NL8005918A - Inrichting voor het herkennen van fouten. - Google Patents

Description

N/29.906-dV/lb ·

Inrichting voor het herkennen van fouten.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het herkennen van fouten op het oppervlak van een snel bewegende band in een walsstraat, voorzien van een op de band gerichte optiek, een beeldopnamebuis, die de 5 beeldpunten in elektrische grootheden omzet , een magnetisch tussengeheugen en een beeldweergeefapparaat.

Bij hoge bandsnelheden, die tot 1600 m/min kunnen bedragen, is het bijzonder moeilijk om oppervlakte-fouten nog tijdig te herkennen voordat de band tot een spoel 10 wordt opgewikkeld. Opdat ook relatief kleine fouten duidelijk zichtbaar worden, is het gebruikelijk de band te bestralen met stroboscopische flitslampen met hoge lichtsterkte. Het flitslicht dient in de eerste plaats ter verkrijging van een hoge lichtsterkte, wat voor het herkennen van fouten vereist 15 is, terwijl bovendien door de korte duur van het licht een optische tijdsluiter met korte sluitertijd wordt bespaard, welke zoals bekend noodzakelijk is voor het verkrijgen van scherpe contouren bij het opnemen van beelden van snel bewegende voorwerpen bij directe waarneming met het oog of 20 door televisie- of filmcamera's.

De bekende inrichtingen hebben het nadeel, dat een hoge flitsfrequentie van ten minste 50 Hz nodig is, aangezien lagere flitsfrequenties aanleiding geeft tot een flikkering, welke ook nog door relatief op grote afstand 25 staand bedienings- en onderhoudspersoneel als zeer pijnlijk wordt ervaren. De hoge flitsfrequentie leidt tot een snel verbruik van de flitsgloeidraad, terwijl bovendien de hoge belichtingssterkte vermoeiend en schadelijk is voor de ogen van zich in de nabijheid bevindende personen.

30 Een verder nadeel van de bekende inrichtin gen bestaat hierin, dat een foutwaarneming door middel van monochromatisch of gepolariseerd licht praktisch onmogelijk is, omdat door hiertoe voor de flitslampen geplaatste filters ongeveer 80% van het licht zou worden tegengehouden en 35 het resterende licht een te geringe belichtingssterkte zou opleveren. Wanneer men het vermogen van de flitslampen in overeenstemming hiermee zou verhogen om de oorspronkelijke belichtingssterkte weer te verkrijgen, dan zou het thans ge- 80 059 1 8 - 2 - bruikelijke, op zichzelf al hoge vermogen van 1000 Ws met een veelvoud in belangrijke mate worden verhoogd, waarbij kostbare koelingsvoorzieningen voor de filters noodzakelijk zouden zijn. Soortgelijke nadelen zouden zich voordoen, wanneer 5 in plaats van zichtbaar licht de in het infrarood of ultraviolette gebied liggende, onzichtbare straling zou worden benut.

De uitvinding beoogt een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarvoor een 10 aanmerkelijk lagere belichtingssterkte dan de tot nu toe gebruikelijke zonder vermindering van de foutherkenning bij continu zichtbaar menglicht volstaat, terwijl eveneens de foutwaameming met monochromatisch of gepolariseerd continu zichtbaar licht met geringe belichtingssterkte mogelijk 15 is en bovendien in plaats van zichtbaar licht ook onzichtbar© infrarode of ultraviolette straling kan worden toegepast.

Hiertoe heeft de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat achter de optiek ten minste één beeldversterkerbuis is ingebouwd, die is uitgerust met een 20 elektronische tijdsluiter met korte sluitertijd.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld is weergegeven en waarbij nog enkele belangrijke kenmerken van de inrichting volgens de uitvinding ter sprake zullen 25 komen.

Fig. 1 is een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, die werkt met zichtbaar menglicht; fig. 2 is een uitvoeringsvorm, die werktmet monochromatisch of gepolariseerd zichtbaar of ultraviolet 30 licht; fig. 3 is een uitvoeringsvorm voor infrarode straling; fig. 4 geeft een infraroodstraler weer met een in de bewegingsrichting van de band daarachter gelegen 35 infrarood-beeldomzetter; en fig. 5 geeft een de gereflecteerde infrarode straling ontvangende infrarood-beeldomzetter weer.

