NL8100235A - Platenspeler. - Google Patents

Description

* X/Ca/eh/1219 · * ;

Platenspeler.

De uitvinding heeft betrekking op een platenspeler, en meer in het bijzonder op een platenspeler van het type, waarbij een op een afgespeelde plaat aangebrachte label steeds op een vooraf bepaalde plaats zichtbaar is.

5 In het algemeen vertoont een grammofoonplaat in zijn midden een label, waarop verschillende gegevens zijn vermeld, zoals het op de plaat opgenomen programma, de componist, de uitvoerende(n) en ook de gewenste rotatiesnelheid van de plaat. Wanneer op een zijde van een plaat een aantal 10 verschillende programa's is opgenomen en men één van deze programma* s wenst af te: spelen, wordt de groef taster op de voor uitlezing van het gewenste programma juiste plaats op de plaat geplaatst door gebruik te maken van de op de label aanwezige vermelding, welke plaats het gewenste programma in 15 de volgorde van programma's inneemt.

Hoewel de op de label van een grammofoonplaat aangebrachte vermeldingen meestal zodanig zijn gegroepeerd, dat de verschillende programmavermelding ruimtelijk bepaalde relaties ten opzichte van elkaar vertonen, kunnen sommige van 20 de vermeldingen slechts snel en gemakkelijk worden afgelezen wanneer de label zich in de juiste positie ten opzichte van de gebruiker uitstrekt, en minder snel en gemakkelijk wanneer niet aan dit positievereiste is voldaan.

Bij een platenspeler van gebruikelijk type 25 worden het begin en het einde van de aandrijving in rotatie van de draaitafel meestal ingeleid door een verticale verplaatsing van de groeftasterarm ten opzichte van de armsteun; bovendien vindt ook tijdens de aan het normale afspelen voorafgaande inloop en de daarop volgende uitloop van de groef-30 tasternaald rotatie van de plaat met daarop de label plaats, zodat een gebruiker onder die omstandigheden niet in staat tot aflezing van de op de label vermelde inlichtingen is. Bovendien wordt de rotatiebeweging van de draaitafel, waarop de grammofoonplaat rust, niet in een vooraf bepaalde rotatie-35 positie van de plaat onderbroken. Wanneer een bepaald programma geheel is afgespeeld en vervolgens een nieuw programma 8100235 * - 2 - * > r * voor afspeling dient te worden gekozen, kan de label zich zodanig ondersteboven of schuin ten opzichte van de gebruiker uitstrekken, dat het bijzonder moeilijk is de op de label aangebrachte vermeldingen af te lezen, respectievelijk de plaats 5 van een vervolgens gewenst programma daaruit af te leiden.

Wanneer korte tijd na de afspeling van een bepaald programma een volgend programma moet worden afgespeeld, bijvoorbeeld wanneer de bedieningspersoon van de platenspeler op verzoek van een luisteraar een bepaald programma moet kiezen 10 en de platenspeler overeenkomstig moet bedienen, is het echter gewenst, dat de op de label vermelde inlichtingen snel en ge-makkelijk kunnen worden afgelezen, zodat het door verzoek van een luisteraar bepaalde, volgende programma kan worden afgespeeld zodra de draaitafel en de plaat na afspeling van het 15 voorgaande programma tot stilstand zijn gekomen. Indien voor de aflezing van de op de label vermelde inlichtingen en voor de keuze van een volgend programma uit de op eenzelfde zijde van een plaat vermelde programma's te veel tijd nodig is, neemt de reeds noödzakelijkerwijs tussen opeenvolgende programma-20 afspelingen verstrijkende tijdsduur toe, zodat dan geen glad verloop van opeenvolgende programma-afspelingen mogelijk is.

De onderhavige uitvinding stelt zich ten doel, deze bezwaren weg te nemen en een platenspeler te verschaffen, welke vrij is van dergelijke bezwaren.

25 Voorts stelt de uitvinding zich ten doel, een • platenspeler te verschaffen, waarbij de op een af gespeelde plaat aangebrachte label steeds in dezelfde stand als aan het begin van afspelen tot stilstand komt, zodanig, dat de op de label vermelde inlichtingen steeds na voltooiing van een pro-30 gramma of na tussentijdse onderbreking van de rotatie van de plaat in dezelfde positie als bij het begin van afspelen tot stilstand komt.

Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een platenspeler, waarvan de draaitafel slechts 35 gedurende werkelijke afspeling van een programma met een constante snelheid roteert, zodat de op de label van een op de draaitafel geplaatste grammofoonplaat aangebrachte vermeldingen 8100235 l - 3 - vlak voordat de plaat wordt omgekeerd of na voltooiing van een programma-afspeling gemakkelijk door de bedieningspersoon kunnen worden afgelezen.

Uitgaande van een platenspeler met een draai-5 tafel voor opname van een grammofoonplaat, middelen voor aandrijving in rotatie van de draaitafel met constante snelheid, remmiddelen voor onderbreking van de rotatiebeweging van de draaitafel, een groeftaster voor uitlezing van opgenomen signalen uit een op de draaitafel geplaatste grammofoonplaat, .10 en met een in verticale richting beweegbare groeftasterarm, dient een dergelijke platenspeler volgens de uitvinding bovendien te zijn gekenmerkt door met de draaitafel gekoppelde de-tectiemiddelen voor detectie van de rotatiepositie daarvan en door commandomiddelen voor beëindiging van de afspeling van 15 een grammofoonplaat, waarbij de remmiddelen door de uitgangssignalen van zowel de rotatiepositiedetectiemiddelen als de commandomiddelen zodanig worden bestuurd, dat de draaitafel in een gewenste rotatiepositie tot stilstand komt.

De uitvinding zal worden verduidelijkt in de 20 nu volgende beschrijving aan de hand van de bijbehorende tekening van enige uitvoeringsvormen, waartoe de uitvinding zich echter niet beperkt. In de tekening tonen: figuur 1, in perspectief, een platenspeler volgens de uitvinding, 25 figuur 2 een blokschema van een besturings- . schakeling voor een platenspeler volgens de uitvinding, figuur 3 een blokschema van een andere uitvoeringsvorm van een besturingsschakeling voor een platenspeler volgens de uitvinding, 30 figuur 4A-4D enige tijdschalen ter verduide lijking van de werking van de platenspeler volgens de uitvinding, figuur 5, op grotere schaal, een doorsnede door de rotatiepositiedetectiemiddelen van een platenspeler 35 volgens de uitvinding, en figuur 6 een uitvoeringsvoorbeeld van een op de draaitafel aangebracht coderingsbord.

8100235 r # - 4 -

Figuur 1 toont in perspectief een uitvoeringsvorm van een platenspeler volgens de uitvinding. Daarbij wordt een draaitafel 3 met constante snelheid in rotatie aangedreven door een niet in de tekening weergegeven aandrijfmotor; een 5 groef tas ter arm 6 met een groeftaster 5 voor aftasting van de geluidsgroef van een op de draaitafel 3 geplaatste grammofoonplaat 4 bevinden zich op het bovenpaneel 2 van het platen-spelerhuis 1. Een deksel 7 kan in acht scharnieren aan het platenspelerhuis 1 èn dient voor bedekking van de draaitafel 10 3 en de groeftasterarm 6. Gewoonlijk dient bij een platen speler van het hier beschreven type het deksel 7 te worden geopend om een grammofoonplaat 4 op de draaitafel 3 te plaatsen, zodanig, dat de zich op de bovenzijde van de grammofoonplaat 4 bevindende label 9 gemakkelijk kan worden af-15 gelezen, zoals figuur 1 laat zien.

Teneinde de aandrijving in rotatie van de draaitafel 3 nauwkeurig bij een vooraf bepaalde snelheid te laten plaatsvinden, worden door middel van een frequentiegenerator 10 (zie figuur 3) met de rotatiebeweging van de draaitafel 20 3 in frequentie gesynchroniseerde signalen opgewekt, welke aan een motoraandrijfschakeling 11 worden toegevoerd voor regelbare bekrachtiging van de aandrijfmotor 12 via een snel-heidsnastuurmechanisme. De daartoe dienende frequentiegenerator 10 heeft gewoonlijk de gedaante van een gemagnetiseerd 25 lichaam met een aantal noord- en zuidpolen, welke langs de gehele buitenomtrek.van de draaitafel 3 zijn aangebracht, waaraan een magnetische sensor is toegevoegd; ook is een grotendeels optische uitvoering mogelijk mét een slipplaat of een reflecterende plaat, welke een sleufvormig signaal-30 patroon vertoont, een lichtgevend element en een lichtont-vangend element.

