NL8006183A - Opneemorgaan voor gebruik in video- en/of audio- -informatie uitleesinrichtingen. - Google Patents

Description

-* * A * ..

N.Q. 29613 1

Opneemorgaan voor gebruik in video- en/of audio-informatie uitleesinrichtingen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het lezen van een schijfvormige informatiedrager waarop informatie, bijvoorbeeld video en/of audio-informatie, is geregistreerd in een optisch leesbare structuur en meer in 5 het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een opneemorgaan voor een dergelijke inrichting, in zijn algemeenheid voorzien van lichtbundel genererende middelen voor het genereren van een lichtbundel, een focusseereenheid met een focusseerlens voor het focusseren van de door de lichtbun-10 del generatormiddelen uitgestraalde lichtbundel op het vlak van de informatiedrager en fucusregelmiddelen voor het regelen van de positionele relatie tussen de fucusseerlens en de informatiedrager, spoorvolgmiddelen voor het projecteren van de lichtbundel op elk tijdstip op de gewenste 15 plaats op het vlak van de informatiedrager, en een fotoge-voelige signaaldetector voor het omvormen van de op het vlak van de informatiedrager gemoduleerde lichtbundel in elektrische signalen.

üot nu toe zijn er diverse pogingen uitgevoerd om op-20 neemelementen van de bovengenoemde constructie te miniaturi-seren. Bij de bekende opneemelementen echter worden de spoorvolgmiddelen gevormd door een scharnierbare spiegel of prisma en een aandrijfeenheid voor het wijzigen van de hoek van de spiegel of het prisma of het draaien van de spiegel 25 of het prisma teneinde de lichtbundel nauwkeurig te richten op de gewenste plaats op de informatiedrager. Van deze regelmiddelen moet de aandrijf eenheid dicht in de nabijheid van de scharnierbare spiegel of prisma worden geplaatst teneinde deze laatste te kunnen bedienen. Bovendien moet 30 de focusseereenheid voorzien worden van een lenzenstelsel met een geschikt gedrag om de wijziging van de as van de invallende lichtbundel erop te compenseren zodat de projectie van de bundelstip op het vlak van de informatiedrager niet nadelig wordt beïnvloed. Verder wordt in de 35 bekende opneemorganen de lichtbundel, die door de bundel-generatormiddelen wordt gegenereerd, ingevoerd in de fucusseereenheid door de onderzijde daarvan. Derhalve wordt q η η 1 a x 2 de vertikale lengte (de dikte) van het opneemelement noodzakelijkerwijze groot. Verder vereisen de daarin toegepaste optische elementen bevestigingsmiddelen voor elk ervan en derhalve wordt de constructie van het opneemele- 5. ment gecompliseerd en omvangrijk.

Teneinde de bovengenoemde nadelen te elimineren en tevens de constructie te vereenvoudigen is het opneemor-gaan volgens de uitvinding ontworpen voor het bewegen van de focusseerlens horizontaal in een vlak parallel aan het 10 vlak van de informatiedrager onafhankelijk van de vertikale bewegingen van de focusseerlens voor het uitvoeren van de focusseringsregeling. Verder zijn bundelafbuigende middelen aangebracht in de focusseereenheid met bepaalde in het onderstaande nog te beschrijven maatregelen en is de 15 fucusseereenheid zodanig geconstrueerd dat de lichtbundel daarin wordt ingevoerd door de laterale zijde ervan.

De uitvinding heeft derhalve ten doel een eenvoudige en klein opneemorgaan te verschaffen voor gebruik in video- en/of audio-uitleesapparatuur.

20 Andere doelstellingen, voordelen en kenmerken van de uitvinding zullen duidelijk worden aan de hand van de volgende gedetailleerde beschrijving van voorkeursuitvoeringsvormen daarvan waarbij wordt verwezen naar de begeleidende figuren.

25 Figuur 1 toont een bovenaanzicht van het opneemorgaan volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een zijaanzicht van het opneemorgaan uit figuur 1.

Figuur 5 toont een transversale doorsnede van het op-50 neemorgaan uit figuur 1.

Figuur 4 toont een doorsnede van het opneemorgaan volgens de lijn A-A' in figuur 1. ~r

Figuur 5 toont een aanzicht met uiteengenomen onderdelen van een 1/4 golfplaat en een ring voor het bevesti-35 gen van de 1/4 golfplaat die worden gebruikt in het opneemorgaan volgens de uitvinding.

