NL8020249A - Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van celvormige glasachtige produkten. - Google Patents

Description

* PCT/N/30.434-tM/id 8020249 i ................................................. .......' i j Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van celvormige | j glasachtige produkten.

| ! Verwij zing naar samenhangende aanvrage i ! : j | ' ; : Deze aanvrage is een continuation-in-part van mijn Amerikaanse octrooiaanvrage serial no. 888.507, inge-| diend 2.0 maart 1978, nu niet verder behandeld.

5: Achtergrond van de uitvinding | ! 1. Gebied van de uitvinding

Deze uitvinding heeft betrekking op de vervaar- i ' diging van celvormige glasachtige platen of vormen waarvan : i ! een belangrijk deel van het volume bestaat uit in de cellen 10; opgesloten gassen, en betreft in het bijzonder de werkwijze | en inrichting voor het vervaardigen van celvormig glasachtig vuurvast materiaal in voorgeschreven vormen en produkten i ; daarvan met geringere dichtheden dan gebruikelijke baksteen | i of tegels, en die meer ondoordringbaar zijn.

! ! : ' i j · ; 15; 2. Beschrijving van de bekende stand van de techniek |j Er is een commerciële producent van celvormige j glasblokken die een werkwijze toepast waarin poedervormig j of verpulverd glas het belangrijkste ruwe materiaal is. Het uit fijne deeltjes bestaande glaspoeder wordt gemengd met ! 20; twee chemische bestanddelen die reageren om gas te vormen bij 1 1 8 0 2 0 2 4 9 een temperatuur boven het punt waar het glas sintert om het i i i glas in te sluiten. Dezelfde maatschappij bezit het Ameri-j ; kaanse octrooi 2.890.127 dat de toepassing van poedervormig ' kwartsiet beschrijft als lading en afzonderlijke koolstof-:25; deeltjes of silicium carbide, waarbij de koolstof reageert j ! met Si02 om het schuimende gas te vormen. Deze bezit ook I j het Amerikaanse octrooi 2.890.126 dat het ondersteunen van

I I

j ! de lading door grafietplaten beschrijft en de toevoeging van I ! I i verbindingen zoals veldspaat, aan het mengsel van octrooi : 30 2.890.127 om de viscositeit te verlagen en het sinteren en i de celvorming te verbeteren. De commerciële produktie werd .

_J met tussenpozen meerdere jaren aangehouden en daarna niet ' <.

-2- i Ί .......... ............ ...........""".................................

verder voortgezet. Deze twee octrooien wezen op de radicaal ; verbeterde ëigenschappen die worden verkregen wanneer de i j glasblokken bestaan uit bijna zuiver silicaglas.

| De oven voor het bovenbeschreven commerciële . i i | 5\ proces was gemaakt van grafietplaten die werkten als weer- : j standsverhitters. De lading werd gedragen in grafietpannen | die in een rij door de oven werden geduwd. Het proces was i niet succesvol, voor zover ik deze zaak begrijp, omdat het ! i te duur was en de grafietplaten en pannen niet lang zouden j 10; meegaan. Mijn proces vermijdt het dure malen tot een fijne | | deeltjesgrootte en de toepassing van het dure grafiet van ! hoge kwaliteit voor ovendelen en ladingpannen.

Verschillende octrooien beschrijven het schui-! men van verschillende mineralen om de kosten van het eerst 15: maken van poederglas te vermijden. Geen enkele heeft gere- i sulteerd tot een voortgezette commerciële produktie van een [ j plaat of vorm; echter produceerde Dow Chemical voor "marktontwikkeling" bedoelde hoeveelheden van schuimvormige glas-j achtige kleiblokken gedurende meerdere jaren met toepassing 201 van klei als ruw materiaal. De bekende stand van de tech- I ! niek van het zwellen van klei tot klompen van celvormig ma- ! 1 ; teriaal leverde Dow de hete klompen die ze persten en aldus tot blokken lasten, (Amerikaans octrooischrift 3.056.184).

! Eeuwenlang zijn voorgeschreven vormen van dakpan- ï 25| nen, wandtegels, vloertegels, bakstenen en verschillende ke-j ; ramische voorwerpen zoals bloempotten, porselein en dergelij-i ke vervaardigd door een mengsel van klei en water te persen : I ! en dit dan te drogen en te sinteren. Dergelijke produkten i * ! j zoals bakstenen zijn geproduceerd door de kleimengsels te !30! extruderen zodat de lading wordt samengepakt tot vrij dichte | massa's. "Droog" persen van het kleimengsel bij hoge druk is ! ook uitgebreid toegepast.

| i Dergelijke droge kleimengsels die worden gepro duceerd door droog persen of vochtig persen bevatten gewoon-!35[ lijk ongeveer 5% tot 8% vocht en zijn onderworpen aan onge- | veer 70 bar tot ongeveer 350 bar. Bij het volgens de bekende { stand van de techniek extruderen van kleimengsels is het | | vochtgehalte van het kleimengsel gewoonlijk hoger namelijk i ! : I i in de buurt van 15% tot 20%J echter is een zeer belangrijke 8020249 \ -3- i........................................................... ....................-.....................

j i ! druk nog steeds nodig.

i : I Elk van de resulterende dichte mengsels moet ! i vrij langzaam over een langdurige tijdsperiode worden ge- i droogd om de geleidelijke migratie van het vocht door de i : 5 klei toe te laten. Als een dergelijke procedure niet wordt ! vervolgd, kan de klei tijdens het drogen barsten of explo-: deren. De resulterende gesinterde klei is vrij dicht en be- | ! houdt zijn oorspronkelijke vorm zonder barsten of scheuren.

I | j j Het sinteren geschiedt bij een temperatuur onder de smelt- 10: temperatuur van de klei die wordt toegepast. Ik maak gebruik i i van een mengsel dat een laag vochtgehalte heeft en wordt i geperst bij lage drukken. Dit maakt de snelle verhitting van i ! ; de lading nodig die kan barsten bij het sinteren, maar deze barsten worden later verholpen. In het verleden is de cel- i ' | 15; vorming van kleimaterialen toegepast. Bijvoorbeeld leerde j Ford in het Amerikaanse octrooi 2.485.724 dat door toepas- i ! | sing van vloeimiddel het bij lage temperatuur schuimen van ! een speciale klei van Albany slip kon worden uitgevoerd met i I toepassing van een zuurstofbevattend middel en koolstof in j i i 20 de vorm van gasroet. Ford leerde ook dat ureum, suiker , ) dextrose of. melasses kon worden toegepast in plaats van het 1 | gasroet om voorwerpen te produceren met dichtheden van 160 I ; tot 320 kg. per kubieke meter. De baktemperatuur lag in de i buurt van 815® tot 983® C.

|25; In mijn Amerikaanse octrooi 3.967.970 produceer de ik een gezwollen klei door bakken bij ongeveer 1150® C tot ! 0 ! 1260 C van een mengsel van klei, suiker, natrium- of kalium- hydroxyde en water. In voorbeeld 4 van dat octrooischrift i gebruikte ik natriumfosfaat in plaats van het natriumhydro : 30| xyde.

j De werkwijze volgens de onderhavige uitvinding ; ! vermijdt de kosten, moeite en risico's van de toepassing van | ! een vloeimiddel en heeft aldus een schuimprodukt opgeleverd i dat een hoger smeltpunt heeft en meer bestand is tegen water 35 en chemische middelen.

Het Amerikaanse octrooischrift 2.337.672 beschrijft de fabricage van meercellig glas door verhitting ! van een lading van glas, arsenicum-, zink- of cadmiumoxyde I ! en koolstofpoeder voor het verkrijgen van een reaktie tus- i _ | οι·'·;· 8020249 -4- i ! J . sen het oxyde en de koolstof.

i Andere minder toepasselijke Amerikaanse octrooi- ! schriften met betrekking tot het zwellen van keramisch mate-: ! riaal omvatten de volgende: 5! 3.174.870 3.150.988 i 3.666.506 2.880.099 ! 3.536.503 2.564.978 | 3.307.957 2.670.299

Geen van de bovenbesproken vroegere octrooi-10 schriften beschrijft een praktisch middel om snel en econo-i misch een schuimvormig mineraalblok of plaat te produceren.

! Derhalve is een doel van de onderhavige uitvinding het ver- i i schaffen van een inrichting en werkwijze om snel, doelmatig ; | | en tegen lage kosten een schuimvormig mineraal voorwerp te I j |15; vervaardigen.

| Een ander doel van de onderhavige uitvinding is | het verschaffen van een schuimvormig mineraal voorwerp dat sterk isolerend is en licht weegt en toch bestand is tegen I veroudering, corrosie en waterabsorptie.

: 20- Een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een werkwijze en inrichting voor het i produceren van een schuimvormig mineraal materiaal en het | I materiaal zelf dat een hoge constructiesterkte heeft en lastdragende wanden en dakbedekkingen met ver uit elkaar ge-;25 i plaatste steunen kan vormen en kan worden vervaardigd in | grote platen.

I Andere doelen, kenmerken en voordelen van de ! onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden uit de volgen- i i de gedetailleerde beschrijving.

! ' | ' ! 30| Overzicht van de uitvinding ! i : In het kort beschreven maakt de werkwijze vol- ! qens de onderhavige uitvindinq gebruik van laqe druk om een j ladingmengsel uit klei, koolstofhoudend materiaal en vocht

i I

samen te persen, gevolgd door een snelle verhitting om de j 35: kleilading te drogen en het geleidelijk bakken van de in de I vorm gebrachte lading boven de smelttemparatuur op rollen J zonder de noodzaak van dragerplaten om een voorgevormd cel- è 02 0 2 4 9 -5-

ί ’ i I I

I vormig glasachtig ondoorlaatbaar lichtwegend vuurvast materiaal te vervaardigen. De beweging van de lading door de bak- i | i zone is langzaam; echter vindt geen aanmerkelijke doorzak- ! i i i king van de ladingbanden plaats ten gevolge van de hoge vis- i I cositeit van de betreffende gesmolten klei. Barsten die tij- 5; dens het drogen en voorverwarmen optreden worden verhol- ! | pen door het zwellen van de klei.

j In wezen dezelfde procedure wordt gevolgd voor [ het vervaardigen van een vooraf gevormd schuimvormig gesmol-; ten silica voorwerp, waarbij als lsding fijn verdeelde sili- lOi ca en een koolstofhoudend schuimmiddel worden toegepast.

i

Wanneer een klei- of silicaband wordt gereed ge- i i maakt om te worden gevoerd over rollen van de inrichting j wordt in sommige gevallen een scheidings- of loslaatmiddel [ aangebracht op de onderkant en eventueel de zijden van de 15| band.

| De inrichting volgens de onderhavige uitvinding i omvat meerdere naast elkaar geplaatste stellen vochtige aan-| i drukrollen, en aan elk daarvan wordt uit een stortbak een j i ; ! mengsel toegevoerd van klei en/of schalie waarvan het gehal-.

I i ; !20 te aan koolstofhoudend materiaal en het vochtgehalte zijn | I ingesteld. Elk stel rollen extrudeert tevens een vrijmaak- | of scheidingsmiddel rondom de zijkanten en de onderkant van | de band van ruw kleimateriaal dat wordt geextrudeerd. Mond-] stukken voeren glazuur of engobe toe aan de bovenkant van de 25 band.

De kracht van de rollen voert de banden langs I ; evenwijdige horizontale verticaal op afstand liggende banen i j naar de eerste verwarmings- of voorverhittingskamer van de ! i ] oven en vandaar in de verbrandingskamer langs de bovenvlak-i 30' ken van rollen. De einden van de rollen steken buitenwaarts | j van de wanden van de oven uit, en de einddelen zijn onder-j steund op in de omtreksrichting op afstand van elkaar liggende vrij draaiende wielen en kunnen tegelijk worden gero- i teerd door een gemeenschappelijke riem.

35 Brandstof en lucht worden via verdeelstukken toegevoerd aan de branders die versprongen zijn opgesteld i | in tegenover liggende evenwijdige rijen langs de zijden van | de oven in de verbrandingskamer. üitlaatpoorten zijn tegen- 8020249 -6- !............!.................................................................. ........" i ! j I i over de mondstukken aangebracht en voeren naar verdeelstuk- | ken die leiden naar het uitlaatdeel van de voorverwarmings- j kamer van de oven. Uitlaatventilatoren voeren de rookgassen I [af uit het ingangsdeel van de voorverwarmingskamer. In de 5] voorverwarmingskamer vindt gewoonlijk het sinteren van de j banden plaats.

[ | Het schuimen van de gesinterde kleibanden vindt j ! plaats boven ongeveer 1095^ C in de verbrandingskamer, ter- i wijl de banden geleidelijk langs de rollen in de verbrandings-1D kamer worden bewogen. j ! ' De banden treden uit de uitlaat van de verbran- I ! dingskamer in de vorm van ondoordringbare celvormige vuur-| vaste stromen en worden gevoerd in een koeloven waar de tem-| peratuur ervan snel wordt gereduceerd tot de koeltemperatuur; 15| en dan gekoeld. Deze produkten worden van daar toegevoerd i : I aan transporteurs waar ze worden gesneden in rechthoekige i blokken. i

In een andere uitvoering van de uitvinding wordt een lading van silica, koolstofhoudend materiaal en water ge- 20: vormd in een verhitte, lagedrukpers. Een plaat, die is ge- I vormd ;uit aluminiumfolie of een ander vrijmaakmiddel en een laag pek of cokes of kool wordt op het ondervlak van de la-[ ! ding gevormd, terwijl de lading wordt geperst.

I Deze samengepakte silicalading op zijn plaat i i 25 wordt door de oven van eind tot eind gevoerd en voorverhit i en geschuimd op de eerder voor klei beschreven wijze. Cel- I ; vormige gesmolten silicablokken worden gevormd.

; De derde uitvoering omvat tweetraps extruders, i ; die elk drie toevoerrollen hebben om een lading als band uit 30: een stortbak horizontaal aan de oven toe te voeren. Het j scheidingsmiddel wordt van onderen op de band gespoten en het glazuur of engobe van boven. De oven van de derde uitvoering heeft moffelplaten om verticaal op afstand liggende kamers, boven en onder de banden te vormen, en deze kamers 35[ voeren af naar de droog-of voorverhittingszone van de oven.

In de vierde uitvoering is de oven afgebeeld met een cylinder die vooraf geassembleerde pannen met ladin-| gen van groene of ruwe silica toevoert. De secties Van de I pan worden vooraf geassembleerd om een met de hand aangedruk- f?* 8020249

ί I

-7- j I ; I j te lading op te nemen of respectievelijk voorzien' van ge- ! perste ladingen die bij het smelten een monolithisch of tot i één geheel gesmolten produkt vormen.

i ! Korte beschrijving van de tekeningen i ; Fig. IA is een schematische verticale doorsnede ! van een uitvoering van een inrichting voor het vervaardigen | van celvormig vuurvast materiaal volgens de onderhavige uit- ί i vinding, waarbij de inrichting is afgebeeld bij de verwer- i i king van kleiladingen; ! Fig. 1B is een voortzetting van de afbeelding | van de inrichting die is afgebeeld in fig. IA;

Fig. 1C is een voortzetting van de afbeelding van fig. 1B; j Fig. 2 is een verticale doorsnede althans nage- ! noeg volgens de lijn 2-2 in fig. IA; ί Fig. 3 is een verticale doorsnede althans nage-> i noeg volgens de lijn 3-3 in fig. IA; s Fig. 4 is een verticale doorsnede althans nage- ί ί noeg volgens de lijn 4-4 in fig. 1B;

Fig. 5 is een verticale doorsnede althans nagenoeg volgens de lijn 5-5 in fig. 1B; ; Fig. 6 is een verticale doorsnede althans nage- I noeg volgens de lijn 6-6 in fig. 1C; S Fig. 7 is een verticale doorsnede althans nage- 1 ; ί noeg volgens de lijn 7-7 in fig. 1C;

Fig. 8 is een soortgelijke verticale doorsnede i als fig. 4 van een gewijzigde uitvoeringsvorm van de oven | volgens de onderhavige uitvinding; | ] Fig. 9 is een soortgelijke verticale doorsnede ! als fig. 5 van een gewijzigde uitvoeringsvorm van de onder-; havige uitvinding; | Fig. 10 is een verticale doorsnede van het voor ste deel van een tweede uitvoering van de onderhavige uitvin- i i i ding en toont een perssamenstel om opvolgende rechthoekige i ' j i ladingen te vormen die worden toegevoerd aan de oven; | j Fig. 11 is een gedeeltelijk zijaanzicht op gro- i 1 I tere schaal en toont de aandrijving van de horizontale toe- !. ί . .......... ...... .............

