NL8101091A

NL8101091A - Inrichting voor het vervaardigen van geweven ritssluitingdraagbanden.

Info

Publication number: NL8101091A
Application number: NL8101091A
Authority: NL
Original assignee: Yoshida Kogyo Kk
Priority date: 1980-03-25
Filing date: 1981-03-06
Publication date: 1981-10-16
Also published as: JPS5938474Y2; KR830000713U; KR840001061Y1; US4390046A; CA1165548A; DE3111308C2; GB2072717B; GB2072717A; JPS56140309U; ES499939A0; NL185324C; IT8167412A0; AU6817681A; ES8205114A1; NL185324B; HK58487A; IT1143400B; AU524722B2; FR2479285B1; IT8153047V0

Description

* * *

Inrichting voor het vervaardigen van geweven ritssluitingdraag-banden.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vervaardigen van een geweven ritssluitingdraagband die een geweven draagband bevat en een gewikkeld sluitelement dat in de draagband is geweven langs de langsrand daarvan.

5 Een bekende inrichting voor het vervaardigen van geweven ritssluitingdraagbanden is beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.827.^63 en heeft een inslaginbrengorgaan dat in hoekrichting heen en weer beweegbaar is over een conische omwentelingsbaan van een monofilament en een aantal kettingdra-10 den voor het inbrengen van een inslagdraad in een kettingvak.

Indien het inslaginbrengorgaan het monofilament begint te bewegen teneinde de inslagdraad in het kettingvak te plaatsen, kan de inslagdraad door het monofilament worden vastgenomen en de laatste uit de inbrengbaan van de inslagdraad bewegen. Daarom 15 wordt de inslagdraad onderworpen aan hoge spanning en heeft de neiging om te breken bij het insteken in het vak. Door dit probleem kan de inrichting niet met hoge snelheden werken.

Volgens de uitvinding wordt dit vermeden door een inslaginbrengorgaan dat heen en weer beweegbaar is over een 20 kettingvak en een conische monofilamentbaan voor het inbrengen van een inslagdraad in het kettingvak omvat een arm die kan samenwerken bij de inslag met een monofilament terwijl hij beweegt in de baan voor het verplaatsen van het monofilament uit de inbrengbaan van de inslagdraad teneinde de laatste toe te staan 25 ongehinderd te worden ingebracht.

Het is een oogmerk van de uitvinding om een inrichting voor het vervaardigen van geweven ritssluitingdraagbanden te leveren die een inslaginbrengorgaan heeft voor het inbrengen van een inslagdraad in de kettingvakken met een hoge snel-30 heid zonder te breken of op een andere wijze de inslagdraad te beschadigen.

Sen ander oogmerk van de uitvinding is het leveren 8101091

F S

- 2 - van een inrichting voor het vervaardigen van geweven ritsslui-tingdraaghanden die een inslaginbrengorgaan heeft met middelen om eraan bij te dragen dat een monofilament wordt gevormd of gewikkeld tot sluitelementen.

5 Een nog ander oogmerk van de uitvinding is het leveren van een inslaginbrengorgaan van het beschreven type dat een eenvoudige opbouw heeft en kan worden toegepast bij een bekende inrichting voor het vervaardigen van ritssluitingdraag-banden.

10 De uitvinding zal hieronder nader worden toege licht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een inrichting voor het vervaardigen van de betreffende draagbanden is weergegeven. In de tekening toont: figuur 1 een schematisch bovenaanzicht van een 15 inrichting voor het vervaardigen van ritssluitingdraagbanden, figuur 2 in perspectief op grotere schaal de inrichting van figuur 1, en de figuren 3-5 fragmentarische zijaanzichten van de verschillende stappen van het inbrengen van een inslagdraad 20 in een kettingvak.