Figuur 6 toont een aanzicht met uiteen genomen onderdelen van een cilindrische houder en de daarin aanwezige optische elementen die worden toegepast in het opneemorgaan 40 volgens de uitvinding.

8 0 06 18 3 Λ > 3

Figuur 7 toont een doorsnede door de ophangstructuur van een frame van het opneemorgaan volgens de uitvinding.

Figuur 8 toont een perspectief aanzicht van de rubber plaat die gebruikt wordt in de ophangstructuur van het 5 frame.

Figuur 9 toont op andere schaal een perspectief aanzicht van het diafragma dat gebruikt wordt in het opneemorgaan volgens de uitvinding.

Figuur 10 toont een perspectief aanzicht waarin de 10 positionele relatie tussen een fotogevoelige diode en een blokkeerelement zichtbaar is.

Figuur 11 toont een doorsnede door een tweede uitvoeringsvorm van het opneemorgaan volgens de uitvinding.

Figuur 12 toont een detailaanzicht van de elektromag-15 netische regelmiddelen.

Figuur 15 toont een schematisch horizontaal aanzicht waarin het optische stelsel van het opneemorgaan is geïllustreerd.

Figuur 14 toont een schematisch bovenaanzicht van het 20 optische stelsel van het opneemorgaan.

In de figuren 1 tot en met 10 is met het referentie-cijfer 1 een basis aangeduid waarop een frame 2 elastisch wordt ondersteund op een nog nader in detail te beschrijven wijze. Dit frame 2 is vervaardigd uit een enkel blok van 25 bijvoorbeeld metaal en voorzien van een naar verhouding grote doorgaande boring 3 welke vertikaal verloopt, een eerste horizontale boring 4 die in longitudinale richting van het frame 2 verloopt en die aan een uiteinde uitmondt in de doorgaande boring 3» en een tweede horizontale boring 5 30 welke een transversale relatie heeft met de eerste horizontale boring 4.

Een cylindrische steunelement 6 is veerkrachtig opgehangen in de doorgaande boring 3 door middel van een bovenste en onderste diafragma 7» aangebracht rond het 35 cylindrische lichaam 6 en aanrustend tegen de binnenzijde van de doorgaande boring 3· De cylindrische ondersteuning 6 is hol en voorzien van tegenover gelegen uitsparingen 6a aan zijn laterale zijden teneinde een lichtbundel vanaf de nog te beschrijven bundelgeneratormiddelen te leiden. Verder 40 is op het bovenste gedeelte van de cylindrische ondersteu- fltl 06 18 3 4 ning een focusseerlens 8 gemonteerd welke schematisch, is geïllustreerd als een enkele lens. Deze focusseerlens 8 is bestemd om de lichtbundel in focus te brengen op het vlak van de (niet getoonde) schijfvormige informatiedrager 5 teneinde de daarop geregistreerde informatie te lezen. Onder de focusseerlens 8 is een afbuigspiegel 9 gepositioneerd uitgelijnd met de focusseerlens 8 binnen de cylin-drische ondersteuning 6.

In de eerste horizontale boring 4 zijn bundelgenera-10 tormiddelen 10 aangebracht alsmede een koppellens 11 en een 1/4 golfplaat 12. De bundelgeneratormiddelen 10 kunnen bijvoorbeeld bestaan uit een halfgeleiderlaser of een licht emitterende diode (LED). Deze bundelgeneratormiddelen zijn geplaatst aan het buitenste einde van de eerste horizon-15 tale boring 4 met behulp van een huls 15· Deze huls 13 is bevestigd in de eerste horizontale boring 4 door middel van een bevestigingsschroef 14 en houdt verder de koppellens 11 in de weg van de door de bundelgeneratormiddelen 10 uitgezonden lichtbundel. Aan het andere eindgedeelte 20 dat uitmondt in de doorgaande boring 3 is de 1/4 golfplaat 12 aangebracht en in positie bevestigd door middel van een ring 15 op de wijze zoals getoond is in figuur 5 en een bevestigingsschroef 16. Deze elementen 10, 11 en 12 zijn nastelbaar in hun rotatierichting en/of de richting van de 25 bundelweg door het losmaken van elk van de bevestigings-schroeven 14 of 16.

