NL8005705A - Werkwijze voor het inzetten van ankerbouten, ankerbout alsmede werkwijze ter vervaardiging hiervan. - Google Patents

Werkwijze voor het inzetten van ankerbouten, ankerbout alsmede werkwijze ter vervaardiging hiervan. Download PDF

Info

Publication number
NL8005705A
NL8005705A NL8005705A NL8005705A NL8005705A NL 8005705 A NL8005705 A NL 8005705A NL 8005705 A NL8005705 A NL 8005705A NL 8005705 A NL8005705 A NL 8005705A NL 8005705 A NL8005705 A NL 8005705A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
anchor bolt
bore
mortar
diameter
inner end
Prior art date
Application number
NL8005705A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Upat Max Langensiepen Kg
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Upat Max Langensiepen Kg filed Critical Upat Max Langensiepen Kg
Publication of NL8005705A publication Critical patent/NL8005705A/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16BDEVICES FOR FASTENING OR SECURING CONSTRUCTIONAL ELEMENTS OR MACHINE PARTS TOGETHER, e.g. NAILS, BOLTS, CIRCLIPS, CLAMPS, CLIPS OR WEDGES; JOINTS OR JOINTING
    • F16B13/00Dowels or other devices fastened in walls or the like by inserting them in holes made therein for that purpose
    • F16B13/14Non-metallic plugs or sleeves; Use of liquid, loose solid or kneadable material therefor
    • F16B13/141Fixing plugs in holes by the use of settable material
    • F16B13/143Fixing plugs in holes by the use of settable material using frangible cartridges or capsules containing the setting components
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21DSHAFTS; TUNNELS; GALLERIES; LARGE UNDERGROUND CHAMBERS
    • E21D21/00Anchoring-bolts for roof, floor in galleries or longwall working, or shaft-lining protection
    • E21D21/0026Anchoring-bolts for roof, floor in galleries or longwall working, or shaft-lining protection characterised by constructional features of the bolts
    • E21D21/0053Anchoring-bolts in the form of lost drilling rods
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16BDEVICES FOR FASTENING OR SECURING CONSTRUCTIONAL ELEMENTS OR MACHINE PARTS TOGETHER, e.g. NAILS, BOLTS, CIRCLIPS, CLAMPS, CLIPS OR WEDGES; JOINTS OR JOINTING
    • F16B13/00Dowels or other devices fastened in walls or the like by inserting them in holes made therein for that purpose
    • F16B13/002Dowels or other devices fastened in walls or the like by inserting them in holes made therein for that purpose self-cutting

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Geology (AREA)
  • Geochemistry & Mineralogy (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Joining Of Building Structures In Genera (AREA)
  • Dowels (AREA)
  • Rock Bolts (AREA)
  • Processing Of Stones Or Stones Resemblance Materials (AREA)