8020249 -8- ! ] I voerrollen van de oven van fig. 1A,1B en 1C; ! ; Fig. 12 is een soortgelijke afbeelding als fig.

I : · j 11 maar toont de aandrijving voor de toevoerrollen die ver-j der uit elkaar liggen dan de rollen van fig. 11; i f | 5j Fig. 13A is een soortgelijke verticale doorsne- ; de als fig. IA maar toont een derde uitvoering van de in-I richting voor het vervaardigen van celvormig vuurvast mate-| riaal;

| i Fig. 13B is een voortzetting van de in fig. 13A

; 10; weergegeven afbeelding;

; I

Fig. 13C is een voortzetting van de in fig. 13B

i weergegeven afbeelding en toont de glazuuropbrengorganen en j de koeloven; | Fig. 14 is een verticale doorsnede althans nage- ! ; 15; noeg volgens de lijn 14-14 in fig. 13A;

Fig. 15 is een verticale doorsnede althans nage-i noeg volgens de lijn 15-15 in fig. IA; j s Fig. 16 is een verticale doorsnede althans nage- ! noeg volgens de lijn 16-16 in fig. 13A; I 20 Fig. 17 is een verticale doorsnede althans nage- j ! | ; noeg volgens de lijn 17-17 in fig. 13B; i Fig. 18A is een soortgelijke verticale doorsne- j ; de als fig. IA en fig. 13A en toont een vierde uitvoering J ! van mijn uitvinding; 25i Fig. 18B is een voortzetting van fig. 18A; en I Fig. 19 is een uiteengenomen perspectivisch i aanzicht van tegen elkaar aan liggende secties die een eer- i ste pan vormen voor het opnemen van een ongeperste lading i i ! j van zand of briketten; i30: Fig. 20 is een uiteengenomen perspectivisch i ; aanzicht van meerdere tegen elkaar aan liggende secties die [ een pan vormen, waarbij de secties zijn afgebeeld nadat ze zijn geperst met hun respectievelijke delen van de totale i i lading; 35 Fig. 21 is een perspectivische afbeelding van j j de geassembleerde pan van fig. 20, zonder lading; en | I Fig. 22 is een gedeeltelijk bovenaanzicht van | een deel van de pan van fig. 20 en 21 met zijn lading binnen |j de oven van fig. 13A,13B en 13C, waarbij de zijden en verti- 8020249 > -9-

ί 1 I I i I

ί cale uitlijnrollen van de oven in dwarsdoorsnede zijn afge-I ! beeld.

ί i ί ! i I ; Beschrijving van de bij voorkeur toegepaste i ; uitvoeringen I ! j i 5\ Thans in detail verwijzend naar de uitvoeringen ! die zijn gekozen ten behoeve van het weergeven van de in-I richting volgens de onderhavige uitvinding, geeft het ver-j i wijzingscijfer 10 in fig. 1 een verticaal opgestelde stort-! ! bak aan met evenwijdige driehoekige eindwanden 11 die zijn 10| verbonden door omlaag convergerende zijwanden 12 die eindi-; gen in een rechthoekige opening aan het bodemdeel van de stortbak. Een stel vochtige persrollen wordt gedragen aan de ! opening van de stortbak 10. Dit stel omvat een paar tegen-! i overliggende samenpersrollen 13 die worden gedragen door !15! steunen 14 om te roteren om op afstand van elkaar liggende i ί evenwijdige, horizontaal aangebrachte assen 15 die in tegenovergestelde richtingen worden geroteerd voor het samenpak-| | ken en toevoeren van de in de stortbak 10 opgenomen mate riaal of lading aan een gebogen leiding 16 met een rechthoe-20 kig dwarsdoorsnede-oppervlak. Eindrollen 19 die zijn aange-! | bracht langs assen die loodrecht staan op de assen 15 werken | samen met de rollen 13 om het materiaal samen te pakken en [ I in de leiding 16 te drijven.

| | De rollen 13 en 19 extruderen aldus een recht- I I i j25· hoekige band 20 van het ruwe materiaal of de lading in een 1 verticaal neerwaartse baan naar het bovenste einddeel van de I i j . | leiding 16. De gebogen contour van de leiding 16 verandert | ; geleidelijk de baan van de band 20 van een verticale baan in i ( | een horizontale baan, waarbij het onderste einddeel 17 van

I I

130 j de leiding 16 in horizontale richting buitenwaarts vanaf de ! leiding 16 uitsteekt en een glijplaat vormt waarlangs de band 20 geleidelijk beweegt. Het bovenvlak van de glijplaat 17 is uitgelijnd met de bovenomtrek van meerdere evenwijdig aange-; brachte toevoertransportrollen 18 die zijn gevormd van staal 135; of keramisch materiaal. De toevoerrollen 18 worden synchroon I 1 i , ! geroteerd zodat ze een bewegend dek vormen voor het transport | van de band 20 in de ingangspoort 9 aan de voorzijde of het 8029i49 * %·

' V

-10- : ! : ί ingangseind 26 van een oven die in het algemeen is aangegeveri i i ! I ! door het verwijzingscijfer 25. Aldus vormt de band 20 een ! continue lading met rechthoekige dwarsdoorsnede die wordt I bewogen door de oven 25 van het ingangseind 26 naar het uit- 5; gangseind 27 van de oven 25.

[ Zoals zichtbaar is in fig. IA is de stortbak 10 I 1 ! in compartimenten verdeeld om een compartiment 21 voor het I opnemen van de hoofdlading en een compartiment 22 voor het | opnemen van een losmaak- of scheidingsmiddel te vormen. Een 10ί U-vormige scheidingswand 23 scheidt de twee compartimenten i i 21 en 22. Meer in detail omvat de scheidingswand 23 tegen- I ί j ! overgestelde afgeknopte driehoekige omlaag convergerende l i j j evenwijdige zijwanden 24 die aan hun voorranden zijn verbon- : | j den met de zijwanden 11. De achterranden van de zijwanden 24 | > 15' zijn respectievelijk verbonden met de randen van een dwarse ; rechthoekige scheidingsplaat 26A. Aldus is een U-vormig se-| cundair of scheidingsmiddelcompartiment 22 gevormd door een Ί deel van de stortbak 10 en de scheidingswand 23 die ook drie i ! zijden van de kamer 21 voor het opnemen van de hoofdlading i : 20i omringd.

| Een mengsèl bestaande uit kleiachtig materiaal, { j water en koolstófhoudend materiaal (bijgesteld wat betreft ! ! het koolstofhoudende materiaal en het vocht) wordt na te zijn S verkorreld en door en door vermengd toegevoerd aan het hoofd- 25] compartiment 21. Een scheidings- of loslaatmiddel wordt toe-, | gevoerd aan het compartiment 22. Dit scheidings- of loslaat-I , i middel kan elk van een verscheidenheid van middelen zijn die i worden toegepast om het kleven van de oppervlakken in een vorm I _ i i te verhinderen. Om de rollen 35 en 36 schoon te houden geef : 301 ik de voorkeur aan het gebruik van een vochtig mengsel van ' [ vuurvaste klei en vuurvaste kleisuspensie dat de dubbele J funktie heeft van de geextrudeerde band 20 van kleiachtig ma-i teriaal te scheiden van de rollen in de oven 25 en ook de ex- i pansiebreedte van de band 20 in de dwarsrichting te beperken.

I i ί 35; Verder kan het scheidings- of loslaatmiddel rondom de zij-I i kanten en onderkant van de band 20 sterk genoeg worden ge-j maakt om weerstand te bieden tegen het afbreken in het geval | van een kleverige plek op de rollen 35 en 36 die het gevolg is j________! van onopzettelijke verontreiniging.

8020249

OI-'i’-vLC

> -11- i............!...... .................................... ...... ..................... ....... ...............

I ! ! I Een alternatief scheidingsmiddelmengsel van si-; : lica zand gebonden met vochtige klei tot ongeveer 8-20% klei1 ; kan worden gebruikt om een voldoende binding te geven om de ! j scheidingslaag althans nagenoeg door de groene en droge sta-; 5: dia vast te houden. Dit zou een sterkere binding bij het bak-f | ! ken geven behalve dat de plotselinge expansie van de zandkor- I i ' η I ! reis bij ongeveer 579 C grotendeels de binding verbreekt.

I i In het geval van een kleverige plek van gesmolten materiaal i of rollen worden de zandkorrels dan aan de plek afgegeven 10| totdat de kleverigheid is bedekt.

! In het geval dat de lading silica of klei is met een smelttemperatuur boven ongeveer 1595^ C, moet het j scheidingsmiddel met pek gebonden koolstofhoudend materiaal i ; i zijn zoals cokes of kool.

15: Wanneer een met pek of teer gebonden cokes of i kool moet worden gebruikt als scheidingsmiddel verdient het j de voorkeur een rechthoekige lagedrukpers 202 van fig. 10 | te gebruiken waarin de plaat 203 van de pers 202 het schei-i dingsmiddel als een eerste laag ontvangt en de klei- of si-20^ lica lading daarover geladen wordt.

| Meer in detail omvat de pers 202 een verticaal | opgestelde dubbel werkende hydraulische of luchtcylinder 204; i waarvan de zuigerstang in een verticale baan een rechthoekige ; i ' 1 - vlakke metalen persplaat 205 heen en weer beweegt.

125 De verhitte rechthoekige plaat 203 is aange- .. .

| bracht in een vaste stand in lijn onder de plaat 205. Onder de plaat 203 is een verticaal beweegbare randsteunplaat 206 | : aangebracht die een opstaand randdeel 207 draagt dat de rand- I delen van de plaat 203 omringt. Benen 208 die uitsteken door 30| gaten in de steunplaat 206 ondersteunen de plaat 203.

I ' ! ! Een cylinder 209 beweegt de plaat 206 en dus het rariddeel 207 in een verticale baan heen en weer vanuit de in i J gebroken lijnen afgebeelde stand naar de in volle lijnen in ; fig. 10 afgebeelde stand.

35 Horizontaal beweegbaar over de plaat 203 is een duwplaat 211 gemonteerd die wordt gedragen door de zuiger-; stang van een horizontale cylinder 213. Een glijplaat 213 aan | I de zijde van de plaat 203 vormt een dek waarover achtereen- I | j; volgende ladingen 220 uit de pers 202 in de oven 225 worden 8 02 0 2 4 9 -12- i I gevoerd voor de verwerking.

i : [ In bedrijf wordt de plaat 205 teruggetrokken ! en het randdeel 207 omhoogbewogen rondom de plaat 206. De | lading die kan bestaan uit een aluminiumplaat, een koolstof-5| houdend materiaal en een bindmiddel op de plaat als een dun-! ne laag en de silica lading daarover wordt geplaatst in het i i randdeel 207 op de plaat 203. Het materiaal wordt dan door ! J de plaat 205 geperst door bediening van de perscylinder 204 | [ en dan wordt de plaat 205 teruggetrokken. Daarna wordt het ! 10! randdeel 207 omlaaggetrokken en de cylinder 213 bediend om | de duwplaat 211 over de plaat 203 te bewegen en de lading 220 in de oven 225 te duwen. Opvolgende ladingen 220 vormen ! een band die in de oven 225 binnentreedt waarin deze op de-j zelfde manier wordt behandeld als de band 20 in de oven 25. j 15; De lagedrukpers 202 wordt normaal gebruikt voor I i ί i het uitoefenen van een druk tussen ongeveer 3,5 bar en on- ; i | | geveer 70 bar en kan worden gebruikt in plaats van de rollen; | : 13 en 19 voor het vormen van kleiladingen met of zonder I scheidingsmiddel langs het ondervlak of de onderkant en de j | ! | 20; zijvlakken van de kleilading.

; ; I j Boven de glijplaat 17 is een drogingsverhitter | ! 28 aangebracht waarvan de funktie is het drogen van het bo- i : venvlak van de band 20, terwijl deze uit de leiding 16 in i i een horizontale baan uittreedt. De verhitter 28 kan desge-25; wenst een elektrische weerstandsverhitter of een gasverhit- i ; ter of ëën van een verscheidenheid van verhitters zijn die ! voldoende warmte leveren om eenvoudig het bovenvlak van de ί band 20 te drogen. Achterwaarts van de verhitter 28 langs de baan van de band 20 is een kleuropbrengmondstuksamenstel 29 i | 30 aangebracht dat zich dwars over en boven de bewegingsbaan ί ! i van de band 20 uitstrekt. De funktie van dit mondstuksamen- i i i stel 29 is het toevoeren van engobes of glazuur aan het bo- ; ; venvlak van de band 20, nadat het oppervlak is gedroogd. Na-I | tuurlijk kan de kleurlaag desgewenst worden weggelaten.

|35: In dit stadium beweegt de band 20 dus in een ......

ί | j horizontale baan en heeft deze een loslaatmiddel langs zijn j | | ondervlak en zijvlakken en glazuur of engobe langs zijn bo- | venvlak. Een tweede stortbak 110 die gelijk is aan de stort-..

I ] bak 10 is aangebracht naast de stortbak 10 voor het verschaf- !______I...................' 8 0 2 0 2 4 9 -13-

I I

I I fen van een tweede band 120 voor toevoer aan de oven 25. De-! ze tweede stortbak 110 omvat rechthoekige omlaag convergeren- ί i de zijwanden 112 en afgeknotte driehoekige wanden 111 die een i rechthoekige omlaag convergerende stortbak vormen. De stortbak . 5 110 omvat ook tegenover liggende toevoerrollen 112 die rote- ί ; I ren op assen 115 en zijn ondersteund door steunen 114. Verder omvat de stortbak 110 zijrollen 119 die samenwerken met j de toevoerrollen 113 om een neerwaarts gerichte stroom of I band 120 te vormen die wordt opgenoemen in de gebogen leiding 10' 116. De leiding 116 verandert geleidelijk de baan van de band I 120 van een verticaal neerwaarts gerichte baan tot een horizontaal gerichte baan. Evenals de stortbak 10 omvat de stort- ! i bak 110 een scheidingsmiddel 123 zodat de band 120 langs i 5 | ! zijn ondervlak en zijvlakken wordt voorzien van een loslaat- jl5; middel. Verder wordt het bovenvlak van band 120 terwijl deze ί uittreedt in een horizontale baan ondersteunt door een glij- ; plaat 117 en verhit door een verhitter 128 bij zijn bovenvlak.

! Een glazuuropbrengmondstuksamenstel 129 is aangebracht om glazuur te sproeien op het verhitte en gedroogde bovenvlak 201 van de band 120. De band 120 treedt daarna in de oven 25 i door een rechthoekige opening of poort 109 die verticaal op j | een afstand boven de rechthoekige ingangspoort 9 voor de i ! i ; band 20 ligt. De banden 20 en 120 zijn dus aangebracht en | gaan door de oven 25 van het ingangseind 26 naar het uitlaat-25 eind 27 langs evenwijdige horizontale in verticale richting I ! op afstand van elkaar liggende banen.