Wanneer de groeftasterarm 6, welke de groeftaster 5 draagt, door een op het platenspelerhuis 1 aangebrachte armlift 13 verticaal wordt verplaatst, wordt deze 35 bedri jfstoestand van de groef tasterarm 6 gedetecteerd door een detectieschakeling 14. Deze kan bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als een eveneens uit een gemagnetiseerd lichaam en een 8 1 0 0 2 3 5 * · - 5 - magnetische sensor bestaande verplaatsingsdetector. Van de rotatiehoekpositie van de draaitafel 3 ten opzichte van het platenspelerhuis 1 wordt de absolute of de relatieve waarde gedetecteerd door een detectieschakeling 15; de draaitafel 5 wordt in een vooraf bepaalde rotatiepositie tot stilstand gebracht door middel van remmiddelen 17, welke de vorm kunnen hebben van een electromagnetische reminrichting, welke wordt bekrachtigd door een rembekrachtigingsschakeling 16, welke op basis van het uitgangssignaal van de detectieschakeling 10 15 wordt bestuurd.

Zoals de figuren 2 en 3 laten zien, worden de mótorbekrachtigingsschakeling 11 van de aandrijfmotor 12 voor aandrijving in rotatie van de draaitafel 3 en de schakeling 16 voor bekrachtiging van de electromagnetische remin-15 richting 17 bestuurd door een besturingsschakeling 21. Deze ontvangt commandosignalen, welke in reactie op bediening van een op het platenspelerhuis 1 aangebrachte starttoets 18 en stoptoets 19 door een commandoschakeling 20 worden afgegeven, benevens de detectie-uitgangssignalen van de reeds genoemde 20 bedrijfstoestandsdetectieschakeling 14 en rotatiepositie-detectieschakeling 15.

Wanneer als gevolg van bediening van de starttoets 18 en het daaruit resulterende commandosignaal bij het begin van de dalende beweging van de groeftasterarm 6 het 25 detectie-uitgangssignaal van de bedrijfstoestandsdetectie-schakeling 14 verschijnt, bestuurt de schakeling 21 de motor-aandrijfschakeling 11 zodanig, dat de draaitafel 3 door de aandrijfschakeling 11 in rotatie wordt gebracht en vóör het einde van de dalende beweging van de groeftasterarm 6 op een 30 vooraf bepaalde rotatiesnelheid wordt gebracht; na voltooiing van een af speling wordt de bekrachtiging van de aandrijf motor 12 op basis van het detectie-uitgangssignaal van de detectieschakeling 14 bij de stijgende beweging van de groeftasterarm 6 onderbroken, terwijl de draaitafel 3 dan op basis van het 35 detectie-uitgangssignaal van de rotatiepositiedetectieschakeling 15 door bekrachtiging van de reminrichting 17 in een vooraf bepaalde rotatiepositie tot stilstand wordt gebracht.

8 1 0 0 2 3 5 Bi3 een uitvoeringsvorm van de uit- ·. * - 6 - vinding geldt, zoals figuur 4A laat zien, dat bij groeftaster- inloop, waarbij de groeftaster 5 na bediening van de start- toets 18 (zie figuur 4D) op een inlooppunt aan het begin van de groef van een grammofoonplaat wordt neergelaten, de van de 5 motoraandrijfschakeling 11 afkomstige bekrachtigingsstroom (zie figuur 4C) voor de aandrijfmotor 12 begint te vloeien op het tijdstip t^ (zie figuur 4B), waarop de dalende beweging van de groeftasterarm 6 via de besturingsschakeling 21 wordt gestart door het detectie-uitgangssignaal van de bedrijfs- 10 toeètandsdetectieschakeling 14; de rotatie van de draaitafel 3 wordt op een vooraf bepaalde snelheid gebracht gedurende een periode Tg, welke zich uitstrekt tot het tijdstip waarop de dalende beweging van de groeftasterarm 6 is voltooid.

