NL8020299A - Verbeterde schroef-moer-eenheid of schroefverbinding. - Google Patents

Description

802030!

Lx 5836

Verbeterde schroef-moer-eenheid of schroefverbinding.

De uitvinding heeft betrekking op schroeven en schroefverbindingen, omvattende een schroefstang met tenminste een schroef-draadloos gedeelte, dat zich langs de schroef kan uitstrekken, alsmede tenminste een moer met een schroefdraadgedeelte, dat aan het 5 schroefdraadloze gedeelte van de schroefstang is aangepast. De schroefstang en de bijbehorende moer kunnen daarbij in de asrichting ten opzichte van elkaar bewegen, waarbij het schroefdraadgedeelte van de moer langs het schroefdraadloze gedeelte van de schroefstang kan bewegen. De schroefstang en de bijbehorende moer kunnen zodanig 10 ten opzichte van elkaar worden gedraaid, dat de schroefdraadgedeelten van de moer en van de schroefstang met elkaar in aangrijping komen.

Bij een dergelijke schroefverbinding kunnen de schroefstang en de moer snel in de asrichting ten opzichte van elkaar worden ver-plaatst, waarbij een snelle vastzet- en losmaakwerking kan worden ver-15 kregen, welke schroefverbindingen voor verschillende doeleinden kunnen worden toegepast, zoals in vijzels of in afsluiters voor het snel afsluiten van grote stroomsterkten.

Een aan dergelijke schroefverbindingen eigen vraagstuk is, dat het verwijderen van de schroefgangen op een of meer gedeelten 20 van de schroefstang en van de moer tot een aanmerkelijke vermindering van de sterkte van de schroefverbinding leidt. De schroefgangen van de schroefstang zijn de zwakste gedeelten van de verbinding, en worden het sterkst aan spanningen onderworpen. Een ander vraagstuk is de moeilijkheid om op een redelijke wijze een gunstige verdeling van 25 het oppervlak van de schroefdraadaanraking over de omtrek van de schroefstang te verkrijgen. De gangbare oplossing van dit vraagstuk is het in twee, drie of vier symmetrisch over de omtrek verdeelde gedeelten verdelen van de schroefgangen. Dit vergroot echter de ver-vaardigingskosten aanmerkelijk, terwijl bovendien de schroefdraad nog 30 verder wordt verzwakt, aangezien elke schroefgang in elk gedeelte twee afgeschuinde inloopgedeelten moet bezitten. Voorts kunnen bijkomende gedeelten van de aanrakingsvlakken van de schroefgangen niet worden gebruikt wegens de speling, die tussen de schroefdraadgedeel-ten van de schroefstang en de moer vereist is. Deze speling is name-35 lijk vereist, omdat anders vuil, dat tussen de beide schroefdraad- 8 0 2 0 2 9 9 - 2 - gedeelten is binnengedrongen, de werking van de schroefverbinding zou hinderen. Een bijkomend nadeel van het gebruik van verscheidene schroefdraadgedeelten is, dat daardoor ook het aantal hoekstanden groter wordt, waarin de beide schroefdraden geheel buiten aangrij-5 ping zijn, waarvan het gevolg is, dat de omtrekslengte, waarover een aangrijping mogelijk is, wordt verkleind.

De uitvinding beoogt de voornoemde nadelen in dergelijke , schroefverbindingen te vermijden, en verschaft een schroefverbinding met een aanmerkelijk verbeterde sterkte in vergelijking met die bij 10 de bekende verbindingen.

Dit wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat het schroefdraadloze gedeelte van de schroefstang en het schroefdraadge-deelte van de moer schroeflijnvormig'rond de schroefstang resp. de moer verlopen.

15 De uitvinding zal in het onderstaande nader worden toege licht aan de hand van een tekening; hierin toont: fig. 1 een zijaanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van een schroefverbinding volgens de uitvinding; fig. 2 een overeenkomstig aanzicht van een tweede uitvoe-20 ringsvorm volgens de uitvinding; en fig. 3 en b doorsneden van de bij de verbindingen volgens fig. 1 resp. 2 behorende moeren.

