NL8006041A

NL8006041A - Dieselbrandstofmaterialen en werkwijze voor het bereiden daarvan.

Info

Publication number: NL8006041A
Application number: NL8006041A
Authority: NL
Original assignee: Labofina Sa
Priority date: 1979-11-22
Filing date: 1980-11-05
Publication date: 1981-06-16
Also published as: IT8026147A0; PT72085A; NO803499L; IT1134401B; FR2470153B1; NO149506B; ES8200716A1; PT72085B; ATA552780A; DK468980A; DE3042124A1; ES496995A0; FR2470153A1; CH644889A5; NO149506C; AT370764B; SE8008173L

Description

- 1 - ? 4 *

Dieselbrandstofmaterialen en werkwijze voor het bereiden daarvan.

De uitvinding heeft betrekking op nieuwe diesel-brandstofmaterialen en op-een werkwijze voor het bereiden daarvan. Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op water-in-olie-emulsies die een dieselbrandstof, 5 een alcohol, water en een emulgeermiddel bevatten.

Het gebruik van vervangingsbrandstoffen teneinde het verbruik van ruwe olie te verminderen is in de laatste jaren van aanzienlijk belang geworden. Het onderzoekswerk op dit gebied is meer in het bijzonder 10 gericht op de benzinemotoren of motoren met ontsteking door middel van bougies. Een aantrekkelijker oplossing bestaat uit het gebruiken van mengsels van benzine en alcoholen; methanol en ethanol kunnen met benzine in alle verhoudingen worden gemengd en ze hebben een groot octaan-15 getal (ongeveer 87 tot 90).

Het opnemen van alcoholen in dieselbrandstoffen geeft echter aanleiding tot enige moeilijkheden. Het is bekend, dat een storingsvrij lopen van dieselmotoren (of motoren met spontane ontsteking) het gebruik vereist van 20 brandstoffen met cetaangetal van ten minste 26. Maar de cetaangetallen van methanol en ethanol zijn klein (resp.

3 en 8) en het cetaangetal van een dieselbrandstof, meer in het bijzonder gasolie en lichte brandstofolie ligt tussen 34 en 55. Daarom is het traject van mengsels die 25 een dieselbrandstof en alcohol bevatten en een geschikt cetaangetal vertonen, relatief klein. Bovendien zijn methanol en ethanol praktisch onmengbaar met de dieselbrandstof en mengsels van deze componenten kunnen niet van tevoren worden bereid. De enige oplossing die is 30 voorgesteld bestaat uit het gebruik van een bimodaal voedingssysteem. Een dergelijk systeem vereist mechanische modificaties, dat wil zeggen twee tanks, een waarschuwings-apparaat voor de alcohol, etc.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding 35 dieselbrandstofmaterialen te verschaffen die deze nadelen opheffen. Een ander doel is het verschaffen van stabiele vervangingsbrandstoffen met een geschikt cetaannummer.

8 0 060 4 f - 2 -

Nog een ander doel is het verschaffen van water-in-olie-emulsies, die een dieselbrandstof en een alcohol bevatten. Het is ook een doel van de uitvinding een werkwijze te verschaffen voor het bereiden van deze emulsies.

5 De brandbare water-in-olie-emulsies van de onderhavige uitvinding omvatten: 97 tot 90 vol. % van een mengsel dat een overwegend deel van een dieselbrandstof dat gasolie en/of lichte brandstofolie is, en een kleinere hoeveelheid van een 10 waterige oplossing van methanol en/of ethanol, bevat, en 3 tot 10 vol. % van een emulgeermengsel dat sorbi-tanmonooleaat en een in water oplosbare, niet ionische, geëtoxyleerde oppervlakte-actieve stof bevat.

In overeenstemming met een uitvoeringsvorm van 15 deze uitvinding, waarin gasolie als dieselbrandstof wordt gebruikt, bevat de emulsie 55 tot 92 vol. % gasolie, 5 tot 35 vol. % van een waterige oplossing van alcohol, waarbij het volumepercentage van water in de oplossing ligt tussen 43 + 0,20 S en 74, waarin S het volumepercentage 20 van ethanol, gebaseerd op het totale volume van alcohol voorstelt, en 3 tot 10 vol. % emulgeermengsel.