Volgens fig. 1 wordt een band 11 bestraald door een lamp 12. Een beeldversterker 13 is met zijn optiek 8005918 m - ' • · - 3 - zodanig ingesteld, dat hij een deel van de belichte band 12 als beeld ontvangt, versterkt en afbeeldt op een fluorescentie-scherm 14. Op het fluorescentie-scherm 14 is een televisiecamera 15 gericht, welke het beeld omzet in elektrische 5 signalen, die op bekende wijze worden vastgelegd in magnetische geheugens 16 en daaruit door een monitor 17 stapsgewijs worden opgeroepen. De beeldomzetterbuis van de beeldversterker 13 bezit een op zichzelf bekend blokkeerrooster, dat bij oplading door een negatieve spanning de elektronen-10 stroom naar het fluorescentie-scherm van de beeldversterker onderbreekt. Dit blokkeringsrooster is normaal in sperrich-ting opgeladen. Met behulp van bekende middelen, zoals . bijvoorbeeld een trekkerschakeling, wordt de sperspanning gedurende 50//s tot 1 ms opgeheven. Slechts in deze periode 15 wordt een beeld overgedragen. Het blokkeringsrooster werkt bijgevolg als een tijdsluiter met korte sluitertijd van een camera, waardoor ook zeer snel bewegende beelden nog met een scherpe contour kunnen worden opgenomen. De openingstijden worden bestuurd door de snelheid van de band 11.

20 Hiertoe is de beeldversterker 13 via een besturingsapparaat 18 en een besturingsleiding 19 verbonden met een snelheidsmeter 20 zodanig, dat bij verhoging van de bandsnelheid de openingstijd wordt verkort. Achter de eerste beeldversterker met blokkeringsrooster kunnen voor het verhogen van de ver-25 sterking nog ëën of meer beeldversterkers zonder blokkeringsrooster zijn opgesteld.

Enkele oppervlaktefouten van de band worden bijzonder duidelijk bij het bestralen met monochromatisch of gepolariseerd licht. In een dergelijk geval worden voor 30 de lamp 12 en de optiek van de beeldversterker 13 geschikte filters 21 en 22 voor het doorlaten en ontvangen van deze lichtsoorten aarigebracht (fig. 2).

De lamp 12 kan ook worden benut voor het uitzenden van ultraviolette straling, als de beeldversterker 35 13-in overeenstemming hiermee is uitgerust voor de ontvangst van ultraviolette straling.

Het is ook mogelijk om de infrarode straling van de band zelf zichtbaar te maken en daardoor oneffenheden in de band te herkennen. Wanneer zich bijvoorbeeld 40 bij het walsen op de wals een deeltje vastzet en daardoor 80 059 1 8 ér- * * - 4 - kleine verdiepingen in de band ontstaan, dan zal de verdieping in de band direct na het walsen ten gevolge van de vormveranderingsarbeid iets warmer zijn dan het hieromheen liggende gedeelte van de band. Wanneer een op infrarode 5 straling reagerende beeldversterker in de nabijheid van de wals boven de band hangt, dan is de verdieping op het beeldscherm . zichtbaar als een helder, warmtestraling afgevend punt. De snelheid van de band is zo hoog, dat de verdieping de op infrarode straling reagerende beeldversterker reeds 10 is gepasseerd, voordat de warmte uit de verdieping naar de omgeving kan afvloeien. Aangezien de band in zijn breedte-richting belangrijke temperatuurverschillen vertoont, kan de bewaking aan de hand van infrarode straling onder normale omstandigheden alleen voor delen van de breedte van de band 15 worden uitgevoerd.

De totale breedte van de band kan niettemin op de volgende wijze worden bewaakt, doordat de beeldversterker, zoals in fig. 3 is weergegeven in een huis 24 is ingebouwd, welk huis 24 is bevestigd aan een stang 27, die door 20 geleidingen 25 en 26 verloopt. Door middel van een niet nader aangeduide aandrijving 23 wordt de stang 27 in dwarsrichting over de breedte van de band bewogen, waarbij tijdens de dwarsbeweging een aantal beelden worden vastgelegd in het magnetische geheugen 16, welke beelden met behulp van een 25 geschikte schakeling in een besturingsapparaat 28 op een gelijke gemiddelde helderheid zijn gebracht. Deze vastgelegde afzonderlijke beelden worden eveneens door het besturingsapparaat 28 gemeenschappelijk uit het geheugen 16 opgeroepen en zo samengevoegd, dat op de monitor 17 een beeld van 30 de gehele breedte van de band wordt weergegeven.