Teneinde het mogelijk te maken, dat de draaitafel 3 in be- 15 trekkelijk korte tijdsduur, dat wil zeggen gedurende een korte periode T , op de gewenste vooraf bepaalde snelheid komt, ver-s dient het aanbeveling, dat de aandrijfmotor 12 een aanzienlijk koppel kan leveren. Tijdens afspeling van een op de met een dergelijke snelheid in rotatie aangédreven draaitafel 3 ge-20 plaatste grammofoonplaat 4 wordt de registratie- of geluids-groef van de plaat 4 afgetast door de naald van de groeftaster 5, welke door de groeftasterarm 6 wordt gedragen. Wanneer vervolgens tijdens afspeling van een programma ter onderbreking van een dergelijke afspeling de stoptoets 19 wordt ingedrukt, 25 wordt de groeftasterarm 6 door de armlift 13 opgeheven, terwijl de levering van'een bekrachtigingsstroom door de schakeling 11 aan de aandrijfmotor 12 onmiddellijk op het tijdstip tg wordt onderbroken wanneer de detectieschakeling 14 een dergelijke stijgende beweging van de groeftasterarm 6 vast-30 stelt? tegelijkertijd wordt door de rembekrachtigingsschakeling 16 op basis van het detectie-uitgangssignaal van de rotatie-positiedetectieschakeling 15 een bekrachtigingsstroom aan de reminrichting 17 toegevoerd, zodanig, dat <fe draaitafel 3 in de vooraf bepaalde, gewenste rotatiepositie tot stilstand 35 komt. Wanneer de afspeling van een programma niet wordt onderbroken, dat wil zeggen wordt voortgezet tot het eindpunt van de op de grammofoonplaat 4 aangebrachte geluidsgroef, zal een 8100235 - 7 - niet in de tekening weergegeven uitloopdetector automatisch de armlift 13 bekrachtigen om de groeftasterarm 6 op te heffen; dit geschiedt op het tijdstip t4, waarop de uitloop-detector de voltooiing of beëindiging van af speling vaststelt.

5 Wanneer de groeftasterarm 6 wordt opgeheven, wordt de aandrijving in rotatie van de draaitafel 3 onderbroken. Daarna wordt de groeftasterarm 6 naar zijn uitgangspositie op een armsteun 22 teruggebracht.

Aan de hand van de figuren 5 en 6 volgt nu 10 een beschrijving van concrete uitvoeringsvormen van de rota-tiepositiedetectieschakeling 15 en van de besturingsschakeling 21, welke worden toegepast om de draaitafel 3 in een vooraf bepaalde rotatiepositie tot stilstand te brengen. Bij deze uitvoeringsvormen vindt detectie van de rotatiehoek-15 positie van de draaitafel 3 ten opzichte van het platenspeler-huis 1 ten behoeve van de besturing plaats op basis van een absoluut adres; zoals de figuren 5 en 6 laten zien, vertoont de draaitafel 3 aan zijn omtreksflens 3A vier rijen sleuven 30a, 30b, 30c en 30d, welke tezamen een vier-bits coderings-20 patroon vormen, dat de rotatiehoekpositie met intervallen van 360°/l5 in absolute adreswaarden vastlegt. Dit coderings-patroon met de sleuven 30a - 30d kan worden uitgelezen door een codelezer 33, welke bestaat uit vier paren lichtgevende dioden 31& - 31^ en vier respectievelijk daar tegenover aan-25 gebrachte en tezamen daarmede de omtreksflens 3A van de draaitafel 3 op de wijze van een sandwich insluitende fototransis-toren 32a - 32d.

In het coderingspatroon kunnen de sleuven 30a -30d bijvoorbeeld worden verdeeld op basis van een code met 30 binair-decimale notatie (BCD -code), zoals figuur 6 laat zien, waarbij respectievelijk de absolute adreswaarden "1" - "IS" voorkomen.