Volgens een andere uitvoeringsvorm, waarbij lichte brandstofolie als dieselbrandstof wordt gebruikt, omvat de emulsie 45 tot 92 vol. % lichte brandstofolie, 5 tot 45 25 vol. % van een waterige oplossing van alcohol, waarbij het volumepercentage water in de oplossing ligt tussen 45,7 + 0,229 S en 74,3, waarin S het volumepercentage van ethanol, gebaseerd op het totale volume van alcohol, voorstelt, en 3 tot 10 vol.. % emulgeermengsel.

30 De alcohol is bij voorkeur methanol of ethanol of mengsels daarvan. Deze alcoholen kunnen een kleine hoeveelheid van een ander alifatisch alcohol met een klein mol gewicht of een denatureringsmiddel zoals methylethyl-keton bevatten. Daarom kunnen gedenatureerde alcoholen, 35 die in het algemeen tot 3 % denatureringsmiddel bevatten, in de materialen volgens de uitvinding worden gebruikt.

Deze nieuwe materialen zijn stabiele water-in-olie-emulsies, die een kleine viscositeit en een geschikt cetaannummer hebben. Daarom kunnen zij als vervangings-40 brandstoffen voor dieselmotoren en voor verhittingsdoeleinden 8 0 06 0 4 1 Ψ t - 3 - worden gebruikt. Bovendien zijn zij stabiel en zij geven geen aanleiding tot ontraengen en bezinken van water onder in de tanks; bezinken van water is een ernstig nadeel/ wanneer het water eerst in de motor of de brander wordt 5 ingespoten en deze onklaar zou maken. Onder de term "stabiele emulsie" wordt verstaan dat praktisch geen ontmenging optreedt tijdens een periode van ten minste 72 uur; een ring van dieselbrandstof kan echter verschijnen, in zoverre dat de hoeveelheid ontmengde brandstof niet meer bedraagt dan 10 3 vol. % van de brandstof, die in de emulsie aanwezig is.

In het geval van ontmenging wordt de emulsie gemakkelijk door roeren hersteld.

De stabiliteit van de emulsies van deze uitvinding hangt af van vele faktoren zoals het type dieselbrandstof, 15 aard en hoeveelheid van emulgeermiddel, HLB (hydrofiel- lypofiel evenwicht) van het emulgeermengsel, de respectievelijke hoeveelheden van alcohol en water, type alcohol, manier van bereiden.

Wanneer de emulsie wordt gebruikt ter voeding 20 van dieselmotoren, wordt de bovenste hoeveelheid waterige oplossing van alcohol in de emulsie vastgesteld door overweging van het cetaangetal. Hoeveelheden waterige oplossing van zelfs 45 vol. % kan worden gebruikt, maar in het algemeen zijn emulsies, die niet meer dan 40 vol. % 25 waterige oplossing van alcohol bevatten, geschikter wanneer de dieselbrandstof lichte brandstofolie is. Wanneer de emulsie uit gasolie wordt bereid dient de hoeveelheid waterige oplossing van alcohol in het algemeen 35 vol. % niet te overschrijden. Wanneer de emulsies worden gebruikt 30 voor verhittingsdoeleinden is de calorische waarde de voornaamste begrenzende faktor en emulsies die ten hoogste 45 vol. % waterige oplossing van alcohol bevatten, kunnen worden gebruikt. Anderzijds zijn emulsies met een gehalte aan waterige oplossing van alcohol minder dan 35 5 vol. % niet erg aantrekkelijk, omdat de brandstofbezui- niging verwaarloosbaar is.