De schroefverbinding volgens fig. 1 omvat een schroefstang 1 en een moer 2, waarbij de schroefstang van een kop 10 is voorzien, 25 waarbij deze kop en de moer 2 ter weerszijden van een werkstuk 3 zijn aangespannen. De schroefstang omvat een schroefdraadgedeelte 4-, dat zich over de gehele lengte rond de schroefstang uitstrekt, alsmede een gedeelte 5, dat schroefdraadloos is, en dat zich schroeflijnvormig rond de schroefstang uitstrekt, en daarbij de schroefdraadge-30 deelten daarvan van elkaar scheidt. Het gedeelte 5 verloopt volgens een schroeflijn met een spoed, die aanmerkelijk groter is dan de spoed van de afzonderlijke schroefgangen 6. De schroefgangen 6 zullen zich derhalve slechts over een gedeelte van de omtrek van de schroefstang 1 uitstrekken. In de beide in de tekening afgebeelde uitvoe-35 ringsvoorbeelden hebben het schroefdraadgedeelte k en het schroefdraadloze gedeelte 5 dezelfde breedte.

Het binnenoppervlak van de moer 2, dat in fig. 3 is afgeheeld, is van schroefgangen 7 eu van een schroefdraadloos.gedeelte 8 voorzien, die overeenkomen met de schroefgangen resp. het schroef- 8020299 -3- draadloze gedeelte van de schroefstang 1. De moer 2 kan op het uiteinde 9 van de schroefstang worden geplaatst, waarbij de schroefgangen 7 ervan het sehroefdraadloze gedeelte 5 van de schroefstang binnentreden, waarna de moer langs de schroefstang 1 kan worden ver-5 plaatst, terwijl de schroefgangen ervan dit sehroefdraadloze gedeelte leiden. De moer kan vervolgens in aangrijping met de schroefgangen 6 worden gedraaid ter plaatse van elke gekozen schroefdraad ingang. Vanneer de schroefdraadgedeelten 6 en 7 niet met elkaar in aangrijping zijn, kan de moer 2 onder het uitvoeren van een draaibe-10 weging langs de schroefstang glijden, waarbij de schroefgangen 7 in het sehroefdraadloze gedeelte 5 zijn gelegen, terwijl de schroef-draadgedeelten 6 van de schroefstang zich in het sehroefdraadloze gedeelte 8 van de moer bevinden.

Bij het aandraaien van de moer zal de op de schroefgangen 15 6 en 7 uitgeoefende schuifspanning Qt^xsde samenwerkende oppervlak-ken van beide worden verdeeld, zowel langede omtrek van de schroefstang als in de asrichting daarvan. Op deze wijze wordt een stevige verbinding verkregen. Bij de bekende schroefverbindingen van deze soort, die niet deze snelle aangrijp- en losmaakwerking hebben wordt 20 de belasting en daardoor de schuifspanning in hoofdzaak uitgeoefend op die schroefgang, die het eerst in aangrijping is gekomen. Bij de uitvoering volgens de uitvinding werden de schuifspanningen echter veel gelijkmatiger in de asrichting verdeeld, hetgeen de algemene sterkte van de verbinding verbetert.

25 Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 1 en 3 is een rechtse schroefdraad aanwezig, terwijl het sehroefdraadloze gedeelte 5 volgens een linkse schroef verloopt. De snelle verplaatsing in de richting van de kop 10 wordt verkregen, wanneer de moer naar links wordt gedraaid, terwijl het aanspannen en vergrendelen plaatsvindt door de 30 moer naar rechts te draaien.

De schroefgangen en het sehroefdraadloze gedeelte kunnen echter ook beide rechts of links zijn, zoals in fig. 2 en b is afge-beeld. Daarbij zijn dezelfde verwijzingsgetallen gebruikt als in het geval vanfig· 1 en 3· Een voordeel van deze tweede uitvoeringsvorm 35 is, dat onder overigens gelijke omstandigheden,zoals dezelfde breedte van het schroefdraadgedeelte ^ en dezelfde schroefdraadspoed, afzonderlijke schroefgangen 6 zich over meer dan een halve omtrekslengte van de schroefstang 1 kunnen uitstrekken, terwijl in het geval van de uitvoeringsvorm volgens fig. 1 en 2 de schroefdraad zich over een 8020299 - k - boog uitstrekt, die kleiner is dan ΐ8θ°.