Description

* -1- VO 1038
Vferkwijze voor het inzetten van ankerboutenj ankert) out alsmede werkwijze ter vervaardiging hiervan
De uitvinding betreft een werkwijze voor het inzetten van anker-b out en in beton of een dergelijke bevestigingsondergrond, waarbij in een, bij voorkeur ongeveer cilindrisch voorgeboord gat mortel, bij voorkeur kunstharsmortel alsmede het insteekdeel van een ankerbout draaiend, onder 5 het ten dele verdringen alsmede dooreenwoelen van de mortel ingebracht wordt en de ankerbout door verharding van de mortel - welke eventueel de schuifsterkte of dergelijke verbeterende, korrelige toeslagen zoals kwartskorrels bevat - met de bevestigingsondergrond verbonden wordt.
Voorts betreft de uitvinding een ankerbout, die speciaal voor het uitvoe-10 ren van de werkwijze dienst doet, en een vervaardigingswerkvijze voor die ankerbout.
Er zijn reeds werkwijzen bekend voor het inzetten van ankerbout en van de in de aanhef vermelde soort. In velerlei opzicht voordelig zijn daarbij ankerstangen gebleken, welke bij voorbeeld over hun volle lengte 15 van een déérgaande schroefdraad zijn voorzien. Deze heeft aan het uiteinde van de ankerbout de functie van een bevestigingsschroefdraad en in het insteekdeel van de ankerbout tot taak, de gelijkmatige verdeling van kunstharsmortel over de. lengte van de vóorboring te bevorderen.
Daarbij wordt de kunstharsmortel gewoonlijk door middel van tvee-20 componenten kleefstofpatronen in de boring van de bevestigingsondergrond ingezet. De patroon wordt bij het inbrengen van de ankerbout vernield, zodat zich een harder en een binder-canponent, eventueel ook toeslagstoffen hierbij, met elkaar vermengen en de kunstharsmortel dan uithardt.
Gewoonlijk heeft de bevestigingsboring een twee tot tien millimeter gro-25 tere binnendiameter, dan de buitendiameter van de ankerstang. Dienovereenkomstig vuld de mortel, na verharding, een ringvormige spleet op van ongeveer één tot vijf millimeter wanddikte tussen ankerbout en boorgat-wand. De bekende ankerstangen bevatten gewoonlijk over hun volle lengte een schroefdraad, resp. in het in de mortel in te bedden bereik een 30 schroefdraadachtige profilering. Hierdoor komt het tussen mortel en het insteekbereik van de ankerstang op de gewenste wijze tot een ineengrijping (vergelijk bij voorbeeld het Duitse octrooischrift 2.222.013).
Deze wijze van inzetten van ankerbouten, resp. deze ankerbouten 8005705 -2- zèlf hebben, naast talrijke voordelen, echter ook nog nadelen, welke zich in een aantal toepassingsgebieden zeer ongunstig kunnen doen gevoelen.
Bij voorbeeld is enerzijds een zo gelijkmatig mogelijke verdeling en het zo gelijkmatige mogelijk doorgaand werkzaam worden van de verbindingsmor-5 tel over het volle insteekbereik van de ankerbout gewenst, cm er voor te zorgen dat de vereiste betrouwbaarheid van de verbinding gewaarborgd wordt.
Dóórgaand van schroefdraad voorziene ankerbouten hebben echter bij voorbeeld het nadeel, dat in het bereik, waarin zij in de werkzame stand aan de rand van het bevestigingsgat kernen te liggen, aanzienlijk 10 afbreuk wordtgedaan aan de mate, waarin zij kunnen worden belast, in het bijzonder op buiging en afschuiving.
Ook zijn gewoonlijk bekende, met kunstharsmortel of dergelijke aan de bevestigingsondergrond bevestigde ankerbouten niet op de wijze van een uitzetschroef toe te passen.
15 Doel van de uitvinding is derhalve een werkwijze voor het inzetten van ankerbouten van de in de aanhef vermelde soort, waarbij onder het in verregaande mate vermijden van de nadelen van de bekende werkwijzen in het bijzonder een merkbare verhoging van de over te brengen krachten bereikt wordt, waarbij de voorzieningen en werkzaamheden voor het uitvoeren 20 van de werkwijze en de vervaardiging van de ankerbout naar verhouding gering gehouden dient te blijven. In speciale ge~vallen dient daarbij de ankerbout ook als uitzetschroef te kunnen werken.
Teneinde dit doel te bereiken wordt, overeenkomstig de uitvinding, in het bijzonder voorgesteld, dat bij een werkwijze van de in de aanhef 25 vermelde soort de, met de mortel en/of aanvullend in de voorboring ingebrachte toeslagstoffen, als afslijpend werkzaam element (afslijpend werkzame korrels of dergelijke) door de indraaibeweging van de ankerbout langs de wand van de voorboring bewogen resp. gedwongen worden, en daarbij de voorboring met ondersnijding naar het inwendige van die boring toe in dia-30 meter vergroten. Door aldus te werk te gaan wordt in het diepste bereik van de vöórboring het van de wand afhalen in de zin van de vorming van een ondersnijding naar het binneneinde van die voorboring toe verkregen.
Dit draagt er toe bij, dat de uitgeharde mortel naast de chemische ver-bindingswerking als het ware aanvullend een in vorm aansluitende veranke-35 ring van de ahkerstaaf in het binnenste bereik van de voorboring - waar de ondersnijding gevormd is - tot stand brengt. Daarbij zijn aanvullende gereedschappen noch aanvullende bewerkingen vereist.
8 0 0 5 7 0 S
r. * -3-
Men kent weliswaar reeds twee eomponentenkleefstofpatronen, waarbij bij ten minste een component vulstoffen, bij voorbeeld kwarts, bijgemengd zijn. Deze harde, korrelachtige toeslagstoffen hebben daar echter tot taak, bij voorbeeld de af schuif- resp. de druksterkte van de kunst-5 harsmortel te verbeteren. Daarentegen zijn deze bekende toeslagstoffen er niet voor bestemd, een voor de praktijk aanzienlijke, resp. voordelige afslijping aan de wand van de voorboring teweeg te brengen. Bij voorbeeld bij een bekende ankerbouten, waarvan het insteekdeel een schroefdraad overeenkomstig de indraairichting van de ankerbout heeft, de toeslag-10 stoffen in hoofdzaak in deze schroefgangen. In de praktijk is gebleken, dat het onder bepaalde omstandigheden weliswaar kan voorkomen, dat een geringe verwijding van de voorboring optreedt. Dit is echter niet beoogd en geschiedt op ongecontroleerde wijze over de axiale uitgestrektheid van de voorboring. Voorts is deze ongecontroleerde verwijding van de voor-^ boring ook zeer gering ten opzichte van de in de dag te meten diameter van de voorboring. Daarentegen wordt met de uitgevonden werkwijze gericht en volgens plan in een bepaald bereik een diametervergroting tot stand gebracht en wel op de in het voorgaande vermelde, voordelige en gewenste wijze van een ondersnijding naar het inwendige van de voorboring. Boven- 20 dien bedraagt de diametervergroting een veelvoud van hetgeen tot dusverre, onbeoogd, toevalligerwijs aan verwijding optrad. Door de keuze resp. de vormgeving van de volgens uitvinding toegepaste afslijpend werkzame elementen kan ook, desgewenst, een dienovereenkomstig grotere verwijding van de voorboring bereikt worden.
25 ...
Een verder aanzienlijk voordeel van de uitgevonden werkwijze bestaat hierin, dat men, onder overigens vergelijkbare omstandigheden, zowel met een vöörboring als met een mcrtelpatroon of dergelijke van kleinere diameter kan volstaan. Deze zijn eenvoudiger, resp. goedkoper te vervaardigen. Bovendien wordt dan het voordeel bereikt dat men bij 30 voorbeeld goed een doorsteekbevestiging kan uitvoeren. Daarbij blijft de gewenste orde van grootte van de ringvormige spleet tussen voorboring, resp. verwijde boring enerzijds en ankerbout anderzijds, welke later met uitgeharde mortel opgevuld wordt, bewaard. Er ontstaan gunstige, in het navolgende nader toe te lichten bevestigingsomstandigheden.
Weliswaar is ook reeds een werkwijze voor gebergteverankenng bekend met behulp van kleef ankers, waarbij de wand van de voorboring plaatselijk tot meer dan het normale dwarsprofiel verwijd wordt (verge- 35 8005705 -lelijke Duits octrooischrift 2.538.003). Hiervoor is echter een extra snij-gereedschap en, dienovereenkomstig, een extra werkgang nodig. Bovendien wordt daarbij een schroeflijnvormige groef althans over een groot deel van het insteekbereik ingesneden. Een bijzonder goede bevestiging, zo 5 diep mogelijk in de verankeringsondergrond wordt daarentegen niet op geprononceerde wijze bevorderd.
Teneinde de in het voorgaande vermelde nadelen te vermijden, is ook reeds een verankeringselement voorgesteld, dat zélf als verwijdings-gereedschap dienst doet doen (vergelijk DGMS 69.09.859 )· 10 Hierbij gaat het echter niet cm een in zichzelf stijve, in hoofd- zaam onvervormbare ankerbout, zoals bij de onderhavige uitvoering. Veeleer bezit dit reeds bekende verankeringselement aan zijn insteekeinde een radiaal uit te zetten, van tanden voorziene spreidinrichting, welke met behulp van een trekmiddel enz. in een uitgezette werkzame stand ge-15 bracht wordt. Dienovereenkomstig zijn dit verankeringselement en de wijze van aanbrengen niet slechts wat betreft de vervaardiging en toepassing omslachtig, doch doet zich hierbij tevens het nadeel voor, dat na verloop van tijd de trek van de spaninrichting en daardoor ook de aandruk-kracht in de boring kan verminderen, waardoor de krachtoverbrenging op 20 ongecontroleerde wijze kan veranderen. Voorts zijn aldaar de in de trekrichting van het verankeringselement belastbare dwarsprofieloppervlakken, in vergelijking met de diameter van de voorboring merkbaar kleiner. Daarentegen wordt bij de uitgevonden werkwijze een conische verwijding van die voorboring naar het binneneinde toe verkregen.
25 Met behulp van de verharde mortel wordt een kleefwerking en in ze kere zin tegelijkertijd een in vorm aansluitende, vaste verbinding van de ankerbout in het diepste bereik van de voorboring verkregen.
Maatregelen, welke nadere uitwerkingen van de uitgevonden werkwijze betreffen staan vermeld in de werkwijzevolgconclusies. Daarbij 30 biedt de uitvoering volgens conclusie 2 het voordeel, dat de ankerbout speciaal in het gebied van zijn binneneinde bijzonder vast met de beves-tigingsondergrond verbonden wordt. De maatregelen volgens conclusie 3 bevorderen het ondersnijdingsachtig weghalen van materiaal in de voorboring. Dit weghalen geschiedt bijzonder gunstig in het binnenste eindbereik van 35 de voorboring, wanneer het binnenbereik van het insteekdeel een excentrische beweging overeenkomstig krachtig uitvoert. Dit geschiedt praktisch noodzakelijkerwijs, wanneer de ankerbout door middel van een handboormachine 80 0 5 7 0 5 ♦ 4 -5- ingebracht wordt en aan zijn binneneinde géén. centreerpnnt of der gelijke centreerhulp beeft* De gewenste excenterbeweging wordt nog enigszins bevorderd, doordat een dichterbij het buitenste einde van de ankerbout gelegen schachtgedeelte van het insteekdeel een enigszins gereduceerde 5 diameter heeft, waarop in het navolgende nog verder zal worden ingegaan.
Bij voorkeur kunnen, bij de uitgevonden werkwijze, reeds bekende twee componentenkleefstof-patronen, waarin kwartskorrels of dergelijke voor andere doeleinden als toeslagmateriaal opgenomen zijn, toegepast worden. Bij het proeven is gebleken, dat dan bij het volgende uitvinding 10 uitvoeren van de werkwijze het op de gewenste wijze onderzijdingsachtig weghalen van materiaal in de voorboring optreedt. Het spreekt vanzelf, dat afslijpselkorrels of dergelijke, als afslijpend werkzame elementen dienst doende, harde toeslagstoffen ook bij voorbeeld in een strengachtig, in niet-geharde toestand nog pasteus morteimengsel aanwezig kunnen 15 zijn. Onder bepaalde omstandigheden kan men de afslijpend werkzame korrels of dergelijke afslijpend werkzame elementen ook onafhankelijk van de mortel in de voorboring inbrengen. Bijzonder voordelig is het echter, deze afslijpend werkzame korrels of dergelijke gemeenschappelijk met het mortelmateriaal in de voorboring in te brengen.
20 Men bereikt ook op voordeel biedende wij ze het volgende: men kan de volumina van het insteekdeel van de ankerbout, van de mortelpatroon en van de holte van de voorboring op elkaar afstemmen. Zelfs wanneer het volume van het afgeslepen materiaal aan de wand van de voorboring niet zeer nauwkeurig te bepalen is, wordt een, wat betreft het vrije volume 25 van de verwijde voorboring constant vulvolume verkregen. Ook merkbare volumetoleranties in het weggehaalde materiaal hebben geen invloed op de overige, voorafgekozen volumeverhoudingen. Hiertoe draagt mede bij, dat de gatopening van de vöorboring tegen het einde van het inzetten naar buiten toe althans nagenoeg gesloten wordt. Dit kan bij voorbeeld door 30 middel een nog nader te beschrijven tussenkraag van de ankerbout op voldoende wijze plaats vinden. Een nog overblijvende, kleine spleet aan de tussenkraag is gewenst, om er voor te zorgen dat een overmaat aan mengsel uit mortel of dergelijke ter plaatse van de gatopening van de voorboring uittreden kan. Dit is ook gewenst, omdat men hierdoor gewaar-35 schuwd wordt, dat de ruimte tussen het insteekdeel van de ankerbout en de - verwijde - wand van de voorboring volledig met mortel, resp. mortel-mengsel gevuld is.