De HLB van het emulgeermengsel speelt ook een rol met betrekking tot de emulsiestabiliteit. Bij voorkeur bedraagt de HLB van het emulgeermengsel ten minste 5, 40 maar in het algemeen overschrijdt hij niet de waarde van 8 0 06 0 4 1 - 4 - ongeveer 7 wanneer de te emulgeren brandstof lichte brandstof olie is, en zelfs niet de waarde van 6,5 in het geval van gasolie. (Gasoil). Het type emulgeermengsel is verder ook een faktor en het mengsel bevat bij voorkeur sorbitan-5 monooleaat samen met een in water oplosbare, niet ionische geëthoxyleerde oppervlakte-actieve stof. Illustratieve oppervlakte-actieve stoffen omvatten geëthoxyleerd sorbitan-monooleaat tot 20 tot 40 mol ethyleenoxyde (of E 0) bevat; geëthoxyleerd sorbitanmonolauraat met 11-40 E 0; geëthoxy-10 leerd nonylfenol met 8-50 E O; geëthoxyleerde alcoholen van vetten, met 6-50 E O; monooleaat van polyethyleenglycol . met een mol gew. tussen ongeveer 480 en 1200. De keuze van de oppervlakte-actieve stof hangt van enkele faktoren af zoals beschikbaarheid, prijs en doeltreffendheid. De 15 emulsiestabiliteit hangt ook af van het type te emulgeren brandstof; bij wijze van voorbeeld, emulsies die bereid zijn uit gasolie zijn stabieler dan soortgelijke emulsies die zijn bereid uit lichte brandstofolie wanneer geëthoxyleerde alcoholen van vetten worden gebruikt als oppervlakte-actieve 20 stoffen.

De vereiste HLB kan worden bereikt door de respectievelijke hoeveelheden sorbitanmonooleaat en oppervlakte-actieve stof te variëren. De te gebruiken hoeveelheden zullen gemakkelijk bepaald door deskundige die in het vakgebied 25 werkzaam is.

De emulsiestabiliteit hangt ook af van het percentage water in de waterige oplossing van alcohol. Dit percentage varieert in overeenstemming met het type alcohol (methanol, ethanol of mengsels daarvan) en het type te 30 emulgeren brandstof. Voor de bereiding van emulsies op basis van lichte brandstofolie ligt het volumepercentage water in de waterige oplossing in het algemeen tussen 45,7 + 0,229 S en 74,3, waarbij S het volumepercentage ethanol op basis van totale volume van alcohol, voorstelt. Voor 35 emulsies op basis van gasolie ligt het volumepercentage water in de waterige oplossing in het algemeen tussen 43 + 0,20 S en 74. Waterige oplossingen van alcohol die hoeveelheden water bevatten, die buiten deze grenzen liggen, zijn in het algemeen minder geschikt voor het bereiden van 40 stabiele emulsies.

8 0 06 0 4 1 f τ - 5 -

Gebleken is, dat de werkwijze die wordt gebruikt voor het bereiden van de emulsies volgens de uitvinding een invloed uitoefent op de emulsiestabiliteit. Volgens een andere uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding 5 worden de emulsies bereid onder toepassing van een werkwijze waarbij men i) een eerste mengsel van dieselbrandstof en emulgeermengsel bereidt; ii) een waterige oplossing van alcohol bereidt; en 10 iii) onder roeren de waterige oplossing toevoegt aan het eerste mengsel.

Andere bereidingswijzen geven enkele moeilijkheden. Bijvoorbeeld leidt de toevoeging van het eerste mengsel aan de waterige oplossing van alcohol tot minder stabiele 15 emulsies. De toevoeging van afzonderlijke stromen water en alcohol aan het eerste mengsel vereist het gebruik van een roerder met grote afschuifkrachten, die een A-toeneming van de temperatuur van het mengsel en enige verdamping van de alcohol induceert.

20 Teneinde de uitvinding vollediger, toe te lichten zijn de volgende, niet ter begrenzing dienende voorbeelden weergegeven.

VOORBEELD I

Verschillende emulsies werden bereid door toevoeging 3 25 onder roeren van een waterige oplossing die 15 cm methanol 3 3 en 20 cm water bevatte, aan een mengsel dat 61 cm lichte 3 brandstofolie en 4 cm emulgeermengsel bevatte.