! Meer in detail is de oven 25 of tenminste de i voering van de oven gevormd uit vuurvast materiaal. Deze is I : i in het algemeen rechthoekig in vorm over zijn gehele lengte.

i 30; In het centrale deel van de oven 25 bevindt zich een verti-I | cdle scheidingswand 30 die het inwendige van de oven 25 ! I scheidt in een droog- en voorverhittingskamer 31 en een ver-! ; brandingskamer 32. Met andere woorden zijn de kamers 31 en j ' | ί 32 in tandem aangebracht langs de langsbaan die wordt door-:35 lopen door de banden 20 en 120. De scheidingswand 30 heeft ! twee verticaal op afstand van elkaar liggende openingen of poorten 30a en ,130a waardoor de banden 20 en 120 passeren, j De poorten 9, 30a en 60 zijn horizontaal uitgelijnde poorten;1 |; 109, 130a en 160 liggen in horizontale uitlijning boven de ! ! 8 0 2 0 2 4 9 -14-

; I

poorten 9, 30a en 60.

! Alle branders 40 die de oven 25 verhitten bevin- 1 zich ! den*bij voorkeur in de verbrandingskamer 32, terwijl de j ! droog- en voorverhittingskamer 31 de uitlaat-, rook- of 5i schoorsteengassen uit de verbrandingskamer 32 opneemt.

i Zoals boven is aangegeven, is de oven 25 en in | i het bijzonder de verbrandingszone of -kamer 32 gemaakt van of gevoerd met vuurvast materiaal dat bestand is tegen temperaturen in de buurt van 1260^ C en tot 1815® C in sommige I : !io; gevallen. De kamer 31 is minder kritisch doordat deze altijd I 1 | ! op een lagere temperatuur is dan de kamer 32, maar vuurvast | ! materiaal moet worden gebruikt om deze kamer 31 te voeren.

| | i De rollen 35 en 135 in de voorverhittingskamer 31 en de rol- I len 36 en 136 in de verbrandingskamer 32 zijn van geschikt | ; 15' vuurvast materiaal, zoals hoge alumina of gesmolten silica.

t ; De rollen 35 en 36 zijn aangebracht langs een horizontale | baan en strekken zich dwars van de oven 25 uit, waarbij de [ einden van elke rol 35 en 36 buitenwaarts uitsteken door ge-; I | schikte gaten aan tegenover liggende binnenste zijwanden 37 |20‘ en 38 en buitenste zijwanden van de oven 25.

j De bovenomtrekken van de rollen 35 en de boven- i I ·. - ' I omtrekken van de rollen 36 liggen langs een gemeenschappe- i ' : ί i lijk horizontaal vlak en ondersteunen de band 20 aan I zijn ondervlak. Op soortgelijke wijze steken de rollen 135 25: en 136 buitenwaarts uit door geschikte gaten in de zijwanden I 37 en 38 en vormen ze bovenomtrekken die in een gemeenschap-j pelijk vlak liggen en het ondervlak van de band 120 opnemen ! om deze te ondersteunen. Het vlak van de rollen 135 en 136 | is evenwijdig aan en ligt boven het vlak van de rollen 35 en 30 36. i j i Hoewel ik een oven 25 heb toegepast met twee be- i J wegingsbanen voor het ruwe materiaal of de banden 20 en 120 j die door de oven 25 worden toegevoerd respectievelijk door j rollen 13, 19, 18, 113 en 119, kan het aantal stromen ruw !35! materiaal desgewenst worden vergroot door een duplicatie van | de hier beschreven systemen.

| Aanvullende lijnen van stortbak 10, 110, rollen i 13, 113, 15, 115 enz en een corresponderend aantal rollen 35, j j 36 en 135, 136 kan dus desgewenst worden toegepast in een eri^ 8020249 -15- ! kele oven.

Om middelen te verschaffen voor het verhitten .

van de verbrandingskamer 32 heb ik een aantal op afstand van i : | elkaar geplaatste zijwaarts gerichte verbrandingsmondstukken 5! of branders 40 voor brandstof, bijvoorbeeld olie of gas aan-5 gebracht, die uitsteken door de wanden 38 die de kamer 32 I vormen. De mondstukken 40 aan een zijde van de kamer 32 zijn 1 versprongen ten opzichte van de mondstukken 40 aan de andere ! zijwand 38 van de kamer 32. Verder zijn er horizontale rijen 10 van dergelijke versprongen mondstukken 40 onder de rij rollen i 36 en tussen de rij rollen 36 en de rollen 136, en tussen het i I dak 41 en dé rij rollen 136. Aldus worden de vlammen van de I mondstukken 40 zijwaarts in afwisselende richtingen zowel I boven als onder de banden 20 en 120 gevoerd.

15! De gasafvoerpoorten 42 in de zijwanden 38 zijn I respectievelijk dwars tegenover de mondstukken 40 aangebracht.

I De afvoerpoorten 42 zijn dus aangebracht in horizontale rij-; 1 en die overeenkomen met de rijen mondstukken 40 en zijn ook I versprongen aangebracht ten opzichte van de dwars aange-20j brachte poorten 42. Thans blijkt dat elke zijwand 38 drie I in verticale richting op afstand van elkaar geplaatste rijen I I heeft waarin afwisselend een afvoerpoort 42 en een mondstuk ! i 40 op gelijke afstand geplaatst in de langsrichting zijn aan- i ; i gebracht. Elk mondstuk 40 richt zijn vlam dwars over de ver-; !25 brandingskamer 32 zodat een aanzienlijke hoeveelheid ver- ! * " i brandingsgassen door de tegenovergestelde poort 42 uit de 1 2 8 02 0 2 4 9.........................................' kamer 32 stroomt.

i ' 1 Daar de mondstukken 40 dwars in elke horizon- j tale rij versprongen zijn, worden roterende gasstromen af-!30! wisselend in en tegen de richting van de wijzers van een uur-1 werk boven en onder de banden 20 en 120 opgewekt.

I Elk mondstuk 40 is in de langsrichting op gelij- ! ; ke afstand tussen twee aangrenzende rollen 36 en 136 aange- ! bracht en steekt uit door de zijwand 38 en wordt daardoor 35 ondersteund. Brandbaar gas zoals aardgas wordt toegevoerd J uit een gasverdeelstuk 43 door afzonderlijke takleidingen i 43a aan de mondstukken 40. Een luchtverdeelstuk 47 levert ! j lucht onder druk door leidingen 44a om lucht te leveren voor 2 vermenging met het gas aan de mondstukken 40. De verdeelstuk- -16- j I ken 43 en 44 zijn aangebracht aan tegenovergestelde zijden ! 48 van de verbrandingskamer 32. Een soortgelijke uitvoering ; kan worden toegepast voor het verbranden van olie of andere I S brandstof.

j 1 | 5! Zoals het best te zien is in fig. 5f is de oven | 25 voorzien van buitenwanden 44 die buitenwaarts op afstand ! van en evenwijdig aan de binnenste zijwanden 38 zijn aangebracht. Bovenste en onderste horizontale wanden 45 en 46 ver- i | binden de bovenste en onderste randen van de wanden 44 met 10i hun respectievelijke binnenste zijwanden 38 om zich in hori- , j zontale richting uitstrekkende kanalen of doorgangen 47 aan | tegenovergestelde zijden van de binnenste zijwanden 37 te i vormen. Eindwanden 56 die evenwijdig zijn aan de achterste i eindwand 27 sluiten de stroomafwaartse einden van de kanalen 115; 47.

De wanden 44, 45, 46 vormen verdeelstukken die de gehele uitlaatpoort 42 omsluiten zodat ze aan hun betref-I fende zijden in verbinding staan met de zich in horizontale rifahting uitstrekkende kanalen 47. Op afstand geplaatste blok-20! ken 57 onder de wanden 46 vormen een steun voor deze verdeel- i j stukken.

De wanden 44, 45, 46 strekken zich in een stroom-! opwaartse richting uit over de tegenovergestelde zijwanden i 37 van het stroomopwaarsè einddeel van de kamer 31 en eindi-25j gen bij de eindwanden 58. Tegenoverliggende, in verticale | richting op afstand geplaatste rook- of schoorsteengasinlaat-; poorten 59 zijn aangebracht in de einddelen van de zijwanden : 37, zoals in fig. 1B te zien is, zodat zij in verbinding ! staan met de kanalen 47, zoals het best is afgebeeld in fig.

|30: 4. De kanalen 47 voeren alle rookgassen dus uit de verbran- i j : i dingskamer 32 af en voert deze zijwaarts door poorten 59 aan tegenovergestelde zijden van de kamer 31 zowel boven als on-: der de banden 20 en 120 in het stroomafwaartse eind van de j ; kamer 31 en deze gassen stromen in een stroomopwaartse rich-1351 ting, zoals is aangegeven door de pijlen en worden opgenomen door afvoerpoorten 48 die zijn aangebracht in de wanden 37 ! I bij het vooreind 26 of ingangseind van de kamer 31,

De in dwarsrichting tegenovergestelde afvoer-I poorten 48 staan in verbinding met tegenovergestelde zich 8020249 -17- .--- ...........................

' ' ! opwaarts uitstrekkende zuigleidingen 55 die in verbinding I staan met uitlaatverdeelstukken 49 die buitenwaarts van de j oven 25 bij de wanden 37 zijn aangebracht. Deze uitlaatver- j deelstukken 49 leiden omhoog in een opneemleiding 50 die is 5! verbonden met de inlaatpoorten van een uitlaatventilator 51 I die wordt aangedreven door een motor 52 via een riem 53. De ! ventilator 51 levert af door een schoorsteen 54 aan de bui- 1 .

1 tenlucht.

j Afzonderlijke regelorganen voor de mondstukken 10; 40 met inbegrip van strategisch gelegen pyrometers en klep- : j pen (niet afgebeeld) maken het mogelijk dat een bedienings-I man de dwarse verhittingszones van de verbrandingskamer 32 I zo regelt dat de hitte in de verbrandingskamer 32 binnen I vrij nauwe toleranties kan worden gehouden. De dwarse stro-15 ming van deze gassen zowel boven als onder de bewegende ban-! ! den 20 en 120 maakt het mogelijk dat de verbrandingskamer 32 I 1 ; wordt gehouden op een geschikte temperatuur om de opvolgende I delen van de kleibanden 20 en 120 geleidelijk te bakken en I tot schuim of cellen te vormen, terwijl deze bewegen langs j 20! de verbrandingskamer 32. De verhouding van lucht tot brand- ! stof wordt in verschillende zones» zoals gewenst wordt, aan- i gehouden voor oxyderende, neutrale of reducerende omstandig- 1 heden. De celvormige of geexpandeerde glasachtige klei die ! is aangegeven door de verwijzingscijfers 20a en 120a treedt! 1 ; 25' dus geleidelijk en continu naar buiten door de afvoerpoorten I I 60 en 160 in het achtereind 27 op steunrollen 61, 161. Ter- I wijl de celvormige glasachtige kleibanden 20a en 120a uit de ; j oven 25 treden, kunnen de bovenvlakken daarvan desgewenst i S worden behandeld met aanvullend oppervlaktemateriaal, zoals 130ί een droog korrelvormig gefrit glazuur 62. Het glazuur of dek- ! I : 1 materiaal 62 is opgnomen in een stortbak 63 bij een zijde ! van de oven 25. Het bodemdeel van de stortbak 63 is voorzien i ; van een zich in de dwarsrichting uitstrekkende holle verdeel-| cylinder 65 die een horizontale schroeftransporteur 64 -draagt. 35 De verdeelcylinder 65 staat aan ëën eind in verbinding met | de stortbak 63 en is aan zijn onderzijde voorzien van een ! aantal in axiale richting op afstand van elkaar geplaatste | j gaten 66.

| ! Daar de cylinder 65 wordt bloodgesteld aan een 8020249 -18- i i ...................... '..........................

: I

; i ί zeer aanzienlijke hitte, omdat deze dwars over het bovendeel: ! van de bewegingsbaan van de geexpandeerde of gezwollen klei-; i i band 20a is aangebracht, is een middel verschaft om zowel | het dekmateriaal 62 als de cylinder of trog 65 te koelen. Dit 5| middel voor het koelen omvat een holle centrale as 67 voor j | de transporteur 64, waardoorheen water onder druk wordt ge-! voerd. De as 67 en de schroeftransporteur 64 die is verbon-[ den met de as 67 worden geroteerd door een motor 68 en een | kettingaandrijving 69. Water wordt toegevoerd aan de as 67 10! door een pomp 70 via een pijp 71, een as 167, pijpen 72 en i ! 73, vanuit een tank 74. Een terugvoerleiding 75 levert het | ί koelwater terug aan de tank 74.

J De as 167 is gelijk aan de as 67 en draagt een j schroeftranspofteur 64 in een cylinder of trog 165 van een 15| stortbak 163 die wordt aangedreven door een motor 168 en ket-I ting 169 om gefrit glazuur 162 toe te voeren door gaten 166 | aan het bovenvlak van de band 120a. De cylinder 165 strekt i zich dwars over de band 120a uit. i Uitlaten 76 en 176 aan de einden van de cylin- ; 20: ders 66, 166 voeren het teveel aan gefrit glazuur 62 of 162 toe aan houders 77, 177.

I i I Door selectieve werking van de motoren 68, 168 | wordt gefrit glazuur 62, 162 afgeleverd aan de hete bovenvlakken van de banden 20a, 120a. Het glazuur wordt onmidde-(25 lijk gesmolten om daarop een glazuuroppervlak te vormen.

I Zoals boven is aangegeven, steken de einddelen ! ί van de rollen 35, 36, 135, 136 buitenwaarts uit door geschik- | te gaten in de wanden 37, '38, 44, 237,238, 244 van de oven 25 | en 225. Zoals te zien is in fig. 12, kunnen bijvoorbeeld de j 30: rollen 35 die de lading voorafgaand aan het sinteren onder-j steunen en in de droog- en voorverhittingskamer 31 liggen, : op een grotere afstand uit elkaar zijn aangebracht dan de Ι afstand van de rollen 36. Bij deze grotere afstand wordt elk ! I ! ι einddeel van de rollen 35 buitenwaarts van de oven begrensd 35i door drie in de omtreksrichting op afstand gelegen vrij j i draaiende wielen 70a, 70b, 70c. De vrijdraaiende wielen 70a, ; 70b, 70c worden draaibaar ondersteund door asstompen 71 die j j uitsteken in de buitenwanden 44. De as van elk onderste wiel j 70c ligt verticaal onder de ról 35 die daardoor wordt onder- 8020249 -19- [ steund.

i Een continue stalen band 72 die passeert tussen I elk wiel 70c en zijn bijbehorende rol 35 naar de volgende en i dan naar de volgende levert een gesynchroniseerde aandrijving

-I

b; voor alle rollen 35. Dezelfde band 72 passeert ook onder al-! Ie rollen 36, zoals te zien is in fig. 11, en wordt opgeno- i [ men tussen het einddeel van elke rol 36 en zijn bijbehorende i ! rol 73c die daaronder ligt.

i [ Daar de rollen 36 dichter bij elkaar liggen, 10j kunnen ze nog een extra wiel 73b opnemen, dat daartussen | ligt en loopt tegen de omtrekken van de aangrenzende rollen | 36 boven het axiale vlak van deze rol 36. Deze wielen 73b | helpen de band 72 bij het synchroniseren van de rotatie van i de rollen 36. De buitenste rol 36 heeft een buitenste vrij j IS. draaiend wiel 73a dat in de omtreksrichting op een afstand i i .

| ! ligt van de wielen 73b en 73c voor die rol 36.