De codelezer 33 voor uitlezing van het coderingspatroon met de sleuven 30a - 30d is aangesloten aan een 35 besturingsschakeling 21 van de gedaante 21A volgens figuur 2 voor levering van een vier-bits rotatiepositie-informatie-signaal, dat de momentane rotatiehoekpositie van de draaitafel 8100235 - 8 - 3 vertegenwoordigt, aan een besturingsblok 35 en aan een in-forxnatie-opslagblok 36.

De besturingsschakeling 2IA omvat het informatie-opslagblok 36 voor tijdelijke opslag van het genoemde 5 rotatiepositie-informatiesignaal aan het begin van de rotatie van de draaitafel 3, de rembekrachtigingsschakeling 16 voor bekrachtiging van de reminrichting 17 in afhankelijkheid van het uitgangssignaal van een informatievergelijkingsblok 37, dat het aan het begin van rotatie van de draaitafel 3 in het 10 informatie-opslagblok 36 opgeslagen positie-informatiesignaal vergelijkt met het momentane of actuele positie-informatie-signaal: van ieder ogenblik, benevens het besturingsblok 35 voor besturing van de werking van het informatie-opslagblok 36 en het informatievergelijkingsblok 37; deze laatstgenoemde 15 besturing verloopt op de volgende wijze: de fototransistoren 32a - 32d van de codelezer 33 leveren via respectievelijke invertoren 38A-38D een vier-bits rotatiepositie-informatiesignaal in parallelvorm aan de informatie-ingangsaansluitingen van de als informatie-opslag-20 blok 36 functionerende, vier-bits BCD-vergrendelschakeling 36a toe en voorts aan de respectievelijke ene ingangsaansluitingen van vier EN-poortschakelingen 42A-42D van het besturingsblok 35 en aan de vier ingangsaansluitingen van een 0F-poortschakeling 43. Aan de respectievelijke andere ingangs-25 aansluitingen van de EN-poortschakelingen 42A-42D van het besturingsblok 35 wordt het uitgangssignaal \an een eerste flipflop 44 van het RS-type toegevoerd; deze flipflop 44 wordt ingesteld door het startsignaal, dat het begin van de rotatie van de draaitafel 3 commandeert, en teruggesteld door 30 het stopsignaal, dat het einde of onderbreking van de aandrijving in rotatie commandeert. Deze eerste flipflop 44 van het RS-type vormt de reeds genoemde commandoschakeling 20.

De respectievelijke uitgangssignalen Q1 van de eerste flipflop 44 dienen voortsvoor de poortbesturing van twee 35 verdere EN-poortschakelingen 42E, 42F van het besturingsblok 35. Via deze EN-poortschakelingen 42E, 42F wordt het van de bedrijfstoestandsdetectieschakeling 14 afkomstige detectie-uitgangssignaal aan respectievelijk de terugstelingang en de instelingang van een derde flipflop 47 van het RS-type toe- 8100235 /· - 9 - gevoerd; deze derde flipflop 47 bestuurt door middel van zijn uitgangssignaal de werking van de motorbekrachtigingsscha-keling 11. De reeds genoemde OF-poortschakeling 43 levert via een NIET.-EN-poortschakeling 45, waarvan de poortbesturing 5 door het uitgangssignaal van de eerste flipflop 44 plaats vindt, aan de stelingangsaansluiting van een tweede flipflop 46 van het RS-type, welke aan zijn terugstelingangsaansluiting het uitgangssignaal Q^-'van de eerste flipflop 44 krijgt toegevoerd, evenals een terugstelimpuls van een impulsgenerator 10 48, welke dergelijke impulsen afgeeft wanneer het voedings-apparaat van de grammofoon wordt ingeschakeld. De tweede flipflop 46 levert zijn uitgangssignaal Q2 aan de stuurin-gangsaansluiting van de BCD-vergrendelingsschakeling 36a voor vergrendeling van dat rotatiepositie-informatiesignaal, dat 15 de rotatiepositie van de draaitafel 3 aan het begin van de rotatie daarvan vertegenwoordigt, in de vergrendelschakeling 36a.