De emulgeermengsels waren als volgt: A) sorbitanmonooleaat + geëthoxyleerd sorbitanmonooleaat 30 (20 EO) B) sorbitanmonooleaat + geëthoxyleerd sorbitanmonolauraat (20 E O) C) sorbitanmonooleaat + monooleaat van polyethyleenglycol (mol gewicht : 600) 35 D) sorbitanmonooleaat + geëthoxyleerd nonylfenol (15 E O).

De HLB van deze mengsels lagen tussen 4,3 en 8,5.

Deze verschillende HLB. werden verkregen door de respectievelijke hoeveelheden van de componenten van deze mengsels te variëren.

40 De stabiliteit van de verkregen mengsels werd 8 0 06 0 4 1 - 6 - 96 uur na bereiding daarvan bepaald. De resultaten zijn weergegeven in de hierna volgende tabel A.

TABEL A

5 SngÜef' 4'3 5 5'5 6 6'5 7 7'5 8 8'5 A + ++ ++ ++ ++ Ή- + — — B +++++++++++ + -- C + ++++++++++ + -- D +++++++++++ + -- 10 (++ : stabiel? + : partieel ontmengen; - : totale ontmenging) Ter vergelijking werden de volgende emulgeermengsels gebruikt: X: monooleaat van polyethyleenglycol (mol gew. 200) + monooleaat van polyethyleenglycol (mol gew. 600) Y: geëthoxyleerde alcohol van vet (2 E 0) 15 + geëthoxyleerde alcohol van vet (5 E 0).

Verschillende mengsels waarin de respectievelijke hoeveelheden oppervlakte-actieve stoffen werden ingesteld ter bestrijking van een ruim traject van HLB werden bereid. Emulsies werden bereid onder toepassing van deze mengsels, 20 maar zij waren niet stabiel.

VOORBEELD II

De werkwijze die beschreven werd in voorbeeld I werd herhaald ter bereiding van emulsies met verschillende gehalten aan emulgeermengsels en uiteenlopende HLB.

O

25 Het totale volume van elke emulsie van 100 cm en de materialen waren als volgt: 3 methanol : 15 cm 3 water : 20 cm emulgeer- 30 mengsel : 1 tot 10 cmJ (mengsel A van voorbeeld I) lichte .

brandstofolie: 55 tot 64 cm .

De resultaten van de stabiliteitstesten waren als volgt: (tabel B) 8 0 06 0 4 1

f I

- 7 -

TABEL B

HLB emulgeermengsel (vol. %) 1 234567 8 5 - -++++++ ++ ++ ++ 5 5/ 5 - -++++++ ++ ++ ++ 6 — — ++ ++ ++ ++ ++ ++ 6,5 — — ++ ++ ++ ++ ++ ++ 7 — — ++ ++ ++ ++ ++ ++ 10 (++ : stabiel na 96 uur; - : ontmenging).·

Dezelfde resultaten werden verkregen onder toepassing van de emulgeermiddelen B en C die in voorbeeld I werden beschreven.

VOORBEELD III

_ 3

Aan een geroerd mengsel van 61 cm lichte brandstof- 3 olie en 4 cm emulgeermengsel A (HLB = 6) werd een waterige 3 3 oplossing die 15 cm methanol en 20 cm water bevatte, toegevoegd.

De ontstane emulsie was na 96 uur stabiel.

20 Een andere portie van deze emulsie werd 96 uur lang bij -20°C afgekoeld; het bleef stabiel.

Bij wijze van vergelijking werden dezelfde hoeveelheden componenten gebruikt, maar andere werkwijzen werden gevolgd: 25 a) afzonderlijke stromen methanol en water werden van toegevoegd aan het geroerde mengsel/brandstof en emulgeer-mengsel: totale ontmenging na 72 uur.

b) een mengsel van brandstof en emulgeermiddel werd toegevoegd aan de geroerde waterige oplossing van methanol: 30 totale ontmenging na 24 uur.