De tweede horizontale boring 5 snijdt de' eerste horizontale boring 4 onder een rechte hoek. Aan het buitenste uiteinde van de boring 5 is door middel van schroeven 17» 30 17' een fotogevoelige detector 18 bevestigd die bestemd is om de lichtbundel te ontvangen en elektrische signalen af te geven aan de conventionele elektronische regel- en uitleesstelsels. De fotogevoelige detector 18 bestaat uit een differentiële fotodiode die verdeeld is in vier sec-35 ties. Verder is een cilindrische houder 19 ingestoken.

Deze cylindrische houder 19 is duidelijker getoond in figuur 6 en is voorzien van een taps toelopend uiteinde 19a dat in contact staat met het conische uiteinde 5a van de tweede horizontale boring 5· Het tapse uiteinde 19a is 40 aangebracht om het gemakkelijk te maken om de cilindrische 80 06 18 3 5 « ¥ *r houder 19 in positie te plaatsen in de tweede horizontale "boring 5 en deze positie af te regelen in de tweede horizontale "boring 5 wanneer de houder is ingébracht. De cy-lindrische houder 19 is verder voorzien van een longitu-5 dinale boring 19¾ waarvan het binnenuiteinde uitmondt bij aan tegenover liggende zijden van de cilindrische houder 19 aangebrachte uitsparingen, gevormd in het middelste deel van de houder 19· In het uitgespaarde gedeelte van de cylindrische houder 19 is een afbuigende bundelsplitser 10 20 geplaatst uitgelijnd met de afbuigspiegel 9 en de 1/4 golfplaat 12 en in de middelste sectie van de longitudinale boring 19b is een lens 21 aangebracht om de weg van de inkomende lichtbundel vanaf de afbuigende bundelsplitser 20 te verkorten. Deze lens staat onder invloed van een 15 schroeflijnvormige veer 22 die gepositioneerd is tussen de lens 21 en de fotogevoelige detector 18. Verder is een element 23 aangebracht tussen de lens 21 en de afbuigende lichtbundelsplitser 20 teneinde een deel van de op de fotogevoelige detector 18 door de lens 21 invallende bun-20 del te blokkeren. De cilindrische houder 19 wordt tegen het conische uiteinde 5a van de tweede horizontale boring 5 geduwd onder inwerking van de bovengenoemde schroefveer 22 en op zijn plaats bevestigd door een schroef 23' en een veer 24, die diametraal tegenover elkaar aangebracht zijn 25 rond het uiteinde van de houder 19· De veer 24 is aangebracht in een veerkom 24' gevormd in het frame 2 en verdere combinatie van een veer en een schroef is kruislings op soortgelijke wijze aangebracht, ^et deze configuratie kan de richting van de lichtbundel die invalt op de 30 fotogevoelige detector 18 via de afbuigende bundelsplitser 20, het blokkeerelement 23 en de lens 21 worden geregeld door het aantrekken of lossen van de schroef 23'.

In het andere uiteinde van de doorgaande boring 3 zijn elektromagnetische regelmiddelen 25 aangebracht be-35 stemd voor het bedienen van de focusseerlens 8 in opwaartse en neerwaartse richting met betrekking tot de (niet getoonde) schijfvormige informatiedrager. De elektromagnetische regelmiddelen 25 worden gevormd door een komvormige magneet 26 die vertikaal uitgelijnd met de cylindrisohe ondersteu-40 ning 6 wordt ondersteund met behulp van een plaag 27, een O A AC 1 O 7 6 spoel 28 gevormd aan het onderuiteinde van de cilindrische ondersteuning 6 uitstekend binnen de komvormige magneet 26 en een solenoïde 29 aangebracht rond de spoel 28.

De bovengenoemde afbuigende spiegel 9 is bevestigd 5 aan een montageblok 30 gemonteerd op de magneet 26. De focusseerlens 8 wordt dus bestuurd door de elektromagnetische besturingsmiddelen 25 onafhankelijk van de afbuigende spiegel en deze laatste wordt niet beïnvloed door de opwaartse en neerwaartse bewegingen van de focusseerlens 8. 10 Het montageblok 30 kan aan het frame 2 worden bevestigd via een van de uitsparingen voor het vasthouden van de afbuigende spiegel 9.