De vier EN-poortschakelingen 42A - 42D worden door het uitgangssignaal van de eerste flipflop 44 openge-20 stuurd wanneer deze laatstgenoemde wordt teruggesteld door het stopsignaal, dat hét einde of een onderbreking van de aan-drijving-in rotatie van de draaitafel 3 commandeert; de vier EN-pportschakelingen voeren dan de respectievelijke bitinfor-matiewaarden van het door de respectievelijke fototransistoren 25 32a - 32d van de codelezer' 33 afgegeven rotatiepositie-infor-. matiesignaal in parallelvorm aan de ene groep informatie-in-gangsaansluitingen van de vier-bits BCD-vergelijkingsschake-ling 37a, welke het informatievergelijkingsblok 37 vormt, toe? dit rotatiepositie-informatiesignaal vertegenwoordigt op ieder 30 ogenblik de momentane rotatiehoekpositie van de draaitafel 3.

Door de BCD-vergrendelschakeling 36a, welke het informatie-opslagblok 36 vormt, wordt bovendien aan de andere groep ingangsaansluitingen van de BCD-vergelijkings-schakeling 37a in parallelvorm de in de vergrendelschakeling 35 opgeslagen uitgangsinformatiewaarde, dat wil zeggen de infor-matiewaarde bij het begin van de rotatie van de draaitafel 3, van het rotatiepositie-informatiesignaal toegevoerd; de BCD-vergeli jkingsschakeling 37a levert bij detectie van coïncidentie 8100235 - 10 - van beide informatiesignaalwaarden, dat wil zeggen wanneer de momentane rotatiepositie met dié bij het begin van rotatie van de draaitafel 3 overeenstemt, een uitgangsdetectiesignaal aan de rembekrachtigingsschakeling 16 voor zodanige bekrach-5 tiging van de reminrichting 17, dat de draaitafel 3 tot stilstand komt.

Wanneer de draaitafel 3 op een dergelijke wijze tot stilstand wordt gebracht, zal hij steeds tot stilstand komen in zijn uitgangspositie. Aannemende dat deze uitgangs-10 positie geschikt is gekozen, kan de bedieningspersoon van de platenspeler de op de label van de daarop geplaatste grammofoonplaat 4 aangebrachte vermeldingen gemakkelijk aflezen.

Bij de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvorm wordt de rotatiehoekpositie van de draaitafel steeds 15 in hoekwaarden van 360°/15 uitgedrukt. Uiteraard kan de rotatiepositie van de draaitafel en van een daarop geplaatste grammofoonplaat op nauwkeuriger wijze worden bepaald door een coderingspatroon met een groter aantal bitplaatsen toe te passen. Ook is het mogelijk, dat geen optische uitlezing van 20 een door sleuven bepaald coderingspatroon wordt toegepast, doch een coderingspatroon met magnetisch geregistreerde merktekens, dat door een magneetkop wordt afgetast.

Voor de detectie van de rotatiehoekpositie van de draaitafel 3 ten opzichte van het platenspelerhuis 1, 25 teneinde op basis van deze detectie de draaitafel 3 steeds in dezelfde hoekpositie tot stilstand te brengen, kan in plaats van een besturingsschakeling van het type 21A ook een bestu-ringsschakeling van de gedaante 21B volgens figuur 3 tvorden toegepast; daarbij worden door de frequentiegenerator 10 30 synchroon met de rotatie van de draaitafel 3 afgegeven fre-quentiesignalen gebruikt.

Daartoe is de besturingsschakeling 21D uitgerust met een frequentieteller 53 voor telling van de frequentiegenerator 10 afkomstige frequentiesignalen, een rembekrachti-35 gingsschakeling 16 voor bekrachtiging van de reminrichting 17 en met een besturingsblok 55 voor besturing van de rembe-krachtigingsschakeling 16 op basis van door de frequentieteller 53 afgegeven uitgangssignalen. De frequentieteller 53 8100235 - 11 - wordt gevormd door een teller, welke volgens het N-tallige stelsel werkt, waarbij N een vooraf bepaalde frequentiewaarde is, welke per gehele omwenteling van de draaitafel 3 door de frequentiegenerator 10 wordt afgegeven. Gewoonlijk geeft de 5 frequentiegenerator van een platenspeler een frequentiesignaal van 512 golven per gehele omwenteling van de draaitafel af, zodat een 512-tallige teller, bijvoorbeeld een 9-bits binaire teller, als frequentieteller 53 kan worden toegepast.