Zoals is weergegeven in figuur 1 omvat een inrichting 10 volgens de uitvinding een naaldweefgetouw 11 van bekende constructie voor het leveren van een smalle continue rits-sluitingdraagband 12. Het getal 11 omvat een aantal harnassen 25 13 voor het selectief omhoog en omlaag bewegen van een aantal van kettingdraden 1Ü voor het vormen van achtereenvolgende kettingvakken 1^a, een inslaginbrengorgaan 15 dat in hoekrich-ting heen en weer beweegbaar is voor het insteken van een inslagdraad 16 in de kettingvakken 1Ua, een grendelnaald 17 die 30 kettingsgewijs heen en weer beweegbaar is langs een langsrand van de band 12 voor het vastknopen van de inslagdraad 16 die uit het vak lUa steekt voor het vormen van een zelfkant 18, en een riet 20 die kettingsgewijze heen en weer beweegbaar is in het vak iha. voor het aanslaan van de ingestoken inslagdraad 16 35 tegen de stof 19 van de band 12 die wordt geweven.

810109 1 f j - 3 -

Zoals is veergegeven in de figuren 1 en 2 is een wikkelmechanisme 22 opgesteld langs de kettingdraden 1¼ en omvat een eirkelvormige stator 23 die stationair en niet draaibaar is, en ondersteunt een doorn 2b die in hoofdzaak 5 zich uitstrekt langs de kettingdraden 11 naar de stofrand 19 en een punteindgedeelte 21 heeft dat zich uitstrekt voorbij de stofrand 19· De cirkelvormige stator 23 heeft een gat 25 waardoorheen een kerndraad 26 wordt toegevoerd. Een ringvormige rotor 27 is draaibaar gemonteerd rond de cirkelvormige stator 23 en 10 heeft een gat 28 door de doorgang van een monofilament 29 van kunsthars, welke ringvormige rotor 27 wordt aangedreven door een geschikt (niet weergegeven) aandrijfmechanisme voor het roteren van het monofilament 29 rond de doorn 2b in een conische baan.

Het monofilament 29 heeft een aantal van op gelijke onderlinge 15 afstanden geplaatste afgeplatte gedeelten 30, die indien het monofilament 29 rond de doorn 2b wordt gewikkeld tot een reeks van achtereenvolgende gewikkelde sluitelementen 31, dient als koppelkoppen 32 voor de sluitelementen 31, zoals het duidelijkst is weergegeven in figuur 2. Terwijl de gewikkelde sluitelementen 20 31 achtereenvolgens worden gevormd, wordt de kerndraad 26 daarin naar binnen gebracht en een groep van kettingdraden 33 werkt samen met de inslagdraad 16 bij het bevestigen van de gewikkelde sluitelementen 31 op en langs een langsrand 3¼ van de draagband 12. De draagband 12 en de reeks van sluitelementen 31 die al-25 dus in de band 12 zijn geweven, vormen een geweven ritssluiting- draagband 35·

Het inslaginbrengorgaan 15 omvat een schacht 36 die in hoekriehting beweegbaar is rond zijn eigen as, een hefboom 37 die aan de as 36 is bevestigd teneinde in hoekriehting 30 te bewegen, en een gebogen inslagvinger of naald 38 die is gemon teerd op een punteinde van de hefboom 37 teneinde de inslagdraad 16 te dragen en heen en weer beweegbaar te zijn over de conische baan van het monofilament 29 en het vak iba voor het inbrengen van de inslagdraad 1b in het vak 11a. Een L-vormige arm 39 is op 35 de hefboom 37 gemonteerd door schroeven 10 op een plaats tussen 8101091 i 5 - k - de schacht 36 en de vinger 38 en loopt in hoofdzaak evenwijdig aan de inslagvinger 38. Zoals het duidelijkst zichtbaar is in figuur 4, heeft de arm 39 een wigvormige dwarsdoorsnede en heeft een zijrand 1+9 die zich op een afstand bevindt van de in-5 slagvinger 38 en een afgeronde frontrand 1+2 die overgaat in de zijrand 1+1.

De werking van de inrichting 10 is als volgt: indien het monofilament 29 zich bevindt, zoals is weergegeven in figuur 3, in zijn ronddraaiende beweging rond de doorn 2b 10 voor het vormen van een sluitelement in aansluiting op het laat ste sluitelement 31, begint het inslaginbrengorgaan 15 te bewegen in de richting van de pijl A voor het plaatsen van de inslagdraad 16 in het kettingvak ll+a door een ruimte 1+1+ tussen de doorn 2b en het monofilament 29 daaronder. Op dit moment wordt 15 <ie kerndraad b3 ingedrukt door een drukker bb (figuur 2) ten einde uit de baan van beweging van de inslagvinger 38 te zijn.

