NL8100549A - Vezelvlies of vezelmat, samengesteld materiaal dat een dergelijke vezelmat of vezelvlies omvat, werkwijze voor de vervaardiging van dergelijke produkten en voorwerpen vervaardigd eruit. - Google Patents

Description

4 i

! < I ;

Vezelvlies of vezelmat, samengesteld materiaal dat een dergelijke vezelmat of vezelvlies omvat, werkwijze voor de vervaardiging van dergelijke produkten en voorwerpen vervaardigd eruit.

De uitvinding heeft betrekking op seperators (scheidingsorganen tussen de elektroden) van batterijen en accumulators, filters en andere voorwerpen uit met een thermohardende hars geïmpregneerde vezelvliezen of vezelmatten en op het uitharden 5 van thermohardende harsen op voorwerpen uit thermoplastisch materiaal, in het bijzonder die welke beneden de uithardingstemperatuur van de thermohardende hars smelten, verweken volgens Vicat of krimpen met meer dan 5%.

Uit het Amerikaanse octrooischrift 2.687.445 10 is een poreuze seperatorplaat voor batterijen of accumulatoren bekend die is veryaardigd uit 50% glasvezels en 50% cellulose-pulp, geïmpregneerd met 12,5 tot 30% thermohardende hars.

In de Amerikaanse octrooiaanvrage 935.280 van 23 augustus 1970 wordt een seperatorplaat voor een loodaccumulator beschreven die 15 een synthetische pulp van polyalkeenvezels, een deeltjesvormige siliciumdioxydehoudende vulstof, lange stapelvezels zoals toegepast voor de vervaardiging van papier en desgewenst ten hoogste 10% cellulosevezels bevat maar niet is geïmpregneerd met een thermohardende hars. Voor zover bekend is een pulp van synthetische 20 polymeren nooit toegepast in matten of vliezen die worden geïmpregneerd met een thermohardende hars.

Yerrassenderwijze werd nu echter gevonden dat een pulp uit dergelijke thermplastische synthetische vezels kan worden toegepast in een dergelijk vlies of een dergelijke mat 25 in combinatie met een thermohardende hars en daarbij een produkt wordt verkregen met unieke eigenschappen, terwijl zelfs de temperatuur waarbij de thermohardende hars uithardt hoger kan zijn dan het Vicat verwekingspunt of zelfs dan het smeltpunt van de pulp van synthetische vezels. Op die wijze kunnen bijvoorbeeld 8100548 - 2 - de cellulosevezels in een dergelijk vlies of mat worden "beschermd tegen de schadelijke aantasting en corrosie van het milieu in een "batterij of accumulator.

De uitvinding heeft nu ten doel te voorzien in 5 een nieuwe poreuze mat of poreus vlies die bestand is tegen chemicaliën en een aanzienlijke stijfheid heeft in combinatie meteen voldoende buigzaamheid, zonder nogthans bros te zijn.

De uitvinding heeft voorts ten doel te voorzien in een nieuwe en verbeterde separator voor batterijen of accumulators.

10 De uitvinding heeft voorts ten doel te voorzien in een verbeterd poreus vel of plaat met synthetische vezels met een verbeterde stijfheid en bestandheid tegen breuk, een verbeterde bestandheid tegen chemicaliën, een superieure weerstand tegen delamineren, een zeer goede onderlinge aaneenhechting 15 van de vezels, een verbeterde thermische bestandheid en weerstand tegen afbraak bij verouderen.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor de vervaardiging van een mat of vlies die (dat) cellulosevezels bevat en tenminste'5 % van het vezelgewicht 20 aan pulp van synthetische polyalkeenvezels, dat is geïmpregneerd met 10 tot 50 1> gew.J» van een thermohardende hars, berekend op het gewicht van de vezels.

In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een dergelijke werkwijze waarmee de buigzaamheid of flexibili-25 teit van een pulp uit synthetisch thermoplastische vezels wordt gehandhaafd terwijl er een thermohardende hars op wordt gefixeerd bij een temperatuur boven het Vicat verwekingspunt of het smeltpunt van het thermoplastische polymeer waaruit de synthetische vezels zijn samengesteld.

30 Volgens een ander, algemeen aspect van de uit vinding wordt voorzien in een samengesteld materiaal dat een thermohardende hars en een thermoplastisch lichaam omvat.

Dit samengestelde materiaal wordt gevormd met een werkwijze die omvat het samenvoegen van de thermohardende hars en het lichaam 35 en het vervolgens thermisch harden van de hars door het samen- 8100549 Λ - 3 - gestelde materiaal te onderwerpen aan een temperatuur boven het smeltpunt of Vicat verwekingspunt van het thermoplastische lichaam.

In een voorkeursuitvoeringsvorm bestaat het 5 thermoplastische lichaam uit de vezels van een pulp van syntheti sche polymeervezels en heeft het een smeltpunt tussen 110 en 1T6°C, een Vicat verwerkingspunt tussen 80 en 1U8°C of een krimp van meer dan 5 % beneden 130°C en wordt de thermohardende hars uitgehard bij een temperatuur boven 150°C.

10 Volgens nog een ander aspect van de uitvinding wordt voorzien in een werkwijze voor het vormen van een met een thermohardende hars geïmpregneerde vezelmat of vezelvlies, waarbij men een waterige suspensie die circa 10 tot circa 95 gew.$ berekend op het vezelgewicht aan cellulosevezels en circa 5 tot 15 circa 97 gew.% aan een pulp van synthetische polymeervezels, berekend op het vezelgewicht bevat, het ontwateren van de suspensie en het vormen van een vlies, het impregneren van het vlies met een thermohardende hars en het verhitten van de hars tot deze is gehard. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze 20 is de pulp van synthetische polymeervezels thermoplastisch en wordt de thermohardende hars verhit tot boven het smeltpunt of verwekingspunt van de pulp van synthetische thermoplastische vezels of het punt waarbij de pulp van synthetische thermoplastische vezels een krimp vertoont van meer dan 5 /».

25 Volgens nog een ander algemeen aspect van de uitvindingrordt voorzien in een werkwijze voor de bereiding van een uit thermohardende hars en een thermoplastisch lichaam gevormd samengesteld materiaal waarbij de thermohardende hars wordt gehard terwijl deze is gecombineerd met het thermoplastische 30 lichaam, bij een temperatuur die hoger is dan het smeltpunt of Vicat verwekingspunt van dat lichaam.

De uitvinding wordt hierna uitvoerig nader beschreven, mede aan de hand van de figuren.

Fig. 1 geeft een schematisch beeld van de ver-35 schillende behandelingen bij de werkwijze en van de daarbij te 8100549 - k - gebruiken apparatuur.

Fig. 2 geeft een gedeeltelijk, schematisch beeld van de wijze van bepalen van de breukweerstand van de mat of vlies volgens de uitvinding waarbij buigen om een doorn plaats 5 vindt.

De uitvinding heeft zoals gezegd betrekking op een met een thermohardende hars geïmpregneerde vezelmat of vezelvlies en wel in het bijzonder een met een thermohardende hars geïmpregneerde vezelmat of vezelvlies die wordt gekenmerkt doordat 10 3 tot 95 % van het gewicht van de vezels bestaat uit cellulose vezels en 5 tot 97 % van het gewicht van de vezels bestaat uit een pulp van synthetische vezels en verder bestaat uit tenminste 2 gew.% van een thermohardende hars, berekend op het gewicht van de vezels. Zoals hierna verder zal worden beschreven kunnen ook "*5 andere materialen en in het bijzonder andere vezels aanwezig zijn, bijvoorbeeld 1 tot 15 % lange stapelvezels met eenlengte van meer dan 2 mm zoals worden gebruikt bij de vervaardiging van papier.

De cellulosevezels bestaan bij voorkeur uit een gezuiverde houtpulp of andere in de natuur voorkomende cellulose-20 vezels zoals katoen linter, hennep of andere cellulosevezels die geschikt zijn voor de vervaardiging van papier. De vezels waaraan de voorkeur wordt gegeven zijn de vezels die worden verkregen met de conventionele werkwijzen voor het langs chemische weg volledig ontsluiten van plantaardige vezels en in het bij-25 zonder houtcelstof met een hoog alpha cellulosegehalte, hout celstof verkregen volgens het sulfaatprocédê of houtcelstof verkregen volgens het sulfietprocêdé. De cellulosevezels zijn bij voorkeur aanwezig in een hoeveelheid van tenminste 15 gew.% van het vezelgewicht, in het bijzonder van tenminste 25 gew.% 30 van het vezelgewicht en liefst in een hoeveelheid van tenminste 50 en in het bijzonder tenminste 60 gew.% van het vezelgewicht.