Een bijzonder voordelige, nadere uitwerking van de uitgewonden 8005705 -6- werkwijze bestaat hierin, dat ten minste een deel van de af slijpend -werkzame korrels of dergelijke door een geprofileerd meenemer-bereik van de ankerstang trajectsgewijs aangegrepen en deze afslijpend werkzame korrels of dergelijke daarbij althans over een bepaald traject gedwongen over 5 ribben van het genoemde geprofileerde insteekdeel-traject heen verplaatst worden. Bij proeven is gebleken, dat juist bij dienovereenkomstige profilering van tenminste een gedeelte van een insteekdeel van de ankerbout, de morteltoeslagstoffen het materiaal van de wand van de voorboring goed weghalen, wanneer die toeslagstoffen tussen dienovereenkomstig radiaal 10 uitstekende delen van de ankerbout enerzijds en de wand van de voorboring anderzijds tijdens het indraaien van de ankerbout ingeklemd worden. Dan werken deze vaste toeslagstoffen nl. tijdelijk als afslijpend werkzame elementen zéér intensief en verw-jden de voorboring op de beoogde plaatsen. Eventueel nemen ook andere, voldoend harde toeslagstoffen, bijmengsels 15 bij de mortelmassa, gebroken delen van glazen ampullen en eventueel ook hardere, ingesloten delen van het weggehaalde wandmateriaal mede deel aan deze afslijpende werkzaamheid. Al deze harde delen van het mortel-mengsel, resp. van de genoemde toeslagstoffen, kunnen zich nl. bij het inzetten van het anker mede onder de mortelmassa vermengen en mede in de 20 genoemde stand tussen uitstekende profielgedeelten van het insteekdeel van de ankerbout en de wand van de voorboring terechtkomen. De beschreven werking van de afslijpend werkzame korrels of dergelijke bij het weghalen van het materiaal van de wand van de voorboring wordt door de maatregelen volgens conclusie 6 bevorderd. Proeven hebben aangetoond, dat men bij 25 voorbeeld met grote, ongeveer met de in de dag gemeten wijdte van groeven of een dergelijke profilering van het insteekdeel van de ankerbout vergelijkbare korrelgroottes géén bijzonder goede weghaal-werkzaamheid van materiaal bereikt. Anderzijds bewerkstelligen zeer kleine,afslijpend werkzame korrels begrijpelijkerwijs géén goede afslijpende werkzaamheid, wan-30 neer deze zich zonder op de wand van de voorboring te behoeven aan te grijpen, in de overblijvende spleet kunnen bewegen. Daarentegen is het voordelig gebleken, wanneer de afslijpend werkzame korrels of dergelijke volgens de uitvinding de in conclusie 6 genoemde korrelgrootte-bereiken hebben en de groefdwarsprofielen dienovereenkomstig groot zijn, zodat de 35 afslijpend werkzame korrels of dergelijke zich énerzijds zelfstandig en onafhankelijk in deze groeven of dergelijke profilering tijdens het inzetten kunnen bewegen. Talrijke afslijpend werkzame korrels komen dan nl., 8005705
. r A
-7- zoala bij proeven, is gebleken, buiten deze groeven aan de in omtreksrich-ting gerichte kopzijden van de tussen de groeven aanwezige lijsten terecht. Hier worden deze korrels tussen de kopzijden en de wand van de voorboring ingeklemd, resp. ingedrukt en verrichten dan verdere afslij-5 pende werkzaamheid aan de wand van de voorboring.
Door de verkwijzemaatregelen volgens conclusie T wordt bereikt, dat het mengsel uit mortel en af slijpend werkzame korrels of dergelijke afslijpend werkzame elementen tijdens het indringen van de ankerbout in de voorboring niet meteen in de richting naar de gatopening verdrongen 10 of er zelfs uit getransporteerd wordt met het nadeel, dat voor het weghalen minder afslijpend werkzame korrels of dergelijke in het binnenste eindbereik beschikbaar zouden zijn. Veeleer wordt een betrekkelijk groot aantal af slijpend werkzame korrels of dergelijke - tezamen met het mortel-mengsel - er toe gebracht, dat zij langer in het gebied van het binnenste 15 eindbereik van de voorboring blijven. Dienovereenkomstig bestaat ook een groter aantal afslijpend werkzame korrels of dergelijke in dit bereik steeds weer ter beschikking, om trajectsgewijs aldaar het materiaal van de wand van de voorboring weg te halen, niettemin wordt door deze maatregel niet verhinderd, dat aan het einde van het inzetten de gehele spleet 20 tussen het insteekdeel van ankerbout en de verwijde wand van de voorboring met het mengsel uit mortel en afslijpend werkzame korrels of dergelijke opgevuld is. Bovendien kan men door de maatregelen van conclusie 7 nog het volgende nadeel van de tot dusverre bekende inzetwerkwijze vermijden: wanneer, zoals dikwijls het geval is, de ankerbout doorgaand bij 25 voorbeeld een rechtse schroefdraad bevat en overeenkomstig de gebruikelijke, op bouwplaatsen aanwezige, gereedschappen met rechtse draaizin in de voorboring ingebracht wordt, transporteert de in het bereik van het insteekdeel gelegen rechtse schroefdraad het mortel-mengsel op de wijze van een transportworm in de richting naar de gatopening van de voorboring.
30 Wanneer men de draaibeweging van de ankerbout niet tijdig beëindigt, wordt gemakkelijk een deel van het nog niet uitgeharde morteimengsel op ongewenste wijze uit de voorboring weggetransporteerd. Bij toepassing van de in het voorgaande genoemde werkwijzemaatregelen wordt dit verhinderd, doordat met de afslijpend werkzame korrels of dergelijke ook het mortel-35 mengsel in de richting naar het inwendige van het gat van de voorboring verplaatst wordt. Dit wordt nog op voordelige wijze bevorderd, doordat in de nabijheid van de opening van de voorboring praktisch géén axiaal 8005705 -8- transport van de mortel door middel van een draaibeweging van de anker-bout tijdens bet inzetten plaats vindt.
De uitvinding betreft ook een ankerbout, welke aan zijn buiteneinde een aansluitdeel bezit en met een, een profilering bevattend, in-c- steekdeel door middel van mortel, bij voorkeur kunstharsmortel, in beton of een dergelijke bevestigingsondergrond vastgezet kan worden, waarbij het insteekdeel in een bij voorkeur althans nagenoeg cilindrische vó6r-boring van de bevestigingsondergrond in te brengen is, waarin zich de mortel en eventueel, de schuifsterkte of dergelijke hiervan verbeterende 10 toeslagstoffen bevinden.
Dergelijke ankerbouten zijn op zichzelf bekend, bij voorbeeld uit het Duitse octrooischrift 2.222.013. Zij hebben echter nog nadelen, welke in het voorgaande in verband met de werkwijze zijn beschreven. Doel van de uitvinding is derhalve een ankerbout te verschaffen, waarmee men tijdens 15 het inzetten de aanvankelijk-in hoofdzaak cilindrische voorboring naar het binneneinde toe ongeveer conisch kan verwijden. Daarbij dient de ankerbout stabiel en in hoge mate belastbaar te zijn, eenvoudig te vervaardigen te zijn alsmede op betrekkelijk eenvoudige en gmakkelijke wijze in de voorboring ingebracht te kunnen worden.
20 De volgens de uitvinding voorgestelde oplossing van dit problem bestaat, bij een ankerbout van de in het voorgaande genoemde soort, in het bijzonder hierin, dat zijn insteekdeel in het gebied van zijn binneneinde een meenemergedeelte voor afslijpend werkzame elementen bevat, dat is voorzien van groeven of dergelijke en/of uitstekende lijsten of derge-25 lijke profilering. Het meenemerbereik voor de af slijpend werkzame elementen kan bij voorbeeld ook nissen of dergelijke bevatten.
Wanneer men een dergelijke ankerbout op de gebruikelijke wijze draaiend in een cilindrische voorboring inbrengt, waarin zich mortel, bij voorkeur kunstharsmortel, alsmede harde, korrelachtige toeslagstoffen, 30 zoals kwartskorrels bevinden, worden talrijke korrels daarvan in de in-draaüchting van de ankerbout (tezamen met de mortel) mee angewoeld, Zij werken in verbinding met de aldus uitgevoerde ankerbout als afslijpend werkzame elementen. Proeven hebben aangetoond dat bij het indraaien van de ankerbout een aanzienlijk percentage van de korrelige toeslagstoffen 35 buiten de groeven of dergelijke profilering aan, resp. tussen de radiaal buitenwaarts gerichte kopzijden van de tussen de afzonderlijke groeven, nissen of dergelijke staan gebleven ribben van de profilering van het 8005705 » 4 -9- meenemerbereik enerzijds en de wand van de voorboring anderzijds terechtkomen. In deze stand worden de korrelachtige toeslagstoffen als afslijpend .werkzame elementen langs de wand van de voorboring gedwongen en vergroten daarbij aldaar de diameter van de voorboring. Aangezien de groeven, 5 lijsten of dergelijke profilering van het meenemerbereik van de ankerbout in het gebied van het insteekeinde daarvan aangebracht zijn, resp. de draaibeweging in het binnenste bereik van de voorboring voldoende lang voortgezet kan worden, wordt een verwijding van de voorboring vooral in het gebied van het binnenste eindbereik tot stand gebracht. Men verkrijgt 10 op deze wijze, zonder extra gereedschap en zonder een extra werkgang, een verandering van de voorboring in de zin van een conische verwijding naar het binneneinde daarvan toe. Daarnaast verkrijgt men op de gebruikelijke wijze, bij voorbeeld bij toepassing van twee ccmponenten-kleefstofpatronen, een gewenste vernieling van deze patronen alsmede dooreenmenging.en ver-15 deling van de kunstharsmortel. Daarbij biedt het met groeven, lijsten, nissen of dergelijke geprofileerde meenemerbereik van de ankerbout voor de kunstharsmortel zowel wat betreft de grootte van het oppervlak, als wat betreft de vorm, een bijzonder goede verbindingsmogelijkheid. Dit en de genoemde conische verwijding van de boring dragen er toe bij, dat de 20 bevestiging of verankering van de ankerbout bijzonder goed in het binnenste eindbereik van de boring, resp. in het gebied van het binneneinde van de ankerbout plaats vindt. Daardoor wordt het overbrengen van grote krachten bevorderd. Immers de door een met mortel, in het bijzonder kunstharsmortel bevestigde ankerbout over te brengen kracht hangt o.a. in essentiële mate 25 af van de tot stand gekomen hechting tussen de mortelmassa en de bevesti-gingsondergrond .enerzijds en de mortelmassa met het insteekdeel van de ankerbout anderzijds. Bovendien zorgen in het onderhavige geval de naar binnen toe conisch wijder wordende vorm van de boring tezamen met de uitgeharde mortel en de profilering van het binnenste insteekdeel-gedeelte 30 (meenemerbereik), naast de reeds genoemde hechtwerkzaamheid, ook nog voor een soort in voim aansluitende bevestiging van de ankerbout in het gebied van zijn geprofileerde meenanerbereik.
Wanneer men reeds bekende kleefstof-patronen toepast, welke, de schuifsterkte of dergelijke verbeterende, korrelige toeslagstoffen be-35 zitten, zo verkrijgen deze bij voorbeeld uit kwartskorrels bestaande toeslagstoffen een dubbele taak: allereerst doen zij volgens de uitgevonden werkwijze, resp. bij de genoemde ankerbout, dienst als afslijpend werkzame 80CÖ703 -10- element en ter verwijding van de voorboring in de beschreven zin. Bovendien doen dezelfde afslijpend werkzame korrels en eventueel ook aanvullend als afslijpend werkzame elementen toegevoegde afslijpend werkzame korrels later dienst als toeslagstoffen voor de mortel om de schuifsterkte enz.
5 te verbeteren.
Nadere uitwerkingen van de ankerbout zijn in de verdere conclusie alsmede de beschrijving vermeld.
Onder speciale omstandigheden kunnen de groeven resp. lijsten van het geprofileerde insteekdeelgedeelte aan de ankerbout axiaal aangebracht 10 zijn. Een bijzonder de voorkeur verdienende uitvoering volgens de uitvinding bestaan echter in de uitvoering van de ankerbout volgens conclusie 10. Het geprofileerde meenemergedeelte van de ankerbout is dan op de wijze van een transportschroef met een aantal gangen gevormd, met ten opzichte van de indraairichting tegengestelde stijging. Daarbij ligt de spoedhoek 15 bij voorkeur in het bereik van ongeveer 25°. Bij een dergelijke uitvoering transporteert het geprofileerde meenemergedeelte het mengsel uit mortel, afslijpend werkzame korrels of dergelijke (en eventueel verdere toeslagstoffen) in de richting van het binneneinde van de voorboring tijdens het draaiend inbrengen van de ankerbout in de boring terug.
20 Tegelijkertijd verkrijgt ten minste een aanzienlijk deel van de afslijpend werkzame korrels of dergelijke een draaiende beweging, terwijl ettelijke afslijpend werkzame korrels of dergelijke tussen de radiaal naar buiten gekeerde kopzijden van de lijsten of dergelijke van het meenemergedeelte enerzijds en de wand van de boring anderzijds in gedwongen 25 worden en dan, althans trajectsgewijs, de draaibeweging van de ankerbout bij het inbrengen daarvan mede uitvoeren. Door het genoemde retourtransport van de afslijpend werkzame korrels of dergelijke (resp. van de daarmee vermengde mortel) wordt het ongewenst snel uittreden van de mortel en in het bijzonder van afslijpend werkzame korrels in de richting van de gat-30 opening van de boring verhinderd. Bovendien wordt het naar buiten transporteren boven de mate van de in de boring aanwezige overmaat aan mortel of dergelijke verhinderd. Het verwijden van de voorboring, met name in het bereik van zijn binnenste einde, wordt daarbij bevorderd. Aangezien op bouwplaatsen gewoonlijk handboormachines, slagboormachines of dergelijke 35 gereedschappen, die ook voor het inbrengen van ankerbouten worden gebruikt, met rechtse draairichting lopen althans op een rechtse draairichting ingesteld kunnen worden, is de uitvoering van de uitgevonden ankerbout volgens conclusie 11 voordelig. In de praktijk wordt hierbij nl. bereikt, dat de groeven resp. lijsten van het geprofileerde insteekgedeelte tegengesteld 8005705 -11- ten opzichte van de indraairichting georiënteerd zijn en het in het voorgaande genoemde retourtransport "bewerkstelligd wordt. De maatregelen volgens conclusie 13 "bevorderen, dat enerzijds de ondersnijdingsachtige verwijding van de voorboring in het bijzonder in het gebied van zijn binnen-5 ste eindbereik plaats vindt en anderzijds', dat speciaal aldëir de verbinding tussen de ankerbout en zijn bevestigingsondergrond na verharding van de mortel plaats vindt. Proeven hebben aangetoond, dat kunstharsmortel op een glad schachtgedeelte van een ankerbout géén even goede hechtende verbinding aangaat, als in het bereik van het geprofileerde insteekge-10 deelte. Dit draagt er eveneens toe bij, dat de op de ankerbout uitgeoefende trekkrachten overwegend in het gebied van het binnenste eindbereik van de voorboring in de bevestigingsondergrond ingeleid worden.
Op de bevestigingsschroefdraad sluit, naar het binneneinde van de ankerbout toe een tussenkraag (conclusie 14) aan, waarvan de diameter 15 ongeveer correspondeert met de schroefdraadbuitendiameter. Aldus is een doorsteekmontage gewaarborgd. Deze tussenkraag kan bij voorbeeld ten dele door het te bevestigen bouwelement opgencmen worden. De kraag kan eventueel enerzijds uit dwarsbelastingen resulterende krachten opnemen, d.w.z. van het schroefdraadbereik verwijderd houden. Anderzijds kan de tussen-20 kraag de in dit bereik optredende buigbelastingen goed opnemen, aangezien het spanningsdwarsprofiel van de kraag aanzienlijk groter is dan het span-ningsdwarsprofiel van de bevestigingsschroefdraad. Het op de kraag aansluitende, gladde schachtgedeelte - waarvan de taak later zal worden toegelicht - heeft een ten opzichte van de kraag verkleind dwarsprofiel.