Verdere elektromagnetische stuurmiddelen van soortgelijke constructie 31, 32 zijn aangebracht aan de zijkanten 15 van het frame 2 voor een nog nader te beschrijven doel.

Voor deze twee stuurmiddelen 31, 32 is een magneetcompo-nent 33, 34- bevestigd op de laterale zijde van de montage-basis 1 en een bobine 35, 36, waar omheen een solenoïde 37, 38 is geplaatst, is bevestigd aan het frame 2 door 20 middel van een bevestigingsschroef 39, 4-0. Sen van deze twee stuurmiddelen 32 heeft een werkingsas parallel aan de bundelas van de op de afbuigende spiegel 9 invallende lichtbundel en het andere stuurmiddel 33 heeft een as die een rechte hoek maakt met die van het eerstgenoemde stuur-25 middel 32. Het frame 2 wordt ondersteund op de montagebasis 1 door middel van de veerkrachtige ophanging verschaft in drie hoeken 4-1, 42, 43 van het frame 2 op de wijze als getoond in figuur 1. De structuur van deze veerkrachtige ophanging is vergroot getoond in figuur 7· Deze figuur 30 toont de ophangstructuur in de bovenhoek aan de linker zijde van het frame 2. Zoals getoond is is het eindgedeelte van het frame 2 geplaatst tussen een bovenste uitbreiding en het basisdeel van de montagebasis 1, en het frame 2 wordt opgehangen door middel van twee pennen, een bovenste 35 en een onderste 41 en 41' die ingestoken zijn in openingen van het frame en van de montagebasis 1. Deze pennen zijn vervaardigd van rubber of een soortgelijk materiaal met een overeenkomstige elasticiteit. In deze eerste uitvoeringsvorm worden de spoorvolgsturing en de zogenaamde jitter-40 sturing uitgevoerd door beweging van het frame 2 in twee 8 0 06 18 3 7 % *- + verschillende richtingen in hetzelfde vlak. Voor de jitter-"besturing wordt namelijk het frame 2 in de veerkrachtige ophanging "bewogen door de elektromagnetische stuunpiddelen 32 in de richting parallel aan de bundelas van de op de 3 afbuigende spiegel 9 invallende lichtbundel, en de spoor-volgsturing wordt gerealiseerd door de elektromagnetische stuurmiddelen 31 door beweging van het frame 2 in de richting transversaal op de beweging van het frame 2 tijdens de jittersturing. De jittersturing kan worden uitgevoerd 10 door middel van bekende elektrische circuits. In dat geval is de sturing van het frame 2 in twee richtingen niet nodig en dan kan een elastische plaat 41a, op zichzelf getoond in figuur 8, worden gebruikt voor het ophangen van het frame 2 in plaats van de pennen 41, 411 . Verder zijn in deze 13 eerste uitvoeringsvorm de twee elektromagnetische stuurmiddelen 31ï 32 geplaatst op een afstand van de respectievelijke longitudinale en transversale centrale assen van het frame 2. Deze configuratie heeft tot doel de stuurbe-wegingen op het frame 2 uit te oefenen in lijn met het 20 zwaartepunt van hetframe zonder een ongewenste rotatiebe-weging in het frame 2 op te roepen.

net diafragma 7 dat in deze uitvoeringsvorm wordt gebruikt is een metalen plaat die bijvoorbeeld door middel van een stampproces of een etsproces kan worden geprodu-25 ceerd. Zoals getoond is in figuur 9 is het diafragma voorzien van een drievoudige reeks van longitudinale openingen 7a, zodanig dat er een voldoende elasticiteit wordt verkregen om de cylindrische steun 6 voor focusseringsbestu-ring te ondersteunen.

30 Figuur 10 toont de positionele relatie tussen de foto- gevoelige detector 18 en het blokkeerelement 23· Zoals in het bovenstaande werd opgemerkt is de fotogevoelige detector 18 voorzien van een differentiële diode, verdeeld in vier secties 18a, 18b, 18c, 18d en het blokkeerelement 23 35 is voorzien van een bundelafsirijrand 23a. De bundelafsnij-rand 23a verloopt parallel aan een van de deellijnen A, B door middel waarvan de differentiële fotodiode verdeeld is in vier secties. In deze uitvoeringsvorm verloopt de bun-delafsnijrand 23a parallel aan de horizontale deellüjn A en 40 derhalve wordt de op de fotogevoelige diode invallende η Λ Λ C Λ O 7 8 lichtbundel horizontaal gedeeld.