Het voorkeurstigekt voor het cellulosevezelgehalte bedraagt 25 tot 95 gew.% van het vezelgewicht en in het bijzonder 6o tot 95 gew.% van het vezelgewicht.

35 Onder een synthetische pulp wordt verstaan een 8100549 - 5 - overwegend uit vezels, in het bijzonder korte vezels bestaand materiaal met een vezelverdeling die in hoofdzaak overeenkomt met de vezelverdeling in houtcelstof waarbij de grootte en de vorm van de vezels tenminste enigszins overeenkomt met de grootte 5 en vorm van de vezels in houtcelstof. Een dergelijke pulp kan bijvoorbeeld worden gevormd uit een anorganisch of organisch materiaal. De pulp van synthetisch materiaal waaraan de voorkeur wordt gegeven is een pulp van synthetische polymeervezels, in het bijzonder een dergelijke pulp vervaardigd uit kunststof, 10 in het bijzonder thermoplastische polymeren zoals bijvoorbeeld polymeren op basis van styreen; vinylverbindingen, bijv. vinylchloride, vinylideenverbindingen, esters, polvamideen, acetaten, acrylonitrilen en, liefst, polyalkenen. De thermoplastische materialen waaraan in het bijzonder de voorkeur wordt 15 gegeven zijn polyalkenen met 2 tot 10 koolstof atomen, in het bijzonder polyalkenen die voor tenminste 50 mol.# zijn opgebouwd uit etheen- en/of propeenresten waaronder mede worden verstaan copolymerenvan etheen en propeen in een hoeveelheid van tenminste 70 mol.#. De polyalkenen waaraan in het bijzonder de voorkeur 20 wordt gegeven zijn polyalkenen net een smeltpunt van minder dan 1T6°C en liefst van minder dan 135°C, een Vicat verwekingspunt van minder dan 11*8°C en liefst van minder dan113 °C of een krimp van meer dan 5 #, in het bijzonder van meer dan 20 #, bij een temperatuur beneden 130°C, en in het bijzonder dergelijke 25 polyalkenen die in het algemeen v~al. deze 3 eigenschappen hebben; De pulp van synthetische vezels waaraan het meest de voorkeur wordt gegeven is een pulp uit polyetheen met tenminste een smeltpunt, een Vicat verwekingspunt of een krimp van meer dan 20 # punten bij een temperatuur beneden 135°C. De pulp van 30 synthetische vezels waaraan met name in het bijzonder de voorkeur wordt gegeven is een pulp met een smeltpunt tussen 110 en 1ï6°C, een Vicat verwekingspunt tussen 80 en 1U8°C en/of een krimp van meer dan 5 #, in het bijzonder van meer dan 20 # bij een temperatuur van minder dan 130°C. Voor het bepalen van de Vicat 35 temperatuur wordt uit de pulp van synthetische vezels een plaat 81 0 0 5 4 9 - 6 - geperst en wordt die plaat "beproefd volgens ASTM D1525-76,

De pulpmateriaal uit synthetische vezels waaraan de voorkeur wordt gegeven zijn de produkten verkregen hij een werkwijze welke hierin bestaat dat men een dispersie (mengsel) 5 vormt van een polymeer in een oplosmiddel, en desgewenst een dispergeermiddel voor het dispergeren van het polymeer in water, dit mengsel door een spuitmondstuk leidt en het oplosmiddel door ontspannen verdampt zodat rechtstreeks afzonderlijke gefibrileerde vezels ontstaan. Dergelijke vezels en de bereiding 10 daarvan worden beschreven in een aantal Amerikaanse octrooischriften welke worden genoemd in de hiervoor genoemde Amerikaanse octrooiaanvrage 935.280.

Het bij voorkeur gebruikte polyetheen is liefst een lage druk polyetheen met een gemiddelde molekuulgewicht, '15 berekend uit de viskositeit tussen 20 000 en 2.000.000, zoals beschreven in Amerikaans octrooischrift 3.920.508, kolom 8 regels 21-31 en 39-51. Dit Amerikaanse octrooischrift 3.920.508 beschrijft typische pulp uit synthetische vezels waaraan de voorkeur wordt gegeven. De synthetische pulpvezels kunnen eventueel 20 een dispergeermiddel voor het dispergeren in water bevatten. Bij de onderhavige uitvinding werd gevonden dat de gunstigste pulp van synthetische vezels een pulp is met een zo hoog mogelijke verdelingsgraad of fibrilering. Polyalkeenvezels van het bovengenoemde type zijn in de handel verkrijgbaar. In sommige gevallen, 25 in het bijzonder voor andere toepassingen dan voor batterij of acemulator separator, kan een synthetische pulp worden gebruikt die niet thermoplastisch is.

De synthetische pulp wordt bij voorkeur toegepast in een hoeveelheid van 5 tot 75 gew.$ berekend op de vezels 30 en liefst in een hoeveelheid van 5 tot Ho gew.% van het gewicht van de vezels. In het bijzonder is de synthetische pulp bij voorkeur aanwezig in een hoeveelheid van tenminste 10 %.

De thermohardende harsen waaraan de voorkeur wordt gegeven zijn bij voorkeur thermohardende harsen op fenol-35 basis, in het bijzonder fenol-aldehydharsen. Voorbeelden van 8100549 - 7 - andere geschikte thermohardende harsen die in sommige gevallen "bruikbaar zijn zijn de furfural-aldehydharsen, ureumaldehyd-harsen, melamineformaldehydharsen en polyamideharsen. De thermohardende fenol-aldehydharsen waaraan de voorkeur wordt gegeven 5 zijn harsen die bij de voorkeurs uithardingsprocessen uitharden bij temperaturen van meer dan 100°C en in het bijzonder van tenminste 135°C. Bij voorkeur worden de fenol-aldehydharsen tenminste in aanzienlijke mate gehard tot het B-stadium en liefst tenminste ten dele tot het C-stadium. De thermohardende fenol-10 formaldehydharsen waaraan de voorkeur wordt gegeven worden tot het C-stadium uitgehard bij temperaturen van meer dan 135°C, en liefst van meer dan 150°C zodat dit hardingsstadium wordt bereikt in minder dan 5 min., bij voorkeur minder dan 1 min.

Dit is boven het smeltpunt, Vicat verwekingspunt of de temperatuur 15 waarbij een krimp van meer dan 20 % optreedt van de synthetische pulp op polyetheenbasisraaraan de voorkeur wordt gegeven. De hardingstemperatuur wordt bepaald door een foto-pyrometrische meting van het heetste oppervlak van het voorwerp.

Het gehalte aan thermohardende harsbedraagt 20 bij voorkeur tenminste 5 ge.v.% berekend op het gewicht van de vezels en liefst tenminste J % en zelfs 10 of nog liever tenminste 15 5». De bovengrens voor het gehalte aan thermohardende hars waaraan de voorkeur wordt gegeven is 200~gew.# berekend op het gewicht van de vezels en liefst wordt niet meer dan 100 % 25 thermohardende hars gebruikt. Het voorkeurstra jekt voor het gehalte aan thermohardende hars is 5 tot 100 gew.% berekend op het gewicht van de vezels en in het bijzonder 10 tot 90 % en liefst 20 tot 75 %·