25 Deze dwarsprofielsvermindering leidt echter niet tot vermindering van de belastbaarheid van de ankerbout, aangezien in dit bereik slechts trek-spanningen optreden. Het verkleinde dwarsprofiel is altijd nog groter, dan het spanningsdwarsprofiel van de bevestigingsschroefdraad. Overigens wordt een op de ankerbout werkzame buigbelasting door de mortel opge-30 nomen.
Tussen het geprofileerd uitgevoerde insteekeinde en de tussenkraag bevat de ankerbout volgens de uitvinding - zoals reeds vermeld -een glad, cilindrisch schachtgedeelte, resp. orergangsbereik met verminderd dwarsprofiel. Bij de vorming van dit cilindrische schachtgedeelte 35 is het voordelig gebleken, wanneer zich het geprofileerde insteekdeelge-deelte ongeveer over de helft tot tweederde van de totale lengte van het insteekdeel uitstrekt en het resterende deel van het insteekdeel totaan 8005705 -12- de tussenkraag als bij voorkeur cilindrisch schachtgedeelte uitgevoerd is, dat bij voorkeur een althans in hoofdzaak glad mantelvlak heeft. De oppervlakte ruwheid van het mantelvlak bedraagt minder dan 20 micron. Tot dusverre in de praktijk gebruikelijke ankerstangen voor de verbindingsinzet-5 werkwijze zijn gewoonlijk over hun volle lengte van een schroefdraadpro-fiel voorzien. Hierdoor treedt tussen het schroefdraadprofiel en de mortel-massa over de volle lengte van de ankerstang een aansluiting in vorm op. Wordt deze ankerstang onderworpen aan trekbelasting, dan treedt als gevolg van de spanning onder de strekgrens van de ankerstang een langsrek 10 op, waarvan de absolute waarde aan de bovenrand van het boorgaat het grootst is en aanzienlijk groter is, dan het uitzetvermogen van de mortel in dit bereik bedraagt, zodat in het bijzonder de mortel in dit bereik scheurt.
Uitgaande van het inzicht in deze feiten betreffende de tot dus·*· 15 verre toegepaste constructie wordt nu volgens de uitvinding - zoals hierboven uiteengezet - voorgesteld, tussen het geprofileerde insteekdeel-langsgedeelte en de, met de boorgatdiameter corresponderende kraag een profielloos, glad overgangsbereik aan te brengen. Gunstig is hierbij gebleken een verhouding van 0,8 tot 1 glad overgangsbereik tot profiel-20 lengte. Door dit gladde, profielloze overgangsbereik wordt een, van een kraag vrije zone verschaft, waardoor de bovenvermelde, nadelen worden vermeden, aangezien de ankerstang in het bereik van hun grootste rek slechts geringe hechting met de mortelmassa heeft. Door een bekledingslaag op deze bereiken uit een scheidingsmiddel kan die hechting bij voorbeeld ook vol-25 leding worden ondervangen. De van aanhechting vrije zone schept er voorts de voorwaarde voor, dat de ankerstang op de wijze van een uitzetschroef uitgevoerd en onder voorspanning gebracht kan worden, om dwarskrachten door wrijving tussen het oplegvlak van het te bevestigen voorwerp en het oplegvlak van het bouwelement te kunnen verlagen.
30 Door het ten opzichte van de kraag verminderende dwarsprofiel van het gladde schachtgedeelte wordt dezelfde ringvormige spleet Sp tussen ankerbout en boringwand, als bij de gebruikelijke, cilindrische anker-bouten verkregen met als voordeel, dat de boorgatdiameter kleiner kan worden gehouden, hetgeen minder boorwerkzaamheid betekent, terwijl een klei-35 nere mortelampul kan worden toegepast. Aldus kunnen dezelfde vasthoud-krachten, als tot dusverre, worden overgebracht, aangezien zich enerzijds de verbinding tussen mortel en bevestigingsondergrond eventueen over de 8005705 -13-
Tolle boorgatdiepte volledig vormen kan, terwijl anderzijds de kracht-overbrenging tussen ankerkraeht en mortel in vorm aansluitend via de profilering in het onderste bereik plaats vindt.
De tussenkraag (vargelijk conclusie ft) bevordert niet slechts het 5 opnemen van dwarskrachten, doch stabiliseert 6ok de ankerbout in een kritisch bereik. Bovendien verschaft die tussenkraag voor de ankerbout een zekere aanvullende geleiding, wanneer deze dienovereenkomstig ver in de boring van de bevestigingsondergrond ingebracht is (vergelijk fig. 2). Ald&ir kan die kraag ook als centrering voor een te bevestigen voorwerp 10 dienst doen, wanneer hij een dienovereenkomstig stuk buiten de buitenzijde van de bevestigingsondergrond uitsteekt (fig. b). Bovendien vormt de tussenkraag ook nog een bepaalde afsluiting van de boring en verhindert het ongewenste of althans het ongewenst snelle uittreden van het mengsel uit mortel en afslijpend werkzame korrels of dergelijke. Bovendien wordt, 15 door verdere maatregelen overeenkomstig conclusie 16, de buitenomtrek van het insteekdeel ongeveer aangepast aan de in de dag gemeten omtreksvorm van de verwijde boring, waarbij ook een voordelige, van verspaning vrije vervaardigingsmogelijkheid van de ankerbout mede in aanmerking wordt genomen.
20 Hierbij bevordert ook het dichter bij de gatopening van de voor- boring gelegen, gladde schachtgedeelte de conische verwijding daarvan naar het inwendige van de gat toe. De maatregelen van conclusies 17 en 18 bevorderen dit eveneens.
Door de maatregelen van conclusie 19 wordt bevorderd, dat de 25 ankerbout bij het binnendringen in de voorboring een excenterbeweging uitvoert. De maatregelen volgens conclusies 21 en 22 bevorderen het vernielen van, kunstharsmortel bevattende glasampullen of dergelijke mcrtel-houders, alsmede de vermenging van de mortelcamponenten. Voorts wordt het binnentreden van de kunstharsmortel in het bereik van de groeven of 30 dergelijke van het geprofileerde insteekgedeelte vergemakkelijkt.
Met de maatregelen van conclusie 23 wordt een verbinding met een indraaigereedschap voor het inzetten van de ankerbout vereenvoudigd en het risiko voor beschadiging van de buitenschroefdraad aan het buitenste einde van de ankerbout verminderd. De maatregelen van conclusie 2b ver-35 minderen de kerfwerking op de overgangsplaatsen en verbeteren dienover-.eenkomstig tevens de belastbaarheid van de ankerbout.
De vervaardigingswijze van de ankerbout volgens fig. 26 levert, 8005705 -iU— naast de mogelijkheid van op zichzelf "bekende, en vervaardigingstechnisch opzicht en wat het materiaal betreft gunstige vervaardiging door koude vervorming nog de volgende voordelen op: aan de randen van de lijsten van het geprofileerde insteekdeel-gedeelte vormen zich zonder extra maat-5 regelen door deze koude vervorming ongeveer radiaal uitstekende braam-randen. Hierdoor worden de radiaal buitenwaarts gerichte kopvlakken van de lijsten in dwarsdoorsnede ongeveer trogvormig gevormd. Dit verlengt de verblijfsduur van de afslijpend werkzame korrels in het bereik van de kopvlakken van deze lijsten, hetgeen de "verspaning" van de wand 10 van de vöorboring bevordert. Een zekere, door de vervaardigingstechniek teweeggebrachte onregelmatigheid van de braamranden bevordert daarbij ook het binnentreden van de afslijpend werkzame korrels in het bereik van de kopzijden van de lijsten.
De maatregelen van conclusie 27 leveren het voordeel op, dat het 15 insteekeinde van de ankerbout onafhankelijk van de uitvoering van zijn buitenste einde vervaardigd kan worden. Speciale eisen, wat betreft het insteekdeel kunnen gemakkelijk in aanmerking worden genomen. Daarbij is een volgens de uitvinding spaanloze vervaardiging in een samenhangende en derhalve economisch gunstige arbeidsopeenvolging mogelijk.
20 De uitvinding, met de daarvoor essentiële bijzonderheden, zal thans, onder verwijzing naar de tekening, nog nader toegelicht en beschreven worden.
Fig. 1 is een zijaanzicht van een ankerbout, waarvan het insteekdeel iets in een voorboring van de bevestigingsondergrond ingebracht is, 25 ...
welke laatste m gedeeltelijke dwarsdoorsnede is afgebeeld; fig. 2 is een ten dele in doorsnede weergegeven deel-afbeelding van een zich in een boring van de bevestigingsondergrond bevindende ankerbout volgens de uitvinding; fig. 3 is een soortgelijke afbeelding als fig. 2 bij tot dusverre 30 bekende ankerbouten; de fig. h-6 tonen drie verschillende werkvijzetijdstippen bij het inzetten van de ankerbout, waarbij de verwijding van de voorboring volgens de fig. 5 en 6 duidelijkheidshalve iets vergroot weergegeven is; fig. 7 toont een in een bevestigingsondergrond ingebrachte anker- 35 . ....
bout met weglating van de mortel of dergelijke, waarbij de ankerbout een voorwerp aan de bevestigingsondergrond bevestigd; fig. 8 is een gedeeltelijke doorsnede van de ankerbout en de 8 0 0 5 7 ö 5 -15- bevestigingsondergrond volgens de lijn VIII-VIII in fig. 7; fig. 9 is een kopaanzicht van het binneneinde van de ankerbout; fig. 10 is een perspectivisch aanzicht van het insteekeinde van de ankerbout op sterk vergrote schaal; 5 fig. 11 is een dwarsdoorsnede van een lijst van het geprofileerde insteekgedeelte volgens de lijn XI-XI in fig. 7; fig. 12 is een doorsnede, soortgelijk aan fig. 11, volgens de lijn XH-XH in fig. 7; fig. 13 is een gedeeltelijke dwarsdoorsnede van de ankerbout 10 soortgelijk aan fig. 8; fig. 1H laat, sterker geschematiseerd en in gedeeltelijk perspectivisch aanzicht, een deel zien van het insteekeinde van een enigszins gewijzigde ankerboutuitvoering met axiaal verlopende groeven en lijsten; en 15 fig. 15 toont een enigszins gewijzigde uitvoeringsvorm van de ankerbout.
In de fig. 1, 7 en 9 is een ankerbout 1 volgens de uitvinding in zij- en kopaanzicht weergegeven. In het gebied van het buitenste einde 2 is die ankerbout voorzien van een aansluitdeel 3 voor te bevestigen voor-20 werpen. Bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld wordt dit aansluitdeel 3 gevormd door een buitenschroefdraad 4. Hierop sluit, naar het binneneinde 5 van de ankerbout 1 toe, een tussenkraag 6 aan, welke bij voorkeur de vorm heeft van een kort cilindrisch gedeelte. Deze tussenkraag 6 kan in de bevestigingsstand van de ankerbout 1 naar behoefte geheel of ten 25 dele in een (voor-) boring 7 van een bevestigingsondergrond 8 voor de ankerbout 1 geheel (fig. 7) of ten dele (fig. 2) ingeschoven zijn, eventueel ook in hoofdzaak uit die (voor-)boring 7 uit steken (fig. 6). Dienovereenkomstig is deze tussenkraag 7 te beschouwen als behorend bij het insteekdeel 9 van de ankerbout 1 (vergelijk fig. 1).
30 De bevestigingsondergrond 8 kan, zoals weergegeven, uit beton, eventueel echter ook uit steen of dergelijke bestaan. Het insteekdeel 9 bevat, volgens een voorkeursuitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding, een glad sdrachtgedeelte 10, dat naar het binneneinde 5 van de ankerbout toe aansluit op de tussenkraag 6. Haar het binneneinde 5 van de anker-35 bout 1, resp. zijn insteekdeel 9 toe sluit op dit gladde schachtgedeelte 10 een geprofileerd insteekdeel-gedeeite 11 aan. Dit is, overeenkomstig een essentieel kenmerk volgens de uitvinding, met groeven 12 of dergelijke 8005705 -16- acht ervaart s verspringende gootjes en ten opzichte hiervan uitstekende lijsten 13 of dergelijke uitsteeksels geprofileerd (vergelijk in het bijzonder defig. 7 tot 10 alsmede 13 en 1U). De groeven en lijsten kunnen, in een enigszins gewijzigde uitvoeringsvorm zoals in fig. 1U weergegeven, 5 als axiaal georiënteerde groeven 12a en lijsten 13a van een insteekdeel 9a gevormd zijn. Een voorkeursuitvoeringsvoim volgens de uitvinding bestaat echter hierin, dat deze groeven alsmede lijsten 12 of 13 of dergelijke een, ten opzichte van de beoogde indraairichting tegengesteld verlopende stijging hebben en wel bij voorkeur met een spoedhoek van ongeveer 16° 10 tot ongeveer 87°. Zij hebben dus een spoedhoek, die boven die van een normale schroefdraad ligt doch iets lager dan 90°, hetgeen zou overeenkomen met aan de as evenwijdige groeven en lijsten 12a, 13a volgens fig. 1U. Daarbij is in fig. 1, alsmede in de fig. k tot 13, een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm met een met een links draaiende corresponderende spoed-15 hoek A van ongeveer 25° weergegeven, wanneer er van wordt uitgegaan, dat de ankerbout 1 van zijn buitenste einde 2 uit met rechtste draaiing in de voorboring 7 ingezet wordt. Dienovereenkomstig kan men deze profilering van het insteek-eel-gedeelte 11 beschouwen als een soort transportworm met een aantal gangen, die bij een draaibeweging van de ankerbout volgens 20 pijlrichting Pf 1 het zich in het geprofileerde insteekdeel-gedeelte bevindende mortelmengsel of dergelijke in de richting naar het binneneinde ll van de voorboring 7 tracht te transporteren (fig. 7; Pf 3). In het extreme geval kan bij voorbeeld ook êén enkele axiale groef 12a (vergelijke fig. 1U) voldoende zijn. In het gebied van het binneneinde 25 bevat de ankerbout 1 een afschuining, zodat daar het geprofileerde in-steekdeel-gedeelte een afgeknot kegelvormige omtreksvorm heeft. Zoals in het bijzonder goed blijkt uit de fig. 1, 7 en 10, strekken zich de groeven 12 uit tot in het bereik van deze afgeknotte kegel 15, zodat hun vrije dwarsprofielen althans ten dele naar het binneneinde 5 van de anker-30 bout toe aan de rand open zijn. Dienovereenkomstig kan bij voorbeeld eerst in een te vernielen patroon 16 (fig. 1) aanwezig kunstharsmorteimengsel gemakkelijk in de groeven 12 intreden. Overigens is de kopzijde 17 van het geprofileerde insteekdeel-gedeelte 11 haaks op de langsas 18 van de ankerbout 1 en vlak uitgevoerd. In het bereik van het binneneinde 5 van de 35 ankerbout 1 bevindt zich een viertal ongeveer radiaal verlopende inkepingen 19. Hun open profiel is ongeveer driehoekig en de helling van de inkepingsbodsn 20 verloopt zodanig, dat deze in radiale richting alsmede 8005705 -17- naar het binneneinde 5 van de ankerbout 1 toe radiaal de langsas 18 nadert. Daarbij zijn die inkepingen 19 radiaal-symmetrisch aangebracht op de wijze van kruisgewijs aangebrachte insnijdingen (vergelijk de fig.9 en 10). In het bijzonder in verbinding met de afgeknotte kegel 15, alsmede 5 bij toepassing van een viertal inkepingen wordt een iotvoering van de ankerbout 1 verkregen, die enerzijds goed geschikt is voor het vernielen van bij voorbeeld uit glas ampullen bestaande kleefstofpatronen 16 of dergelijke mortelhouders, en anderzijds door deze profilering het binnentreden van het mortelmengsel of dergelijke in het geprofileerde insteek-10 gedeelte, alsmede goede en intensieve dooréênmenging van de afzonderlijke mortelcaaponenten toeslagstoffen enz. bevordert.