Figuur 11 toont een tweede uitvoeringsvorm van het opneemorgaan volgens de uitvinding. De montagebasis 101 heeft in zijn algemeenheid een doosvormigé configuratie en 5 is voorzien van een opening 101a aan de bovenzijde ervan.

In deze montagebasis 101 is het frame 102 opgehangen en dit frame wordt daarin beweegbaar ondersteund door middel van de aan de bovenzijde en onderzijde aanwezige rubber pennen 103, 104. De bovenzijde van het frame 102 is opengesneden 10 en mondt uit in de richting van de opening 101a van de montagebasis 101. In het frame 102 bevindt zich een cylin-drische ondersteuning 105 waarvan het bovengedeelte in opwaartse richting verloopt door de opening 101a voor het ondersteunen van de focusseerlens 8.

15 Aan de onderzijde van het frame 102 zijn elektromagne tische stuurmiddelen aangebracht voor het uitvoeren van de focusseerregeling. Deze elektromagnetische stuurmiddelen bestaan uit eerste en tweede magnetische jukken 106, 107, een cirkelvormige magneet 108 aangebracht tussen de jukken 20 106, 107 een bobine 109 en een solenoïde 110 die gewikkeld is rond het buitenoppervlak van de bobine 109. De eerste en tweede jukken 106, 107 en de cirkelvormige magneet 108 zijn stevig bevestigd op de binnenwanden van het frame 102. De bobine 109 is integraal bevestigd aan het onderste uit-25 einde van de cilindrische ondersteuning 105· Zoals getoond is zijn de cilindrische ondersteuning 105 en de bobine 109 samen opgehangen in het frame 102 via de aan de onderzijde en de bovenzijde aanwezige diafragma's 111, 111' en, wanneer de elektromagnetische stuurmiddelen worden bediend, dan 30 wordt de cilindrische ondersteuning 105 bewogen in opgaande of neergaande richting teneinde de gewenste focusserings-regeling uit te voeren. Het bovengenoemde magnetische juk 106 heeft een centraal uitstekend deel 108', dat zich opwaarts uitstrekt door de inwendige opening 109' van de 35 bobine 109 en aan de bovenzijde van dit centrale uitstekende deel 108' is de afbuigende spiegel 9 bevestigd onder een hoek van 45° met behulp van het montageblok 112. De afbui-gende spiegel 9 wordt dus niet beïnvloed door de op en neer gaande bewegingen van de cylindrische ondersteuning 105.

40 De cylindrische ondersteuning 105 is verder voorzien 80 06 18 3 9 •van een uitsparing 105a aan de zijkant daarvan en uitgelijnd met deze uitsparing 105a is een opening 106a aangebracht in de zijkant van bet frame 102. In lijn hiermee bevindt zich verder een cylindrische uitbreiding 115 verlopend 5 door de opening 101b in de montagebasis 101 en bevestigd aan de laterale zijde van het frame 102. Deze cylindrische uitbreiding 113 heeft de vorm van een "I" en bevat de bundelgeneratormiddelen 10, de afbuigende bundelsplitser 20, de fotogevoelige detector 19 en de andere optische 10 elementen genoemd bij de beschrijving van de eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding. De uitsparing 105a en de opening 106a zijn gevormd voor het verschaffen van een doorgangsweg voor de op de afbuigende spiegel 9 invallende lichtbundel en voor de terugkerende lichtbundel na reflexie 15 aan het oppervlak van de (niet getoonde) informatiedrager.

In deze uitvoeringsvorm zijn twee elektromagnetische stuurmiddelen aangebracht voor de spoorvolgsturing. Een daarvan bevindt zich aan het uiterste uiteinde van de cylindrische uitbreiding 113 en de ander bevindt zich aan de 20 laterale zijkant van het frame 102 tegenover de cylindrische uitbreiding 113· Voor dit doel is een verdere opening 101c aangebracht in de montagebasis 101. De constructie van deze stuurmiddelen is getoond in figuur 12. De eerste en tweede magnetische jukken 113» 114- zijn bevestigd op een 25 gedeelte van de montagebasis 101b samen met de cirkelvormige magneet 115» en de bobine 116 is gevormd rond een einde van de cylindrische uitbreiding 113· Deze bobine 116 kan ook vervaardigd zijn nabij het uiteinde van de cylindrische uitbreiding 113· De solenoide is aangeduid met het 30 referentiecijfer 117· Een schroefveer 118 is aangebracht in contact met de montagebasis 101b en het uiteinde van de cylindrische uitbreiding 113 teneinde het frame 102 in zijn positie binnen de doosvorm van de montagebasis 101 te ondersteunen, maar deze veer kan worden weggelaten. Indien 35 gewenst kan deze veer worden gebruikt in plaats van de rubber pennen 103, 104- voor het ondersteunen van het frame 102.