Het is een verrassend kenmerk van de uitvinding 30 dat de thermohardende hars een hardingstemperatuur kan hebben boven het smeltpunt, het Vicat verwekingspunt of de temperatuur waarbij krimp van meer dan 5 % of zelfs van 20 % optreedt van de pulpvan synthetische polymeervezels, zonder dat de gewenste voordelen die de synthetische pulp geeft verloren gaat. De synthetische 35 pulp of liet thermoplastische lichaam in de struktuur lijkt ten- 8100549 - 8 - minste een belangrijk deel van de oorspronkelijke verdeling of zelfs de samenhang. Hoewel de hardingstemperatuur slechts hoger behoeft te zijn dan êên van de verschillende genoemde temperatuurgrenzen voor de synthetische pulp, is het verrassender-5 wijze zo dat als de hardingstemperatuur gelijk is aan of hoger is dan alle genoemde temperatuurgrenzen, vele van de gewenste eigenschappen die kennelijk worden verkregen door de vezelachtige aard van de synthetische pulp, behouden blijven. Het effekt van de sterk gefibrileerde synthetische pulp is ook in het geharde 10 produkt aanwezig alsof de pulp praktisch onveranderd is gebleven, 1 hoewel niet exact is vastgesteld wat de conditie van de vezel- massa is in het produkt na het harden van de thermohardende hars. Hoewel niet is aangetoond dat ze aanwezig zijn wekken de beschikbare gegevens wel de indruk dat in het eindprodukt een vezel-15 achtig materiaal of vezels aanwezig zijn, in die zin dat in het materiaal minimaal voorwerpjes aanwezig zijn met een struktuur die tenminste twee maal zo lang is als de diameter. Die vezels kunnen uiteraard in bepaalde gevallen in bepaalde opzichten aan elkaar zijn gehecht of zijn vastgehecht aan andere type 20 vezels in de vorm van een netwerk.

De uitvinding strekt zich uit tot produkten die een willekeurig thermoplastisch materiaal bevat, in het bijzonder produkten gevormd uit de polymeren waaraan, zoals hiervoor aangegeven, de voorkeur wordt gegeven, welke produkten 25 een thermohardende hars bevatten of ermee zijn bekleed, in het bijzonder thermohardende harsen waarvan hiervoor werd aangegeven dat er de voorkeur aan wordt gegeven, die zijn gehard bij een temperatuur boven het smeltpunt, het Vicat verwekingspunt of de temperatuur waarbij meer dan 5 % krimp optreedt van het 30 thermoplastische materiaal. In dit opzicht omvat de uitvinding ook geweven vliezen of matten die bijvoorbeeld bestaan uit 100 % berekend op het vezelgewicht aan thermoplastische monofilament garens en 35 gew.$ thermohardende fenol-formaldehydehars berekend op het gewicht van de vezels of uit vezels die zijn 35 bekleed met thermohardende hars.

8100549 - 9 -

Het zoals hiervoor werd aangegeven, bevatten de met thermohardende hars geïmpregneerde vliezen of matten volgens de uitvinding in sommige voorkeursuitvoeringsvormen ook lange stapelvezels. De lange vezels kunnen van allerlei typen zijn, 5 bijvoorbeeld bestaan uit gefibrileerde linten of banden, maar het zijn bij voorkeur stapelvezels zoals worden gebruikt voor de vervaardiging van papier. Met lange stapelvezels voor de vervaardiging van papier worden bedoeld monofilamenten in tegenstelling tot de gefibrileerde struktuur van de synthetische 10 pulp. De lengte van de lange vezels kan liggen tussen 2 mm en 38 mm en de titer van de vezels is bij voorkeur kleiner dan 30 denier per filament ( 3,3 tex per filament). De vezels zijn in liet algemeen cirkelvormig in doorsnede, hoewel ook andere vezeldoorsneden geschikt zijn. De lange vezels waaraan de voorkeur 15 wordt gegeven zijn vezels die bestand zijn tegen zuur en die niet elektrisch geleidend zijn. De vezellengte is bij voorkeur groter dan ^ mm, in het bijzonder groter dan 6 mm en liefst groter dan 7 mm. De titer van de vezels is bij voorkeur 1 tot 6 denier (1,1 - 6,7 dtex).

20 Vezels waaraan de voorkeur wordt gegeven zijn polyester-, polypropeen-, glas- en/of acrylvezels. Meer in het bijzonder bestaande lange vezels bij voorkeur uit polyester-, acryl- of glasvezels en liefst zijn het polyestervezels, bijvoorbeeld vezels uit polyesters afgeleid van terefthaalzuur.

25 De lange vezels zijn bij voorkeur aanwezig in een hoeveelheid van 0,1 tot 50 % berekend op het vezelgewicht, in het bijzonder 0,5 tot 20 % berekend op het vezelge^wicht en liefst 1 tot 15 % berekend op het vezelgewicht. De lange vezels kunnen desgewenst aan het oppervlak een oppervlakte aktieve stof hebben 30 om hun dispergering in water te bevorderen. Voor andere toepassingen kan separators in loodaccumulatoren behoeven de vezels niet altijdbestand te zijn tegen zuur en niet-elektrisch geleidend te zijn. Voorbeelden van dergelijke andere vezels zijn acetaat-, polyamide- en rayonvezels. 1¾ de praktijk kunnen in sommige 35 gevallen deze andere eigenschappen zelfs gewenst zijn.

8100549 10 -

Lange glasvezels moeten, indien gebruikt in een separator voor een loodacemulator, goed bestand zijn tegen zwavelzuur blijkend uit een gering gewichtsverlies bij langdurig blootstellen aan warm zwavelzuur. Glas met een goede chemische 5 bestandheid zal in het algemeen minder dan 2 % van zijn gewicht verliezen in 7 dagen blootstellen aan zwavelzuur met een dichtheid van 1,265 dat op 82°C wordt gehouden. De diameter van de glasvezels kan variëren van circa 1 tot 7 maar ligt bij voorkeur tussen circa 5 en 7 ^m. Het glas kan desgewenst zijn behandeld 10 met een oppervlakte aktieve stof voor het verbeteren van de dis-pergeerbaarheid in water, voordat de vezels worden gebruikt bij de onderhavige uitvinding.

Het is bij de uitvinding gewenst gebleken om een hars met een goede natsterkte als hulpmiddel te gebruiken. Als 15 hars met een goede natsterkte wordt bij voorkeur een gemodificeerd polyamide gebruikt. Andere harsen met een goede natsterkte die in sommige gevallen als hulpmiddel gebruikt kunnen worden zijn ureum-formaldehyd, melamine-formaldehyd, acrylamide en polyethyleen-imineharsen. De hars met een goede natsterkte wordt bij voorkeur 20 toegepast in een hoeveelheid van 0,05 tot 5 %, in het bijzonder van 0,1 tot 2 % berekend op het gewicht van de vezels.

De bevochtigbaarheid van de separators voor batterijen of accumulators volgens de uitvinding kan worden verbeterd door aan de impregnerende hars een oppervlakte aktief 25 middel toe te voegen. Geschikte oppervlakte aktieve middelen zijn bijvoorbeeld eenwaardige zouten van bis(alkyl)sulfobarnsteen-zuur, niet ionogene aryl-oppervlakte aktieve stoffen zoals alkylarylpolyethyleenglycol, alkylpolyethyleenglycol, polyethyleen-polypropyleenglycolen en andere oppervlakte aktieve stoffen die 30 door de vakmensen op het gebied van de ontwikkeling van lood- accumulatoren wel meer worden toegepast. Het specifieke gehalte aan oppervlakte aktieve stoffen wordt toegepast zal afhangen van het specifieke oppervlakte aktieve middel, maar het wordt in de praktijk beperkt tot tie gehalten die de gewenste mate 35 van bevochtigbaarheid geven maar geen nadelige invloed hebben op 8100549 - 11 - het gedrag of de levensduur van de batterij of accumulator.

Er kunnen bij de uitvinding ook vulstoffen worden gebruikt. In separatoren voor loodaceumulatoren dienen de vulstoffen bestand te zijn tegen zuur en worden bij voorkeur 5 als vulstoffen in water onoplosbare anorganische materialen gebruikt. Geschikte materialen zijn algemeen bekend. Een opsomming van geschikte materialen wordt bijvoorbeeld gegeven in kolom k van het Amerikaanse octrooischrift 3.351.^95. Dit Amerikaanse octrooischrift 3.351.^95 somt ook andere vulstoffen 10 op die oplosbaar zijn in water en die ook geschikt kunnen zijn voor toepassing in speciale vliezen of matten, in het bijzonder voor andere toepassingen dan hitterij of accumulatorseparators. Materialen zoals fijngehakte glasvezels en de produkten die bekend staan als microvezels worden tot de vulstoffen gerekend 15 en niet als vezels beschouwd.