Daarbij wordt, in nadere uitwerking van de uitvindingsgedachte, een centrerende werking van het binneneinde 5 van de ankerbout 1 op de kleefstofpatroon en op de boorgatbodan in verregaande mate veimeden.
15 Veeleer wordt een excenterbeweging door het uitzwenken van de ankerbout-as teweeggebracht resp. bevorderd. Deze excenterbeweging, welke ten minste in het gebied" van het binneneinde 5 van de ankerbout 1 plaats vindt, is voor het op de wijze van een ondersnijding weghalen van materiaal in het binnenste eindbereik 21 van de voorboring ? volgens de uitvinding ge-20 wenst, waarop in verband met de fig. U en 6 nog zal worden ingegaan. Daarbij zijn dan de afzonderlijke, tussen de inkeping 19 overblijvende kop-zijdesectoren 17a nog symmetrisch aangebracht, zodat de exenterbeweging van de ankerbout 1, in het dwarsprofielvlak gezien, niet onregelmatig wordt. Hierdoor wordt een zekere gelijkmatigheid van het dwarsprofiel 25 van de in het binnenste eindbereik 21 van de voorboring ontstaande, ringvormige spleet tussen ankerbout 1 en wand 22a van de verwijde voorboring 7a bereikt.
De lijsten 13 of dergelijke profielribben van het geprofileerde insteekdeel-gedeelte 11 van de ankerbout 1 hebben bij het weergegeven 30 uitvoeringsvoorbeeld een ongeveer trapeziumvormig dwarsprofiel, dat bij voorkeur iets scherpere, resp. meer geprononceerde buitenranden 23 bezit (fig. 11 tot 13). Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding worden deze groeven 12 resp. de lijsten 13 spaanloos, en wel door koud-vervorming gevormd en er ontstaan daarbij ten minste trajec-35 gewijs verdikkingsranden 23a aan deze buitenranden 23 van de lijsten 13.
De radiaal buitenwaarts gerichte kopzijden 2k van de lijsten of dergelijke zijn volgens de uitvinding eventueel trogvormig uitgevoerd.
8005705 -18-
De in het voorgaande genoemde kenmerken bevorderen, dat op nog nader te beschrijven wijze afslijpend werkzame korrels 35 in het bereik van de kopzijden 2h van de lijsten 13 verblijven en daar goed kunnen bijdragen tot verwijding van de voorboring 7· De bij het geprofileerde 5 meenemergedeelte 11 behorende lijsten 13 kunnen ook een ander, veelhoekig, bij voorbeeld een driehoekig dwarsprofiel hebben. Zij behoeven ook niet continu in asrichting dóórgaand te verlopen. Een zowel wat betreft de functie als wat betreft de vervaardigingsmogelijkheid de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm, is echter de in het voorgaande beschreven, in het 10 bijzonder in de fig. 1, alsmede 4 tot 13 weergegeven, van groeven 12 en lijsten 13 voorziene profilering.
Zoals bijzonder goed uit fig. 7 blijkt, strekt zich het geprofileerde meenemer-gedeelte 11 in zijn axiale lengte d ongeveer over de helft van de axiale lengte van het insteekdeel 9 uit. Daarbij is het tussen 15 het geprofileerde meenemer-gedeelte 11 en de tussenkraag 6 overblijvende deel van het insteekdeel 9 als cilindrisch schachtgedeelte 10 gevormd, dat een in hoofdzaak glad mantelvlak 26 bezit. Het is voordelig gebleken, dat de axiale lengte cl van het geprofileerde meenemer-gedeelte 11 een verhouding heeft tot de axiale lengte c van het gladde schachtgedeelte 10 20 van ongeveer 1 tot 0,8. Met andere woorden: het gladde schachtgedeelte is ongeveer even lang als of iets korter dan het geprofileerde insteek-deel-gedeelte 11.
Zoals goed blijkt uit fig. 7 heeft de ankerbout 1 in verschillende langsgedeelten verschillende diameters D1, D2 enz. Daarbij is D1 de buiten-25 diameter van de buitenschroefdraad U, bij voorbeeld overeenkomstig de nominale buitendiameter van een Ml6-schroefdraad. D2 is de diameter van de tussenkraag 6; deze is bij voorkeur even groot als D1. De op de antreks-vorm van het geprofileerde insteekdeel-gedeelte 11 betrokken diameter D neemt, overeenkomstig een uitvindingskenmerk van het aanzetgedeelte van 30 dit geprofileerde insteekdeel-gedeelte 11 ter plaatse van het gladde schachtgedeelte uit totaan het gebied van het binneneinde 5 van de ankerbout 1 toe, bij voorkeur continu. Daarbij heeft het geprofileerde insteekdeel-gedeelte 11 in de onmiddellijke nabijheid van het gladde schachtgedeelte 10 een diameter D3.1, welke praktisch correspondeert met de dia-35 meter D3 van dit gladde schachtgedeelte 10. Daarentegen is de diameter DU van het geprofileerde meenemer-gedeelte 11, dat zich in het gebied van een binneneinde 5 daarvan bevindt, een waarde die ten minste ongeveer 8005705 -19- correspondeert met de diameter D2 van de tussenkraag 6, resp. de nominale diameter D1 van de buitenschroefdraad Daarbij is de diameter D5 van de (niet verwijde) voorboring 7 aangepast aan de diameter D1 resp. D2 resp. DU, d.w.z·. dat D5 in hoofdzaak met D2, Dk enz. correspondeert, 5 zonder dat D5 kleiner is dan D2 resp. DU. In de praktijk wordt dit gewoonlijk bereikt, doordat men een boor van dezelfde diameter D1 van de buitenschroefdraad b resp. de diameter D2 van de tussenkraag 6 toepast. Aangezien met een dergelijke boor de in de dag gemeten wijdte van de voorboring 7 in de praktijk iets groter uitvalt, blijft er een geringe 10 spleet 28 over tussen de niet-verwijde wand 22 van de voorboring 7 en de buitencontour bij voorbeeld van de tussenkraag 6. Deze spleet 28 is in fig. 7 aangeduid en heeft de orde van grootte van 0,1 mm.
Hierdoor verkrijgt de ankerbout 1 enerzijds nog in het bereik van de tussenkraag 6 een goed centrerend houvast in de bevestigingsonder-15 grond 8, terwijl, anderzijds gewaarborgd is, dat een overmaat aan mortel uit de (voor-)boring 7 kan uittreden. De op zichzelf benodigde spleet-breedte Sp tussen de (voor-)boring 7 enerzijds en de ankerbout 1, waar de mortel afgezet moet worden en dient te verharden, wordt door de ten opzichte van de schroefdraaddiameter D1 resp. de tussenkraag-diameter D2 20 resp. de diameter D5 van de voorboring inerzijas en de ten opzichte van deze diameters verminderde diameters D3 van het gladde schachtgedeelte 10, resp. Enerzijds door een geprofileerd insteekgedeelte met verminderde diameter en anderzijds door de diameterverwijding in het binnenste eind-bereik 21 van de voorboring, alsmede door de groeven 12 of dergelijke 25 bereikt. Dienovereenkomstig is de diameter D2 van het gladde schachtgedeelte 10 volgens de uitvinding zodanig gekozen, dat zich aldaar een ringvormige spleet Sp ter breedte van ongeveer 1 mm vormt. Bij voorbeeld bedraagt bij een ankerstang 1 met een buitenschroefdraad b van M16 resp. een tussenkraagdiameter D2 van 16 mm dienovereenkomstig de diameter D3 van 30 het gladde schachtgedeelte 10 ongeveer 1^ mm. De diameter 3.1 aan het buitenste einde 29 van het geprofileerde insteekdeel-gedeelte bedraagt hierbij ook ongeveer 1^ mm. Op de plaats van de grootste diameter heeft die geprofileerde insteekdeel-gedeelte 11 dan een buitendiameter D^, die gelijk is aan ongeveer 16 mm. Door de keuze van dergelijke diameter-35 verhoudingen blijft ook de mogelijkheid van een "doorsteekmontage" behouden (vergelijk de fig. 2 en 7).
Het geprofileerde insteekdeel-gedeelte kan dan in deze voorboring 8005705 -20- ingebracht worden en desgewenst kan de tussenkraag 6 ook nog ten dele in de bevestigingsondergrond 8 en ten dele in het te bevestigen voorwerp 30 als centrering werkzaam zijn (fig. 2).
Evenals de buitendiameter van het geprofileerde insteekdeel-ge-5 deelte 11 naar het binneneinde 5 van de ankerbout toe toe toeneemt, neemt ook de hoogte h van de lijsten 13, gemeten tussen de boden 31 van de groeven 12-en de radiaal buitenwaarts gekeerde kopzijde 2k van de lijsten 13 van het buiteneinde 29 van het geprofileerde insteekdeel-gedeelte naar het binneneinde 5 toe toe bij voorkeur continu..Daarbij is de 10 hoogte h1 resp. h2 alsmede de breedte b1 van de lijsten met name in het gebied van het binneneinde 5 van het geprofileerde insteekdeel-gedeelte 11 afgestemd op de afmetingen van de afslijpend werkzame korrels of dergelijke (vergelijk de fig. 8 en 13).
De ankerbout 1 is voorzien van een axiaal voorbij het buitenste 15 aansluitdeel uitstekend meenemerelement 32. Het wordt bij het weergegeven ui tvo er ings voor beeld gevormd door een schr oefkopachtige, zeskante tap 33.
De omhullingscirkel hiervan is kleiner, dan de binnendiameter van het aansluitdeel 3, zodat bij voorbeeld een schroefmoer 33a onbezwaarlijk opgeschroefd kan worden (fig. 1 en 7). Het meenemerelement bevordert be-20 trouwbare overdracht van de draaikrachten, bij voorbeeld van een handboor-machine, op de ankerbout 1, wanneer daarbij ten dele aanzienlijke krachten bij enigszins schommelende ankerbout 1 overgedragen moeten worden.
De overgangen 3^· tussen de afzonderlijke ankerboutgedeelten 3, 6 en 10 zijn gevormd met een helling u van minder dan 15°, zodat negatieve 25 invloeden van kerfrekking vermeden of althans gering gehouden worden.
Het vrije groefprofiel met de hoogten h2, resp. h1 alsmede de breedte b2 en het korrelgroottebereik van de afslijpend werkzame korrels 35 of dergelijke afslijpénd werkzame elementen zijn op elkaar afgestemd.
Met de ankerbout 1 kan men de uitgevonden werkwijze als volgt 30 uitvoeren: eerst wordt een voorboring 7 met bij de ankerbout 1 passende diameter D5 ingebracht. Vervolgens wordt, op de gebruikelijke wijze, mortel en wel bij voorkeur als regel kunstharsmortel in de voorboring ingébracht. Dit kan bij voorbeeld geschieden door het inbrengen van de patroon 16, welke, in twee van elkaar gescheidengLasampullen, een twee-35 componentenkunstharsmortel bevat. De kunstharsmortel kan echter ook pastavormig of in vaste vorm ingebracht worden.
Het behoort mede tot de uitvinding, dat in de voorboring 7 afslij- 8005705 -21- pend werkzame korrels 35 of dergelijke harde toeslagmaterialen als afslijpend werkzame elementen ingébracht worden. Dit kunnen bij voorkeur kwartszand-korrels of dergelijke zijn met een korrelgroottebereik van bij voorkeur ongeveer 0,3 tot 6 mm, liefst ongeveer 1,5 tot 1,8 mm. Daar-5 bij kan men ook op zichzelf bekende tweecomponentenkleefstofpatronen toepassen, welke om andere redenen, nl. als vulling en stabiliseringsbij-mengsel reeds tot dusverre korrels bevatten. Er dient echter op te worden gelet, dat de korrels hard genoeg zijn en een hoekige omtreksvorm hebben en een voldoend groot aandeel ervan in het, in het voorgaande genoemde 10 korrelgroottebereik ligt, zodat deze toeslagstoffen ook als afslijpend werkzame elementen met de volgens de uitvinding gevormde ankerbout 1 kunnen samenwerken. Met ondersteunende hulp van de uitgevonden uitvoering van het bereik aan het binneneinde 5 van de ankerbout T (vergelijk in het bijzonder de fig. 9 en 10, alsmede het bijbehorende beschrijvingsgedeelte) 15 .....
wordt, wanneer de ankerbout 1 op de gebruikelijke wijze m de voorbonng 7 ingebracht wordt, de patroon 16 vernield en wordt déinhoud daarvan vermengd. Gewoonlijk geschiedt dit met een handboormachine, welke bij voorkeur ook als slagboortoestel kan werken. De beide, op elkaar gesuperpo-neerde bewegingen, nl. de draaibeweging en de axiale slagbeweging zijn 20 in fig. k door middel van pijlen Pf 1 en Pf H aangeduid. Bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld wordt, zoals gebruikelijk, een rechtsdraaiend werkende handboormachine, overeenkomstig de pijlrichting Pf 1, toegepast, omdat deze draairichting past bij de linkse stijging van de groevenlij sten-profilering 36 van het geprofileerde insteekdeel-gedeelte 11.
25 Delen van de eventuele verpakking van de ingebrachte kunstsfofiaortel, bij voorbeeld de glazen ampullen van de patroon 16, worden daarbij door de ankerbout 1 gedesintegreerd en vermengd. Fig. 1 toont daarbij de uitgangssituatie voor de vernieling van de patroon 16 en fig. U een werkwijzestap, waarbij de patroon, of dergelijke eventueel aanwezige verpakking 30 van de kunstharsmortel, reeds vernield alsmede althans ten dele ook reeds vermengd .is. üit deze figuur blijken ook talrijke afslijpend werkzame korrels 35» welke eveneens reeds betrekkelijk gelijkmatig in het mengsel 37 uit kunstharsmortel 38 en af slijpend werkzame korrels 35 (en eventuele, gedesintegreerde delen van de patroon 16) voorkomen. Om er voor te zorgen, 35 dat geen deel van het mengsel 37 op ongecontroleerde wijze verloren kan gaan, is de vöérboring 7» afgezien van de gatopening 39 daarvan, uitgevoerd als een aan alle zijden gesloten inboring (zo nodig is dit te bereiken 8005705 -22- met hulpmaatregelen» bij voorbeeld door verstopping van het éne einde van een doorgaand gat).