Ha hoekbeweging van het inslaginbrengorgaan 15, beweegt de arm 39 daarmee en stuit het wiggen aan zijn einden 1+1, 1+2 tussen de doorn 2b en het monofilament 29 en de kerndraad 26 in de richting 20 van de pijl C (figuur 1+), waarna het monofilament 29 en de kern draad 26 worden gedrukt uit de insteekbaan van de inslagdraad 16, en op hetzelfde moment wordt het monofilament 29 geduwd door de frontwand 1+2 van de arm 39 in de richting waarin het monofilament 29 in een conische baan wentelt. Het inslaginbreng-25 orgaan 15 dat op deze wijze is belast, levert een ruimte 1+5 aan zijn frontrand 1+2 tussen de doorn 2l+ en het monofilament 29 en de kerndraad 26, waardoor de inslagdraad 16 wordt toegestaan om geheel te worden gebracht in het kettingvak 11+a door de ruimte 1+5 op onbelemmerde wijze. Op dit moment bevindt de frontrand 1+2 30 van de arm 39 zich aan de voorzijde van de stofrand 19 van de draagband 12. Daardoor kan de inslagdraad 16 gemakkelijk in het kettingvak 11+a worden geplaatst zonder benadeling of wrijvings-samenwerking met het monofilament 29 en de kerndraad 26 en dus zonder breuk of beschadiging op andere wijze. Verder draagt de 35 wigvormige beweging van de arm 39 er toe bij dat het monofilament 8101091 f - 5 - 29 wordt gevormd of gewikkeld op de doorn 2k tot een sluitele-ment 31.

Ia het uitgevoerd hebben van het inhrengen van de inslag, wordt het inslagihbrengorgaan 15 in hoekriehting 5 terugbewogen in de richting van de pijl B (figuur 1) teneinde de vinger 38 en arm 39 terug te trekken terwijl het monofilament 29 voortgaat met te wentelen rond de doorn 2k en de kerndraad 26 (figuur 5).

Binnen het kader van de conclusies vallen ook 10 andere uitvoeringsvormen dan in de tekening zijn weergegeven.

8101091

Claims

1. Inrichting voor het vervaardigen van geweven ritssluitingdraagbanden, omvattende middelen voor het vormen van achtereenvolgende vakken met een aantal van kettingdraden, 5 een wikkelmechanisme met een doorn die zich in hoofdzaak uit strekt langs de kettingdraden aan de ene zijde daarvan en een rotor voor het wentelen van een monofilament van kunsthars rond de doorn in een conische baan voor het vormen van een reeks van gewikkelde sluitelementen, en een inslaginbrengorgaan dat zich 10 bevindt aan de ene zijde van de kettingdraden en heen en weer beweegbaar is over de conosche baan en êên van de vakken per keer voor het inbrengen van een inslagdraad in het vak, waardoor de gewikkelde sluitelementen kunnen worden geweven in een draagband langs een langsrand daarvan terwijl de band wordt geweven 15 uit de ketting- en inslagdraden, met het kenmerk, dat het in slaginbrengorgaan (15) een arm (39) bezit die bij het inbrengen van de inslag kan samenwerken met het monofilament (29) dat wordt gewikkeld, voor het verplaatsen van de laatste uit de in-brengbaan van de inslagdraad (16) teneinde de laatste toe te 20 staan zonder hinder te worden ingebracht.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het inslaginbrengorgaan een schacht bevat die in hoekrichting beweegbaar is rond zijn eigen as, een hefboom die aan de as is bevestigd, en een vinger die aan de hefboom is bevestigd voor 25 het dragen van de inslagdraad, welke arm is bevestigd aan de hef boom op een plaats tussen de schacht en de vinger en zich in hoofdzaak evenwijdig uitstrekt aan de vinger, welke arm een rand heeft die kan worden geplaatst tegenover de stofrand van de draagband indien het inslaginbrengorgaan in een stand is voor het 30 geheel inbrengen van de inslagdraad in het vak.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de arm een wigvormige dwarsdoorsnede heeft. k. Inrichting zoals weergegeven in de tekening en/of besproken aan de hand daarvan. 8101091