Bij een andere uitvoeringsvorm bestaat de moer uit twee of meer samenwerkende moeren. In een bepaalde onderlinge hoekstand kunnen deze moeren snel samen langs de schroefstang worden verplaatst, 5 waarbij de schroefdraad ervan in het schroefdraadloze gedeelte 5 van de schroefstang glijdt. Nadat de moeren ten opzichte van elkaar naar de tegengestelde onderlinge hoekstand zijn gedraaid, zal de schroefdraad van deze moeren met de schroefdraad van de schroefstang in aan- . grijping komen. Samen omvatten dan de schroefgangen van de moeren de 10 gehele omtrek van de schroefstang of tenminste een aanmerkelijk gedeelte daarvan, doordat op elk tijdstip een of meer moeren met de schroefgangen 6 van de schroefstang 1 in aangrijping zijn.

Een andere uitvoering omvat twee samenwerkende moeren, waarvan er een van trapeziumvormige schroefdraad is voorzien, die 15 alleen in het gedeelte 5 van de schroefstang kan bewegen. De andere moer is van de beschreven soort, en kan ten opzichte van de eerste worden gedraaid om in en uit aangrijping met de schroefgangen 6 van de schroefstang te worden gebracht.

De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande be-20 schreven of aangeduide uitvoeringsvormen, doch kan nog op vele wijzen worden gewijzigd. Zo kunnen bijvoorbeeld de schroefstang 1 en de moer 2 deel uitmaken van een vijzel of ander hefwerktuig, een afsluit-schuif, of dergelijke meer. Kogels of dergelijke kunnen tussen de schroef en de moer worden aangebracht om de wrijvingskrachten te ver-25 minderen. De schroefdraadgedeelten en de schroefdraadloze gedeelten kunnen verder een spoed hebben, die afwijkt van de afgebeelde waarde, terwijl ook een groter aantal ingangen op de schroefstang en op de moer kunnen worden aangebracht. De schroefdraadgedeelten k en 7 en de schroefdraadloze gedeelten 5 en δ behoeven verder niet dezelfde 30 breedte in de asrichting te hebben. Dit kan gunstig zijn met het oog op de sterkte en de duurzaamheid van de verbinding, aangezien de verschillende schroefgangen op de schroefstang 1 en op de moer 2 dan overeenkomstige sterkte-eigenschappen kunnen verkrijgen.

8020299

Claims (2)

1. Verbeterde schroef-raoer-eenheid of schroefverbinding, omvattende een schroefstang met tenminste een schroefdraadloos gedeelte, dat zich langs de schroefstang uitstrekt, en tenminste een moer met een schroefdraadgedeelte, dat past op het schroefdraadloze ge- 5 deelte van de schroefstang, welke schroefstang en welke moer in de asrichting ten opzichte van elkaar kunnen worden geplaatst, waarbij het schroefdraadgedeelte van de moer langs het schroefdraadloze gedeelte van de schroefstang beweegt, terwijl na een onderlinge draaiing het schroefdraadgedeelte van de moer met de schroefgangen van de 10 schroefstang in aangrijping kunnen worden gebracht, met het kenmerk, dat het schroefdraadloze gedeelte (5) van de schroefstang (1) en het schroefdraadgedeelte (7) van de moer (2) schroeflijnvormig langs de schroefstang (1) resp. de moer (2) verlopen.

2. Eenheid volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 15 schroefgangen (6) van de schroefstang (1) een linkse dan wel rechtse schroefzin vertonen, en dat het schroefdraadloze gedeelte (5) ervan een tegengestelde schroefzin heeft. 5* Eenheid volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de schroefgangen (6) van de schroefstang (1) een linkse dan wel rechtse 20 schroefzin vertonen, en dat het schroefdraadloze gedeelte (5) een overeenkomstige schroefzin heeft. Eenheid volgens een van de conclusies 1..3, met het kenmerk, dat de moer (2) uit twee of meer samenwerkende moeren bestaat, die ten opzichte van elkaar draaibaar zijn, en dat in een van de eind-25 standen deze moeren een enkele moer vormen, waarvan de schroefgangen zich rond de gehele omtrek van de schroefstang pf over tenminste een aanmerkelijk gedeelte daarvan uitstrekken. 102029¾