Het totale gewicht aan cellulosevezels, synthetische pulp, lange vezels en thermohardende hars vormt tenminste 30 %, bij voorkeur tenminste 50 % en liefst tenminste 65 % van het totale vlies of de totale mat berekend op droog gewicht.

20 De samenstelling kan ook andere conventionele hulpmiddelen voor de vorming, hulpmiddelen voor het bij elkaar houden (retentie) bevochtigingsmiddelen en dergelijke bevatten.

De gerede matten of vliezen volgens de uitvinding zijn, naar is gebleken, verrassenderwijze goed bestand 25 tegen breuk. Hiermee wordt bedoeld dat de mat of het vlies met de thermisch geharde hars 8 enigszins plastische eigenschappen heeft en, zoals in fig. 2 wordt geïllustreerd om een doorn 9 met een diameter van 2,5 cm kan worden gebogen zowel in de machinerichting als dwars op de machinerichting, zonder dat 30 breuk optreedt. De mat of het vlies dat bij de proef wordt gebruikt dient niet geribbeld te zijn, maar dient in andere opzichten dezelfde eigenschappen te hebben als op dezelfde vpze te zijn vervaardigd als de gerede separator voor een batterij of accumulator. Omdat de mate van uitharding kan worden 35 gevarieerd wordt de test voor het vaststellen van deze karakteri- 8100549 12 - stieke verbetering uitgaande boven vat men zou verwachten, hierin dat men een mat of vlies geheel uit cellulosevezels neemt met hetzelfde gewicht (dat wil zeggen vezelgewicht per oppervlakte-eenheid) en dikte en dit impregneert met dezelfde hoeveelheid 5 van dezelfde hars als aanwezig is in het gerede vlies of de gerede mat volgens de uitvinding en de hars uithardt net als bij het gerede vlies of de gerede mat volgens de uitvinding waarmee moet worden vergeleken. Daarna worden uit de mat of het vlies dat geheel uit cellulosemateriaal is vervaardigd en uit de mat of 10 het vlies volgens de uitvinding elk 100 stukken met een breedte van 15 cm en een lengte van 15 cm gesneden. Die stukken worden vervolgens zoals met de streep stippellijn van fig. 2 is aangegeven op de doorn gelegd waarna de uiteinden worden omgebogen zoals is weergegeven door de volgetrokken lijn in fig. 2, waarbij 15 net voldoende kracht wordt uitgeoefend om het vlies of de plaat tegen de onttrekking van de doorn te drukken bij het buigen, tot de plaat of‘het vlies net de bovenste helfst van de omtrek van de doorn bedekt, zoals wordt aangegeven door de streeplijn die door de doorn is getekend. De mat of het vlies volgens de uitvinding 20 wordt geacht aan de voorwaarde van deze proef te voldoen als bij 100 maal uitvoeren van de proef tenminste 90 monsters hun samenhang behour-den zonder breuk terwijl voor de geheel uit cellulose gevormde mat of vlies tenminste in 50 van de 100 proeven breuk optreedt. Met breuk wordt hierbij bedoeld dat de 25 strook materiaal hetzij breekt in-tenminste twee losse stukken of nog wel een geheel vormt maar een flexibel breukoppervlak te zien geeft waarin men duidelijk êên of meer barden of scheurtjes waarneemt waar de vrijgekomen vezeleinden zichtbaar zijn.

Gemeend wordt dat het ontbreken van breuken of 30 brosheid en de verhoogde flexibiliteit tenminste ten dele te danken is aan de synthetische pulp die er voor zorgt dat er in plaats van alleen bindingen tussen cellulosevezels onderling ook cellulose-synthetische polymeren van de pulp-cellulosebindingen optreden. Gemeend wordt voorts dat de buigzaamheid wordt vergroot 35 door de kans op het op willekeurig verdeelde plaatsen optreden 8100549 - 13 - van vezels uit de synthetische pulp en fibrilen tussen twee cellulosevezels waardoor de effectiviteit van de thermohardende hars voor het aan elkaar "lijmen" van de vezels op de kruisingen wordt verminderd.

5 Voorts wordt gemeend dat er minder thermohardende hars blijft zitten op de oppervlakken van de synthetsche pulp (vezels en fibrilen), waardoor de scharnier- of flexibiliteit-eigensehappen worden vergroot. Verder wordt gemeend dat de thermohardende hars op tenminste een deel van de kruisingen van 10 vezels waar de synthetische pulp aanwezig is, geen bindingen vormt.

De niet geweven matten of vliezen volgens de uitvinding waaraan de voorkeur wordt gegeven zijn zeer algemeen geschikt voor allerlei toepassingen zoals toepassing als filter- 15 materiaal, maar de voorkeur wordt gegeven aan de toepassing van deze matten of vliezen als een separator voorbatterijen of accumulators. De separator voor batterijen of accumulators heeft bij voorkeur een zodanige poriëngrootteverdeling dat de mediaan voor de poriëngrootte kleiner is dan U0 yum, en bij voorkeur 20 kleiner is dan 30 ^im terwijl de maximumporiëngrootte kleiner is dan 50 jm. Als de separator voor een batterij of accumulator is gemonteerd in een loodaccumulator tussen de positieve en negatieve platen is de toename van de elektrische weerstand die wordt veroorzaakt door het tussenplaatsen van de separator —2 25 bij voorkeur minder dan 5 m ohm. cm .

Inrichting

Fig. 1 geeft schematisch een inrichting weer die geschikt is voor het vormen van een mat of vlies volgens de uitvinding. Een seriebakken wordt gebruikt voor het vormen van 30 een waterige suspensie van de bestanddelen die geschikt zijn voor het vormen van een niet-geinpregneerde mat of vlies dat (die) geïmpregneerd kan worden tot een mat of vlies volgens de uitvinding. De eerste bak 10 is een pulper die is uitgerust met een roerder, aan welke bak water wordt toegevoerd via leiding 35 12. Nadat water in de bak is gebracht en de roerder is gestart, 8100549 - lit - worden cellulosepulp en synthetische pulp toegevoegd zoals aangegeven met pijl 11.

De inhoud van de pulperbak 10 wordt door middel van pomp 13 via de transportleiding 1U overgebracht in een ver-5 dunningsbak 15 die eveneens is uitgerust met een roerder. Via leiding 16 wordt verder water aan de verdunningsbak 15 toegevoerd.

De inhoud van de verdunnersbak 15 wordt door middel van pomp 17 via leiding 18 toegevoerd aan een bak 20 voor toevoeging van verdere toevoegsels, welke bak is uitgerust met een roerder.

10 In deze bak monden uit een water toevoerleiding 21, een leiding 22 voor het toevoegen van hars bestemd voor het verlenen van natte sterkte en een toevoer voor stapelvezels voor de vervaardiging van papier. De bak 20 wordt op zijn beurt door middel van pomp 2k via leiding 25 geledigd in een bak 26 die dient als voorraadbak 15 voor de machine en die in fig. 1 eveneens is weergegeven voorzien van een roerder.

De inhoud van de voorraadbak 26 wordt door middel van pomp 27 via leiding 28 toegevoerd aan de toevoerkast van de machine 30. Via leiding 31 wordt ook water toegevoerd en deze 20 toevoerkast voor het verder verdunnen van de suspensie.

De inhoud van de toevoerkast wordt op een fourdrinier zeef 32 gebracht waarop een natte baan van afgezet materiaal wordt gevormd. De zuigkasten 33 vergemakkelijken de verwijdering van water. De natte baan wordt vanaf de fourdrinier 25 zeef overgebracht in een pers 35 waar verdere verwijdering van water en samenpersen van de baan plaats vindt. De samengeperste in belangrijke mate ontwaterde baan wordt door middel van een transporteur 36 naar een meertraps met verwarmde lucht werkende oven 37 gevoerd. Vanuit de luchtoven loopt de baan over een 30 reeks van met stoom verwarmde walsen 38-1*3 om de baan volledig te drogen. De baan kan daarna in het station 1*1* worden opgewikkeld en in het station 1*5 weer worden af gewikkeld om te worden verzadigd met een thermohardende hars.