; De band 72 passeert om geschikte aandrijf- of j ; geleidingsrollen 74 buitenwaarts van de rollen 35 en 36. Een1 ! motor (niet afgebeeld) kan de band 72 aandrijven. De rollen 20: 135, 136 hebben een soortgelijke aandrijving. De koeloven 80: is voorzien van een soortgelijke aandrijving voor zijn rol-i len. De aandrijvingen kunnen zich aan één of beide zijden van i de oven of koeloven bevinden om één of beide einddelen van f ! i de rollen aan te drijven.

25| Op punten langs de bewegingsbaan van de band 20, | 120, als expansie of contractie van de banden optreedt kan ! het wenselijk blijken één of meer van de rollen zoals de | rollen 35, 36, 135, 136 vrij te laten draaien. Dit kan ge-| makkelijk worden bereikt door het geschikte bijbehorende wiel |30| of wielen 70c en/of 73c zijwaarts, binnenwaarts of buiten- j ! ! waarts te verschuiven zodat ze buiten uitlijning met de band | i ί 'I 72 zijn.

; I

! Nadat de zwellende banden 20a en 120 uittreden j uit de oven 25 en aanvullend glazuur 62 desgewenst is aan-1351 gebracht op het bovenvlak van het materiaal, passeren de ban-! den 20a en 120a in een koeloven die in hét algemeen is aangegeven door het verwijzingscijfer 80. De koeloven 80, even- als de oven 25, is gescheiden in compartimenten, waarvan het ί eerste een koelkamer 81 en de andere "annealing" kamers 82a, 8020249 -20- 82b, 82c zijn. De koeloven 80 omvat een voorwand 83, tussen-| i liggende scheidingswanden 84a, 84b, 84c, 84d en een achter- I i i wand 85. Verder heeft deze een voorste zijwand 86 en een i i : j | achterste zijwand 87 en een bovenwand 88 en een bodem 89.

5; Rollen 87 en 187 vormen horizontale transpor- | teurs voor de banden 20a en 120a in de eerste kamer 81. De | rollen 88 en 188 vormen horizontale transporteurs in de twee- | de kamer 82. De voorwand 83 is voorzien van poorten 90 en ! 190 waardoor de respectievelijke banden 20a en 120a passeren 10 in de kamer 81. De scheidingswanden 84a, 84b, 84c, 84d zijn i voorzien van poorten, zoals de poorten 91 en 191, waardoor i de banden 20a en 120a uit de kamer 81 passeren in de opvol- i gende kamers 82a, 82b, 82c, 82d. De achterwand 85 is voor- j zien van poorten 92 en 192 waardoor de banden 20a en 120a 15; uittreden uit de koeloven 80.

i ! Aanvullende dwarsrollen 93 en 193 vormen hori- ! ! zontale transporteurs voor de gekoelde banden 20a en 120a i die uit de koeloven 80 treden.

I Om de banden 20a, 120a.snel te koelen in de 20 koelkamer 81, is een luchtcirculatiesysteem 119 met gefor-| ceerde trek verschaft. Dit systeem 119e omvat drie zich in i ; | dwarsrichting uitstrekkende metalen lei platen 95, 96, 97 en een bodemplaat 98 in de kamer 81. De plaat 95 was aange-I bracht boven de band 120a; de plaat 96 onder de band 120a en 25! de rollen 187; de plaat 97 boven de band 20a en onder de plaat 96; de plaat 98 onder de band 20a en de rollen 87 en ! de plaat 99 onder de plaat 98. De platen 96 en 97 waren ge-! vormd uit dwarse dalen en ruggen om de rollen 87 en 187 op i te nemen. De platen 95, 96, 97 en 98 zijn geperforeerd of 30 voorzien van gaten.

; De plaat 95 en de bovenwand van de koeloven 80 j vormden dus een bovenste kamer, de platen 96 en 97 een mid- I delste kamer en de platen 98 en 99 een onderste kamer. Deze j kamers zijn verbonden met de uitlaatzijde van de ventilator 35< 100 via een takleiding 101a en een verdeelstuk 101 zodat j i koellucht wordt geperst in de kamers en gericht tegen de i ! boven- en ondervlakken van de banden 20a en 120a zoals is i i | ! aangegeven door de pijlen in fig. 7.

...........: üitlaatlucht wordt uit de kamer 81 afgevoerd 8 0 2 0 2 4 9" -21-

! ! i I

I I via leidingen 102 die vanaf de tegenovergestelde zijde koel- ; i ! i i oven 80 leiden op het niveau van de banden 20a, 120a. Deze i leidingen 102 leiden naar een uitlaatverdeelstuk 103 dat in i | verbinding staat met een verdeelstuk 104. Een gemeenschappe- i 5[ lijke uitlaatleiding 105 is door een takleiding 106 verbonden i i ! met het verdeelstuk 105.

; Een kruisleiding 107 leidt van het verdeelstuk j 104 via een T-stuk 108a naar de inlaat van de ventilator 100.

| De andere leiding 108b die is verbonden met het T-stuk 108a 10 komt uit in de buitenlucht. Door manipulatie van de klep 108 | i in het T-stuk 108A wordt de verhouding van buitenlucht tot ! r gerecirculeerde lucht gemanipuleerd om de banden 20a, 120a | i in kamer 81 te koelen.

j ί I | De annealing oven bestaat uit een rij kamers j15: 82a, 82b, 82c, 82d die gelijk zijn aan de kamer 81 en res-! pectietfelijk individueel geregelde luchtcirculatiesystemen | 119a, 119b, 119c, 119d hebben die gelijk zijn aan het be schreven systeem 119e. Alle verdeelstukken zoals het verdeelstuk 104 voeren af naar de gemeenschappelijke leiding 105 i 20i waarvan de warmte naar behoefte wordt gebruikt in de fabriek ί of als voorVerhitte lucht voor branders.

! j ! Na het uittreden uit de koeloven 80 worden de j banden 20a en 120a tijdens hun bewegingsbaan dwars doorgesne-! den om rechthoekige platen te verkrijgen. Deze platen zijn 25| van de orde van 1,2 m tot 2,4 m breed en op lengte gesneden , volgens bestelling. Het afwerken van de randen, het vlak : maken van de oppervlakken en het in kleinere stukken snijden : j geschiedt zoals vereist is. Daktegels kunnen worden vervaar- ’ | i digd met in elkaar grijpende groeven.

i 1 !30! Periodiek langs de gehele bewegingslengte van de ! J banden 20 en 120 en de voortzetting van deze banden, namelijk | de banden 20a en 120a zijn verticaal opgestelde geleidings-| rollen 121 aangebracht die^egenovergestelde zijden van de ! baan van de band 20, 120, 20a, 120a liggen, zodat ze de ban-35; den door de respectievelijke ovens 25 en 80 geleiden.

In fig. 8 en 9 is een oven 225 afgebeeld die ge- | lijk is aan de oven 25 behalve dat ^deze verticale gelei- ! i | dingsrollen 280 en aandrijvingen daarvoor heeft. Meer in de- i .....| tail omvat de oven 225 binnenwanden 238, buitenste zijwanden i ; , l= 8 0 2 0 2 4 9 -22- j ~j ..................................................................... '...... ..........''.....

j | 244, horizontale wanden 245, 246, een dak.:24l en een bodem I ! 242 en rollen 235, 236, 335, 336 die de banden 220 en 320 I ί ! ί opnemen en transporteren door de voorverhittingskamer 231 en j i ί de verbandingskamer 232. Brandstof wordt in de verbrandings-i i 5; kamer 232 toegevoerd door mondstukken 240.

j Zoals in fig. 8 en 9 te zien is, zijn een aan- | tal in de langsrichting op afstand geplaatste tegenoverge-[ stelde paren verticaal aangebrachte geleidingsrollen 280 in \ de oven 225 aangebracht die omhoog uitsteken tussen de aan-10' grenzende horizontale rollen 235, 236, 335, 336. De funktie van deze rollen 280 is de ladingen 220 en 320 in hun langs-i baan door de oven 225 te geleiden. De einden van de rollen i 280 steken door geschikte gaten in de bovenwand 241 en de | bodem 242 van de oven 225 uit. De bodemdelen van de verti-151 cale rollen 280 zijn opgenomen en gelegerd in druklegers 281.

| De bovenste einddelen van de rollen 280 passeren door legers | 282 en steken buitenwaarts daarvan uit.

! De boveneinden van de rollen 280 nemen ketting- wielen 283 op waarom een continue ketting 284 loopt die de i 20ί tegenovergestelde paren rollen 280 in tegenovergestelde rich-i tingen met ongeveer dezelfde omtreksnelheid van de rollen j 235, 236, 335, 336 aandrijft.

De afstand van de rollen 280 is een kwestie van j keuze; ze moeten echter voldoende dicht bij elkaar liggen om 25 een aanmerkelijke zijwaartse beweging van de lading 220 of 320 te verhinderen. De koeloven 80 en de oven 25 kunnen desgewenst zijn voorzien van dergelijke verticale rollen zoals de rollen 280.

Derde uitvoering 30j De in fig. 13A, 13B, 13C, 14, 15, 16 en 17 af- j geheelde derde uitvoering heeft meertrappige extruders die | zijn gevormd uit rechthoekige verticale stortbakken 310 en

! 410 met door driehoekige eindwanden 311 en 411 verbonden om-ii I

| i laag convergerende zijwanden 312 en 412 en samendrukrollen !35: 313, 313a, 313b, 319, 413, 413a, 413b en 419.

I i i De met kracht aangedreven samendrukrollen 313, : ί _______! 313a zijn aangebracht aan tegenovergestelde zijden van de i_____. L __________

Gl-·.· ί ·”'.0 8020249 -23- ί I mond van de stortbak 310 en met de eindrollen 319 drukken ze | ' de lading samen en voeden ze deze als een rechthoekige samen-! : gepakte stroom omlaag. De assen 315 van deze rollen 313, 313Λ ! en de as van de rollen 319 liggen dus in een gemeenschappelijk 5j horizontaal vlak.

| De met kracht aangedreven samendrukrol 313b van j de tweede trap is aangebracht onder de rol 313 met zijn as i evenwijdig aan de assen 315 van de rollen 313, 313a. De rol- ! i ! ! len 313 en 313b werken samen om de lading samen te drukken 10; en als een stroom horizontaal toe te voeren. Een gebogen | plaat 317 die concentrisch is met de omtrek van de rol 313 | vormt een tussenliggende kamer daartussen. De plaat 317 | strekt zich vanuit de nabijheid van de binnenomtrek van de rol 313a uit tot bij de binnenomtrek van de rol 313b en werkt 15; als een geleiding om het buitenvlak van de stroom te gelei-! den. De rollen 313 en 313a geven dus aan de kleilading een i aanvankelijke samendrukking en voeden de stroom omlaag en I de rollen 313, 313b geven een tweede en volgende samendruk-| king en voeden de stroom horizontaal. Aanvullende tegenover-20' gestelde rollen (niet afgebeeld) kunnen volgende trappen vormen die samenwerken met de rollen 313, 313a, 313b om de la-! j ding te vormen, samendrukken en toevoeren als een rechthoe- I j i kige band 320 met onbepaalde of continue lengte die horizon- i i taal wordt toegevoerd aan een opnemende glijplaat 3l7a die 25 buitenwaarts bij de bovenomtrek van de rol 313b is aange-i bracht. Vandaar voeren aangedreven rollen 318 de band 320 in | de horizontale oven 325 via de opening of ingangspoort 309 ! ; in het voor- of ingangseind 326 zodat deze vervolgens uit- | | treedt als een heet celvormig produkt uit de uitlaatopening I30| of poort 360 in het uitlaateind 327 van de oven 235.

I De stortbak 310 neemt een voorafgemengde ruwe of ; I groene lading op die is gevormd uit een mengsel van klei, | ! water en koolstofhoudend materiaal zoals boven is beschreven.

I I De stortbak 410 heeft identieke eindwanden 411, !35i zijwanden 413, rollen 413, 413a, 413b, 419, een gebogen plaat j 417, een schuifplaat 417a en een verhitter 428 voor het afleveren van een compacte horizontale band 420 van groene I kleilading, gelijk aan en boven de band 320.

; De band 320 wordt vervolgens toegevoerd aan een 8020249

N

-24- i ! I dekzone waar glazuur of engobe wordt gesproeid op het boven-' vlak van de band 320 door een mondstuksamenstel 329 met een | horizontaal verdeelstuk 329a dat een aantal op afstand van ; elkaar liggende omlaag gerichte mondstukken 329b draagt. On-5; der de uittredende band 320 bevindt zich een ander mondstuk-; j samenstel 329c met een groep mondstukken 329d die worden ge-' dreven door een zich in dwarsrichting uitstrekkend verdeel-! stuk 329e. De mondstukken 329d leveren een scheidings- of ! loslaatmiddel af op het ondervlak en eventueel de zijvlakken 10 van de band 320. Het loslaatmiddel bestaat bij voorkeur uit ; een slib die is gevormd uit ruwe, tegen hoge temperaturen bestendige, vuurvaste klei en water en voldoende vloeibaar I | is om te passeren door de mondstukken 329d. De mondstuksamen-I | stellen 429 en 429c, die gelijk zijn aan de mondstuksamen-!15] stellen 329, 329c, zijn aangebracht voor de band 420. Van-! daar voeren de met kracht aangedreven rollen 318 en 418 de i banden 329, 420 door poorten 309, 409 in oven 325. Horizon- i ! tale met kracht aangedreven rollen 335 nemen de band 320 op : en horizontale met kracht aangedreven 435 nemen de band 420 20! op. De bovenomtrekken van de rollen 335 en 435 vormen even- i ! wijdige horizontale transporteurs die de banden 320 en 420 j met gelijkmatige snelheden toevoeren door de oven 325, waar-| bij de rollen 335, 435 worden aangedreven zoals is afgebeeld in fig. 11 en 12.

i 25i Volgens de onderhavige uitvoeringsvorm is de i | J oven 325 voorzien van een aantal horizontaal opgestelde j ; moffelplaten 330a, 330b, 330c, 330d die de oven 325 over zijn i ; ! j gehele lengte verdelen in een aantal afwisselend op afstand i | geplaatste verbrandingskamers en moffelkamers, waarbij de ver-'30; brandingskamers de zich in de langsrichting uitstrekkende ! kamers 347a, 347b en 347c zijn. De bovenste kamer 347a ligt i ! dus boven de bovenste band 420; de tussenliggende kamer 347b i ligt tussen de bovenste rollen 435 en de onderste rollen 335 i 1 I | en de onderste kamer 347c ligt onder de rollen 335. Het doel 35; van de verbrandingskamers 347a, 347b en 347c is de banden ! 320 en 420 te scheiden van de verbrandingsgassen zodat de | : banden zich bevinden in een reducerende of neutrale atmosfeer, i > | tenminste gedurende de periode waarin de temperatuur van de j - I banden boven ongeveer 445^ C ligt.

8020249 -25 j De moffelplaten 330a en 330b vormen dus daartus-

| sen een buisvormige bovenste moffelkamer 431 en de platen ; 330c en 330d de onderste moffelkamer 331 waarin de rollen I

j 435 en 335 en de banden 420 en 320 liggen. De geleidings-5; of moffelplaten 330a en 330c hellen enigszins zodat het i laatste deel van de kamers 331, 431 geleidelijk breder wordt i naar de uitlaatpoorten 360 en 460 en de overeenkomstige de-! len van de kamers 347a en 347b geleidelijk nauwer worden i naar het eind 327.