In het volgende zullen de optische stelsels van de uitvoeringsvormen van de uitvinding worden beschreven aan 4-0 de hand van de figuren 13 en 14-. Een door de bundelgenerator nn nfi is 3 10 middelen 10 gegenereerde lichtbundel wordt allereerst geregeld door de koppelingslens 11 in relatie tot de fo-cusseerlens 8 en verloopt door de afbuigende bundelsplitser 20 en de 1/4 golfplaat 12. De lichtbundel wordt vervolgens 5 in de vertikale (opwaartse) richting afgebogen door de af-buigende spiegel 9 en convergeert tot een kleine stip op het oppervlak van dè schijfvormige informatiedrager door middel van de focusseerlens 8. De lichtbundel reflecteert aan het oppervlak van de informatiedrager en keert terug 10 door de focusseerlens 8. De lichtbundel reflecteert .aan het oppervlak van de informatiedrager en keert terug door de focusseerlens 8 en via de afbuigende spiegel 9. De terugkerende lichtbundel doorloopt de 1/4 golfplaat 12 voor de tweede keer en valt in op de afbuigende bundel-15 splitser 20. De polarisatierichting van de terugkerende lichtbundel is verder door de 1/4 golfplaat 12 getoteerd en de afbuigende bundelsplitser 20 zal alle delen van de terugkerende lichtbundel afbuigen onder een rechte hoek in de richting van de fotogevoelige detector 18. In de weg 20 van de op de fotogevoelige detector 18 invallende lichtbundel bevindt zich het blokkeerelement 25 alsmede de lens 21. Een verdere lens kan worden aangebracht tussen de afbuigende bundelsplitser 20 en de fotogevoelige detector 18 teneinde de weg van de lichtbundel daartussen te bekorten. 25 De lichtbundel die invalt op de schijfvormige informa tiedrager wordt op het vlak, waar de te lezen informatie is geregistreerd, gemoduleerd en de terugkerende op deze wijze gemoduleerde lichtbundel transporteert dus de informatie naar de fotogevoelige detector 18. De fotogevoelige 30 detector detecteert de informatie aan de hand van de variatie van de totale energie van de op de fotogevoelige diode invallende lichtbundel, verdeeld in vier delen. De resulterende uitleesinformatie wordt daardoor veranderd in elektrische signalen die worden toegevoerd aan bekende 35 uitleesapparatuur.

Wanneer de informatiedrager wordt geroteerd dan zal de afstand tussen de informatiedrager en de focusseerlens 8 zich wijzigen en zal ook de bundelstip weglopen van het te lezen informatiespoor, bijvoorbeeld als gevolg van rota-40 tie excentriciteit van de informatiedrager. Zoals reeds 8006183 * 4* 11 werd opgemerkt zorgt de focusseringsregeling voor het constant handhaven van de bundelstip op de informatiedrager met behulp van de elektromagnetische besturings-middelen 25. De opwaartse of neerwaartse verplaatsing van 5 de informatiedrager zorgt voor een onbalans tussen de energie van de lichtbundel welke wordt ontvangen door de twee delen 18a, 18b van de fotogevoelige diode en de energie van de lichtbundel die wordt ontvangen door de andere twee delen 18c en 18d. Deze energie onbalans wordt omgezet 10 in elektrische signalen door de fotogevoelige detector 18 voor het besturen van de elektromagnetische regelmiddelen 25-

In tegenstelling hiermee worden de stuursignalen voor het spoorvolgen met behulp van de elektromagnetische .