VOORBEELD IV

Verschillende emulsies werden bereid met verschillende hoeveelheden methanol en water, maar het totale volume van methanol + water was hetzelfde in elke emulsie.

35 Het emulgeermengsel (mengsel A van voorbeeld I) had een HLB van 6.

De materialen (in vol. %) van de emulsies en de 8 0 06 0 4 1 - 8 - resultaten van de stabiliteitstest zijn weergegeven in tabel C.

TABEL C

lichte brandstofolie 61 61 61 61 61 61 61 61 57 5 emulgeermengsel 444444448 methanol 7 8 9 16 17 18 19 20 20 water 28 27 26 19 18 17 16 15 15 stabiliteit — — ++ ++ ++ ++ ++ — —

VOORBEELD V

10 Verschillende emulsies werden bereid met verschil lende hoeveelheden lichte brandstofolie. Voor elke emulsie was de hoeveelheid water in de waterige oplossing van methanol 57,1 vol. %.

Het emulgeermengsel (mengsel A van voorbeeld I) 15 had een HLB van 6.

De materialen (in vol. %) van de emulsies en de resultaten van de stabiliteitstesten zijn weergegeven in tabel D.

TABEL D

20 lichte brandstofolie 91 81 71 51 emulgeermengsel 4444 methanol + water 5 15 25 45 stabiliteit ++ ++ ++ ++

VOORBEELD VI

3 25 Verschillende mengsels werden bereid uit 61 cm 3 lichte brandstofolie en 4 cm van elk van de emulgeermengsels A t/m D,zoals in voorbeeld I is beschreven. De HLB van deze mengsels lag in het traject van 4,3 tot 8,5.

Een waterige oplossing van ethanol werd bereid 30 uit 25 vol. % water en 10 vol. % ethanol.

De in voorbeeld I beschreven werkwijze werd toegepast ter bereiding van de emulsies; het totale volume 3 van elke emulsie was 100 cm .

De resultaten van de stabiliteitstesten (na 96 uur) 35 zijn weergegeven in de tabel E.

8006041 Γ * - 9 - TABEL Ε _ _

Zglef' 4'3 5 5'5 6 6'5 7 7'5 3 8'5 A -++++++++++--- 5 Β -++++++++++--- C -++++++++++--- D -++++++++++---

VOORBEELD VII

Verschillende emulsies werden bereid uit lichte 10 brandstofolie, emulgeermengsel A van voorbeeld I (HLB: van 5 tot 7), water en ethanol. Het totale volume van -j 3 iedere emulsie was 100 cm . De emulsies bevatten 25 cm 3 3 water, 10 cm ethanol, 1 tot 10 cm emulgeermiddel en 3 resp. 54 tot 64 cm brandstof.

15 De resultaten ten opzichte van de stabiliteit zijn weergegeven in de tabel F.

TABEL F

HLB emulgeermengsel (vol. %) 1 2 3 4 5 6 8 10 20 5 — — ++ ++ ++ ++ ++ ++ 5,5 - ++ ++++++++ ++ 6 ~ “ ++ ++ ++ ++ ++ ++ 7 - ++ ++++++ ++ ++

VOORBEELD VIII

25 Verschillende emulsies werden bereid uit lichte brandstofolie, emulgeermengsel A van voorbeeld I (HLB = 7) en een waterige oplossing van ethanol (vol. % water: 73,4) .

De materialen (vol. %) en resultaten van stabili-teitstesten zijn weergegeven in de tabel G.

- tabel G - 8 0 06 0 4 1 - 10 -

TABEL G

lichte brandstofolie 91 81 71 51 emulgeermengsel 4444 waterige oplossing van 5 ethanol 5 15 25 45 stabiliteit ++ ++ ++ ++

VOORBEELD IX

Verschillende emulsies werden bereid onder toepassing van waterige oplossingen, die methanol en ethanol bevatten.

10 De respectievelijke volumina van de componenten en de resultaten van de stabiliteitstesten zijn weergegeven in de tabel H.

