omvat en van een nabij het tweede gedeelte gelegen derde gedeelte waarin twee delen eerst ten opzichte van elkaar divergeren en dan conver-5 geren voor het vormen van een lensvormige opening welke het deel vormt van de metalen clip waarop het andere einde van de veer is aangesloten, en van een vierde gedeelte nabij het derde gedeelte welk vierde gedeelte zich uitstrekt naar de twee uiteinden.
6. Vanginrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de 10 gesloten draadlus is gevoerd door het hart van de schroefveer en is gekoppeld met een ring, welke in ing^ijping kan worden gebracht met een in de grond gedreven staak, terwijl de schroefveer eveneens met de ring is verbonden.
7. Vanginrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het 15 koppelingsorgaan is voorzien van een opening waardoorheen de twee vrije einden van de metalen clip zich uitstrekken terwijl de einden uit elkaar zijn gespreid ter voorkoming van een terugtrekken van de metalen clip aan het koppelingsorgaan, dat een deel vormt van het apparaat en is verbonden met dat gedeelte van de vanginrichting, dat zich hecht aan het dier. 20 Eindhoven, maart 1981, 8101255
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
CA000370256A CA1145935A (en) | 1981-02-06 | 1981-02-06 | Shock-absorbing animal trap |
CA370256 | 1981-02-06 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8101255A true NL8101255A (nl) | 1982-09-01 |
Family
ID=4119100
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8101255A NL8101255A (nl) | 1981-02-06 | 1981-03-14 | Vanginrichting voor dieren. |
Country Status (16)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US4389807A (nl) |
AU (1) | AU536583B2 (nl) |
BE (1) | BE888450A (nl) |
CA (1) | CA1145935A (nl) |
CH (1) | CH643110A5 (nl) |
DE (2) | DE3116407A1 (nl) |
DK (1) | DK150531C (nl) |
FI (1) | FI66720C (nl) |
FR (1) | FR2499365B1 (nl) |
GB (1) | GB2092422B (nl) |
IT (2) | IT8122187A0 (nl) |
NL (1) | NL8101255A (nl) |
NO (1) | NO147697C (nl) |
NZ (1) | NZ196862A (nl) |
SE (1) | SE436825B (nl) |
ZA (1) | ZA811465B (nl) |
Families Citing this family (19)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US4555863A (en) * | 1984-01-03 | 1985-12-03 | Ivan Bouffard | Snare trap |
US4581843A (en) * | 1984-09-17 | 1986-04-15 | Fremont Alphonse D | Foot snare live trap |
US4601128A (en) * | 1985-01-09 | 1986-07-22 | Danison Carl L | Snare trap with tubular body |
AU592806B2 (en) * | 1985-06-12 | 1990-01-25 | State Of Victoria, The | Animal snares |
EP0225890A1 (en) * | 1985-06-12 | 1987-06-24 | The State Of Victoria | Snares |
CA2010237C (en) * | 1990-02-16 | 2000-01-18 | Barry G. Godwin | Humane leghold coiled spring trap |
US5109627A (en) * | 1991-06-27 | 1992-05-05 | Lee Donald R | Animal trap |
GB2300557A (en) * | 1995-09-26 | 1996-11-13 | Hugh Quentin Rose | Spring activated animal snare |
FR2743470B1 (fr) * | 1996-01-11 | 1998-04-03 | Billard Pierre | Piege a lacet |
US5956891A (en) * | 1997-01-09 | 1999-09-28 | Lee; Donald R. | Animal trap |
FR2758239B1 (fr) * | 1997-01-10 | 1999-04-23 | Gibis Etablissements Guillioud | Piege a lacet pour la capture d'un animal |
US5996275A (en) * | 1997-04-03 | 1999-12-07 | Kulish; John S. | Species specific tensioned hair triggered firing mechanism for animal traps |
GB9721241D0 (en) * | 1997-10-08 | 1997-12-03 | Rose Hugh Q | Animal trap trigger mechanism |
US6751901B2 (en) * | 2001-12-20 | 2004-06-22 | Emond Gerard | Humane animal trap, and method of use thereof |
US20070079544A1 (en) * | 2005-10-07 | 2007-04-12 | Domgaard Neal H | Snare trigger assembly |
US20070163519A1 (en) * | 2006-01-17 | 2007-07-19 | Sinrud Richard L | Noose release lock for animals snare |
US20100107471A1 (en) * | 2008-11-06 | 2010-05-06 | Ronaldo Lorenzo Cervantes | Trap for gophers and underground pests |
US20140223801A1 (en) * | 2013-02-09 | 2014-08-14 | Christopher Dale McBride | Motorized snare |
US9426976B2 (en) * | 2014-11-25 | 2016-08-30 | Spreader Technologies, Lp | Apparatus for capturing game or pests |
Family Cites Families (15)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE1990191U (de) * | 1968-07-25 | Cramer Kupplung Gesellschaft mit beschrankter Haftung, 4300 Essen | Abschleppseil | |
US831037A (en) * | 1906-05-24 | 1906-09-18 | Fred Christie | Animal-trap. |
US973213A (en) * | 1909-04-20 | 1910-10-18 | Robert E Riday | Animal-trap. |
US1418603A (en) * | 1920-09-15 | 1922-06-06 | Mortimer Emmet Edward | Trap |