De baan wordt door een impregneer- of verzadigings-35 bak 1*6 geleid. Uitperswalsen 1*7 vangen de verzadigde baan die 8100549 - 15 - uit tak h6 komt op en zorgen voor een goede verdeling van de vloeistof terwijl ze de overmaat vloeistof die voor het verzadigen van de "baan nodig was verwijderen. Vanaf de uitperswalsen hj wordt de haan door een met lucht verwarmde oven U8 geleid en 5 in het opwikkelstation U9 weer opgewikkeld.

In het volgende station 50 wordt de haan weer af gewikkeld en na^en station 51 gevoerd waar zoals beschreven in Amerikaans octrooischrift 3.3^0.100 in de haan ribbeld worden aangebracht als uit de haan geribbelde separatorplaten voor 10 batterijen of accumulator moeten worden vervaardigd. De baan wordt vervolgens naar een hardingsoven 52 geleid waar de thermohardende hars wordt uitgehard en de ribbels worden afgewerkt. De gerede baan wordt daarna naar een snijstation 53 gevoerd waar de baan in stukken van de juiste afmetingen wordt gesneden en de stukken 15 van de juiste afmetingen (separatorplaten voor batterijen of accumulator) worden door middel van de transportband 5^ naar een verpakkingsstation 55 gevoerd, fferkwijze

Wat de werkwijze voor cb vervaardiging van de 20 thermohardende .hars bevattende samengestelde materialen en geïmpregneerde vezelmatten of vliezen volgens de uitvinding betreft, worden de hiervoor genoemde grenzen en voorkeurs-trajekten en eigenschappen van de materialen en van de thermisch uitgeharde hars bevattende produkten volgens de 25 uitvinding niet herhaald. Die voorkeurstrajekten en eigenschappen zullen uit het voorgaande aan de vakman wel duidelijk zijn.

De werkwijze wordt nu verder beschreven speciaal in verband met de voorkeurtoepassing bij de vervaardiging van separatorplaten voor batterijen of accumulators, en wel in het 30 bijzonder voor de uitvoeringsvorm waarbij van waterige suspensies of oplossingen gebruik wordt gemaakt. Het zal duidelijk zijn dat de werkwijze ook meer algemeen kan worden toegepast, bijvoorbeeld bij de vervaardiging van matten of vliezen in niet-waterig milieu en bij de vervaardiging van andere voortbrengselen dan batterijen-35 of accumulator-separatorplaten.

81 0 0 5 4 9 - 16 -

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding wordt een waterige suspensie gevormd die 3 tot 95 % cellulosevezels berekend op het vezelgewicht en 5 tot 97 % synthetische pulp berekend op het vezelgewicht bevat. Het 5 percentage vaste stof in het uithardingsmengsel is bij voorkeur 2 tot 10 % en liefst 3 tot 7 %·

Aan de waterige suspensie kunnen verdere materialen worden toegevoegd. Dit wordt gewoonlijk bij voorkeur gedaan nadat de basissuspensie in een homogene toestand is gebracht. Indien 10 lange vezels, bijvoorbeeld vezels van het hiervoor beschreven type moeten worden toegevoegd worden deze het meest geschikt nu toegevoegd. Het toevoegen van die vezels kan worden gevolgd door toevoeging van een hars voor het tot stand brengen van natte sterkte. Andere materialen zoals vulstoffen en verwerkingshulp-15 middelen kunnen ook op geschikte tijdstippen die eventueel empirisch worden vastgesteld, worden toegevoegd.

De uiteindelijke waterige suspensie wordt bij voorkeur tot een homogene massa gevormd met een vaste stof gehalte van 0,05 tot 2 % en liefst 0,1 tot 1 %.. Deze suspensie 20 wordt ontwaterd tot een vezelmassa, mat of vlies die (dat) eventueel meegesleurde materialen bevat. Het is in het algemeen gewenst deze mat of dit vlies samen te drukken en de mat of het vlies verder te drogen onder toepassing van mechanische middelen en/of verwarmingsmiddelen voor het versnellen van het droogproces.

25 Een zeer geschikte, bij voorkeur toegepaste methode bestaat hierin dat de mat of het vlies door een mechanische uitpersinrichting wordt gevoerd die vloeistof uit de mat of het vlies perst en ook dient om de mat of het vlies samen te drukken en de mat of het vlies daarna door een oven of over verwarmde cylinders te 30 leiden. Bij voorkeur bedraagt het vochtgehalte na het drogen 0,5 tot 6 % en liefst 1 tot 3 %·

De gedroogde vezelmat of het vezelvlies wordt daarna geïmpregneerd met een thermohardende hars van het hiervoor beschreven type. De hars wordt bij voorkeur op en in de mat of 35 het vlies aangebracht door de mat of het vlies in een waterige 8100549 17 - oplossing van de hars die 5 tot 60 % en liefst 15 tot ^-0 % vaste harsdeeltjes hevat te dompelen, de mat of het vlies uit de oplossing te verwijderen en de geïmpregneerde mat of het vlies uit te persen zodat de thermohardende hars gelijkmatig verdeeld 5 in de mat of het vlies achterblijft in de beoogde gewichtshoeveel- heid. Daarna wordt de geïmpregneerde mat of het vlies gedroogd, hij voorkeur door· hem door een oven te leiden bij een temperatuur en met een verblijftijd die voldoende zijn om het vochtgehalte te verlagen tot de gewenste vaarde die in het algemeen kleiner is dan 10 20 % en bij voorkeur ligt tussen 2 en 6 %.

De gedroogde geïmpregneerde mat of het vlies wordt bij voorkeur uitgehard bij een betrekkelijk hoge temperatuur om de uitharding in betrekkelijk·: korte tijd te bewerkstelligen. Daartoe wordt bij voorkeur verwarmd op een temperatuur die 15 hoger is dan de smelttemperatuur, verwekingstemperatuur of temperatuur waarbij een krimp van meer dan 5 % optreedt van de synthetische pulp.

Als een separatorplaat -voor batterijen of accumulators wordt vervaardigd kunnen hetzij voor of na het 20 uitharden van de thermohardende hars op een op zichzelf bekende wijze ribbels in de mat of het vlies worden aangebracht.

Ha het uitharden kan de separatorplaat of vlies voorbatterijen of accumulator in stukken van de gewenste grootte worden gesneden die voor die toepassing geschikt zijn waarna die 25 stukken kunnen worden verpakt voor transport naar fabrikanten van batterijen of accumulators.

Hiervoor is met name sprake geweest van de vervaardiging van voorwerpen voor een bepaalde toepassing.

Algemeen gesproken heeft de uitvinding betrekking 30 op een werkwijze voor de vervaardiging van een samengesteld thermoplastisch lichaam met een thermohardende hars, welke hierdoor wordt gekenmerkt dat de thermohardende hars terwijl deze is gecombineerd met het thermoplastische lichaam wordt verwarmd op een temperatuur die hoger is dan het smeltpunt 35 of Vicat verwekingspunt van het thermoplastische lichaam.

1 0 0 54 9 - 18 -

Het thermoplastische lichaam kan uiteraard bestaan uit de synthetische thermoplastische vezels die deel uitmaken van een mat of een vlies en de thermohardende hars kan op die vezels zijn aangebracht door impregneren van zo’n 5 mat of vlies voordat het uitharden door verhitten vends hars plaats vindt. De thermoplastische vezels bestaan bij voorkeur uit een synthetische pulp uit polyalkenen en de thermohardende hars is bij voorkeur een hars van het fenoltype.

¥anneer1Seze aanvrage sprake is van impregneren 10 van een mat of vlies omvat dit algemeen gesproken ook het toevoegen van het impregneermiddel aan de oorspronkelijke waterige suspensie voordat daaruit door ontwateren een mat of vlies is gevormd. Met andere woorden, binnen het kader van de uitvinding kan, als een mat of vlies wordt gevormd, deze mat of 15 deze vlies reeds bij het vormen het impregneermiddel bevatten. Voorbeeld I

Met een continue werkwijze die werd uitgevoerd met een inrichting zoals weergegeven in fig. 1 werd een groep van separatorplaten voor een batterij of accumulator vervaardigd. 20 De vezelmat werd gevormd uit 80 gew.% houtpulp met een hoog alpha cellulosegehalte, 1? gew.% synthetische pulp uit poly-etheen (Pulpex A, een produkt van Solvay and Cie) en 3 gew.% lange polyestervezels, dat wil zeggen polyethyleenterefthalaat-stapelvezels met een titer van 1,65 dtex en een lengte van 25 0,6 cm (geleverd door Minifibers, Ine.). De genoemde percentages van 80 % + IJ % + 3 % ' vormen tezamen 100 % van het vezelger-wicht.