TABEL H

Experiment 12345678 15 stofolie^^" 61 51 61 61 61 61 61 61 emulgeermengsel A 44444444 (HLB = 7) 20 methanol 16,6 14,0 14,0 10,5 7 1,75 1,75 3,5 ethanol 0,9 1,75 3,5 1,75 3,5 7 8,75 10,5 water 17,5 19,25 17,5 22,75 24,5 26,2524,5 21 stabiliteit ++ ++ - ++ ++ ++ ++

De experimenten 3 en 8 zijn vergelijkingsexperimenten. 25 De hoeveelheid water is kleiner dan de vereiste minimum-hoeveelheid. In experiment 3 bedraagt de hoeveelheid water in de waterige oplossing van alcoholen 50 % en het minimum dient te zijn 45,7 + (0,229 x 20) of 50,28 %. In experiment 8 bedraagt de hoeveelheid water in de waterige oplossing 30 van alcoholen 60 % en het minimum dient te zijn 45,7 + (0,229 x 75) of 62,87 %.

VOORBEELD X

Verschillende emulsies werden bereid. Voor elke 3 3 emulsie werd een mengsel van 36 cm methanol en 16 cm 40 water onder roeren toegevoegd aan een mengsel, dat 64 cm 8 0 06 0 4 1 2 I » 3 - 11 - gasolie en 4 cm emulgeermengsel bevatte.

De gebruikte emulgeermengsels waren mengsel A t/m D van voorbeeld I en mengsel E, dat sorbitanmonooleaat en geëthoxyleerde alcohol van vet (9 E 0) bevatte. De HLB 5 van deze mengsels (van 5 tot 12) werden verkregen door respectievelijke hoeveelheden van componenten te variëren.

De resultaten zijn weergegeven in tabel J.

TABEL J

emulgeer- HLB

10 mengsel 5 5,5 6 6,5 7 8 10 12 A ++ ++ ++ ++ + — — — B +++++++++- - C ++ ++ ++ ++ + — — — D +++++++++- - 15 E ++ ++ ++ ++ + — — — (++ : stabiel na 96 uur; + : gedeeltelijke ontmenging; - : totale ontmenging)

Bij wijze van vergelijking werden de volgende emulgeermengsels gebruikt ter bereiding van soortgelijke 20 emulsies.

F ; sorbitanmonooleaat + monooleaat van polyethyleenglycol (mol gew. : 300) (niet oplosbaar in water) G ; sorbitanmonooleaat + geëthoxyleerd nonylfenol (4 E 0) (onoplosbaar) 25 H ; sorbitanmonooleaat + geethoxyleerde alcohol van vet (3 E 0) (onoplosbaar) I ; sorbitanmonolauraat + geëthoxyleerd sorbitanmonolauraat (20 E 0) (oplosbaar) J : monooleaat van polyethyleenglycol (mol gew. : 200) + 30 monooleaat van polyethyleenglycol (mol gew. : 600) (oplosbaar) K i geëthoxyleerd nonylfenol (4 E 0) + geëthoxyleerd nonylfenol (15 E 0) L : geëthoxyleerd alcohol van vet (3 E 0) + geëthoxyleerde 35 alcohol van vet (9 E 0).

8 0 0 6 0 4 t - 12 -

De emulsies die bereid waren onder toepassing van deze emulgeermengsels waren niet stabiel.

VOORBEELD XI

Een emulsie werd bereid uit gasolie (64 vol. %) , 5 emulgeermengsel A van voorbeeld I (4 vol. %), methanol (16 vol. %) en water (16 vol. %).

Het cetaangetal van de emulsie was 26.

De emulsie werd gebruikt ter voeding van een dieselmotor.

10 Een test op de weg (80 km) werd uitgevoerd en het emulsieverbruik was 48,3 liter of een gasolieverbruik van 30,9 liter. Dezelfde test werd uitgevoerd maar onder voeding van de dieselmotor met gasolie: het verbruik was 39,3 liter.