Het besturingsblok 55 stelt de frequentieteΙ-ΙΟ Ier 53 terug bij ontvangst van het startsignaal, dat het begin · van aandrijving in rotatie van de draaitafel 3 commandeert, en levert het uitgangssignaal van de frequentieteller 53 aan de rembekrachtigingsschakeling 16 in reactie op het stopsignaal, dat het einde of een onderbreking van de aandrijving 15 in rotatie commandeert. Het besturingsblok 55 omvat een flipflop 56 van het RS-type, die door het genoemde startsignaal wordt teruggesteld en door het genoemde stopsignaal wordt ingesteld, een door iedere dalende flank van het uitgangssignaal Q van de flipflop 56 aangestoten monostabiele multivibrator 20 57, een aan poortbesturing door het uitgangssignaal Q van de flipflop 56 onderworpen EN-poortschakeling 58, een impulsgenerator 59 voor afgifte van. terugstelimpulsen bij inschakeling van het voedingsapparaat, en een OF-poortschakeling 60 voor toevoer van een van de impulsgenerator 59 afkomstige terug-25 stelimpuls en het uitgangssignaal van de monostabiele multivibrator 57 aan de terugstelingangsaansluiting van de frequentieteller 53.

Bij een op dergelijke wijze bestuurde rembekrachtigingsschakeling 16 worden de van de frequentiegenera-30 tor 10 afkomstige frequentiesignalen door de bij het begin van rotatie van de draaitafel 3 teruggestelde frequentieteller 53 geteld, zodat de momentane rotatiehoekpositie van de draaitafel 3 in de vorm van een relatief adres wordt weergegeven.

Dit wil zeggen, dat de rotatiehoekpositie van de draaitafel 3 35 aan het begin van zijn rotatiebeweging het adres 0 krijgt toegevoerd, terwijl bij onderbreking of beëindiging van de draai-tafelrotatie de rembekrachtigingsschakeling 16 wordt bestuurd door het uitgangssignaal van de frequentieteller 53, welk uit- 8100235 - 12 - gangssignaal steeds na iedere omwenteling van de draaitafel 3, dat wil zeggen steeds wanneer opnieuw het adres 0 passeert, wordt afgegeven. Een op dergelijke wijze tot stilstand gebrachte draaitafel 3 zal steeds in dezelfde rotatiepositie 5 als bij het begin van zijn rotatiebeweging tot stilstand komen, zodat de label 9 van een op de draaitafel geplaatste grammofoonplaat 4, indien op geschikte wijze op de draaitafel 3 geplaatst, onder alle omstandigheden gemakkelijk door de gebruiker kan worden afgelezen. Bij de hier beschreven uit-10 voeringsvorm van de uitvinding wordt de rotatiepositie, waarin de draaitafel 3 tot stilstand wordt gebracht, bestuurd op basis van het frequentiesignaal, dat wil zeggen het uitgangssignaal van de frequent!egenerator 10, welke in het algemeen bij platenspelers wordt toegepast, zodat de door de 15 uitvinding voorgestelde maatregel voor het op gecontroleerde wijze tot stilstand brengen van de draaitafel op zeer eenvoudige wijze kan worden gerealiseerd.