In het werkstadium volgens fig. k is de vöórboring 7 nog cilindrisch, en past het gebied van het binneneinde 5 van de ankerbout met 5 diameter Dk bij de diameter D5 van de voorboring. In de praktijk treedt bij het inbrengen van de ankerbout 1 door middel van een handboormachine of dergelijke vanzelf een zekere excenterbeweging van de ankerbout op, welke in fig. 5 met een dubbele pijl Pf 5 is aangeduid. Ook bij boortoestellen, waarvan de voorwaartse verplaatsing strak machinaal geleid wordt, 10 fra-π men er voor zorgen, dat de ankerbout 1 niet belemmerd wordt een bepaalde tuimelbeweging uit te voeren. Deze is, van huis uit, in het gebied van het binneneinde 5 het sterkst geprononceerd. Deze beweging wordt bevorderd en op de gewenste wijze deze neiging versterkt, wanneer de sectoren 17a van de kopzijde 17 op weerstand stuiten. Dit kan bij voorbeeld 15 de patroon 16 zijn, doch ook het mort eimengsel 37. Zoals duidelijk blijkt uit defig. 5, 8 en 13, dringt het mengsel 37 binnen in bereiken van het geprofileerde meenemergedeelte 11 van het anker 1, waarbij de af slijpend werkzame korrels 35 ten dele in de groeven 12 overeenkomstig de draai-beweging Pf 1 meegenomen worden en gedeeltelijk tussen de trogachtige 20 kopzijden 2b van de lijsten 13 enerzijds en de wand 22 van de voorboring · 7 anderzijds terechtkomen. De harde, af slijpend werkzame korrels of dergelijke afslijpende werkzame elementen verwijden daarbij de voorboring 7 in het binnenste eindbereik 21 daarvan. Wegens de ten opzichte van de indraairichting Pf 1 tegengestelde stijging van de groef-lijstprofile-25 ring 36 kant het hierbij, volgens de uitvinding, tot superpositie van een aantal bewegingscomponenten van het mengsel 37 (vergelijk fig. j). Bij het indringen van de ankerbout 1 (vergelijk de fig. k tot 6) verdringt deze ankerbout het mengsel 37 voor een belangrijk deel in de richting naar de opening 37 van de voorboring (vergelijk de met streeppuntlijnen weerge-30 geven pijl Pf 6 in fig. 7)· Door de draaibeweging van de ankerbout 1, tezamen met de groef-lijstprofilering 36 wordt het mortelmengsel 37 enerzijds in de richting naar het binneneinde 1^ van de vöérboring 7 resp. de verwijde vöörboring 7a volgens de met streeplijnen weergegeven pijl Pf 3 in fig. 7 getransporteerd. Tegelijkertijd voert het mortelmengsel 37 35 de reeds genoemde draaibeweging uit volgens de met streeplijnen weergegeven pijl Pf 1 in fig. 7 en in fig. 13. Dienovereenkomstig kan het mortelmengsel 37 niet slechts op grond van de verdringende werkzaamheid van de 8005705 -23- voorwaarts "bewegende ankerbout 1 langs de gemakkelijkste weg in de richting Tan de wandopening 37 verplaatst worden en eventueel daar uittreden. Veeleer wordt een aanzienlijk deel van de afslijpend werkzame korrels 35 in het binnenste eindbereik 21 van de voorboring 7 gehouden, resp. ten 5 dele ook naar het binneneinde van de voorboring 7 teruggetransporteerd. Dit deel neemt dan aan de afslijpende beweging op de wand van de voorboring eventueel een aantal malen deel. Op voordeel-biedende wijze wordt dan volgens de uitgevonden werkwijze een ongeveer peervormige verwijding 7a in het binnenste eindbereik 21 van de boring 7 verkregen, zoals bij-10 zonder goed te zien is in fig. 6. De streeppuntlijnen kO, welke van de langsas Ui van de boring enigszins afwijken geven daarbij de excenterbewe-ging van de ankerbout 1 aan. De aanvankelijk cilindrische voorboring wordt dan tot een in het binnenste eindbereik daarvan ondersneden, verwijde boring 7a, zoals, met mortel gevuld, in fig. 6 en, met weggelaten mortel, 15 ia fig. 7 aangegeven.
De afslijpend werkzame korrels 35 of dergelijke afslijpend werkzame elementen zouden uiteraard ook afzonderlijk van de tweeccmponenten-kunstharsmortel in de voorboring 7 ingebracht kunnen worden, eventueel ook in een afzonderlijke houder. Zoals speciaal uit fig. 5 goed blijkt, 20 bevordert de ten .opzichte van de diameter D1 van de buitenschroefdraad 4 resp. de gatdiameter D5 enigszins gereduceerde schachtdiameter D3 het uitvoeren van de tuimelbeweging bij de ankerbout. De door vernieling ontstaande resten van de patroon 16 of dergelijke verpakking, weggehaald vandmateriaal of dergelijke worden bij het binnendringen van de anker-25 bout 1 mede onder het mortel-afslijpsel-korrelmengsel 37 vermengd. Zij dragen mede bij tot vulling van de ringvormige spleet 28 door het mortel-mengsel 37· Eventueel kunnen ook afzonderlijke, bijzonder harde bestanddelen, welke bij voorbeeld uit de wand van de voorboring 7 uitgebroken zijn, later mede als afslijpende korrels werkzaam worden.
30 Na het uitharden van de kunstharsmortel 38 komt het, in het bij zonder in het gebied van het binnenste eindbereik 21 van de voorboring, tot een zeer goede verbinding tussen de ankerbout 1 en zijn bevestigings-ondergrond 8. Daartoe draagt, naast de chemische werkzame hechtkrachten van de verbindingsmortel aanvullend de groef-lijstprofilering 36 in het 35 gebied van het binnenste einde van de ankerbout 1 bij en voorts de aldaar ondersnijdingsachtige verwijding van de boring 7a. Bij volledig uitgeharde mortel wordt nl. aldaar, als het ware aanvullend, een aansluiting 8005705 -211- in vorm tussen ankerbout 1, uitgeharde mortel 3θ en het binnenste èind-bereik van de voorboring verkregen. Dat de verbinding van de ankerbout 1 met de bevestigingsondergrond 8 op deze wijze overwegend in het binnenste eindbereik van de boring Ja kan komen te liggen, daartoe draagt, volgens 5 de uitvinding, ook een gladde uitvoering van het oppervlak van het gladde schachtgedeelte 10 bij.
Gebleken is, dat bij sterke belasting van de uitgevonden ankerbout deze ankerbout in het bijzonder in het bereikt buitenwaarts van het gepro-dileerde insteekdeel-gedeelte, d.w.z. in het bijzonder in het gebied van 10 het gladde schachtgedeelte 10, een zekere rékbeweging in de asrichting kan uitvoeren, zonder dat in de nabijheid van de buitenzijde b2 van de bevestigingsondergrond 8 een uittreekegel uit die bevestigingsondergrond 8 uitbreekt.
Veeleer is bij proeven gebleken, dat de ankerbout 1 volgens de 15 uitvinding op aanmerkelijke grotere afstand tot de buitenwand b2 van de bevestigingsondergrond zijn verbinding met die bevestigingsondergrond aangaat, d.w.z. dat de ankerbout 1 praktisch in hoofdzaak in het gebied van het binnenste eindbereik 21 van de verijde (voor-)boring Ja het krachtigst met de bevestigingsondergrond 8 verbonden is.
20 In fig. 3 is als vergelijking hiermee, een ankerstang St met tot zijn binnenste einde doorgaande buitenschroefdraad ba weergegeven. Bij overigens vergelijkbare omstandigheden kan daar de uitgeharde verbindings-mortel in de nabijheid van de buitenzijde h2 van de bevestigingsondergrond 8 een eventuele rek van de ankerstang St niet onbezwaarlijk zodanig 25 volgen, dat de verbindingswerking van de kunstharsmortel tot in de nabijheid van het binnenste eindbereik 21a van de hier toegepaste boring B werkzaam gaat worden.
Het in het voorgaande genoemde inzicht wordt volgens de uitvinding ook gebruikt voor een speciale uitvoering en de mogelijkheid tot 30 een bijzondere toepassing van de ankerbout. Zo bestaat een nadere uitwerking van de ankerbout 1 hierin, dat het gladde schachtgedeelte 10 van het insteekdeel 9 een bijzondere geringe oppervlakteruwheid bezit.
Hierdoor wordt het hechtvermogen van een kunstharsmortel ten opzichte van de ankerbout bewust verminderd in de zin van de in het voor-35 gaande beschreven werking. Bij voorkeur kan daarbij de oppervlakteruwheid minder dan 20 ^u bedragen. In nadere uitwerking van deze uitvoering wordt, volgens de uitvinding, nog voorgesteld, dat het gladde schachtge- 8005705 -25- deelte 10 ten minste ten dele is voorzien van een bekledingslaag "bestaande uit een scheidingsmiddel k3. Deze verhindert, "bij voorbeeld langs chemische weg, de verbinding tussen de mortel enerzijds en het betrokken gedeelte van de ankerstang anderzijds. Door deze maatregel kan men niet 5 slechts het bevestigingsbereik tussen ankerbout 1 en bevestigingsonder-grond 8 op dienovereenkomstige betrouwbare wijze naar het binnenste eind-bereik 21 van de verwijde boring 7a verplaatsen. Men kan desgewenst 66k nog, volgens de uitvinding, de ankerbout 1 als rekschroef gebruiken.
Deze bezit dan een axiaal enigszins meegevend, de rek opnemend schaeht-10 gedeelte 10. In fig. 1 is aan de rechter zijde een dergelijke scheidings-middellaag h-3, sterk geschematiseerd, aangeduid.
Tenslotte wordt, .volgens de uitvinding, ook nog voorgesteld, ten minste het geprofileerde insteekdeel-gedeelte 11, bij voorkeur gehele ankerbout 1, in hoofdzaak door koudvervorming te vervaardigen. Daardoor is 15 het nl. op zeer eenvoudige wijze mogelijk, de buitenranden 23 van de lijsten 13 althans trajectsgewijs braamachtig uit te voeren. Hierdoor wordt het weghalen van het materiaal van de wand 22 van de vóörboring 7 bevorderd. Enerzijds verkrijgen dan de kopzijden 2h van de lijsten 13 een enigszins trogvormig, uitgediept dwarsdoorsnedeprofiel, hetgeen op de reeds 20 vermelde wij zede afslijpend werkzame korrels 35 of dergelijke langer in het aktieve bereik houdt (vergelijk ook fig. 13). Anderzijds oefenen deze enigszins radiaal uitstekende buitenranden 23 de functie uit van knijp-ribben, welke de in het bereik van de kopzijden 2k binnenrollende, afslijpend werkzame korrels 35 bijzonder sterk tegen de wand 22 van de voor-25 boring drukken. De werking van de knijpribben kan, overeenkomstig een nadere uitwerking volgens de uitvinding, door harding nog worden vergroot. Bovendien draagt de in het voorgaande genoemde profilering aanvullend bij tot intensieve ineengrijping tussen de ankerbout 1 en het uitgeharde mortelmengsel 37. Men verkrijgt in het binnenste eindbereik 21 van de 30 voorboring als het ware een op de ankerstang 1 met vertandingen en profilering vast opgepropt mortelgedeelte, dat zowel met de bevestigingsonder-grond 8 als-met de ankerstang een goede, praktisch volledige aansluiting in vorm bereikt, zodat ook onder zeer sterke trekbelasting van de ankerbout in het binnenste eindbereik 21 van de verwijde boring Ja. geen ver-35 plaatsing optreedt.
Een essentieel kenmerk volgens de uitvinding bestaat in het volgende : 8005705 -26-
Men bereikt bij de uitgevonden inzetwerkwijze resp. met de uitgevonden ankerbout 1, dat bet gebied, waarin de trekkrachten stabiel en in verregaande mate stijf en vrij van verplaatsing in de bevestigingsonder-grond 8 ingeleid worden, een aanzienlijk stuk van de buitenwand b2 van de 5 bevestigingsondergrond 8 uit naar het inwendige van die bevestigingsonder-grond verplaatst komt te liggen. In hoofdzaak correspondeert het traject van de verplaatsing met de axiale lengte van het gladde schachtgedeelte 10 en, eventueel, voor een deel, een overeenkomstig gedeelte van de tussen-kraag 6. Het bedrag correspondeert derhalve ongeveer met de lengte van 10 het schachtgedeelte £, eventueel met toevoeging van een deel van of van het gehele traject b (vergelijk fig. j). Daarbij laat de uitvinding de mogelijkheid open, deze trajecten £ resp. b zolang uit te voeren, als overeenkomt met de eisen ter verhoging van de sterkte. Ofschoon door de maatregelen volgens de uitvinding het voordeel van aanzienlijk hogere be-15 lastbaarheid van de ankerbout 1 wordt verkregen, is in het bijzonder brengt het inzetten van die ankerbout 1 praktisch niet meer werk mee dan bij tot dusverre bekende ankerbout en. Bij de fabrikage van de ankerbout 1 is volgens de uitgevonden vervaardigingswerkwijze ook voordelige vervaardiging van de ankerbout 1 mogelijk.
20 Verder voordelen zijn o.a.: door spaanloze vervorming, in het bij zonder koude vervorming van de meenemergedeelte 11 wordt ook een versteviging van het ankerboutmateriaal in dit bereik verkregen, hetgeen voordelig is voor het verwijden van de vöörboring. Zoals goed blijkt bij vergelijking van fig. 2 met fig. 3 kan bij gelijke schroefdraaddiameter D1 25 resp. D1' de diameter D5 van de voorboring iets kleiner worden gehouden. Desondanks blijft de voor het inbrengen van de mortel vereiste spleet-breedte Sp gehandhaafd en wel enerzijds wegens de iets verminderde diameter D3 van het schachtdeel 1 en anderzijds wegens de bereikte verwijding Ja van de vöörboring 7. Binnen bepaalde grenzen kan men ook de spleetbreedte 30 aanpassen aan de praktisch te stellen eisen. Dit ten dele door dienovereenkomstige keuze van de diameter D3 van het schachtgedeelte 10 en in bepaalde mate ook, door de mate van verwijding Ja van de voorboring 7.
In dit verband wordt nog op het volgende gewezen:
De mate van excenterbeweging van het meenemerbereik 11 van de 35 ankerbout 1 kan ook enigszins worden beïnvloed door de indrukkracht.
Hoe sterker men de ankerbout bij het inbrengen in voorwaartse inbreng-richting (vergelijk Pf U in fig. i+) belast, des te groter is de neiging van 8005705 -27- het binneneinde van de ankerbout 1 tot een excenterbeweging. Zoals reeds vermeld, kan men desgewenst de verwijding ook enigszins beïnvloeden door de keuze van bijzonder werkzaam afslijpende korrels 35·
Men kan ook onafhankelijk van de mortel aanvullende, afslijpend 5 werkzame toeslagstoffen in de voorboring inbrengen, die allereerst afslijpend werkzame taken hebben. Ook dergelijke af slijpend werkzame toeslagstoffen kunnen op voordeel biedende wijze een dubbele taak hebben:
Na het verwijden van de boring 7 a kunnen deze af slijpend werkzame toeslagstoffen dienst doen ter verbetering van de af schuif- resp. druksterkte.
10 Be uitvinding is niet tot kunstharsmassa beperkt. Er kunnen ook andere mortelmassa's, bij voorbeeld cementmortel op analoge wijze toepassing vinden.
Met name bij kunststofmortel en gladde uitvoering van het schacht-gedeelte 10 wordt het volgende voordeel bereikt: Wanneer de ankerbout 1 15 als gevolg van trekbelasting axiaal gerekt wordt, wordt de mortel in het bereik van het gladde schachtgedeelte 10 niet of niet in de tot dusverre gebruikelijke mate belast. Daardoor wordt het gevaar van scheurvorming in de mortel verminderd, resp. geheel ondervangen. Desgewenst kan men hier gebruik maken van de scheidingsmiddellaag 43.
20 Zoals goed blijkt uit een vergelijking van de fig. 1, 2 alsmede 4 tot 6 begint de ankerstang eerst in het binnenste bereik een praktisch merkbare excenterbeweging uit te voeren. Bovendien worden ook in hoofdzaak slechts in het bereik van het meenemergedeelte 11 de af slijpend werkzame korrels 35 of dergelijke voor het verwijden van de voorboring dienovereen-25 kamstig intensief en eventueel over een voldoend lange tijd bewogen. Dienovereenkomstig treedt de verwijding ook het sterkst op in het bereik 21 (fig. 6).
Tenslotte toont fig. 15 nog een enigszins gewijzigde uitvoeringsvorm 1a van de ankerbout. Afwijkend van de ankerbout 1 volgens fig. 1 30 heeft het meenemerbereik 11 aan zijn binnenste eindgedeelte over een axiale lengte 1^geen conische doch een cilindrische optreksvorm. Dit biedt het voordeel, dat in het bereik 21, waarin de belangrijkste verwijdings-werkzaamheid aan de boring 7 moet worden uitgevoerd, ook de ankerbout 1 dienovereenkomstig stevig uitgevoerd is. Bepaalde, daarbij ontstaande, 35 afslijpende werkzaamheden aan de ankerbout 1 hebben bij de uitvoering overeenkomstig de ankerbout 1a een geringere uitwerking.
Alle in het voorgaande beschreven, alsmede in de conclusies ver- 8005705 -28- melde maatregelen volgens de uitvinding kunnen afzonderlijk of in willekeurige combinatie voor de uitvinding essentieel zijn.
8005703