15 VOORBEELD XII

Emulsie, die verschillende hoeveelheden emulgeermengsel (mengsel A; HLB uiteenlopend van 5,5 tot 6,5) bevatte, werd bereid.

3

Elke emulsie had een totaal volume van 100 cm .

3 ·? 20 Hi} bevatte 22,5 cm water en 12,5 cnr ethanol. De hoeveel- 3 heid emulgeer varieerde tussen 1 en 10 cm en de hoeveelheid 3 gasolie varieerde tussen 55 en 64 cm .

De resultaten van de stabiliteitstesten zijn weergegeven in de tabel K.

25 TABEL K

!hlB emulgeermengsel (vol. %) 1 234568 10 5,5 - -++++++++++ ++ 6 --++++++ ++ ++ ++ 30 6,5 — — ++ ++ ++ ++ ++ ++ - conclusies - 8 0 06 0 4 1

Claims

1. Dieselbrandstofemulsies van het water-in-olie- type, gekenmerkt door: 97 tot 90 vol. % van een mengsel, dat een overwegende hoeveelheid gebruikelijke dieselbrandstof en een minder-5 heidshoeveelheid van ten minste 5 vol. %, berekend op het volume van de emulsie, van een waterige oplossing van methanol en/of ethanol, bevat, en 3 tot 10 vol. % van een emulgeermengsel van sorbitanmonooleaat en in water oplosbare, geëthoxyleerde niet-ionische oppervlakte-actieve stof.

2. Dieselbrandstofemulsies volgens conclusie 1, gekenmerkt door 55 tot 92 vol. % gasolie, 5 tot 35 vol. % waterige oplossing van methanol en/of ethanol, waarbij het volumepercentage van water in de oplossing ligt tussen 43 + 0,20 S en 74, waarbij S het 15 volumepercentage voorstelt van ethanol, berekend op het totale volume van alcohol, en 3 tot 10 vol. % emulgeermengsel met een HLB tussen 5 en 6,5.

3. Dieselbrandstofemulsies volgens conclusie 2, gekenmerkt doordat de oppervlakte-actieve stof 20 een geëthoxyleerd sorbitanmonooleaat met 20-40 molen ethyleenoxyde, een geëthoxyleerd sorbitanmonolauraat met 11-40 molen ethyleenoxyde, een geëthoxyleerd nonylfenol met 8-50 molen ethyleenoxyde, en geëthoxyleerde alcohol van vet, met 6-50 molen ethyleenoxyde en/of monooleaat 25 van polyethyleenglycol met een mol gew. tussen 480 en 1200.

4. Dieselbrandstofemulsies volgens conclusie 1, gekenmerkt door 45 tot 92 vol. % lichte brandstofolie, 5 tot 45 vol. % waterige oplossing van 30 methanol en/of ethanol, waarbij het volumepercentage in de oplossing ligt tussen 45,7 + 0,229 S en 74,3, waarbij S het volumepercentage voorstelt van ethanol, berekend op het totale volume van alcohol en 3 tot 10 vol. % emulgeermengsel met een HLB tussen 5 en 7. 8 0 06 0 4 1 - 14 -

5. Dieselbrandstofemulsies volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de oppervlakte-actieve stof een geëthoxyleerd sorbitanmonooleaat met 20-40 molen ethyleenoxyde, een geëthoxyleerd sorbitanmonolauraat 5 met 11-40 molen ethyleenoxyde, een geëthoxyleerd nonylfenol met 8-50 molen ethyleenoxyde en/of een monooleaat van polyethyleenglycol met een mol gew. tussen 480 en 1200 is.

6. Werkwijze voor het bereiden van emulsies volgens ëën of meer van de conclusies 1 t/m 4, m e t het 10 kenmerk, dat men onder roeren de waterige oplossing van alcohol toevoegt aan een mengsel van brandstof en emulgeermengsel.

7. Werkwijze en materialen, zoals beschreven zijn of besloten liggen in de beschrijving en/of de voorbeelden.

8 0 06 0 4 1