15 regelmiddelen 31 verkregen door een vergelijking tussen de energie van de door de vertikaal uitgelijnde twee delen 18a en 18c gedetecteerde lichtbundel en de door de twee andere delen 18b en 18d gedetecteerde lichtbundeldelen. De signalen voor de jitterbesturing door middel van de elektromag-20 netische regelmiddelen 32 worden elektrisch afgeleid uit de bovengenoemde uitleesinformatie· De elektrische circuits aangebracht tussen de fotogevoelige diode 18 en elk van de elektromagnetische regelmiddelen 25, 31¾ 32 zijn op zichzelf bekend en worden hier niet uitvoerig besproken.

25 Alhoewel de uitvinding in het bijzonder is beschreven aan de hand van voorkeursuitvoeringsvormen zal het duidelijk zijn voor de deskundige dat in deze uitvoeringsvormen wijzigingen in vorm en details kunnen worden aangebracht zonder buiten het kader van de uitvinding te treden. In deze twee 30 uitvoeringsvormen wordt een enkele lichtbundel geprojecteerd op de informatiedrager. De uitvinding is echter niet tot het optische stelsel met deze structuur beperkt. Er is een ander verschillend optisch stelsel bekend waarin drie stippen van de lichtbundel worden geprojecteerd op het vlak 35 van de informatiedrager gebruikmakend van een extra bui-gingsrooster. Het optische stelsel van een dergelijke structuur kan ook gebruik maken van het opneemorgaan volgens de uitvinding.

no06 18 3

Claims (19)

1. Opneemorgaan voor gebruik in een inrichting voor het uitlezen van video- en/of audio-informatie, die geregistreerd is in een optisch leesbare structuur op een infor- 5 matiedrager, gekenmerkt door een montagebasis, een frame dat veerkrachtig is opgehangen aan deze montagebasis, bundelgeneratormiddelen voor het genereren van een lichtbundel, een focusseerlens welke op het genoemde frame wordt gehandhaafd in confrontatie met het vlak van de in-10 formatiedrager teneinde de lichtbundel tot een lichtstip daarop te convergeren, bundelafbuigmiddelen aangebracht in de weg van de lichtbundel vanaf de genoemde bundelgeneratormiddelen in vertikale uitlijning met de genoemde focusseerlens teneinde de lichtbundel naar de focusseerlens af 15 te buigen, eerste elektromagnetische regelmiddelen bestemd voor het bewegen van de genoemde focusseerlens in vertikale richting naar het vlak van de informatiedrager teneinde de grootte van de bundelstip op het vlak van de informatiedrager te besturen, tweede elektromagnetische regel-20 middelen bestemd voor het bewegen van de focusseerlens parallel aan het vlak van de informatiedrager teneinde de plaats van de op het vlak van de informatiedrager geprojecteerde bundelstip te besturen, en een fotogevoelige detector voor het omvormen van de na reflectie aan het 25 vlak van de informatiedrager terugkerende lichtbundel in elektrische signalen.

2. Opneemorgaan volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de genoemde eerste elektromagnetische regelmiddelen voorzien zijn van een magneet en een bobine 30 waar omheen een solenoïde is geplaatst, waarbij de genoemde bobine opwaarts verloopt teneinde een onderstening te vormen voor het elastisch handhaven van de focusseerlens.

3· Opneemorgaan volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat het genoemde frame voorzien is van een 35 vertikale boring waarin de genoemde focusseerlens ondersteuning is geplaatst in een veerkrachtige ophanging.

4. Opneemorgaan volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat de genoemde focusseerlensondersteuning wordt gevormd door een holle cylinder aan de laterale zijde 40 waarvan een uitsparing is aangebracht, waarbij de genoemde 8 0 06 18 3 «*>· · afbuigmiddelen zöjn aangebracht in de focusseerlensonder-steuning horizontaal uitgelijnd met de genoemde uitsparing.

5. Opneemorgaan volgens conclusie 4, m e t het kenmerk, dat de genoemde bundelafbuigmidde len zijn 5 aangebracht boven de magneet door tussenkomst van een montageblok.

6. Opneemorgaan volgens conclusie 5» m e t het kenmerk, dat de genoemde cylindrische holle ondersteuning wordt gedragen in een ophanging met behulp van 10 een diafragma dat aangebracht is rond de genoemde cylindrische holle ondersteuning.