1Öj De moffelplaten 330a, 330b, 330c, 330d zijn bij ) voorkeur gevormd uit platen van gesmolten silica die tempe-| raturen in de oven 325 tot ongeveer 1483^ C toelaten. Om ! deze moffelplaten te vervaardigen moet de silica lading voor i ' i I de oven 525 worden voorzien van een silica- of zandglazuur 15: langs het bovenvlak en dan moet na het bakken het aldus ge vormde glazuur van het geschuimde resterende produkt worden [ ' ! afgezaagd. Een opeenvolging van gesmolten silicaplaten die in de dwarsrichting zijrand aan zijrand in de oven zijn aan- i | gebracht vormen elk van de moffelplaten 330a, 330b, 330c, 20! 330d. Wanneer ze zijn geïnstalleerd, moeten de platen aan- I vankelijk worden verhit tot ongeveer 1260^ C. Bij die tempe- : | ratuur zullen de platen langzaam ontglazen om cristobaliet kristallen te vormen die minder neiging hebben om bij hogere temperaturen door te zakken. Daarna kunnen de hogere tempe-i o 25: raturen tot ongeveer 1483 C worden toegepast.

j De rollen 335 en 435 steken door de zijwanden | 344 van de oven 325 uit en de éinddelen ervan worden onder- | : steund door wielen of rollen 370a, 370b, 370c en aangedre- | ven door banden 372 zoals boven is beschreven voor de voor- ]30! gaande uitvoering.

Versprongen brandstofmondstukken 340a die in i i ongeveer de laatste helft zijn aangebracht richten een aan— I i gestoken luchtgasmengsel in dwarsrichting over de bovenkamer ; I i ! j 347a om deze te verhitten, terwijl soortgelijke versprongen 35; mondstukken 340b en 340c hetzelfde doen voor de centrale of ! ; tussenliggende kamers 347b resp. 347c. Luchtleidingen 300 : leveren lucht via takleidingen 301 aan de mondstukken 340a, ! j 340b, 340c, terwijl gas- of olieleidingen 302 en takleidin- I i ; gen 303 daaraan de brandstof leveren.

8020249 > \ -26- ι ! Aan het ingangseind van de oven 325 is een uit- I i laatsamenstel of middel, dat gelijk is aan het uitlaatsamen-j stel van fig. 1 verschaft. Het omvat een motor 52 die via een j riem 53 een ventilator 41 aandrijft voor het afvoeren van de 5| verbrandingsprodukten uit de afvoereinden van de kamers 347a, i 347b, 347c via de poorten 348a, 348b, 348c en de verdeel-| stukken 349 en om deze af te leveren door de uitlaatschoor-| | steen 354.

| Zoals in fig. 13c te zien is, worden de banden 10: 320a en 420a na te zijn gezwollen of tot cellen gevormd, ! i ! i onder de glazuuropbrengorganen 363 en 463 gevoerd en vandaar naar de annealing oven of koeloven 380 waarvan de opeenvol- i ! gende kamers zijn voorziem van luchtsystemen 419a, 419b, ! 419c, 419d waarbij de koeloven gelijk is aan de koeloven 80. 15; Het blijkt dus dat de verbrandingsgassen die

j I

worden gevormd in het achtereind van het inwendige van de i oven door het verbranden van brandstof door mondstukken 340a, i 340b, 340c voorwaarts worden gevoerd naar het vooreind van ; de oven 325 en daaruit afgevoerd terwijl de ladingen in te- 20 genstroom daarmee bewegen. De binnentredende ladingbanden .

! ί ; I 320 en 420 worden dus geleidelijk gedroogd en dan voorverhit j | en dan gesmolten en tót cellen gevormd, terwijl ze worden bewogen door de oven.

| In de vierde uitvoering die is afgebeeld in 25] fig. 18a en 18b heeft een rechthoekige oven 525 evenwijdige naast elkaar geplaatste vrij draaiende rollen 535 en aange- I j s dreven rollen 536. De rollen 535 nemen van een oploopvlak ! : of platvorm 510 een lading 520 op die wordt gedragen in een i > I ! bak of pan 521. Deze pan 521 wordt door een heen en weer be- ί 1 30; wegende hydraulische cylinder 522 via een ingangsopening 509 ; in de voorwand 526 geduwd in de verbrandingskamer 531 van de j oven 525. De pan 521 is opgenomen op de rollentafel die is gevormd door horizontale vrij draaiende rollen 521 en wordt ! ; daarop bewogen doordat deze wordt voortgeduwd door opvolgen- 135i de soortgelijke pannen 521 met hun ladingen 520, terwijl de-

; I

| ;.ze pannen achtereenvolgens door de cylinder 522 in de oven ' j 525 worden gevoerd.

j : De oven 525 wordt verhit door branders (niet af- ! ; gebeeld) zoals in de voorgaande uitvoeringen en de verbran- 8020249 -27-

I I

! i dingsprodukten worden afgevoerd door een ventilator 551 via i I een schoorsten 554, waarbij de afzuiging plaatsvindt via de i uitlaatpooften 548. De pan 521 bereikt dus uiteindelijk de | rollen 536 aan het uitlaateind binnen de oven 525 die bij 5! aandrijving de pan afleveren door de voor een ogenblik ge- i opende uitlaatpoort of opening 560 ( die in lijn ligt met | de opening 509) wanneer de verticaal verschuifbare deur 561

i I

! i op de oven 525 wordt opgeheven door een cylinder 562 in de i stand die in fig. 18B in gebroken lijnen is afgebeeld.

10 Een motor (niet afgebeeld) drijft via een in i | êên richting werkende aandrijving alle rollen 536 aan, zodat | | enige weerstand tegen toevoer langs de rollen 536 wordt on- ! | dervonden. Dit levert een tegendruk die de naast elkaar in ! ! tandem aangebrachte pannen 521 op de rollen 535 en 536 tegen i !15! elkaar aanliggend houdt.

j Een zwenkbare vinger of schakelarm 563 die is i ! verbonden met de schakelaar 564 zoals is afgebeeld in fig. i 18b werkt als een elektrisch regelmiddël voor de motor (niet; 1 afgebeeld) van de rollen 536 en de cylinder 562, zodat de i 20; deur 561 wordt geopend wanneer de arm 563 naar de deur 560 | 1 wordt bewogen door de celvormige lading 520a en de rollen | 536 daarna worden bediend om een bak 521 uit de oven 525 af ! te voeren. Dan wordt de deur 561 gesloten en kan een volgende cyclus beginnen.

i 25; Brandstofmondstukken (niet afgebeeld) die echter ' gelijk zijn aan de mondstukken 40 en 340a, 340b, 340c, verhitten de oven 525. Een bak of pannen zoals de pan 620 van i ; fig. 19 kunnen worden gebruikt als de pannen zoals de pan i ! : 520 of de pannen zoals de bak of pannen 720 die in fig. 20, ! 30! 21 en 22 zijn afgebeeld kunnen worden gebruikt als de opvol-I ; gende pannen zoals de pan 520. Inderdaad kunnen pannen 620

I I

i en 720 onderling worden vermengd.

; In het bijzonder naar fig. 19 verwijzend omvat-

i I

| i ten de secties met de bakken of pannen 620 een paar tegenover-35 gestélde eindsegmenten 521 en een aantal tussenliggende seg-: menten 622. De segmenten 622 zijn elk kanaalvormige delen met ; platte rechthoekige bodemplaten 623 en opstaande tegenoverr j liggende op afstand van elkaar aangebrachte evenwijdige | rechthoekige zijplaten 624 die uitsteken aan tegenovergestel- i _ ................. ............. . ........... _ ..................... : 8 0 2 0 2 4 9 -28-

i I

[ I de randen van de bodemplaat 623. 1 I De eindsecties zijn ook kanaalvormige delen met ] rechthoekige basisplaat 625 en zijplaten 626. Eén eind is j I afgesloten door een rechthoekige eindplaat 627.

5| In gebruik worden de secties 624 en 625 geas- I sembleerd doordat ze eenvoudig rand tegen rand worden ge-! plaatst op het platvorm 510 om een pan 620 te vormen die aan i zijn zijkanten en bodem geslóten is. De silica lading van ! ruw zand, water en koolstofhoudend materiaal wordt met de 10| hand gepakt of gestampt in de pan 620 en de cylinder 522 | wordt gebruikt om elke pan 620 achtereenvolgens in de oven ! te duwen.

J De panelen of platen 623, 624, 625, 626 en 627 j worden gevormd uit platen vuurvast materiaal, dat wil zeggen S15; geperste koolstof zoals fijne cokes of houtskoölkorrels. Pek I of teer kan worden toegepast als bindmiddel voor de cokes of.

| houtskool en als plakmiddel om de geschikte randen aan el-! kaar te verbinden.

; j | Wanneer het zand smelt in de oven 525, houdt 20 de lading de segmenten of secties 622, 623 bij elkaar totdat | ! de lading na te zijn gesmolten en tot cellen gevormd is afge- I koeld. De gesmolten silica kan vrij snel worden gekoeld en i I behoeft geen annealing. Een koeloven is dus niet nodig. Uit j ! wendige rollen 566 voorwaarts van de rollen 536 leveren de 25i silica af aan een zone waar deze koelt en de secties 621 en

J

| 622 worden verwijderd om opnieuw gebruikt te worden.

| Verwijzend naar fig. 20, 21 en 22 omvat een ! tweede uitvoeringsvorm van de gesegmenteerde of in secties | verdeelde pan "720 een aantal aanliggende vlakken rechthoeki-30! ge tussenbodemplaten 723 en eindplaten 723a die elk zijn ! voorzien van een geperst of samengepakt recht prismatisch of l ) | i rechthoekig blok 724 van silica lading. Een gebruikelijk | ! pers (niet afgebeeld) kan worden toegepast om elk blok 724 I i | I samen te persen op zijn bijbehorende bodemplaat 723 of 723a, !35; of de blokken kunnen afzonderlijk worden geperst en dan ge-! plaatst op de basis. De buitenste of zijeinden 725 van het ; ! blok 724 moeten binnenwaarts van de eindranden 726 van de | | bodemplaat 723 eindigen. De zijden 727 van elk blok 723 moe- i ten in lijn met de zijranden 729 eindigen. De buitenranden ! 8020249

V

-29- ί 1 I ! ! I 729a van de eindblokken 724a moeten binnenwaarts van de bui-j tenranden 729a of eindplaten 726a eindigen.

I [ Wanneer de platen 723, 723a zijn geassembleerd I hebben ze omtrekdelen waarop langwerpige op afstand liggende 5i. evenwijdige zij staven 730 en op afstand liggende evenwijdige i dwarse eindstaven 731 worden opgenomen die elementen van een ί wegneembare rand vormen die rust op maar niet bevestigd is Ι aan de platen 723, 723a zoals in fig. 21 is afgebeeld. De i staven 730 strekken zich uit over de lengte van de naast el-; 10; kaar geplaatste platen 723 en 723a, en de staven 731 bevin-! ! den zich binnenwaarts van de einden van de staven 730.

| i ' | Wanneer de pan 720 is geassembleerd liggen de | [ afzonderlijke blokken 723 en 723a tegen èlkaar aan. Deze j blokken 723 en 723a smelten samen wanneer de silica lading 15; die gevormd is door de blokken 723, 723a smelt en cellen ι vormt tijdens het passeren door de oven 525.

i ι Zoals te zien is in fig. 22, geleiden verticale.

vrij draaiende rollen 580 die met tussenruimten op afstand | zijn aangebracht binnnen de oven 525 de pannen zoals de pan |20 720 door de oven 525, waarbij de rollen 580 een aanmerkelij- i ! ke buitenwaartse beweging van de zij staven 730 verhinderen I en de staven 731 een aanmerkelijke binnenwaartse beweging verbirider en.

i i De. élementen namelijk platen 723, 723a en sta- 25 ven 730, 731 kunnen vrij gemakkelijk worden afgenomen van | het monolitische rechthoekige produkt nadat dit tot cellen : is gevormd?, gesmolten en dan gekoeld.

! Aldus kan een kleine pers (niet afgebeeld) wor- I den toegepast om een zeer lang celvormig gesmolten silica 30 produkt te vervaardigen.

| De bakken 620 en 720 zijn goedkoop en verbruik- I ! ! ; baar. Daarom is te verwachten dat één, twee of drie malen i i gebruik alles is waartegen ze bestand zijn. Daar ze bestaan 1 uit koolstofhoudend materiaal of koolstof, kunnen ze worden i 35: verteerd door zuurstof en waterdamp. Ze funktioneren dus voor : het verkrijgen van een reducerende toestand rondom de lading en wanneer de hete bakken en ladingen worden afgevoerd naar j de buitenlucht, kunnen ze worden verteerd door de omgevende ί lucht.

| 8020249 \ -30- i I Het feit dat de bakken verbruikbaar zijn maakt j I het verbranden van brandstof zoals gas* olie of vaste brand- i I stoffen* dus hout of kool, binnen de oven mogelijk voor het , | ' opwekken van verbrandingsprodukten zoals waterdamp. Deze 5; verbrandingsprodukten worden verteerd door reaktie met de | koolstof van de bakken.

! In elk van de uitvoeringen waar een kleilading [ of een silica lading wordt gebruikt en als de oven 25, 225, i 325 of 525 ongeveer 12 m lang is, moet de snelheid van de 10 toevoer door de oven zodanig zijn dat de lading ongeveer i tién . minuten tot ongeveer zestig minuten in de oven blijft, i j afhankelijk van de dikte van de lading. Een 9 mm dikke lading J moet aldus worden bewogen met ongeveer 60 cm per minuut om | twintig minuten in de oven te blijven, terwijl een 5 cm dikke 15; lading ongeveer dertig cm per minuut moet bewegen.

j De afstand van de rollen in de oven moet zodanig i ; j zijn dat een aanmerkelijke doorzakking wordt verhinderd, in ! het bijzonder nadat de lading is gesmolten en in een betrek- i kelijk visceuse toestand is. In het laatste deel van de oven 120! moet dus worden gezorgd dat de rollen op hartafstanden van I 1 minder dan ongeveer 12,5 cm zijn aangebracht. Dit zal ook I : variëren met de dikte van de lading. Als de lading dun is; i | dus ongeveer 9 mm moeten de rollen met hun middens ongeveer | 37,5 mm uit elkaar worden aangebracht, en als de lading dik 25: is, bijvoorbeeld 12,5 cm moeten de rollen ongeveer op een

J

i hartafstand van 10 cm uit elkaar liggen.

! In de oven voorafgaand aan het punt of de zone | waarin het smelten plaatsvindt, zijn de banden voldoende ! zelfdragend zodat de rollen op een hartafstand van ongeveer 30 15 cm tot 60 cm uit elkaar kunnen staan.

| 1 ; I De ladingen die zijn ondersteund op platen of j in bakken hebben dit probleem van doorzakken niet daar de i koolstofplaten voldoende stijf zijn om steun te verschaffen.

I De rollen moeten echter voldoende in aantal zijn om een seg-35; ment van een pan altijd door twee of meer rollen te ondersteunen.

Dichter geplaatste rollen onderbreken de conti-| nuiteit van de verticale wand geheel of laten zeer dunne ; ! kolommen van vuurvaste wand en/of voering tussen de rollen „,J 0 2 0 2 4 9 •v

ί I

-31- ; over met weinig speling rondom de rollen.

Bij gebruikelijke vuurvaste materialen is i het moeilijk om de wandondersteuning boven de rollen te hand-i haven tengevolge van beweging en afschuiving tengevolge van 5; thermische expansie, in het bijzonder in ovens met meerdere | i dekken en moffelovens. Om deze reden is de oven gebouwd uit : gesmolten silica als regel in elk deel dat wordt blootge-; steld aan niet meer dan ongeveer 1483°C, en steunwandsecties I aan de koude zijden. Massieve of gesementeerde lagen breken | 10! niet af tengevolge van verschillende expansie.