DE384432C (de) * | 1921-07-27 | 1923-11-17 | Heinrich Schmitt | Hundehalsband |
GB233219A (en) * | 1924-05-12 | 1925-05-07 | Victor Robert George Douglas | Improvements in and relating to animal traps |
US1913893A (en) * | 1930-08-08 | 1933-06-13 | Robert L Douglass | Animal trap |
US3060623A (en) * | 1960-07-18 | 1962-10-30 | Jack R Aldrich | Animal trap |
DE1834880U (de) * | 1960-10-03 | 1961-07-13 | Cheops Herstellung Und Vertrie | Autoschleppseil. |
DE1908899U (de) * | 1964-10-10 | 1965-01-21 | Ludwig Ihle Tech Neuheiten | Seil-ruckdaempfer. |
DE2402614A1 (de) * | 1974-01-21 | 1975-07-24 | Gerhard Neumann | Tierleine |
US4040201A (en) * | 1976-05-04 | 1977-08-09 | Swanson Kenneth R | Multidirectional animal trap |
DE7632086U1 (de) * | 1976-10-14 | 1977-03-24 | Sorce, Giacomo, 5090 Leverkusen | Hundeleine |
NZ183361A (en) * | 1977-02-16 | 1979-11-01 | Freightways Holdings Ltd | Animal trap: movable jaw with reslilien animal engaging part and fixed jaw |
US4279094A (en) * | 1980-03-04 | 1981-07-21 | Beck John R | Animal trap attachment |
-
1981
- 1981-02-06 CA CA000370256A patent/CA1145935A/en not_active Expired
- 1981-03-03 DK DK096081A patent/DK150531C/da not_active IP Right Cessation
- 1981-03-03 SE SE8101350A patent/SE436825B/xx not_active IP Right Cessation
- 1981-03-04 ZA ZA00811465A patent/ZA811465B/xx unknown
- 1981-03-06 NO NO810775A patent/NO147697C/no unknown
- 1981-03-10 AU AU68223/81A patent/AU536583B2/en not_active Ceased
- 1981-03-14 NL NL8101255A patent/NL8101255A/nl not_active Application Discontinuation
- 1981-04-07 US US06/251,876 patent/US4389807A/en not_active Expired - Fee Related
- 1981-04-14 FI FI811155A patent/FI66720C/fi not_active IP Right Cessation
- 1981-04-14 FR FR8107496A patent/FR2499365B1/fr not_active Expired
- 1981-04-15 BE BE0/204510A patent/BE888450A/fr not_active IP Right Cessation
- 1981-04-16 GB GB8112075A patent/GB2092422B/en not_active Expired
- 1981-04-16 NZ NZ196862A patent/NZ196862A/en unknown
- 1981-04-24 DE DE19813116407 patent/DE3116407A1/de not_active Ceased
- 1981-04-24 CH CH268481A patent/CH643110A5/fr not_active IP Right Cessation
- 1981-04-24 DE DE19818112260U patent/DE8112260U1/de not_active Expired
- 1981-06-08 IT IT8122187A patent/IT8122187A0/it unknown
- 1981-06-08 IT IT8122011U patent/IT8122011V0/it unknown
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
DE3116407A1 (de) | 1982-08-19 |
FI811155L (fi) | 1982-08-07 |
FI66720B (fi) | 1984-08-31 |
CA1145935A (en) | 1983-05-10 |
CH643110A5 (fr) | 1984-05-30 |
BE888450A (fr) | 1981-07-31 |
AU536583B2 (en) | 1984-05-10 |
NO147697B (no) | 1983-02-21 |
NO147697C (no) | 1985-04-22 |
DK96081A (da) | 1982-08-07 |
IT8122187A0 (it) | 1981-06-08 |
DE8112260U1 (de) | 1981-09-24 |
SE436825B (sv) | 1985-01-28 |
NZ196862A (en) | 1984-03-30 |
US4389807A (en) | 1983-06-28 |
GB2092422B (en) | 1984-01-11 |
ZA811465B (en) | 1982-03-31 |
DK150531C (da) | 1987-11-23 |
IT8122011V0 (it) | 1981-06-08 |
FR2499365A1 (fr) | 1982-08-13 |
NO810775L (no) | 1982-08-09 |
GB2092422A (en) | 1982-08-18 |
FR2499365B1 (fr) | 1985-10-25 |
SE8101350L (en) | 1982-08-07 |
DK150531B (da) | 1987-03-23 |
AU6822381A (en) | 1982-09-16 |
FI66720C (fi) | 1984-12-10 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL8101255A (nl) | Vanginrichting voor dieren. | |
US3060623A (en) | Animal trap | |
AU712643B2 (en) | Animal foot trap | |
US4581844A (en) | Snare type humane animal trap | |
CA2010237C (en) | Humane leghold coiled spring trap | |
US4212128A (en) | Animal trap | |
US4329805A (en) | Humane animal trap | |
US4130961A (en) | Folding grapple for traps | |
FI66719C (fi) | Djurfaella | |
US4780984A (en) | Animal trap | |
US4161842A (en) | Traps for animals | |
US4033067A (en) | Humane animal trap | |
US4638590A (en) | Humane animal trap | |
US2568344A (en) | Animal trap | |
US3762094A (en) | Trigger mechanism for animal trap | |
US3100361A (en) | Animal trap | |
US3775896A (en) | Animal traps | |
US1239722A (en) | Animal-trap. | |
CA1040856A (en) | Animal trap | |
US1039878A (en) | Animal-trap. | |
US3950884A (en) | Animal trap | |
US7367154B2 (en) | Trap with biasing device and force applying levers and related methods | |
US1745609A (en) | Humane animal trap | |
CA1106175A (en) | Traps for animals | |
US5579602A (en) | Animal trap |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A85 | Still pending on 85-01-01 | ||
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
BV | The patent application has lapsed |