In de pulper 10 werd een dispersie gevormd door eerst in de pulper water te brengen en daarna de houtpulp met een hoog alpha cellulosegehalte en de synthetische pulp toe 30 te voegen onder vorming van een suspensie met een consistentie van k tot 6 gew.% vaste stof. Dat wil zeggen de suspensie bevatte b tot 6 gew.% vezels en 9*+ tot 96 gew.% water. De suspensie werd in de pulper 10 in een praktisch homogene toestand gehóuden en van daaruit overgebracht naar de verdunningsbak 15 waar verder 35 water werd toegevoegd tot een suspensie met een vezelgewicht van .81 0 0 5 4 9 - 19 - 3 tot 5 gew.%.

De verdunde suspensie werd overgebracht naar de bak 20 vaar de lange polyestervezels werden toegevoegd, tezamen met 0,2 gew.% (berekend op vaste stof) polyamide epichloorhydrien 5 hars voor het geven van natte sterkte (Kymene 557 van Hercules), berekend op het gewicht van de vezels. Voor de bepaling van het gewicht aan hars voor het geven van natte sterkte moet het gewicht van de vezels worden vermenigvuldigd met het percentage van de hars voor het geven van natte sterkte. Er werd ook verder 10 water toegevoegd aan de suspensie in de bak 20 zodat de suspensie uiteindelijk circa 3 gew.% vaste stof bevatte.

De suspensie werd daarna overgebracht naar de voorraadbak 26 van waaruit de suspensie werd overgebracht in de toevoerbak 30 van de machine waar de suspensie verder werd verdund 15 met water tot een vaste stof gehalte van 0,2 tot 0,U gev.%. De verdunde suspensie werd op de fourdrinierzeef 32 gebracht waar de hoofdmassa van het water werd verwijderd met behulp van de zuigkasten 33. De natte baan werd vanaf de fourdrinierzeef overgebracht in de pers 35 waar de baan zodanig werd samengeperst 20 dat de uiteindelijke, gedroogde, niet geïmpregneerde baan (papier) een dikte had van circa 0,330 en een gewicht van 11¼ gram/ m . Het watergehalte werd verlaagd tot circa 60 gew.% met een vaste stof gehalte van 1*0 gew.%.

De samengeperste, in belangrijke mate ontwaterde 25 baan werd door een meertraps met verwarmde lucht werkende oven 37 gevoerd die werkte met lucht van 135°C en werd vervolgens over een reeks van met stoom verwarmde walsen 38—1+3 geleid die op een temperatuur iets beneden 120°C werden gehouden om vastkleven van de synthetische pulp uit polyetheen aan de 30 walsen te vermeiden. De baan werd zo gedroogd tot een vochtgehalte van 1 tot 3 %. Vervolgens werd de baan opgewikkeld.

De rol werd daarna weer afgewikkeld en door de bak 1+6 geleid die een waterige oplossing van fenolformaldehyd-hars (Plyophen 22-916 van Reichhold Chemical Co.) bevatte een - 35 gehalte aan vaste fenolhars van 20 gew.% en die 1+, 1 gew.% van 8100543 - 20 - een oppervlakte aktieve stof (1,^· % Tetronic 1501 van BASF Wyandotte Corp. en 2,7 % Sulframin 1298 sulfonzuur van Witco Chemical Corp.)berekend op het gewicht van de vaste fenol-hars, bevatte. Daarna werd de baan uit de bak verwijderd en 5 tussen de uitperswalsen ^7 doorgevoerd om de overmaat oplossing te verwijderen. De druk van de uitperswalsen werd zo ingesteld dat de baan daarna circa 30 gew.$ vaste fenolhars berekend op het gewicht van de vezels bevatte. Het gewicht van de vaste fenolhars kan dus worden bepaald door het gewicht van alle vezels 10 te vermenigvuldigen met het gewichtspercentage fenolhars. De geïmpregneerde baan werd daarna gedroogd in een luchtoven k8 bij 116°C en opgewikkeld.

Na het verzadigen en drogen werd de met fenol'' hars verzadigde baan in het station 51» op dewijze die wordt 15 beschreven en geïllustreerd in Amerikaanse octrooischrift 3.3I+O.IOO van een ribbeling voorzien en daarna in een oven k2 op 270°C verhit om de fenolhars te doen uitharden. De ribbels werden uiteraard tegelijkertijd opgeschuimd en het plastisol ribbelmateriaal werd uitgehard. De verblijftijd in de oven bedroeg 20 circa 15 s. De uiteindelijke baan (plaat) werd daarna naar het snijstation 53 gevoerd waar uit de baan platen werden gesneden met een lengte van circa 13 cm bij een hoogte van circa 13 cm die in het station 55 werden verpakt.

De separatorplaten voor een batterij of accumu-25 lator die op de in voorbeeld I beschreven wijze waren vervaardigd, bleken een superieure bestandheid tegen breuk te bezitten die in overeenstemming was met de eerder beschreven proef voor het bepalen van die eigenschap.

Er werden nog een aantal andere verrassende 30 eigenschappen waargenomen, bijvoorbeeld de mogelijkheid om een goede gelijkmatige impregnering met de fenolhars te verkrijgen in een waterige oplossing. De synthetische pulp bestaat uit een hydrofoob polymeer en is vrij goed bestand tegen water terwijl foed inde vezelbaan 35 drong.

0 0 5 4 9 I

- 21 -

De baan kan voorts dunner zijn dan conventionele banen uit cellulosevezels, zonder dat er gevaar bestaat voor het optreden van speldepuntgaatjes. Zelfs een vlies of baan met 2 een gewicht van 1tU g/m vertoonde geen speldepuntgaatjes.

5 3ovendien zijn de poriën kleiner dan bij een soortgelijk vlies zonder synthetische pulp.

Hoewel de uitvinding hiervoor werd beschreven aan de hand van een voorkeursuitvoeringsvorm voor de vervaardiging van een separatorplaat voor een loodaccumulator, volgt uit de 10 aard van het produkt dat het even goed bruikbaar zou zijn in alkalische batterijen of accumulatoren en ook geschikt zou zijn als filter. Bovendien blijkt de vezelmat of het vlies eigenschappen te bezitten die de mat of het vlies geschikt maken en zelfs gewenst doen zijn voor toepassing als basisplaat 15 voor een gedrukte schakeling en, indien beplakt, als laminaat bij de vervaardiging van meubelen.

Het zal duidelijk zijn dat er allerlei variaties en modificaties kunnen worden toegepast bij de werkwijze volgens de uitvinding zonder buiten het kader van de uitvinding te 20 komen.

8100549

Claims (31)

1. Vezelmat of vezelvlies die een thermohardende hars bevat, welke raat of welk vlies circa 3 tot 95 gew.$ cellulosevezels berekend op het vezelgewicht, circa 5 tot 97 gew.$ 5 synthetische pulp berekend op het vezelgewicht en tenminste circa 2 gev.% thermohardende hars berekend op het vezelgewicht bevat.

2. Vezelmat of vezelvlies volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de thermohardende hars praktisch is uitgehard 10 en dat de mat of het vlies daarna bestand is tegen breuk, bij een proef die hierin bestaat dat uit de mat of het vlies stroken worden gesneden met een breedte van 15 cm en een lengte van15 cm en deze stroken om een doorn met een diameter van 2,5 cm worden gebogen zodanig dat de helft van de omtrek van de doorn door 15 de mat of het vlies wordt bedekt, zonder dat bij 100 maal herhalen van deze proef met telkens een nieuwe strook, breuk optreedt in tenminste 90 van de 100 gevallen terwijl dezelfde praktisch volledige uitharding van de thermohardende hars toegepast in een zelfde hoeveelheid toegepast in een geheel uit cellulosevezels 20 bestaande mat of vlies van hetzelfde gewicht en met dezelfde dikte leidt tot breuk in tenminste 50 van de 100 maal dat diezelfde proef wordt uitgevoerd.