I Opgemerkt wordt, dat in de gebruikelijke hoge i j ί temperaturen in de hete zone de gesmolten silica de neiging L ί heeft om in de tijd te ontglazen en zich om te zetten tot | | cristobaliet, dat een scheurvormende thermische expansie I 15 onder ongeveer 316°C heeft. De ovens worden normaal maanden-! lang bij dè volle temperatuur in bedrijf gehouden en in dit j geval en bij vele andere werkzaamheden is het eenvoudig om j de ontglaasde delen door een klein vuur boven 316°C te houcfen.

! 1 i 1 Processen.

ί !

i I

20 Uit de voorgaande beschrijving zal de werking: ί I of proces van de inrichting duidelijk zijn. Een lading, die j op bevredigende wijze kan worden verwerkt tot een schuimvor- i ! mig of gezwollen kleiproduct bestaat uit 100 gewichtsdelen | ! klei, ongeveer 6 tot ongeveer 15 gewichtsdelen water en on- j 25; geveer 1/20 tot ongeveer 2 gewichtsdelen beschikbare kool^ | stof in koolstofhoudend materiaal. Dit noem ik een vochtige j i i kleilading of mengsel.

| i ! De kleisoorten, die ik bruikbaar heb gevon*· : den als ruw materiaal, omvatten oppervlak-te kleisoorten, 30; "ball clays”, kaolien, klei schalie en ben toniet. Andere | kleiachtige materialen zijn bruikbaar voor mijn proces, de ] wezenlijke eigenschap bestaat uit de kleine uiterste deel-| tjesgrootte van het materiaal en de geschiktheid om te sin-| teren tot een ondoordringbare massa. Kleisoorten en kleiach-35; tige materialen, die een gemiddelde deeltjesgrootte van min-I der dan 2 micron hebben, zijn dus bijzonder geschikt in mijn I proces. Deze kleisoorten worden in natuur in de vorm van i gesteente gevonden, ze moeten worden fijngemalen tot een 0! ''?·;;?Λ.Γ 8020249 -32- !.......Γ"’.............. ............. .............. ........................... ; ; : korrelvorm, die passeert door een 6 mesh zeef.

'j Er zijn ontelbare organische of koölstof- i ! verbindingen, die bruikbaar zijn als het koolstofhoudende | i I i materiaal in mijn proces. Deze moeten echter oplosbaar I 51 zijn in water en moeten verkolen bij verhitting. Derhalve i is suiker of natriumligniet (Orzan A) vrij bruikbaar als ! het koolstofhoudende materiaal.

j Er wordt aan herinnerd, dat als organische | materialen aanwezig zijn in de klei zelf, oplosbaar kool-10i stofbevattend materiaal in mindere hoeveelheid wordt toegepast zodat het totaal van de natuurlijk, optredende koolstof·^ houdende materiaal en de toegevoegde beschikbare koolstof | neerkomt op ongeveer 2 delen per 100 delen klei.

1 Een andere lading, die kan worden verwerkt 15| tot een schuimvormig gesmolten mineraal bestaat uit silica, j koolstofhoudend materiaal en water.

j Een bruikbaar ruw silicamateriaal is sedi- ! ! mentair kwartsiet, dat in de natuur in massiefvorm optreedt ; | ! met een gemiddelde kristalliet diameter van ongeveer 10 j20’ micron en minder, bij voorkeur tussen 5 en 10 micron en | : een verwaarloosbare hoeveelheid interkristallijn materiaal | ; | bevat. Een bij voorkeur toepasbaar ruw silicamateriaal bevat : ! ! ten minste 99% SiO^ op een oxydebasis. Een dergelijk. ruw | : silicamateriaal kan bijvoorbeeld worden gevonden in Arkansas, i25! Illinois en California en heeft de volgende typische chemi- i .

: sche analyse: i i ·

! tabel I. I

' i ! Procent. | ' SiCh 99,2

i i Z

•30. Fe2°3 0,10 ! ! A1o0q 0,14 ! CaO 0,05 ! ! Tio2 ο,οι ! i MgO 0,03 j35; alkalihoudend materiaal 0,27 verbrandingsverlies 0,20 i j , i In de praktijk wordt het kwartsiet materiaal [ fijngemalen na verwijdering uit de mijn, zodat het gaat door 8020249

N

-33- I ! een zeef van ongeveer 6 mesh. Als een zuiverder vorm van | ! silica wenselijk is, moet silicapoeder, dat wordt verkregen i door het fijnmalen van kwartsiet zand of grint worden ge-! bruikt. De toevoeging daaraan van colloïdale silica verbe- j i 5 ! tert het oppervlak van het kwartsiet, zoals hierna zal | worden toegelicht.

De lading wordt gevormd door 1000 delen : silica en ongeveer 1/2 deel tot ongeveer 4 delen beschikbare ! koolstof in oplosbaar koolstofhoudend materiaal en voldoende 10 ! water te vermengen om te zorgen voor de volledige verdeling ! van het oplosbare koolstofhoudende materiaal en de colloida- i ! Ie silica, als deze aanwezig is. Derhalve wordt ongeveer i : i 50 tot ongeveer 100 delen water aanbevolen. De silicalading ; i- i moet worden geplaatst op platen, die eind aan eind worden jl5 i gevoerd door de oven 25 inplaats van banden 20, 120.

| Nog een andere vorm van ruw silica materiaal ! is diatomeeënaarde, die een zeer poreuze vorm van de silica : | is en vrij gemakkelijk schuimt. Het is echter geen zuivere vorm van silica en zijn gebrekkige weerstand tegen zuren 20 i doet afbreuk aan zijn bruikbaarheid.

| i Bij de verwerking van de kleilading of i silicalading wordt de lading samengepakt met gebruikmaking I ' ! van een lage™drukpers of rollen, zoals de rollen 13 en 19.

i ; De kleilading wordt geëxtrudeerd tot de banden 20, 120.

25 | De silicalading kan echter draagplaten of dragers 200 langs ; [ zijn ondervlak, vereisen.

| De draagplaat 200 is verbruikbaar en als J een draagplaat wordt gebruikt wordt deze gemaakt in dezelfde j : I pers waarin de lading wordt samengepakt. De plaat 200 i 30 ! wordt gemaakt uit een bindmiddel en koolstofmateriaal.

| Deze is bij voorkeur samengesteld uit een bindmiddel en I [ koolstofhoudend materiaal, zoals pek en fijne cokes of pek.

I ; en kolenstof, zoals wordt toegepast bij de verwerking van j j kpplstof. De plaat 200. wordt vervaardigd op een aluminium- 135 ! ^olieplaat of ander scheidingsmiddel 201 in de pers 202, ! | niet I zodat deze“plakt aan de verhitte plaat 203. Het aluminium 1 1020249 zal smelten in de oven 25 en verbranden. Desgewenst kan ! .

silicazand, dat in zuiverheid overeenkomt met de silica van : het inwendige worden geplaatst op het bovenvlak van de sili- 40 calading (zonder een blaasmiddelj om bij het bakken een -34- ] 1 ................ ...... ...... ...... .......................................~......’...... ! I I glazuur te vormen.

! Wanneer de gesmolten glasachtige celvormige • i | ! silica is gesmolten en daar de opeenvolgende silicaladingen ! i i i in de kamer 32 tegen elkaar aanliggen, terwijl ze worden ! 1 een plaat 5! gevoerd door de kamer 32, smelt de silica van-700 aan de I silica van de volgende, zodat de door de silica in de oven | 25 gevormde band geleidèlijk één geheel gaat vormen.

| Opgemerkt wordt, dat de platen 200 moeten | worden verwijderd van de band van gesmolten silica, zodra de lOj celvormige gesmolten silica is afgekoeld.

I Wanneer de lading binnentreedt in de oven ΐ ^ | 25, ongeacht of dit een silicalading of kleilading is, wordt | deze onderworpen aan een temperatuur van ongeveer 3.16°C en geleidelijk onderworpen aan stijgende temperaturen, zodat de 15j lading, wanneer deze het eind van zijn beweging in de kamer | 31 bereikt, wordt onderworpen aan de omgevingstemperaturen | I die ongeveer 28°C tot ongeveer 111°C lager zijn dan de tem- j i j !peratuur van de gassen van de verbrandingszone of kamer 32.

De lading treedt dan binnen in de verbrandingskamer 32, waar 20 de temperatuur bijvoorbeeld als volgt wordt gehouden: voor [ 1 o ioppervlaktekleiladingen en bentonietladingen 1093 C tot |1260°C. Voor andere kleiladingen 1150°C tot 1705°C. Voor ! silicaladingen J.650°C tot 1815°C.

i : In elk geval moeten de temperatuur en ;25|turbulentie, die de warmteoverdracht—eigenschappen bepalen, i j zodanig zijn, dat er niet meer dan ongeveer 83°C temperatuur- | yerschil is tussen de oppervlaktetemperatuur van de lading

i I

| en de laagste temperatuur in het inwendige van de lading.

i ! S ! Hoewel de baktijd en -temperaturen variëren ' ! ! ' I30|voor elk ruw materiaal en elke dikte van het uiteindelijke ! |product heb ik gevonden bij de toepassing van Californische klei soorten, die waren gedolven -in de buurt yan Corona, dat dakbedekkingsplaat, 25^37,5 mm dik en ongeveer 5 kg per m ’wegende, kan worden gemaakt door de lading ongeveer 30 minu- 351 ten y66r te verhitten en dan ongeveer 3Q minuten te bakken bij een temperatuur in de verbrandingszone of kamer 32 yan

! O

i ongeveer JJ.72 C.

j i Het sinteren van de lading vindt gewoon- jlijk plaats wanneer de lading ongeyeer 56°C tot ongeveer 40 278°C onder het smeltpunt van de klei of de silica in de 0' '7'':/: 8020249 s -35- ί ! I i lading is. Het sinteren kan dus grotendeels plaatsvinden in : de voorverhittingskamer 31.

In de kamer of verbrandingszone 32 zwelt de ; lading geleidelijk op, terwijl de vorming van cellen plaats- j 5 ! vindt en bij het uittreden uit de kamer 32 heeft het opge- ! ! schuimde of celvormige ruwe materiaal een dichtheid van i ! 3 2 ί I 128 kg per m tot ongeveer 1600 kg per m en een glasachtige i j . I celvormige structuur van meestal niet met elkaar in verbinding ! ; staande cellen.

i 10 Wanneer goede resultaten worden verkregen, \ heeft 98% van de cellen een diameter van minder dan 2 mm en i J in veel gevallen minder dan 1 mm. Deze fijne celstructuur ! geeft gelijkmatig dunne celwanden, die zorgen voor gemakke-i ; 1 | lijke fabricage.

15 | Als het ruwe materiaal silica is, zodat een ! geschuimd gesmolten silicaproduct wordt vervaardigd, is het niet nodig het product toe te voeren aan de koeloven 80. In ! | i plaats daarvan moet het snel worden gekoeld tot ongeveer 1093°C en daarna zo snel als het schikt. .

20 Bij alle andere materialen moet het product ! ' worden toegevoerd aan de koeloven 80 en daarin geleidelijk I ; gekoeld. Voor de beste resultaten moet de annealing curve j voor elk product experimenteel worden bepaald. Bij het.produceren van de daktegels uit Corona klei, zoals boven is be- ; i 25 ί schreven, geeft een curve gelijk aan die van 6 mm dik plaat-! glas goede resultaten.

i j Zoals boven is .aangegeven, wanneer de ge- 1 schuimde of celvormige kleibanden 20 ia, 120a, die nu gesmolten j of glasachtig zijn, binnentreden in de koeloven 80, worden 30 Ι ze aanvankelijk vrij snel in de oven 81 gekoeld door de toe- i ί | voering van omgevingslucht onder geforceerde trek tegen de i I bandoppervlakken. Dit verlaagt de temperatuur van de banden i | 20a, 120a tot juist ongeveer de annealing temperatuur. Daarna i passeren de producten door de annealing kamers 82a, 82b, 82c, I i 35 ! 82d, waar de banden geleidelijk worden gekoeld en daarna i i | | toegevoerd aan de rollen 93, 193 en uittreden met een toelaat- ' bare temperatuur om uiteindelijk af te koelen op de rollen 93, 193, De snelheid van de banden of platen door de oven 25 en | de koeloyen 80 ligt tussen ongeveer 7,5 cm per minuut en onge-140 i veer 180 cm per minuut en de afstand van de rollen 36, 136 | ö 2 0 2 4 9 -36- i :

Inaar het afvoereind van de kamer 32 is ongeveer 2,5 cm tot | ongeveer 12,5 cm op de middelpunten.

i i , i De viscositeit van het materiaal tijdens de ! | g g | icelvörming ligt tussen 4,8 x 10 poise en 5,2 x 10 poise en 1 i i 5‘het materiaal zakt niet door tussen de rollen.

i [ | | Vanuit theoretisch standpunt is bekend (de |tekst van Norton "Refractories") dat ijzerhoudende kleisoorten |smelten bij temperaturen, die wel 111°C lager zijn onder !reducerende omstandigheden dan onder oxyderende omstandigheden. 10 Bij de vervaardiging van de kleilading, die de banden 20 en i120 vormt, neem ik aldus in de klei oplosbaar koolstofhoudend I materiaal en water in zodanige hoeveelheden op, dat de oplos-!sing van koolstof bevattend materiaal alle kleideeltjes ‘bedekt. Bij samenpakking onder lage drukken van 3,5 bar tot i 15j 70 bar wordt aldus een band van vochtige klei verkregen, welke klei voldoende los is, zodat bij de aanvankelijke ver-!hitting vocht uit het mengsel wordt gedreven en het koolstof-| houdende bestanddeel achterblijft als een zeer dunne deklaag |op alle uiteindelijke kleideeltjes. Het koolstofhoudende 120 bestanddeel, zoals suiker, is gelijkmatig verdeeld door de | imassa en volkomen vermengd met elk deeltje als een deklaag daarop. Verdere verhitting van de kleilaag veroorzaakt dat | deze sintert en op dit tijdstip kunnen barsten in het opper-Ivlak verschijnen.

25| In de kamer 31 heeft de atmosfeer echter een I overmaat van lucht of zuurstof en heeft daarom een oxyderende j |atmosfeer. Eén of meer oppervlakken van de banden 20 en 120 I worden in deze oxyderende toestand gehouden van juist voor !het smelten van de band of plaat tot aan het afleveren naar 130 i-de koelere temperaturen. De temperatuur juist voor het sin- | ‘teren en tijdens het bakken is voldoende hoog zodat de kool- j 1 ! I stof in de oppervlaktezone van de lading wordt weggebrand tot | I een beperkte diepte vanaf het oppervlak van de klei. Aldus | I wordt een mantel van materiaal met een hoog smeltpunt gedeel- ;

I I

;35itelijk. of volledig gevormd rondom de band 20 of 120 of de | plaat.

i In het inwendige van de lading echter heersen ij ‘reducerende omstandigheden tengevolge van de aanwezigheid van |het organische of koolstofhoudende materiaal. Onder zorgvuldig 40I geregelde temperatuuromstandigheden in de verbrandingskamer

8 02 0 2 4 S

V

-37- r !......... ...... ..................

s ; | | 32 zullen derhalve de banden 20 en 120 zo worden gehouden, I i | |dat de mantel niet smelt of te kleverig wordt om over de rol- ! ilen te lopen, terwijl het voornaamste deel van deze lading i ; :smelt. Als de klei smelt, kan het ijzeroxyde in de klei en 5;de koolstof op het oppervlak van elk deeltje diffunderen en |zo met elkaar reageren om koolmonoxyde of kooldioxyde vrij !te laten voor de gesmolten viscose klei, waardoor de klei !wordt opgeblazen om een groot aantal gesloten bellen te vor-' men.