In plaats van de straling tengevolge van verwarming door vormveranderingsarbeid kan de band aan het oppervlak ook gedurende korte tijd worden verwarmd door een dwars boven de band uitstekende infraroodstraler, zoals 35 in fig. 4 is weergegeven. De infraroodstraler bestaat uit een verwarmingsstaaf 30, die zich in een metaalachtig blank en spiegelend huis 29 bevindt, dat aan de onderzijde open is uitgevoerd. Dit huis 29 is door een tweede huis 31 op geringe afstand omgeven. Via de tussenruimte tussen de beide huizen 40 29, 31 wordt door een luchtpijp 32 naar boven toe koellucht 9 80 05 9 1 8 .-5- ^ Λ * · · * aangezogen door een niet weergegeven ventilator, welke koellucht binnentreedt bij een buisstomp 33. De infraroodstraler verwarmt in het bijzonder donkere, niet-metaalachtig glimmende plaatsen van de band, die vervolgens door de beeldverster-5 ker 13 als oplichtende punten zichtbaar worden gemaakt. De beeldversterker 13 volgt in de bewegingsrichting 34 van de band kort na de infraroodstraler. Deze beproevingsmethode is ook geschikt voor beklede banden en niet-metaalachtige voorwerpen.

10 De gereflecteerde infraroodstraling kan ook in de beeldversterker 13 zichtbaar worden gemaakt, als de ' infraroodstraler en de beeldversterker onder een hoek ten opzichte van elkaar zijn aanjebracht, zoals in fig. 5 is weergegeven.

15 Het is ook mogelijk, dat één inrichting achter eenvolgens uit- of bijschakelbare delen voor verschillende stralingssoorten omvat of bij de band 11 een aantal inrichtingen in de bewegingsrichting 34 achter elkaar worden opgesteld, welke inrichtingen met verschillende stralings-20 soorten werken.

De uitvinding is dan ook niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvoorbeelden, die binnen het kader der uitvinding op verschillende manieren kunnen worden gevarieerd.

80 05 9 1 8

Claims (10)

1. Inrichting voor het herkennen van fouten op het oppervlak van een snel bewegende band in een wals-straat, voorzien van een op de band gerichte optiek/ een beeldopnamebuis, die de beeldpunten in elektrische groot- 5 heden omzet, een magnetisch tussengeheugen en een beeldweer-geef apparaat, met het kenmerk, dat achter de optiek (35) ten minste één beeldversterkerbuis is ingebouwd, die is uitgerust met een elektronische tijdsluiter met korte sluitertijd.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de optiek (35) en de beeldomzetter (13) geschikt zijn voor straling in het gebied van het zichtbare licht en hun werkgebied bij een continue belichting van de band met een lamp met een lichtstroom tussen 3000 en 15 40.000 lumen ligt.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de optiek (35) en de beeldomzetter (13) geschikt zijn voor infrarode straling.

4. Inrichting volgens conclusie 1, met 20 het k e n m e r k, dat de optiek (35) en de beeldomzetter (13) geschikt zijn voor ultraviolette straling.

5. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat een de band bestralende infra-roodstraler (29) is aangebracht.

6. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat een de band bestralende ultra-violet^straler (29) is aangebracht.

7. Inrichting volgens één der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de elektronische tijd- 30 sluiter zodanig met een snelheidsmeter (20) van de band (11) is gekoppeld, dat de openingstijden afnemen met toenemende snelheid.

8. Inrichting volgens één der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat voor het belichtings- 3. orgaan (12) voor het bestralen van de band (11) filters (21, 22) zijn gemonteerd voor het opwekken van monochromatische of gepolariseerde straling. 8005918 Λ, - 7 -

9. Inrichting volgens één der conclusies 1-8, met het kenmerk, dat afwisselend inscha-kelbare belichtingsorganen voor verschillende lichtsoorten of stralirigssoorten op het zelfde te onderzoeken bandgedeelte 5 zijn gericht.

10. Inrichting volgens één der conclusies 1-9, met het.'kenmerk, dat voor verschillende lichtsoorten of bestralingssoorten uitgevoerde belichtingsorganen op op elkaar volgende bandgedeelten zijn gericht. 80 05 9 1 8