3. Mat of vlies volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de cellulosevezels aanwezig zijn in een 25 hoeveelheid van tenminste circa 15 gew.% berekend op de vezels, de synthetische pulp een thermoplastische synthetische pulp is en de thermohardende hars aanwezig is in een hoeveelheid van tenminste circa 5 % en is uitgehard bij een temperatuur gelegen boven de smelttemperatuur, de Vicat verwekingstemperatuur of de 30 temperatuur waarbij meer dan 5 % krimp van de thermoplastische synthetische pulp optreedt. U. Mat of vlies volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de cellulosevezels aanwezig zijn in een hoeveelheid van tenminste circa 25 %, de synthetische pulp 35 bestaat uit polyalkenen en de thermohardende hars aanwezig is in 8100549 - 23 - een hoeveelheid van tenminste circa 7 % en "bestaat uit een hars van het fenol-aldehydtype, tenminste ten dele gehard tot het C-stadium.

5. Mat of vlies volgens conclusie 5 met het kenmerk, dat de cellulosevezels aanwezig zijn in een hoeveelheid van tenminste circa 50 %, het polyalkeenpolyetheen is en de thermohardende fenol-aldehydhars aanwezig is in een hoeveelheid tussen circa 10 en circa 90 gew./S "berekend op het gewicht van de vezels.

6. Mat of vlies-volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de cellulosepulp tenminste 50 gew.% "berekend op het gewicht van de vezels aan vezels bevat van katoenlinterss houtpulp met een hoog alpha cellulosegehalte, houtpulp verkregen met het sulfaat procédé en/of houtpulp 15 verkregen met het sulfietprocédé en dat de thermoplastische synthetische pulp een smeltpunt heeft tussen circa 110 en circa 176°C, een Vicat verwekingspunt heeft tussen circa 80 en circa 1U8°C of een krimp van meer dan 5 % te zien geeft beneden 130°C en de thermohardende fenol-aldehydehars 20 tenminste ten dele is uitgehard tot het C-stadium bij een temperatuur van meer dan circa 150°C en dat de mat of het vlies circa 1 tot circa 50 % lange vezels bevat met een lengte van meer dan U mm.

7. Mat of vlies volgens conclusie 6, 25 met het kenmerk, dat de thermoplastische synthetische pulp bestaat uit een hydrofoob polymeer en de lange vezels stapelvezels voor de vervaardiging van papier zijn die aanwezig zijn in een hoeveelheid van circa 1 tot circa 15 % en een lengte hebben van meer dan 6 mm en een titer van circa 1,1 tot 6,7 dtex.

8. Mat of vlies volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de cellulosevezels aanwezig zijn in een hoeveelheid van circa25 tot 95 gew.$ berekend op het vezelgewicht, de synthetische pulp aanwezig is in een hoeveelheid van circa 5 tot circa 75 gew.$ berekend op het vezelgewicht en de thermo- 35 hardende hars aanwezig is in een hoeveelheid van circa 5 tot 8 1 0 0 5 4 9 - 2b - circa 100 gev.% "berekend op het gewicht van de vezels.

9. Mat of vlies volgens conclusie 8, met het kenmerk dat de cellulosevezels aanwezig zijn in een hoeveelheid van circa 60 tot 95 gev.% berekend op het gewicht 5 van de vezels en de synthetische pulp aanwezig is in een hoe veelheid van circa 5 tot circa ^0 gev.% berekend op het gewicht van de vezels en de thermohardende hars aanwezig is in een hoeveel-heid-van circa 20 tot 75 gev.% berekend op het gewicht van de vezels.

10. Mat of vlies volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat deze circa 0,5 tot circa 20 gev.% berekend op het gewicht van de vezels aan lange stapelvezels bevat.

11. Mat of vlies volgens conclusie 9 , met het kenmerk, dat de cellulosevezels tenminste 50 % berekend 15 op het gewicht van de vezels aan katoenlinters (houtpulp met een hoog alpha cellulosegehalte, houtpulp verkregen volgens het sulfaatprocédê en/of houtpulp verkregen volgens het sulfiet-procédê omvatten en dat de synthetische pulp een synthetische pulp uit polyalkenen is die voor tenminste circa 70 mol % 20 bestaat uit polyalkeen afgeleid van etheen en/of propeen.

12. Mat of vlies volgens conclusie 11, gekenmerkt doordat het bevat circa 1 tot circa 15 gev.% berekend op het vezelgewicht aan stapelvezels voor de vervaardiging van papier met een lengte van meer dan 4 mm en met een titer van 25 circa 1,1 tot circa 6,7 dtex en dat de synthetische pulp van polyalkenen een smeltpunt heeft tussen circa 110 en circa 176°C, een Vicat verwe-kingspunt tussen circa 80 en circa 1U8°C en/of een krimp van meer dan 5 % bij een temperatuur beneden 130°C en dat de thermohardende hars een fenol-aldehydhars is, die 30 tenminste ten dele is uitgehard tot het C-stadium bij een temperatuur van meer dan circa 150°C.

13. Samengesteld materiaal, omvattende een thermohardende hars en een thermoplastisch lichaam, met het kenmerk, dat deze samengestelde materiaal is gevormd met 35 een werkwijze omvattende samenvoegen van de thermohardende hars 8100549 - 25 - en dat lichaam en vervolgens ihermisch uitharden van de hars door het samengestelde materiaal te onderwerpen aan een hogere temperatuur dan het smeltpunt en/of het Vicat verwekingspunt van het thermoplastische lichaam. 5 1U. Samengesteld materiaal volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het thermoplastische lichaam uit vezels bestaat.

15. Materiaal volgens conclusie 1H, met het kenmerk, dat de vezels bestaan uit een synthetische pulp 10 van polymeermateriaal die deel uitmaakt van een vezelmat of vezelvlies en dat het thermoplastische lichaam is geïmpregneerd met thermohardende hars in een hoeveelheid van tenminste 2 gev.% berekend op het gewicht van de vezels in die mat of dat vlies.

16. Materiaal volgens conclusie 15, 15 met het kenmerk, dat de vezelmat of het vezelvïes tenminste 5 gev.% synthetische polymeerpulp berekend op het vezelgewicht en tenminste 5 gew.$ uitgeharde thermohardende hars berekend op het vezelgewicht bevat,

17. Materiaal volgens conclusie 16, 20 met het kenmerk, dat de synthetische polymeerpulp een smeltpunt heeft tussen 110 en 1ï60C, een Vicat verwekingspunt heeft tussen 80 en 1U8°C en/of een krimp van meer dan 5 % vertoont bij een temperatuur beneden 130°C.

18. Materiaal volgens conclusie 17, 25 met het kenmerk, dat de thermohardende hars aanwezig is in een hoeveelheid van meer dan 10 gev.% berekend op het gewicht van de vezels en is uitgehard bij een temperatuur boven circa 150°C.

19. Werkwijze voor het vormen van een met thermohardende hars geïmpregneerde vezelmat of vezelvlies, 30 met het kenmerk, dat men een waterige suspensie vormt die circa 3 tot circa 95 gev.% berekend op het gewicht van de vezels aan cellulosevezels bevat en circa 5 tot 97 gev.% van een synthetische polymeerpulp berekend op het gewicht van de vezels bevat, dat men die suspensie ontwater t onder vorming van een . 35 mat of vlies, die mat of dat vlies impregneert met een thermo- 8100549 - 2 6 - hardende hars en de hars verwarmt tot deze is gehard.

20. Werkwijze volgens conclusie 19» met het kenmerk, dat een waterige suspensie wordt gevormd die berekend op het vezelgewicht circa 25 tot 95 gew.% cellulose-5 vezels en circa 5 tot circa 75 gew.% van de synthetische pulp hevat en dat de mat of het vlies met de thermohardende hars wordt geïmpregneerd nadat de mat of het vlies is gevormd en wel zodanig dat op de mat of het vlies een hoeveelheid thermohardende hars achterblijft van circa 5 tot circa 75 gew.% berekend op 10 het gewicht van de vezels.