10! Als een scheidingsmiddel of vrijlaatmid- idel is toegepast aan het ondervlak van de band 20 of 120, of i ide onderkant en de zijvlakken daarvan, is dit vrijlaat- óf i

Ischeidingsmiddel bij het verhitten van de oven inerter dan de !klei zelf en kleeft dus niet aan de oppervlakken van de rol-15jlen. Als dit vrijlaatmiddel of scheidingsmiddel aan drie jzijden is aangebracht vormt het een wieg onder en opzij van ide banden 20 en 120 om de lading tijdens de periode, waarin | |deze wordt geschuimd of tot cellen gevormd, te begrenzen, i ! Ik heb ook gevonden, dat wanneer celvor- ;20iming optreedt in de verbrandingskamer de temperatuur zo wordt· i i 6 : ! gehouden, dat de viscositeit van de klei ongeveer 5 x 10 j ipoise wordt, de klei voldoende kleverig is om vast te hechten | |aan de rollen, die deze ondersteunen tenzij de geoxydeerde | huid of ander scheidingsmiddel aanwezig is en toch voldoende 25|visceus is, zodat het door de reactie van het koolstofhoudende iof organische materiaal en het ijzeroxyde of soortgelijke oxyden van de klei opgewekte gas kleine bellen veroorzaakt, I ; idie niet naar buiten breken, maar de klei uitzetten en geslo-iten cellen met in hoofdzaak gelijke consistentie vormen.

30; Door het instellen van het koolstofgehal- |te van de klei wordt de juiste hoeveelheid gas gevormd voor jhet yerkrijgen van de gewenste dichtheid. Instelling van het !vocht en de mate van drukking geven een kleiband, die sterk genoeg is om over de rollen te passeren, maar niet zo dicht, 35!dat een lange droogtijd bij lage temperatuur wordt vereist.

S i De koolstofreductie van de ijzeroxyden en andere zuurstofrijke bestanddelen in de klei is mogelijk bij lagere temperaturen; echter wordt een aanzienlijk deel ;van de reactie uitgesteld tot het smelten van de lading.

40 Het is een essentieel onderdeel van mijn proces, dat de kool·^ 8020249 -38- istofdeklaag wordt afgezet op elk klein einddeeltje in het Iinwendige van de grote geagglomereerde deeltjes van de klei, !zoals deze gedolven of gemalen is. Dus, als de klei smelt en |moleculaire diffusie sneller wordt, vindt de fysische ontmoe-5 jting van het ijzeroxyde en de koolstof over een zeer korte iafstand plaats en geschiedt de reactie dadelijk. Dit fenomeen Iwerkt als een ingebouwde regeling om gas te produceren na het [ !sinteren maar dadelijk bij het smelten.

i Sommige poreuze gesteenten van compacte i | jlO [kwartskristallieten zijn gevormd met kristallieten :>f deel-| tjes, die bijna zo klein zijn als de einddeeltjes in klei- ! [klompen. Diatomeeën—aarde is ook silica met fijne einddeel- | I tjesgrootte maar minder zuiver dan de zuiverder zandsoorten.

i ί j [Deze silica's, zoals kwartskristallieten of diatomeeen-^aarde 15 [hebben grotere specifieke oppervlakken dan verpulverd zand ;en daarom grotere tussenvlakken. Dit is een andere manier om ste zeggen, dat een dunnere laag koolstof een kleinere diepte |van silica bedekt en dus de moleculaire diffusie sneller is ! tengevolge van een kortere weg. In sommige gevallen reageert I j 20[de koolstof met de silica om siliciumcarbide te produceren, [dat vervolgens bij verdere verhitting reageert met meer sili- i [ca om . silicluffimonoxyde en koolmonoxyde te produceren, die [de gassen zijn in een silicamassa of in een tegen hoge tem-

Iperatuur bestendig aluminiumsilicaat, zoals "ball clay".

Γ 25: In mijn bij voorkeur toegepaste werkwijze ί ivoor het vervaardigen van schuimvormig gesmolten silica met [een zuiverder samenstelling, voeg ik suiker en water toe aan i [een kleine hoeveelheid commerciële colloïdale silica- ! · I [oplossing, die dan grondig wordt vermengd met commerciële [30[silicapoeder. Dit geeft een dispersie van koolstof over een | [veel groter oppervlak dan anders zou kunnen worden verkregen, i [zelfs door het silica tot kleine deeltjesgrootte te malen.

ij - [ i Het silicapoeder heeft een deeltjesgrootte i ! w ivan ongeveer 15 micron equivalente diameter, terwijl colkxdale 35jsilica ongeveer 1000 maal kleiner is. Dit betekent, dat 'bet [oppervlak van gegeven massa van colloïdale silica 1000 maal [het oppervlak heeft van dezelfde massa van silicapoeder. Ik [gebruik dus ongeveer 2 gewichtsdelen colloïdale silica op [100 gewichtsdelen silicapoeder en vergroot daardoor het effec-40 tieve oppervlak van het silicapoeder mét ongeveer 20 maal.

8 0 2 0 2 4 ο;.·π·ν: -39-

V

! I

I I Dit vergroot naar verhouding het oppervlak van het tussenvlak i | : I ! voor reactie tussen de koolstof en de silica. Dus wanneer de lading van silica, colLoïdale silica en koolstof wordt verhit I in de oven 25, is de koolstof vrij gelijkmatig verdeeld over ! 5; de silica en bij verhitting wordt het vocht afgedreven en ! reageert de koolstof uiteindelijk met het silicium om sili-\ ciumcarbide te produceren en dan reageert het siliciumcarbide ! met silica om siliciuia-'monoxyde en koolmonoxyde te produce- | \ ! I ren.

LlO· Een celvormig glasachtig gesmolten sili- > ! | caproduct kan ook worden gemaakt uit gemalen silicagesteente,

i i M

| ! zoals kwartsietgesteente of diatomeeesaardé om agglomeraten ! i van minder dan 6 mm in diameter te verkrijgen. Deze gemalen i gesteenten worden vermengd met colloïdale silicasol en een |15| oplosbare koolstofverbinding, die bij verhitting verkoolt ! en die is opgelost in water. De oplossing zal binnendringen ; ; in de agglomeraten en de kleine deeltjes daarin bedekken.

' De vervolgens optredende verhitting zal het vocht verdrijven,: | waarbij de colloïdale silica en koolstof gelijkmatig verdeeld :20! op de deeltjes achterblijven. Bij voortgezette verhitting i wordt een reactie tussen de koolstof en de beschikbare sili-| ca en tussen de koolstof en de beschikbare zuurstof veroor-J zaakt om celvorming te veroorzaken, terwijl de silica smelt.

[ Geschikte schuimvormige materialen kun- 25| nen worden geproduceerd volgens mijn uitvinding uit opper-! vlakteklelsoorten, schalies, bentosnietsoorten, diatomeeën-| aarde en silica. Oppervlaktekleisoorten en schalies, die ! _ i zijn verkregen van baksteen-, dakpan- en. bloempotfabrieken ! in Californië, Georgië en Duitsland zijn geschikt gebleken 30 | voor mijn processen. Deze kleisoorten en schaliesoorten moeten worden gemalen, zodat ze passeren door een zeef met j | .

! I ongeveer 6 mazen per 2,5 cm.

| i Opzwellend bentoniet uit Wyoming en South j I Dakota en niet^opzwellend bentoniet uit Mississippi en Cali-|35! fornie zijn ook bruikbaar voor het produceren van geschuimd ; I materiaal volgens de onderhavige uitvinding. Al deze klei-! j soorten (schalie en bentoniet worden aangeduid als klei) j zijn met succes verwerkt op de volgende manier: ! ; In opvolgende partijen werden suiker 40 ; en natriumligniet (ORZAN A) respectievelijk opgelost in water t c 8 0 2 0 2 4 9

V

-40- [ I en dan werd het water vermengd met de klei, zodat een vochti-j |ge persconsistentie voor klei werd verkregen. In sommige ge- !vallen, waar de klei een hoog.vochtgehalte had, werd de klei ! ivermengd met drogere klei, zodat een uiteindelijk vochtgehalte

I

5jvan 6-15 gewichtsprocent werd verkregen. Zelfs wanneer [slechts 3 of 4% van het totale water werd toegevoegd aan de [klei, werd de suiker of het natriumligniet . aan dit water ;toegevoegd voor het tijdstip, waarop het werd vermengd met de 1 !klei.

10I De verschillende monsters van de resulterende i mengsels werden elk geperst tot koeken in platte matrijzen of i i | twerden met de hand op draagplaten aangebracht. De geperste i

ikoeken werden gedroogd voor het bakken. Koeken of lossere |massa's op draagplaten werden afzonderlijk geduwd in een la-15|boratoriumoven bij ten naaste bij juiste temperaturen, die werden bepaald door het waarnemen van het opzwelgedrag. De ;toegepaste temperaturen lagen tussen 1128°C en 1236°C. Er | |was geen kleisoort, die geen cellen vormde. I

i 4 ; I Ik heb gevonden, dat van nature in sommige 20ikleisoorten organische materialen voorkomen, die koolstof ibevatten. Deze organische materialen zijn goed verdeeld in j i i de klei en vormen geen bijzonder probleem, behalve dat er ! i j [rekening mee moet worden gehouden. Dus in sommige gevallen i |is het niet nodig koolstofhoudend materiaal aan de klei toe 25;te voegen. In sommige gevallen, waarbij een extreem hoog ge-!halte aan organisch, materiaal in de kleisoorten aanwezig is, |moeten deze worden vermengd met andere kleisoorten, zodat ide resulterende lading ongeveer 2 gewichtsprocenten organisch materiaal in het mengsel heeft. Als meer dan ongeveer 2% ί | 301organisch, materiaal is opgenomen in het mengsel, zullen over-|matige opblazing en onregelmatigheden in de celvormige struc-[tuur optreden. Wanneer minder opblazing of schuiming gewenst [is, wordt hét organische materiaal in de lading dienovereen-[komstig minder. Dit kan gebeuren door vermenging met andere i 35 [ kleisoorten met laag organisch gehalte . De resulterende opge-| [schuimde of celvormige klei zal gelijkmatiger zijn en de cel- i i I !yorming zal minder dicht zijn. Wanneer ladingen werden geproduceerd met alle kleisoorten, schaliesoorten, bentonietsoorten i [die. hoyen zijn genoemd, werden ondoordringbare celvormige 40 stukken van goede gelijkmatigheid in alle gevallen verkregen, 8020249 v -41- [ r..................................... "............ ' " .............. ' " ........ ........

! I behalve wanneer een overmaat aan organisch materiaal in de ! | ladingen was opgenomen. Een beter begrip van mijn uitvinding | I wordt verkregen bij verwijzing naar de volgende specifieke ! voorbeelden.

i 5; Voorbeeld I.

| | Een klei uit Fremont, Californië (Interlocking ί , ί : Tile Co.,), die ging door een zeef met 6 mesh, werd gemengd I i als volgt: _10' 1000 delen klei i 10 delen sucrose ! ! i 110 delen tapwater.

j Een 30 cm vierkante tegel werd gevormd door i ; persen bij 7 bar tot ongeveer 2,5 cm dikte.

125: De tegel werd gebracht in een atmosfeer van ; ! 372°C gedurende 15 minuten, daarna in een geregelde atmos- i ί ; i feer waarbij de tegel althans nagenoeg werd gesinterd zonder ;

r I

de uit de suiker afkomstige koolstof te verbranden, terwijl i de temperatuur werd verhoogd tot ongeveer 1095°C in een redu- i i I 20; cerende atmosfeer.

I ; De tegel werd gevoerd over rollen met ongeveer ; j 30 cm per minuut gedurende 20 minuten in een oven bij onge-| veer 1153°C in een oxyderende atmosfeer. De rollen waren voor j | deze gang schoon en nieuw en de tegel passeerde erover zon-I 25; der te worden stilgehouden door kleven aan de rollen. Er was ! | ! geen aanwijzing van doorzakken tussen rollen. De tegel was | ! geëxpandeerd tot ongeveer 40 cm bij 40 cm en had een roodach- | j tig bruine huid tengevolge van de huidoxydatie. Het inwendige | 1 was groenachtig donkergrijs en tot cellen gevormd tot ongeveer I 3Q; 48Q kg per kubieke meter.

! Een aantal gangen werd herhaald en sommige kle- | | verige plekken van gesmolten klei of glazuur van yerschillen- I | de experimenten bevonden zich op de rollen en begonnen stuk-| ! ken van geoxydeerde huid af te trekken, terwijl het aangren- !35 zende inwendige materiaal zacht werd en tot cellen werd ge-! : yormd.

i .......i

Jfll 0 2 4 9 i : > -42- ! : I Voorbeeld II.

I Groene tegels uit voorbeeld I werden geverfd I I aan de onderkant en zijkanten met een engobe van ruw en ge-! ;calcineerd tegen hoge temperatuur bestendige vuurvaste klei | 51 na voorlopige droging.

j ; i Deze tegels werden gebakken zoals in voor- !beeld I en toonden minder neiging om kleverige plekken op de i I j rollen te veroorzaken, maar waar een kleverige plek aanwezig i j was bestond nog steeds een neiging om de engobe en geoxydeer-10|de huid af te trekken, die zich konden ophopen totdat de [transporteur onwerkzaam werd. De tegel expandeerde zijwaarts I tot ongeveer 40 cm bij 40 cm.

I Voorbeeld III.

! i j Een mengsel van 60 delen gecalcineerde vuur- i .15 I vaste klei op 40 delen ruwe vuurvaste klei en 10 delen water Jwerd verspreid over de bodem van een matrijsholte en omhoog ! jgedrukt tegen de zijden. De matrijs werd daarna gevuld met Jde kleilading uit voorbeeld I en tegels die overigens geperst waren zoals in voorbeeld I.

20! Deze tegels werden gebakken zoals in voor- I 1 beeld I en tot cellen gevormd tot ongeveer dezelfde dichtheid.1 ! . I 1 1 1 iOpgemerkt werd, dat terwijl de tegel zijwaarts was geëxpan- I i ! jdeerd tot ongeveer 40 cm bij 40 cm in voorbeeld I en II, de j jtegel van dit voorbeeld meer in de dikte dan zijwaarts expan- i 25'deerde.

[ 1 : 1 , i ! I ! Voorbeeld IV.

i ' 1 Een scheidingsmiddel werd gemaakt door 12 dea len ruwe vuuryaste klei te mengen op 88 delen silica zand I jen 10 delen water. Dit mengsel werd gebruikt voor het maken 30 !yan de onderkantbedekking van de tegel van voorbeeld I en j verwerkt, zoals in voorbeeld II. Wanneer de tegel met deze onderkantbedekking werd gevoerd, over de rollen bij het bakken, |werd het zand bij blootstelling aan een kleverige plek alleen j afgetrokken, terwijl het werd blootgesteld totdat eventueel 35 de kleverige plekken op de rollen goed waren bedekt. Bij vol- s, 8 P 2 0 2 4 9 ψ -43- gende gangen waren deze rollen dan weer in staat om de klei- [ ! lading op te nemen, zonder dat de lading plakte.

j

Voorbeeld V.

j ! ! Een tegel zoals in voorbeeld I werd gemaakt | 5; met bentoniet uit Wyoming inplaats van klei en de suikertoe-I voeging werd gereduceerd tot ongeveer 2 delen per 1000 delen i bentoniet. Bij een baktemperatuur van ongeveer 1260°C werden soortgelijke resultaten verkregen als in voorbeelden I, II en i III.

i ; - i s " i jlO; Voorbeeld VI.

| ; i : I ! | In de bodem van de matrijs spreidde ik een i ! ! ! vel aluminiumfolie uit en een droog mengsel van 2 delen poe- | dervormige aardoliecokes en ëên deel poedervormige pek van i een gieterij—toeleveringsfirma. De matrijs werd toen verhit J i 115i door een gasvlam om de pek te smelten en daarna werd deze ' I j geperst om een koolstofplaat te maken. Deze procedure werd i [ herhaald om de aanvullende koolstofplatèn te maken van min-| der dan 1,6 mm dik tot meer dan 3,2 mm dik.

I De koolstofplatèn werden dan gekoeld en ge- 20i laden met een lading van ongeveer 20 cm bij 20 cm bij 2,5 cm i door een vorm te plaatsen op de plaat en de vorm te vullen i ’ : ! en met de hand aan te stampen.

I ! i Voor dit voorbeeld VI was de lading Missis- [ sippi M & D "ball clay"/gemengd met sucrose en water zoals !25!_ in voorbeeld I. Het monster werd gebakken op éën van de ! ; koolstofplatèn, direct gaande van kamertemperatuur in de | ; oyen bij ongeveer 1538°C, waar het ongeveer 20 minuten werd | gebakken. De temperatuur werd proberenderwijs ingesteld om i goede celvorming te verkrijgen.

30 In alle bovenstaande voorbeelden braken de i celvormige monsters, die uit de oven in de koude lucht wer- : j in | den gebracht-stukken tengevolge van thermische schok. Aan I : het eind van een gang werden sommige monsters geplaatst in ; een annealing kast en de koelsnelheid werd ingesteld om I 35! breukloze monsters te verkrijgen, ! 8 02 0 2 4 9 t -44- r.....“τ.......'.......'.................................... ..........................................................

! Voorbeeld VII.

i ; i j | j Dit was een herhaling van voorbeeld VI behalve | ! dat gemalen diatomeeënaarde werd gebruikt inplaats van de | klei. De temperatuur werd ingesteld door waarneming van het 5 | smelten en de celvorming en werd geschat op ongeveer 1705°C.

! De sucrosetoevoeging was ongeveer 2 delen per 1000. Goede | celvorming werd verkregen bij ongeveer 320 kg per m en het | product brak niet toen het van de oventemperatuur in koude i lucht werd gebracht.

10 i Voorbeeld VIII.

! i

I i I

i : ! | : De procedure van voorbeeld VII werd herhaald, | i behalve dat poreus kwartsietgesteente (zie tabel I) werd I | gemalen en gebruikt inplaats van de diatomeeënaarde.

I De baktemperatuur was ongeveer 1760°C. Snelle 15 I koeling was succesvol en de celvorming was goed na ongeveer i ! i 30 minuten bakken.

i i :

Voorbeeld IX, i | | De procedure van voorbeeld VII en VIII werd : gevolgd, behalve dat de lading een zuiverder kwartsietsilicaat 20 I was, voornamelijk een gekocht 325 mesh silicapoeder, 99,8% ! zuivere silica.

i i Aan deze lading per 1000 delen werd toegevoegd i ] _ ’ | ! 4 delen sucrose in 49 delen water en 80 delen silicasol, die | | 30% van de silicasol bevatte als colloïdale silica van 15 25 ' millimicron diameter.

i I

j Het bakken geschiedde op de koolstofplaat bij ; ongeveer 1760°C gedurende ongeveer 30 minuten. Het monster ! werd snel gekoeld bij afvoer uit de oven en de koolstof van | de plaat werd afgesneden. De celvorming was goed bij een 1 3 30 ; dichtheid van 288 tot 384 kg per m .

• I

I .

| i · ij : | ! Voorbeeld X.

I i

i I

; Monsters van ongeveer 20 oppervlaktekleisoorten ! werden verzameld uit Californië, Georgië en Duitsland. Al JB°2 0 2 49 -45- ί I ........... ...................."............................

I j deze werden beproefd volgens de lijnen van voorbeeld I met | : toevoeging van meer of minder tot geen suiker. Alle monsters j konden met succes tot cellen gevormd worden.

! Zes commerciale "ball clay" soorten en een 5 j kaoliensoort uit Georgië werden ook gevormd op koolstofpla- i ten en tot cellen gevormd volgens de bovenstaande procedure.

| ! Het zal duidelijk zijn aan de deskundigen ; op dit gebied dat vele variaties kunnen worden aangebracht Ι in de uitvoeringen die hier gekozen zijn als illustratie van 110| de onderhavige uitvinding en dat de leer van de equivalenten | [ volledig van toepassing kan zijn zonder het kader van de uit- I | vinding, zoals gedefinieerd door de aangehechte conclusies

i I

! i te verlaten.

| 1 : I ! | j j ! 1 : i ! ! ! i ! ! i ; ι - ; ! ! j ! ; ι ι

| i j I

: j : i j | j j ; ] ! ι i | ......; 8020249

Claims (9)

1. Inrichting voor het bakken van vuurvast I i ruw materiaal omvattende: j | a) een in de langsrichting opgestelde oven | ! met een ingangseind en een uitlaateind en met openingen, die | 5 een voorste ingangspoort en een achterste uitlaatpoort vormen I voor ruw materiaal, dat door het inwendige van deze oven 1 wordt gevoerd; i b) transportmiddelen in het inwendige voor ; het ondersteunen en toevoeren van het ruwe materiaal uit de 10 ingangspoort langs een voorgeschreven in het algemeen recht- ; | lijnige baan in het inwendige van de oven en uit de uitlaat- i i poort; I c) middelen om brandstof te verbranden in I i het achterste deel van het inwendige om het ruwe materiaal i : 15 te bakken, terwijl dit daardoorheen passeert; | d) geleidingsplaten, die in het algemeen ho- I ; rizontaal in het inwendige zijn aangebracht om het inwendige : | te scheiden in verbrandingskamers en daartussen een moffel- I | ! kamer, waarbij de transportmiddelen zijn aangebracht in de 2θ| moffelkamer; e) uitlaatmiddelen bij het ingangseind van de i oven voor het afvoeren van de verbrandingsgassen uit de I verbrandingskamer, waardoor de verhittingsgassen, die in het ! voorste deel van de verbrandingskamers door de middelen voor 25; het verbranden van brandstof zijn afgeleverd, achterwaarts | boven en onder het ruwe materiaal in tegenstroom bewegen; | | fl aflevermiddelen voor het afleveren van i het ruwe materiaal aan de ingang.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarin 30 de .moffeDplaten zijn gevormd uit naast elkaar geplaatste ; i . i I ; platen van gesmolten silica. : j - : |j 3, Inrichting volgens conclusie 3, waarin ; ! de aflevermiddelen een stortbak voor het ruwe materiaal om- j yatten, welke stortbak in zijn onderste deel een opening j351 heeft, een paar tegengestelde samenpersrollen, die aan te·'-I genoyergestelde zijden van de opening zijn aangebracht om i ; het ruwe materiaal als een stroom omlaag te voeren, een i derde samenpersrol onder êën van de tegenoverliggende samen-i persrollen en geleidingsmiddelen om een oppervlak van de ,1020249 -47- Γ""....."I ............... ....... "...................... .................... .......... ............................ ................................................. ! :. I stroom te geleiden vanaf de andere van de tegenovergestelde | samenpersrollen naar de derde samenpersrol, waarbij de tegen- [ overgestelde samenpersrollen het ruwe materiaal uit de stort- ] i bak samenpersen en toevoeren tot een in neerwaartse richting 5| gevoerde stroom en de derde rol en de ene van de tegenover-' gestelde samenpersrollen samenwerken om deze stroom als een | band van onbepaalde lengte in een horizontale richting in de j ingangspoort te voeren.

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarin 10j de geleidingsmiddelen een gebogen plaat omvatten, die concen-| I trisch is met de éne van de tegenovergestelde samenpersrollen. | ! 5. Inrichting volgens conclusie 1, voorzien ! i J van een aantal mondstukken, die zijn aangebracht tussen de ! aflevermiddelen en de oven om materiaal op het oppervlak van . i ! jl5: het ruwe materiaal te sproeien. ij 6. Inrichting volgens conclusie 1, waarin | de middelen voor het verbranden van brandstof een aantal gas-! of oliebranders omvatten, die versprongen in de tegenoverge- ! stelde wanden van de oven zijn aangebracht. i i ' 20! 7. Inrichting voor het toevoeren van ruw j materiaal als een band in een horizontale richting omvattende: 1 a) een stortbak voor het ruwe materiaal, ! ' ! welke stortbak in zijn onderste deel een opening heeft, een j paar op afstand van elkaar in de dwarsrichting tegenoverlig- - j25 j gende samenpersrollen, waarvan de binnenomtrekken aan tegen- ' I | ' ! i overgestelde zijden van de opening zijn aangebracht om aan ! te grijpen op tegenovergestelde zijden van het ruwe mate- i riaal en dit daartussen samen te persen en geleidelijk omlaag ! i te voeren als een stroom; i 30' b) een derde samenpersrol onder de éne van i | de tegenoverliggende samenpersrollen en geleidingsmiddelen | voör het geleiden van een oppervlak van de stroom vanaf de | andere van de tegenoverliggende samenpersrollen naar de i bovenomtrek' van de derde samenpersrol; 35i c) waarbij de tegenoverliggende samenpers- \ ! rollen het ruwe materiaal uit de stortbak samenpersen en i i toevoeren tot een stroom, die in neerwaartse richting wordt ! | ,j gevoerd; en | ; d) waarbij de derde samenpersrol en de ene 40 van de tegenoverliggende samenpersrollen samenwerken om de 8 02 0 2 4 9 i ! -48- | j stroom samen te persen en toe te voeren als een band van 1 i | ; onbepaalde lengte In een horizontale richting. ' i i | | 8. Inrichting volgens conclusie 7, waarin ' de geleidingsmiddelen een gebogen plaat omvatten, die con- 5. centrisch is met de éne van de tegenoverliggende samenpers- i i | rollen. j ! 9. Inrichting volgens conclusie 8, voorzien ] ! van eindrollen aan de einden van de tegenoverliggende samen- ' ί ; ! | ; persrollen. jlO' 10. Oven voor het bakken van vuurvast ruw | ί materiaal, omvattende: | i a) èen in de langsrichting aangebrachte I ! ' I ί oven met een binnenruimte en uitgelijnde ingangsopening en i i | i een uitgang naar de opening voor de oven; 15' b) een rollentafel in de binnenruimte; i l c) een cilinder bij de ingangsopening om | | opvolgende pannen met lading in de pan te duwen, zodat één | pan de volgende langs de rollentafel naar de uitlaatopening i ! ί duwt; i20 ί d) aangedreven afvoerrollen binnen het I I : | ! einddeel van de oven om de dichtst bij het eind liggende | ί . : i pan uit de oven af te voeren door de uitlaatopening; en ! 1 e) middelen om vast te stellen wanneer deze i | | het dichtst in het eind liggende pan op de afvoerrollen ligt 25. en om daarna deze rollen te bedienen. IJ. Inrichting volgens conclusie 10, waarin ί de aangedreven rollen vrij kunnen draaien, wanneer ze niet | worden aangedreven. I 12, Bak voor het opnemen van een lading, 30. bestaande uit een aantal secties, die zijn voorzien van plat-; | te bodemplaten, die zijn gevormd uit vuurvast materiaal en j die met hun randen tegen elkaar liggend zijn aangebracht, :.een I J rand yoor de platte platen, welke rand is voorzien van rand-; elementen, die zijn gevormd uit vuurvast materiaal en van 35 ! elkaar kunnen worden verwijderd, zodat de platen uit elkaar : · ' i ! | kunnen worden genomen. i i ' | 3.3. Bak volgens conclusie 1:2, waarin de ele- ,J 0 2 0 2 4 9 menten hestaan uit zich in de langsrichting uitstrekkende zij- i ; I ί staven, die zich. uitstrekken over de randdelen van alle pla- i.......: |40 ! ten, en eindstaven over de randen van de eindplaten. r -49- i | !

14. Bak volgens conclusie 12, waarin de elementen i I I |bestaan uit opstaande tegenoverliggende paren platen, die met jde bodemplaten naast elkaar liggende wegneembare kanaaldelen ;vormen en eindplaten, die de einden van de het dichtst bij 5|de einden liggende kanaaldelen afsluiten.

15. Bak volgens conclusie 12, waarin het vuurvaste imateriaal koolstofhoudend materiaal bevat, dat is gekozen uit | i | |de groep bestaande uit fijne cokes en houtskoolkorrels.

16. Bak volgens conclusie 15, waarin een bindmid- | lOidel, dat is gekozen uit de groep bestaande uit pek en teer, jis vermengd met het koolstofhoudende materiaal.

17. Bak volgens conclusie 12, met een lading sili-! ïca in de bak. i 1 j ; -

18. Bak volgens conclusie 12, waarin de bodempla- ] 15 ten respectievelijk samengeperste afzonderlijke blokken van deze lading dragen, waarbij de blokken boven de platen naast -elkaar liggen. ;

19. Werkwijze voor het vervaardigen van een cel- | ;vormig glasachtig gesmolten silicaproduct, waarbij silica-20 gesteente dat is gekozen uit de groep bestaande uit kwartsiet-gesteente en diatomeeënaarde wordt gemalen om agglomeraten · |kleiner dan 6 mm in diameter te verkrijgen, het gemalen isilicagesteente wordt gemengd met colloïdale silica en een ; oplossing, waarin een koolstofsamenstelling, die bij verhit-25 ;ting verkoolt, in water is opgelost, waardoor de oplossing Jzal binnendringen in de agglomeraten en de deeltjes, waaruit | deze agglomeraten bestaan zal bedekken, en waarbij het water | juit de agglomeraten wordt verdreven en bij verkoling de ! i | jk-oolstofverbinding als deklaag op de deeltjes achterblijft, 30 waarna de agglomeraten worden gesmolten bij een temperatuur, idie veroorzaakt, dat°Me deeltjes afgezette koolstof reageert met beschikbare silicium en zuurstof om celvorming van de gesmolten silica te veroorzaken en daarna de tot cellen ge-|vormde silica wordt gekoeld. 35 : i i ! ........I 8020249 Γ i -v -50- ! ' I Samenvattin q. I ---— j ! De inrichting omvat een aantal extruders (10, J 110) die evenwijdige banden (20, 120) van ruw materiaal toe-| voeren langs vuurvaste rollen (35, 135) door opvolgende ka-I mers (30,32) in een oven en door een koeloven (80) naar een 5 i snij zone. De oppervlakken van het ruwe materiaal (20, 120) ! zijn aan drie zijden bedekt met een scheidingsmiddel en aan i ! i j de bloot te stellen zijde met een glazuur of zijn onbedekt | ; gelaten. De verbrandingskamer (32) van de oven heeft tegen- \ i overliggende rijen branders (40), die naar tegenoverliggende ïo! poorten (42) zijn gericht. De rollen (35, 135, 36, 136) ! steken uit door zijwanden en zijn ondersteund op in de om-i treksrichting of afstand gelegen wielen (70a, 70b, 70c). j ! Wielen.(73a, 73b) synchroniseren de rollen. Een verdeelstuk i (56) verbindt de verbrandingskamer (32) met de voorverhit-j 15 tingskamer (30). Het proces maakt gebruik van een mengsel | ' van een kleine hoeveelheid van oplosbaar koolstofhoudend j ! materiaal en water met een klei- of silicalading om de sa-S ] menstelling bij te stellen. Klei kan worden geëxtrudeerd | als banden, die worden bedekt met een scheidingsmiddel en 20; glazuur, dan gebakken, voorverhit, gesinterd boven 1093°C ; I * I en annealed. De celvormige glasachtige kleiproducten worden | i | i dan gesneden. Een silicalading met een silicazandoppervlak I | kan worden geperst met een materiaal om platen te vormen ; en dan gebakken in de oven om een celvormig glasachtig j 25; product te vormen. Verbruikbare,uit secties bestaande bak-S j ken worden ook beschreven. | I I : j ; i ; ! i ! i : i t ; ; i 8020249