Claims (23)

1. Werkwijze voor het inzetten van ankerh out en in "beton of een der gelijke bevestigingsondergrond, waarbij in een bij voorkeur in hoofdzaak cilindrische voorboring mortel, bij voorkeur kunstharsmortel, alsmede het insteekdeel van de ankerbout draaiend, onder gedeeltelijke verdringing, 5 alsmede dooreenwoeling van de mortel ingébracht wordt en de ankerbout door het uitharden van de mortel, die eventueel de schuifsterkte of dergelijke daarvan verbeterende, korrelige toeslagstoffen, zoals kwarts-korrels, bevat, met de bevestigingsondergrond verbonden wordt, met het kenmerk, dat de met de mortel en/of aanvullend in de voorboring ingebrachte 10 toeslagstoffen als af slijpend werkzame elementen (af slijpend werkzame korrels 35 of dergelijke) door de indraaibeweging van de ankerbout (1) langs de wand (22) van de voorboring (7) bewogen resp. gedwongen worden en daarbij de voorboring met ondersnijding naar het inwendige toe in diameter vergroten.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de diameter-vergroting van de voorboring (7) in hoofdzaak in het binnenste eindbe-reik (21) daarvan geschiedt.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het in steekdeel (9) van de ankerbout (1), bij voorkeur het binnenste bereik 20 van het insteekdeel, bij het inbrengen in de voorboring excentrisch, eventueel gedwongen afgeleid wordt. Werkwijze volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat in het binnenste eindbereik (21) van de voorboring (7) een holte van ongeveer peervormige antreksvorm gevormd wordt (vergelijk de fig. 6 en 7).
5. Werkwijzevolgens conclusies 1-U, met het kenmerk, dat ten minste een deel van de afslijpend werkzame korrels (35) of dergelijke, door een, groeven (12) of dergelijke en/of lijsten (13) óf dergelijke, bevattend meenemerbereik (insteekdeel-gedeelte 11) althans trajectsgewijs aangegrepen en daarbij de afslijpend werkzame korrels (35) of dergelijke ten 30 minste trajectsgewijs gedwongen over de lijsten (13) of dergelijke radiaal uitstekende delen van het meenemerbereik heen bewogen worden.
6. Werkwijze volgens conclusies 1-53 met het kenmerk, dat de grootte van de afslijpend werkzame korrels (35) of dergelijke op de spleetbreedte tussen de wand (22) van de voorboring (7), alsmede de diameter (d.3-D.U) 35 van het geprofileerde insteek-gedeelte (11) enerzijds, voorts op de pro- 8005705 -30- fielhoogte (H1, H2) van de lijsten (13) of dergelijke van het geprofileerde insteek-gedeelte (11) anderzijds afgestemd zijn, waarbij de diameter van de afslijpend werkzame korrels of dergelijke bij voorkeur in een korrelgroottebereik van ongeveer 0,3-6 mm karreldiameter, bij voorkeur 5 in een korrelgroottebereik van ongeveer 1,5-1,8 mm korreldiameter ligt, zodat af slijpend werkzame korrels of dergelijke in de groeven (12) of dergelijke draaiend meegenomen worden en een aantal daarvan zich aan de kopzijde van de lijsten (12) bewegen en in het bijzonder aldair voor het weghalen van materiaal van de wand (22) mn de vöórboring (7) zorgen. 10 7· Werkwijze volgens conclusies 1-6, met het kenmerk, dat ten minste een deel van het mengsel (37) uit mortel (38) en afslijpend werkzame korrels (35) of dergelijke althans tijdens een periode van het inbrengen van de ankerbout (1) in zijn voorboring (7) enerzijds in de richting naar de opening (39) van de voorboring (7) verdrongen, anderzijds ongeveer in 15 omtreksrichting (Pijl 1) van de voorboring, alsmede bij voorkeur aanvullend in de richting naar het binneneinde (1U) van de voorboring (7) toe bewogen worden en bij voorkeur in de nabijheid-/van de gatopening (39) van de voorboring praktisch geen axiaal transport van het martelmengsel (37) door middel van de draaibeweging van de ankerbout (1) bij het inzetten 20 plaats vindt.
8. Ankerbout, welke aan zijn buiteneinde..een aansluitdeel bezit en met een, een profilering bevattend insteekdeel door middel van mortel, bij voorkeur kunstharsmortel in beton of een dergelijke bevestigingsonder-grond vast te zetten is, waarbij het insteekdeel in een bij voorkeur ten 25 minste ongeveer cilindrische voorboring van de bevestigingsondergrond in te brengen is, waarin zich de mortel en eventueel de schuifsterkte of dergelijke hiervan verbeterende toeslagstoffen bevinden en de ankerbout in het bijzonder voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusies 1-7 dienst doet, met het kenmerk, dat het insteekdeel in het gebied van 30 zijn binnenste einde (5) een meenemergedeelte (11) voor afslijpend werkzame elementen (afslijpend werkzame korrels 35 of dergelijke) bevat, dat is voorzien van groeven (12) of dergelijke en/of uitstekende lijsten (13) of dergelijke.
9. Ankerbout volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat op het mee-35 nemergedeelte (11), naar het buiteneinde van de ankerbout toe, een in diameter (D3) iets nauwer, bij voorkeur ongeveer glad schachtbereik (10) van het insteekdeel (9) aansluit. 8005705 -31-
10. Ankerbout volgens conclusie 8 of 9» met het kenmerk, dat de bij voorkeur naar het binneneinde (5) van het insteekdeel (9) toe open groeven (12), resp. de lijsten (13) van het geprofileerde meenemergedeelte (11), een ten opzichte van de beoogde indraairichting tegengesteld verlopende 5 stijging hebben, bij voorkeur met een spoedhoek van ongeveer 15° tot ongeveer 87°» bij voorkeur een spoedhoek A van ongeveer 25°.
11. Ankerbout volgens conclusies 8-10, met het kenmerk, dat de spoed (A) van de groeven (12) resp. lijsten (13) van het geprofileerde meenemergedeelte (11) in de zin van een linkse draaiing georiënteerd.zijn.
12. Ankerbout volgens conclusie 8-11, met het kenmerk, dat de lijsten (13) of dergelijke uitstekende delen van het meenemergedeelte (11) een veelhoekig dwarsprofiel, bij voorbeeld een driehoekig, bij voorkeur een ongeveer trapeziumvormig dwarsprofiel bezitten, dat bij voorkeur ten minste trajectsgewijs scherpe buitenranden (23) bevat, waarbij de radiaal 15 buitenwaarts gerichte kopzijde (2k) van de lijsten (13) of dergelijke delen van het meenemergedeelte bij voorkeur trogvormig uitgevoerd zijn.
13· Ankerbout volgens conclusie 8-12, met het kenmerk, dat het meenemergedeelte (11) zich ongeveer over de helft tot 2/3 van de totale lengte van het insteekdeel (9) uitstrekt en het resterende deel van het 20 insteekdeel als bij voorkeur cilindrisch schachtgedeelte (10) gevormd is. 1k. Ankerbout volgens conclusie 8-13, welke eventueel aan zijn buiteneinde een buitenschroefdraad of dergelijk aansluitdeel bevat, met het kenmerk, dat op het aansluitdeel (3) naar het inwendige einde (5) van de ankerbout (1) toe een bij voorkeur in hoofdzaak cilindrische tussen-25 kraag (6) aansluit, waarop, op zijn beurt, een in diameter (D3) enigszins nauwer uitgevoerd, glad schachtgedeelte (10) van het insteekdeel (9) aansluit, dat, hierop aansluitend, het geprofileerde meenemergedeelte (11) bevat.
15. Ankerbout volgens conclusie 3—1h, met het kenmerk, dat de buiten-30 diameter (D3.1 tot D*0 van het meenemergedeelte (11) van het buiteneinde (29) hiervan af van een kleinere diameter (D3.1) - welke bij voorkeur ongeveer met de diameter (D3) van het gladde schachtgedeelte (10) correspondeert - ongeveer tot de grootste buitendiameter (Dk) van het meenemergedeelte (22) bij het binneneinde (5) hiervan, bij voorkeur ongeveer con-35 tinu, toeneemt.
16. Ankerbout volgens conclusie 8-15, met het kenmerk, dat het binnenste eindgedeelte (2*0 van zijn meenemerbereik (11) een ten minste ongeveer 8005705 -32- cilindrische "buitencmtr eksvorm heeft.
17. Anherhout volgens conclusie 8-l6, met het kenmerk, dat de diameter van het eindgedeelte (dM van het geprofileerde meenemergedeelte (11) in geringe mate kleiner is dan,of even groot is als de diameter (D2) van 5 de tussenkraag (6), waarbij, bij voorkeur, de hoogte (h) van de lijsten (13) of dergelijke van het meenemergedeelte (11), van het gebied van zijn naar buiten gerichte einde (29) af naar het binneneinde (5) van de anker-bout, bij voorkeur ongeveer continu, toenemen.
18. Ankerbout volgens conclusie 8-17, met het kenmerk, dat het gladde 10 schachtbereik (10) van het insteekdeel (9) slechts een geringe opper- vlakteruwheid bezit, bij voorkeur minder dan 20 ^u en/of eventueel het schachtgedeelte (10) althans ten dele is voorzien van een scheidingsmid-delbekledingslaag (1*3).
19· Ankerbout volgens conclusie 8-18, met het kenmerk, dat de kopzijde 15 (17) van zijn insteekdeel (9) ten minste haaks op de langsas (18) van de ankerbout (1), alsmede bij voorkeur vlak uitgevoerd is.
20. Ankerbout volgens conclusies 8-19, met het kenmerk, dat de ankerbout aan het binneneinde (5) van zijn insteekdeel (9) een ongeveer kegelvormige omtreksvorm (afgeknotte kegel (15)) heeft, en zich bij voorkeur 20 ten minste enkele groeven (12) of dergelijke uitsparingen tot in die afgeknotte kegel uitstrekken.
21. Ankerbout volgens conclusie 8-20, met het kenmerk, dat die ankerbout aan zijn binneneinde (5) is voorzien in ten minste êén, bij voorkeur een aantal radiale, wat betreft hun in de dag gemeten dwarsprofiel, bij 25 voorkeur driehoekige, inkepingen (19), waarvan de inkepingsbodem (20) een helling in de richting naar de langsas (18) alsmede naar het binneneinde (5) van de ankerbout (1) toe heeft.
22. Ankerbout volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat de inekpingen (19) radiaal-symmetrisch aangebracht zijn, bij voorkeur op de wijze van 30 kruisinsnijdingen (fig. 9 en 10).
23. Ankerbout volgens conclusie 8-22, met het kenmerk, dat die anker-bout in een axiaal tot buiten het buitenste aansluitdeel uitstekend, van een overgang (2U) voorzien, spaan loos aangevormd aansluitelement (32) bij voorbeeld een veelhoekige tap, bij voorkeur een vierkante of zeshoe- 35 kige tap bevat, waarvan de diameter van de omhullende cirkel kleiner is dan de binnendiameter van het aansluitdeel en waarvan de overgang een vlakke afschuiningshoek (ü) heeft. 8005705 -33- 2b. Ankert out volgens conclusie 8-23, met liet kenmerk, dat de over- gangen (3*0 tussen de afzonderlijke ankerboutgedeelten (bij voorbeeld 33, 3, 6, 10) met een hellingshoek van minder dan 15° uitgevoerd zijn.
25. Ankerbout volgens conclusie 8-2^, met het kenmerk, dat de gemid- 5 delde breedte (b2) van de groeven (12) of dergelijke van het geprofileerde meenemergedeelte (11) ongeveer 2-3 mm bedraagt.
26. Vervaardigingswerkwijze voor een ankerbout volgens conclusie 8-25, met het kenmerk, dat ten minste zijn geprofileerde meenemergedeelte (11) in hoofdzaak door koudvervorming vervaardigd wordt.
27. Vervaardiging swerkwij ze voor ankerbouten volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat de ankerbout door koude vervorming uit een draad wordt vervaardigd, waarbij eventueel de buitendraad (¼) en de profilering van het meenemergedeelte (11) gerold of gewalst en de tussenkraag (6) eventueel gestuikt wordt. 8 0 0 5 7 ö 5
NL8005705A 1979-10-16 1980-10-16 Werkwijze voor het inzetten van ankerbouten, ankerbout alsmede werkwijze ter vervaardiging hiervan. NL8005705A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE2941769 1979-10-16
DE2941769A DE2941769C2 (de) 1979-10-16 1979-10-16 Verfahren zum Setzen eines Ankerbolzens und Ankerbolzen