Zoals üit het voorgaande blijkt, kunnen de beoogde doelen op bevredigende wijze worden gerealiseerd 20 door middel van een platenspeler,, welke niet alleen is uitgerust met een draaitafel voor opname van een grammofoonplaat, middelen voor aandrijving in rotatie van de draaitafel met constante snelheid, remmiddelen voor onderbreking van de rotatiebeweging van de draaitafel, een groeftaster 25 voor uitlezing van opgenomen signalen uit een op de draaitafel geplaatste grammofoonplaat, en met een in verticale richting beweegbare groeftasterarm, doch volgens de uitvinding tevens wordt gekenmerkt door met de draaitafel gekoppelde detectiemiddelen voor detectie van de rotatiepositie 30 daarvan en door commandomiddelen voor beëindiging van de af-spèling van een grammofoonplaat, waarbij de remmiddelen door de uitgangssignalen van zowel de rotatiepositieidetectiemidde-len als de commandomiddelen zodanige worden bestuurd, dat de draaitafel in een gewenste rotatiepositie tot stilstand komt, 35 zodanig, dat een'gebruiker zowel direct vóór als direct na het afspelen van een grammofoonplaat gemakkelijk in staat is tot aflezing van de op de label van een op de draaitafel geplaatste grammofoonplaat aangebrachte vermeldingen.

8100235 - 13 -

De uitvinding beperkt zich niet tot de in het voorgaande beschreven en in de tekening weergegeven uitvoeringsvormen; verschillende wijzigingen kunnen in de beschreven componenten en in hun onderlinge samenhang worden aangebracht, 5 zonder dat daarbij het kader van de uitvinding wordt overschreden.

8100235

Claims (4)

1, Platenspeler met een draaitafel voor opname van een grammofoonplaat, middelen voor aandrijving in rotatie van de draaitafel met constante snelheid, remmiddelen voor onderbreking van de rotatiebeweging van de draaitafel, 5 een groeftaster voor uitlezing van opgenomen signalen uit een op de draaitafel geplaatste grammofoonplaat, en met een in verticale richting bewéegbare groeftasterarm, gëkenmerkt door met de draaitafel gekoppelde detectiemiddelen voor detectie van de rotatiepositie daarvan en door commandomiddelen voor 10- beëindiging van de af speling van een grammofoonplaat, waarbij de remmiddelen door de uitgangssignalen van zowel de rotatiepositiedetectiemiddelen als de commandomiddelen zodanig worden bestuurd, dat de draaitafel in een gewenste rotatiepositie tot stilstand komt.

2. Platenspeler volgens conclusie 1, voorzien van een frequentiegenerator voor afgifte van signalen van een vooraf bepaalde frequentie N voor iedere omwenteling van de draaitafel, gekenmerkt door een N-tallige teller voor telling van de frequentie van de door de frequentiegenerator af-20 gegeven signalen, waarbij het uitgangssignaal van de N-tallige teller aan de remmiddelen wordt toegevoerd voor zodanige besturing daarvan, dat de draaitafel tot stilstand wordt gebracht.

3. Platenspeler volgens conclusie 1, met hét kenmerk, dat de rotatiepositiedetectiemiddelen een aan de 25 draaitafel aangebracht coderingspatroon voor aanwijzing van de rotatiehoekpositie van de draaitafel in de vorm van een absoluut adres, benevens een codelezer voor uitlèzing van het coderingspatroon en een gëheugeninrichting voor tijdelijke opslag van bij het begin van rotatie van de draaitafel uit 30 het coderingspatroon-uitgelezen adresinformatie omvatten, zodanig, dat een informatievergelijkingsschakeling bij het tot stilstand brengen van de draaitafel de coïncidentie detecteert van de dan momentane adreswaarde met de bij het begin van de rotatiebeweging in de geheugeninrichting opgeslagen 35 adreswaarde, terwijl de remmiddelen door het coïncidentiede- 8100235 -15- tectiesignaal van de informatievergelijkingsschakeling worden bestuurd voor het tot stilstand brengen van de draaitafel.

4. Platenspeler volgens conclusie 1, gekenmerkt door middelen voor detectie van een stijgende be-5 weging en een dalende beweging van de groeftasterarm, waarbij de aandrijving in rotatie van de draaitafel bij het begin van een dalende beweging van de groeftasterarm door het detectie-uitgangssignaal van deze detectiemiddelen wordt gestart, zodanig, dat de draaitafel voor beëindiging van de dalende be-10 weging van de groeftasteram een vooraf bepaalde rotatiesnel-heid kan hebben bereikt, terwijl de bekrachtiging van de aandrijf middelen door het detectie-uitgangssignaal van de detectiemiddelen wordt onderbroken wanneer de groeftasterarm wordt opgeheven. 8100235