21. Werkwijze volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat een waterige suspensie wordt gevormd die berekend op het gewicht van de vezels circa 60 tot 95 gew.% cellulosevezels en circa 5 tot circa 1+0 gew.% van de synthetische 15 pulper bevat/en dat bij het impregneren een hoeveelheid thermohardende hars op de vezelmat of het vezelvlies achterblijft van circa 20 tot circa 75 gew.% berekend op het gewicht van de vezels.

22. Werkwijze volgens conclusie 19-21, met het kenmerk, dat de vezels van de synthetische polyraeerpulp 20 thermoplastisch zijn en dat de hars wordt verwarmd tot boven het smeltpunt, het verwekingspunt of de temperatuur waarbij meer dan 5 % krimp van de synthetische thermoplastische pulp optreedt en dat bij het impregneren wordt gezorgd dat tenminste circa 2 gew.% van de hars berekend op het gewicht van de vezels 25 achterblijft.

23. Werkwijze volgens een der conclusies 19-22, met het kenmerk, dat men aan de waterige suspensie een hars voor het bewerkstelligen van natte sterkte toevoegt in een hoeveelheid van circa 0,05 tot circa 5 gew.% berekend op het gewicht van de 30 vezels. 2k. Werkwijze volgens een der conclusies 19-23, met het kenmerk, dat men aan de waterige suspensie circa 0,5 tot circa 20 gew.% lange vezels met een lengte van meer dan b mm toevoegt berekend op het vezelgewicht.

25. Werkwijze volgens conclusie 19, 8100549 - 2T - net het kenmerk, dat men een waterige suspensie vormt die berekend op het gewicht van de vezels circa 25 tot 95 gew.$ cellulosevezels en circa 5 tot circa 75 gew.$ van de synthetische pulp bevatwaarbij de synthetische pulp bestaat uit polyalkenen 5 en tenminste een smeltpunt, een verwekingspunt of een temperatuur waarbij meer dan 5 % krimp optreedt bezit van minder dan 150°C en dat men na het vormen van de waterige suspensie een hars voor het geven van natte sterkte aan de waterige suspensie toevoegt in een hoeveelheid van circa 0,1 tot circa 2 gew.$ 10 berekend op het gewicht van de vezels en na het vormen van de waterige suspensie aan die waterige suspensie lange vezels toevoegt in een hoeveelheid van circa 1 tot circa 15 gev.% berekend op het gewicht van de vezels en dat men als thermohardende hars een hars van het fenol-aldehydtype gebruikt en deze opneemt 15 in een hoeveelheid-van tenminste 5 gev.% berekend op het vezel en dat men verwarmt op een temperatuur van meer dan circa 150°C waarbij wordt gehard tot tenminste ten dele het B-stadium.

26. Werkwijze volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de cellulosepulp aanwezig is in een hoeveel-20 heid van tenminste ongeveer 50 gev.% berekend op het gewicht van de vezels en dat die cellulosepulp berekend op het gewicht van de vezels tenminste 50 % vezels uit katoenlinters, houtpulp met een hoog alpha cellulosegehalte, houtpulp verkregen volgens het sulfaatprocêdê en/of houtpulp volgens het sulfietprocédê 25 bevat, dat de synthetische pulp uit polyalkenen aanwezig is in een hoeveelheid van tenminste 10 % en deze pulp voor tenminste ongeveer 70 mol % bestaat uit polymeren afgeleid van etheen en/of propeen en een smeltpunt heeft beneden 176°C, een Vicat verwekingspunt beneden 1^8°C en/of een krimp van meer dan 20 % te zien 30 geeft bij een temperatuur beneden 130°C, dat wordt verwarmd op een temperatuur van meer dan 150°C waarbij de fenol-aldehyd-hars een fenolformaldehydhars is en op de vezelmat of het vezel-vlies wordt aangebracht vanuit een waterige oplossing zodanig dat op de mat of het vlies een hoeveelheid hars achterblijft van 35 circa 10 tot circa 50 %t waarbij de harding tenminste ten dele 8100549 - 28 - plaats vindt tot het C-stadium en dat men aan de waterige suspensie die wordt gebruikt circa 1 tot circa 15 % stapelvezels voor het vervaardigen van papier toevoegt met een lengte van meer dan 6 mm en een titer van circa 1,1 tot 6,7 dtex.

27. Werkwijze voor de vervaardiging van een uit thermohardende hars en een thermoplastisch lichaam samengesteld materiaal, met het kenmerk, dat men de hars thermisch hardt terwijl deze is gecombineerd met het thermoplastische lichaam, bij ean temperatuur die hoger is dan het smeltpunt en/of 10 Vicat verwekingspunt van dat lichaam.

28. Werkwijze volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat het thermoplastische lichaam bestaat uit vezels die tot een mat of vlies zijn samengevoegd en dat bij de vervaardiging van het samengestelde materiaal die mat of dat 15 vlies wordt geïmpregneerd met de thermohardende hars.

29. Werkwijze volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat de betreffende vezels bestaat uit een synthetische pulp van een hydrofoob polymeer en dat de thermohardende hars wordt aangebracht uit een waterige oplossing.

30. Werkwijze volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat de genoemde vezels bestaan uit een synthetische pulp van polyalkenen en dat de thermohardende hars een hars is van het fenoltype en wordt opgenomen in een hoeveelheid van tenminste 5 gew.$ berekend op het gewicht van de vezels in 25 de mat of het vlies.

31. Separator voor een batterij of accumulator, met het kenmerk, dat het bestaat uit een vezelmat of vezelvlies die (dat), berekend op het vezelgewicht, circa 3 tot circa 95 gev.% cellulosevezels, circa 5 tot circa 97 gew.$ synthetische pulp 30 en tenminste circa 2 gew.$ thermohardende hars bevat.

32. Separator voor een batterij of accumulator volgens conclusie 31, met het kenmerk, dat de cellulosevezels aanwezig zijn in een hoeveelheid tussen circa 25 en circa 95 % berekend op het gewicht van de vezels, dat de synthetische pulp 35 aanwezig is in een hoeveelheid van circa 5 tot circa 75 gew.$ 8100549 - 29 - berekend op het gewicht van de vezels en dat de thermohardende hars aanwezig is in een hoeveelheid van circa 5 tot circa 10 gew.$ berekend op het gewicht van de vezels.

33. Separator voor een batterij of accumulator 5 volgens conclusie 32, met het kenmerk, dat de cellulosevezels aanwezig zijn in een hoeveelheid van circa 6 tot circa 95 ge.v.% berekend op het gewicht van de vezels, dat de synthetische pulp aanwezig is in een hoeveelheid van circa 5 tot circa Uo gew.% berekend op het gewicht van de vezels en dat de thermohardende 10 hars aanwezig is in een hoeveelheid van circa 20 tot circa 75 gew.5 berekend op het gewicht van de vezels. 3¼. Separator voor een batterij of accumulator volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat de cellulosevezels berekend op het gewicht van de vezels tenminste 50 gew.$ vezels 15 uit katoenlinters, houtpulp met een hoog alpha cellulosegehalte, houtpulp bereid volgens het sulfaatprocédê en/of houtpulp bereid volgens het sulfiet procédé omvatten en dat de synthetische pulp een synthetische pulp uit polyalkenen is die voor tenminste ongeveer 70 mol % bestaat uit polymeren afgeleid van 20 etheen en/of propeen.

35· Separator voor een batterij of accumulator volgens conclusie 3^, met het kenmerk, dat deze circa 0,5 tot circa 20 % stapelvezels voor de vervaardiging van papier met een lengte van meer dan k mm en een titer van circa 1,1 tot 25 circa 6,7 dtex bevat en dat de synthetische pulp van polyalkenen een smeltpunt heeft tussen circa 110 en circa 176°C, een Vicat verwékingspunt heeft tussen circa 80 en circa 1U8°C en/of een krimp van meer dan 5 % te zien geeft bij een temperatuur beneden 130°C en dat de thermohardende hars een fenolaldehydhars 30 is die tenminste ten dele tot het C-stadium wordt gehard bij een temperatuur van meer dan circa 150°C. 36. 3atterij of accumulator, voorzien van een separator volgens een der conclusies 31-35 aangebracht tussen een positieve batterij- of accumulatorplaat en een nega-35 tieve batterij- of accumulatorplaat. 81 0 0 5 4 9