7. Opneemorgaan volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat het genoemde frame beweegbaar is ondersteund op de genoemde montagebasis door middel van aan de 15 onderzijde en de bovenzijde aanwezige rubber pennen.

8. Opneemorgaan volgens conclusie 7, m e t het kenmerk, dat de genoemde tweede elektromagnetische regelmiddelen voorzien zijn van een magneet die bevestigd is aan de montagebasis en een bobine, waar omheen een 20 solenoïde is gewonden bevestigd aan het genoemde frame.

9. Opneemorgaan volgens conclusie 8, m e t het kenmerk, dat de genoemde tweede lektromagnetische regelmiddelen zijn bevestigd aan de zijkant van het frame teneinde de horizontale bewegingen daarvan tot stand te 25 brengen.

10. Opneemorgaan volgens conclusie 9? m e t het kenmerk, dat de genoemde bundelgeneratormiddelen zijn aangebracht op het frame in lijn met de genoemde bundelafbuigmidde len en de genoemde uitsparing aangebracht aan de 30 laterale zijde van de genoemde focusseerlens-ondersteuning.

11. Opneemorgaan volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat tussen de genoemde bundelafbuigmiddelen en de genoemde bundelgeneratormiddelen een afbuigende bun-delsplitser is aangebracht teneinde de terugkerende licht- 35 bundel te richten naar de genoemde fotogevoelige detector.

12. Opneemorgaan volgens conclusie 11, m e t het kenmerk, dat de f otogevoelige detector is aangebracht aan het frame en de genoemde afbuigende bundelsplitser wordt gehandhaafd in de weg van de terugkerende lichtbundel 40 door middel van een cylindrische houder die bevestigd is ο η n a 1 a 7 , ' 14 aan liet frame met veren en schroeven gerangschikt rond de genoemde cylindrische houder in een kruislingse en diametraal tegenover liggende relatie.

13. Opneemorgaan volgens conclusie 12, met het 5 kenmerk, dat de genoemde cylindrische houder voorzien is van een taps toelopend uiteinde samenwerkt met een corresponderende conische uitsparing gevormd in het frame.

14. Opneemorgaan volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het genoemde frame voorzien is van een 10 eerste horizontale horing die zich uitstrekt vanaf de zijde met de vertikale boring en een tweede horizontale boring die loodrecht staat op deze eerste horizontale boring, waarbij de genoemde bundelgeneratormiddelen zijn aangebracht aan het tegenover liggende uiteinde van een van deze hori-15 zontale boringen en de fotogevoelige detector is geplaatst aan het open uiteinde van de andere horizontale boring.

15· Opneemorgaan volgens conclusie 14, m e t het kenmerk, dat de genoemde fotogevoelige detector is aangebracht aan het open uiteinde van de genoemde tweede 20 horizontale boring en de cylindrische houder wordt gehandhaafd binnen de genoemde tweede horizontale boring onder invloed van een veer geplaatst tussen de fotogevoelige detector en de cylindrische houder.

16. Opneemorgaan volgens conclusie 15, met het 25 kenmerk, dat de genoemde cylindrische houder voorzien is van een longitudinale boring die uitmondt in de uitsparingen gevormd in de tegenover liggende zijden van de cylindrische houder, waarbij de genoemde afbuigende bun-delsplitser gepositioneerd is in een deel van deze uit-30 sparingen teneinde de terugkerende lichtbundel door de longitudinale boring te richten naar de genoemde fotoge-voelige detector.

17. Opneemorgaan volgens conclusie 16, m e t het kenmerk, dat een lens is aangebracht tussen de ge- 35 noemde fotogevoelige detector en de genoemde afbuigende bundelsplitser teneinde de weg van de terugkerende lichtbundel naar de fotogevoelige detector te verkorten.

18. Opneemorgaan volgens conclusie 17, m e t het kenmerk, dat een 1/4 golfplaat is aangebracht in de 40 weg van de lichtbundel tussen de bundelgeneratormiddelen 80 06 18 3 • ‘V en de bundelaf'buigmiddelen en de afbuigende bundelsplitser is aangebracht uitgelijnd met de 1/4 golfplaat.

19. Opneemorgaan volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat derde elektromagnetische regelmiddelen 5 zijn aangebracht aan de zijkant van de montagebasis teneinde het genoemde frame horisontaai te bewegen voor jitterbe-sturing. ************ 0. n fi 1 r 3