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8005705A true NL8005705A (nl) 1981-04-22

Family

ID=6083558

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8005705A NL8005705A (nl) 1979-10-16 1980-10-16 Werkwijze voor het inzetten van ankerbouten, ankerbout alsmede werkwijze ter vervaardiging hiervan.

Country Status (12)

Country Link
US (1) US4393638A (nl)
JP (1) JPS607120B2 (nl)
AT (1) AT378584B (nl)
BE (1) BE885733A (nl)
CH (1) CH650064A5 (nl)
DE (1) DE2941769C2 (nl)
ES (1) ES260965Y (nl)
FR (1) FR2468025A1 (nl)
GB (1) GB2062794B (nl)
IT (1) IT1151040B (nl)
NL (1) NL8005705A (nl)
SE (1) SE8007270L (nl)

Families Citing this family (45)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0068227B1 (de) * 1981-06-19 1986-01-29 UPAT GMBH & CO Ankerbolzen
DE3139174C2 (de) * 1981-10-02 1986-08-21 Upat Gmbh & Co, 7830 Emmendingen Ankerbolzen
DE3124244C2 (de) * 1981-06-19 1984-06-28 Upat Gmbh & Co, 7830 Emmendingen Ankerbolzen
USRE32645E (en) * 1982-06-25 1988-04-12 Scott Investment Partners Dynamic rock stabilizing fixture
US4501515A (en) * 1982-06-25 1985-02-26 Scott Investment Partners Dynamic rock stabilizing fixture
DE8311672U1 (de) * 1983-04-20 1983-11-03 Bochumer Eisenhütte Heintzmann GmbH & Co KG, 4630 Bochum Gebirgsanker
US4531861A (en) * 1983-08-15 1985-07-30 Kash Maurice D Adhesively secured anchor rod
US4616050A (en) * 1984-05-31 1986-10-07 Simmons Walter J Filler-containing hardenable resin products
US4642964A (en) * 1984-09-27 1987-02-17 Kellison Roger C Grout in place fastener system
DE3516866A1 (de) * 1985-05-10 1986-11-13 Artur Dr.H.C. 7244 Waldachtal Fischer Verankerung einer gewindestange mittels einer verbundmasse
US4659258A (en) * 1985-10-21 1987-04-21 Scott Limited Partners Dual stage dynamic rock stabilizing fixture and method of anchoring the fixture in rock formations
EP0255392B1 (en) * 1986-07-30 1991-05-22 Du Pont (Australia) Ltd.. Reinforcing method and means
JPS6326930U (nl) * 1986-08-05 1988-02-22
US4750887A (en) * 1986-08-11 1988-06-14 Simmons Walter J Anchor bolt assembly
EP0265283A1 (en) * 1986-10-23 1988-04-27 JOE SANTA & ASSOCIATES PTY. LTD. Improved rock bolt
EP0348545A1 (de) * 1988-06-30 1990-01-03 Rudolf Dr.-Ing. Sell Ankerbefestigung, Verfahren und Mittel zu deren Herstellung
DE3914072C2 (de) * 1989-04-28 2001-10-18 Hilti Ag Hinterschnitt-Verankerung
DE4137090A1 (de) * 1991-11-12 1993-05-13 Heinrich Liebig Klebeanker
DE9307551U1 (de) * 1993-05-18 1994-09-29 Fischerwerke Artur Fischer Gmbh & Co Kg, 72178 Waldachtal Ankerbolzen zur Verankerung mittels einer Verbundmasse
CA2142894A1 (en) * 1993-06-28 1995-01-05 Jeffrey Robert Ferguson Improvements in rock bolts
DE4403131A1 (de) * 1994-02-02 1995-08-03 Fischer Artur Werke Gmbh Ankerbolzen zur Verankerung mittels einer Verbundmasse und Verfahren zu dessen Herstellung
DE19519397A1 (de) * 1995-05-26 1996-11-28 Fischer Artur Werke Gmbh Verankerungspatrone für eine aushärtende Mehrkomponentenmasse
DE19704002A1 (de) * 1997-02-04 1998-08-06 Hilti Ag Ankerstange für Verbundanker
GB2323648A (en) * 1997-03-25 1998-09-30 Mai Sys Uk Ltd Adhesively secured bolt and method of manufacture
DE19746822A1 (de) * 1997-10-23 1999-04-29 Upat Max Langensiepen Kg Befestigungselement zur Befestigung von Eisenbahnschienen auf einer festen Fahrbahn
FR2777052B1 (fr) 1998-04-02 2000-05-05 Spit Soc Prospect Inv Techn Tige de fixation a un support en beton
DE19854792A1 (de) * 1998-11-27 2000-05-31 Arnold Umformtechnik Gmbh & Co Rändelbolzen
NL1012410C2 (nl) * 1999-06-22 2001-01-10 R C M Ankertec B V Betonconstructie met ankerstaven alsmede ankerstaaf.
US6481102B1 (en) * 1999-12-02 2002-11-19 Tommie D. Hill Attachment devices, systems, and methods for a tendon, rod, or other elongated member
CA2363986A1 (en) * 1999-12-15 2001-06-21 Rsc Mining (Proprietary) Limited An anchor bolt assembly
NZ522585A (en) * 2000-05-18 2004-07-30 Fosroc Mining Internat Ltd Equipment for use in mines and method of use
CN2545415Y (zh) * 2002-04-11 2003-04-16 久可工业股份有限公司 具有不同高低螺牙之三线螺纹双头固定螺丝
AU2003275901A1 (en) * 2002-11-25 2004-06-18 Ed. Geistlich And Sohne Ag Anchor bar with a support block
US7469456B2 (en) * 2003-05-16 2008-12-30 Bp Corporation North America Inc. Tool for setting expansion bolts
DE102004052570A1 (de) * 2004-10-29 2006-05-04 Fischerwerke Artur Fischer Gmbh & Co. Kg Verankerungsanordnung
US7506464B2 (en) * 2006-03-10 2009-03-24 The Hillman Group, Inc. Character display system and method of making the same
US20080008553A1 (en) * 2006-07-10 2008-01-10 Robert Andrew Gillis Self-drilling anchor screw and method of using the same
AT504132B1 (de) * 2007-02-01 2008-03-15 Atlas Copco Mai Gmbh Mischelement
CA2785245C (en) * 2009-12-22 2016-09-13 Mansour Mining Technologies Inc. Anchor tendon with selectively deformable portions
DE102010063107A1 (de) 2010-12-15 2012-06-21 Hilti Aktiengesellschaft Gleitanker
US9708809B2 (en) 2013-03-14 2017-07-18 Darren Bruce Bennett Anchor and method of using the same
US9771961B1 (en) * 2016-07-04 2017-09-26 Nikolai Tscherkaschin Kit for mounting a wooden fixture such as a handrail or panel to a supporting structure without interrupting its attractive face thereby
AU2017390346B2 (en) * 2017-01-09 2022-11-17 Minova International Limited Composite yieldable rock anchor with improved deformation range
CN108317145A (zh) * 2018-04-12 2018-07-24 宁波坚朗科兴精密制造有限公司 一种新型抗震倒锥形锚栓及其安装方法
CN112727515A (zh) * 2021-01-14 2021-04-30 陕西陕煤曹家滩矿业有限公司 一种锚固剂快速装、搅、充一体化装置及其使用方法

Family Cites Families (27)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CA731381A (en) * 1966-04-05 Fischer Artur Anchoring arrangement
DE55458C (de) * O. TERP in Breslau, Villa „Marschall" Kleinburg Tiefbohrverfahren für hartes Gestein
FR458472A (fr) * 1913-05-14 1913-10-11 Casimir Dietrich Von Stein Procédé et dispositif pour le foncage des trous de sonde
US1343902A (en) * 1918-06-10 1920-06-22 American Well Works Weli-sinking apparatus
FR568542A (fr) * 1922-07-10 1924-03-28 Procédé et appareil pour exécuter les forages et plus particulièrement les forages profonds dans les terrains rocheux
US2024069A (en) * 1931-05-04 1935-12-10 John H Sharp Bolt
US2019049A (en) * 1932-04-08 1935-10-29 Dardelet Threadlock Corp Fastening means
GB410855A (en) * 1932-11-26 1934-05-28 Cyril Parry Improvements in or relating to anchor devices for concrete or like cast material
US2227713A (en) * 1938-11-04 1941-01-07 Higgins Clyde Powell Screed holder
GB739013A (en) * 1953-06-22 1955-10-26 Jacob Rush Snyder Improvements in or relating to metal-to-wood fastenings
FR1111029A (fr) * 1953-10-29 1956-02-21 Perfectionnements aux boulons et autres objets filetés
US2895368A (en) * 1955-01-21 1959-07-21 Jr Paul R Trigg Bolt having rolled grooves and recessed head to enhance uniform elongation
DE1885659U (de) * 1963-08-14 1964-01-09 Suedd Spindelwerke Zinser Dipl Selbstbohrender spreizduebel.
DE1288543B (de) * 1967-04-26 1969-02-06 Hoesch Ag Gebirgsanker, insbesondere fuer den Ausbau von Grubenraeumen
US3455198A (en) * 1967-10-11 1969-07-15 Newton Insert Co Structure and formation of threaded stud having stop element
US3477337A (en) * 1968-02-27 1969-11-11 John A Racki Universal internal thread fastener assembly
US3682507A (en) * 1970-06-02 1972-08-08 Illinois Tool Works Threaded fastener with stabilizing threads
GB1348152A (en) * 1971-10-12 1974-03-13 Lamson Sessions Co Interference member
US3876319A (en) * 1973-03-23 1975-04-08 Skil Corp Fastening means for two-piece core bit
FR2223544B1 (nl) * 1973-04-02 1976-05-07 Arbed
US3897713A (en) * 1974-03-06 1975-08-05 Illinois Tool Works Double-ended stud
US3893274A (en) * 1974-09-09 1975-07-08 Jeffery J Salisbury Masonry fastener
DE2453713C3 (de) * 1974-11-13 1980-08-21 Upat Gmbh & Co, 7830 Emmendingen Verfahren zum Verlegen und Befestigen von Schienen auf Betonfundamentstreifen o.dgl
US4147088A (en) * 1977-03-16 1979-04-03 Nl Industries, Inc. Drill screw
US4127001A (en) * 1977-09-06 1978-11-28 E. I. Du Pont De Nemours And Company Inorganic cement grouting system for use in anchoring a bolt in a hole
US4313697A (en) * 1979-09-17 1982-02-02 Rozanc Richard C Mine roof support plate bolt
US4325657A (en) * 1979-12-05 1982-04-20 Elders G W Roof support pin

Also Published As

Publication number Publication date
FR2468025B1 (nl) 1984-11-23
JPS607120B2 (ja) 1985-02-22
GB2062794B (en) 1984-05-23
US4393638A (en) 1983-07-19
DE2941769C2 (de) 1985-10-31
ES260965U (es) 1982-04-16
FR2468025A1 (fr) 1981-04-30
ATA502980A (de) 1985-01-15
BE885733A (fr) 1981-02-02
IT8025383A0 (it) 1980-10-16
CH650064A5 (de) 1985-06-28
IT1151040B (it) 1986-12-17
AT378584B (de) 1985-08-26
SE8007270L (sv) 1981-04-17
DE2941769A1 (de) 1981-04-30
GB2062794A (en) 1981-05-28
ES260965Y (es) 1982-11-16
JPS5663109A (en) 1981-05-29

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8005705A (nl) Werkwijze voor het inzetten van ankerbouten, ankerbout alsmede werkwijze ter vervaardiging hiervan.
EP2233757B1 (de) Verfahren zur Verankerung eines Befestigungselementes in einem mineralischen Bauteil
AU605828B2 (en) Expanding wall plug
US5531553A (en) Masonry fixing
EP1760329B1 (de) Befestigungselement für harte Untergründe
EP0316272B1 (de) Befestigungselement zum Eintreiben in harte Werkstoffe
DE2829158C2 (nl)
EP1892425A2 (de) Befestigungselement für harte Untergründe
US6029417A (en) Anchor rod for an attachment anchor
PL170896B1 (pl) Kotew do mocowania na mase zespalajaca w otworze wywierconym w betonowym bloku PL PL PL PL PL PL PL
EP1760331A2 (de) Befestigungselement für harte Untergründe
US5352065A (en) Rock bolting
NL8100885A (nl) Zelfboorplug.
DE2650598A1 (de) Selbstbohrduebel mit bohrkrone
DE60305282T2 (de) Einschlag-Anker
EP0560789A1 (en) FASTENING.
EP0015895B1 (de) Zuganker zur Verankerung von Bauteilen in einem Grundkörper
DE3718158C2 (de) Vorrichtung zur Erzeugung einer Hinterschneidung in einem zylindrisch vorgebohrten Bohrloch
DE3727154C2 (nl)
EP0908634B1 (de) Einschlagdübel
DE3741345A1 (de) Verankerungsverfahren fuer befestigungselemente
NZ530230A (en) Threaded fastener with dual reinforcing leads and improved substrate entry or lead end portion
DE4137090A1 (de) Klebeanker
DE19938842B4 (de) Dübel
US20040120791A1 (en) Threaded fastener with dual reinforcing leads and improved substrate entry or lead end portion

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
A85 Still pending on 85-01-01
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed