NL8004684A - Voeg in het bijzonder tussen wegvakken en werkwijze voor het maken daarvan. - Google Patents

Description

—--- «t ï

Br/Bl/lh/2

Voeg.in het bijzonder tussen wegvakken en werkwijze voor het maken daarvan.

De uitvinding heeft betrekking op.voegen tussen aangrenzende gedeelten van een constructie/ die op enige afstand van elkaar gelegen. De uitvinding heeft in het bijzonder/ hoewel niet uitsluitend/ betrekking op een voeg 5 tussen vakken van een weg en in het bijzonder tussen vakken van een op een brug aangebrachte weg,·. waarbij door de temperatuur veroorzaakte wijzigingen in de ruimte tussen de op enige afstand van elkaar gelegen vakken.zullen optreden.

Het aanbrengen van een voeg tussen wegvakken, in 10 het bijzonder op bruggen, brengt een aantal algemeen erkende moeilijkheden met zich mee. Een overheersende moeilijkheid daarbij vindt haar oorzaak in het vereiste, dat de voeg in staat moet zijn significante wijzigingen in de ruimte tussen de wegvakken op te nemen, terwijl de continuïteit van het 15 wegdek behouden blijft. Nog belangrijk is het dat de voeg als zodanig in staat moet zijn temperatuursveranderingen en alle overeenkomstige veranderingen in de breedte van de spleet op te nemen zonder dat de essentiele hechting tussen de voeg en de aangrenzende oppervlakken daarvan verloren 20 gaat zonder dat de eenheid van de voeg verloren gaat.

In de meest algemene uitvoeringsvorm verschaft de uitvinding een voeg tussen aangrenzende gedeelten van een constructie, die zich op enige afstand van elkaar bevinden, welke voeg een elastomeerorgaan omvat, dat met harsmortel 25 in de voeg wordt gehouden, welke harsmortel aan het orgaan gehecht is met behulp van metalen eindplaten, die zich aan de buitenoppervlakken van het orgaan bevinden en die voorzien zijn van middelen voor het verankeren van de hars en voor het verdelen van plaatselijk in de hars veroorzaakte 30 spanningen.

Op geschikte wijze omvatten de verankeringsmidde- len een staaf of stang met kronkelingen, die bevestigd is

aan en zich uitstrekt langs het buitenoppervlak van elk van 0 Λ Λ A fi L

c fr -2- de aan het elastomere:.. orgaan aangebrachte metalen eindplaten. De staaf of stang is doelmatig een gebruikelijke wapenings-staaf, die in het algemeen een cirkelvormige doorsnede zal bezitten en van uitwendige uitsteeksels voorzien kan zijn, 5 waarmee de verankering aan de hars verder kan worden verbeterd.

Gevonden werd, dat de verankeringsmiddelen, die in het bijzonder een staaf of stang omvatten, naast het verbeteren van de verankering van de harsmortel aan de eindplaten ook doeltreffend zijn voor het verdelen van alle 10 plaatselijke spanningen, die door temperatuurwisselingen worden veroorzaakt of door andere oorzaken kunnen optreden, over het harsgedeelte van de voeg als geheel en in het bijzonder over het grensvlak tussen hars en plaat. Gevonden werd, dat het effekt van de verankeringsmiddelen bij het 15 verdelen van plaatselijke spanningen het meest doeltreffend is indien, zoals bij een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding, de kronkelingen van de staaf of stang in een vlak liggen, dat in hoofdzaak evenwijdig is aan het oppervlak van de gedeelten van de desbetreffende con-20 structie, bijvoorbeeld in hoofdzaak evenwijdig aan het wegdek van een weg.

Met voordeel beschrijven de kronkelingen van de staaf of stang een in hoofdzaak sinusoidale.weg en strekken zij zich in hoofdzaak langs de gehele lengte van het élasto-25 mere . orgaan uit. De kronkelingen van de staaf of stang steken ten opzichte van de metalen, platen in voldoende mate in dwarsrichting uit om de vereiste mate van spanningsver-deling en ontlasting in de hars en aan het grensvlak tussen hars en 'metaalplaat te verschaffen.

30 Het elastomere orgaan, dat doelmatig uit neopreen, butylrubber of etheen-propeenrubber bestaat, bezit op geschikte wijze een holle doorsnede en bezit bij voorkeur een aantal in hoofdzaak veelhoekige holten, die zich over de lengte van het orgaan uitstrekken. Elke metalen eindplaat 35 kan op het elastomere orgaan worden gehouden met behulp van bouten of ook worden vastgehouden op een hiermee samenwerkende metaalplaat die zich over de lengte van een holte in het orgaan uitstrekt.

80 0 4 68 4 -1 4 -3-

Volgens een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding kunnen de plaatselijke spanningen verder worden opgeheven en kan de eenheid vah de voeg verder in stand worden gehouden door een hars te kiezen, die een 5 relatief grote mate van elasticiteit vertoont over een tempera tuur traject, dat zich uitstrekt op -10°C, en die een relatief grote weerstand tegen slijtage tengevolge van rijdend verkeer behoudt bij temperaturen, die zich uitstrekken tot +40°C, 10 Een geschikte hars omvat twee afzonderlijke compo nenten, die pas na vermenging een harding zullen ondergaan en die doelmatig worden gemengd direkt vóór het gieten of tussen de wegvakken voor het vormen van de voeg.

De eerste component kan bestaan uit een vloeibare 15 epoxyhars met een gemaskeerd polyisocyanaat-voorpolymeer, terwijl de tweede component kan bestaan uit een alifatisch of cylco-alifatisch polyamine.

De eerste component kan bestaan uit een mengsel polyureiden en een epoxyhars, bij voorkeur in een mengver-20 houding van 45-80% polyureiden en 20-55% epoxyhars, welk mengsel voor het verlagen van de kostprijs en het instellen van de fysische eigenschappen versnijdingsmiddelen en weekmakers kan bevatten.

Deze component kan op geschikte wijze worden ver-25 kregen door 20-50 delen van een vloeibaar epoxyhars, bijvoorbeeld de door Shell onder de handelsnaam EPÏKOTE 828 of DX 214 of de door Dow Chemical onder de aanduiding DER 74.75 in de handel gebrachte epoxyhars of enige andere soortgelijke harsen te mengen met 50-80 delen van een polyisocyanaat, 30 dat 2-6% met een fenol gemaskeerde NCO-groepen.bevat. De NCO-groepen worden door omzetting met fenol ongevoelig gemaakt voor vocht, hetgeen een belangrijk technisch voordeel inhoudt. Deze gemaskeerde isocyanaatgroepen reageren echter met de waterstofatomen van sterk basische aminegroepen, 35 waardoor het fenol wordt afgespitst en zich complex polyureiden vormen.

Voorbeelden van geschikte polyisocyanaten zijn voorpolymeren van tolyleendiisocyanaat en polyethers, bij

Rn n4 68 4

V

-4- voorkeur polyethers met een rechte keten op basis van oxy-propyleenpolymeren, oxybutyleenpolymeren of oxypropyle enen oxybutyleen-oxyethyleen-copolymeren. De molecuulgewichten van deze polyethers en de hoeveelheid daarvan betrokken op 5 het diisocyanaat worden bepaald door het bovenvermelde NCO-gehalte op 2-6% te houden, terwijl voor het gemaskeerde polyisocyanaat de laagst mogelijke viscositeit wordt aangehouden .

Gevonden werd, dat voor toepassing in het voorge-10 stelde systeem viscositeiten tussen 20-000 en 150.000 cP bij 20°C geschikt zijn. Zoals voor de deskundigen op het onderhavige gebied algemeen bekend is, zijn voor dit materiaal de verscheidenheid van ketens en combinaties daarvan vrijwel onbeperkt. In plaats van polyethers zou men polyesters kuhnen 15 gebruiken hoewel de polyethers de voorkeur verdienen in verband met de betere bestandheid daarvan tegen hydrolyse en de lagere viscositeit- daarvan.

Het fenol kan fenol als zodanig of één of meer van de gesubstitueerde fenolen zijn, zoals cresolen, tert.

20 butylfenol, nonylcresol, enz.

Aan de eerste component kunnen voor het instellen van de viscositeit op.een gewenste waarde.weekmakers of modificerende middelen worden toegevoegd, zoals bijvoorbeeld dibutylftalaat, dioctylftalaat, dioctyladipinaat en Dutrex 25 (RTM). De.weekmakers of modificerende middelen worden doelmatig toegevoegd in hoeveelheden van 3-20 %. betrokken op het uit epoxyhars plus poluureide bestaande bindmiddel.

Het alifatische of cycloalifatisch polyamine kan trimethylhexamethyleendiamine, N-(2-aminoethyl)piperazine, 30 isoforondiamine, 2-aminocyclohexylmethaan en/of 3,3'-dimethyl-4, 4 1 -diaminodicyclohexylmethaan zijn.

De belangrijkse eigenschap van deze aminen is, dat zij niet alleen op normale.wijze met epoxygroepen reageren, maar ook bij de omgevingstemperaturen aanleiding geven 35 tot een afsplitsing van de maskerende fenolgroep onder vorming van een polyureide met de isocyanaatgroep. Dit vormt een grondprincipe van de werkwijze, omdat het polyureide, dat volledig verenigbaar is met de epoxyhars, een harscomplex 80 0 4 68 4 ψ -5- levert, dat een grote soepelheid vertoont zelfs bij lage temperaturen (-20°C).

De hoeveelheid polyamide dient in hoofdzaak stoi-chiometrisch te zijn ten opzichte van de totale hoeveelheid 5 van de epoxyhars en het polyisocyanaat-voorpolymeer.

Voor de bovenvermelde bij voorkeur toegepaste relatieve gewichtshoeveelheden van epoxyhars en polyisocya-naat bedraagt deze hoeveelheid.gewoonlijk ongeveer 7 -tot ongeveer 20 gew.%, betrokken op het totale gewicht van de 10 epoxyhars en polyureide.

Aan de tweede component kunnen modificerende middelen worden toegevoegd om de kostprijs van het eindprodukt te verlagen en gelijktijdig de bevochtigbaarheid van het beton of van andere oppervlakken van de gedeelten, waaraan 15 de hars moet worden gehecht, te verbeteren.

Geschikte modificeermiddelen zijn bijvoorbeeld koolteerpekken met een viscositeit tussen 10-40 EVT en harsen van het cumaron- en cumaron-indeen-type overeenkomende met de door Cindu Neville.Chimie onder de handelsnaam 20 Necires EPXL in de handel gebrachte harsen, welke laatstgenoemde produkten slechts als voorbeelden zijn vermeld.

De in de tweede component bij voorkeur toegepaste hoeveelheid van één of meer versnijdingsmiddelen bedraagt 10-100 gew.%, betrokken op het totale gewicht van het epoxy-25 hars plus polyureide. Het op deze wijze verkregen bindmiddel bezit bijzonder gunstige eigenschappen, hetgeen kan worden aangetoond aan de hand van een spanning-rek-proef aan een Iso-proefstuk bij een snelheid van 10. mm/min. Onderstaand wordt een vergelijkende proef gegeven.

30 Een gestandaardiseerde epoxyhars wordt verkregen uit een vloeibare hars, zoals DX 214 van Shell en Versamide 140 van Schering, waaraan ongeveer 45% versnijdingsmiddel wordt toegevoegd bestaande uit een koolteerpek.

Het bindmiddel volgens de uitvinding bestaat uit 35 50% polyureide, dat verkregen wordt door omzetting van een polyisocyanaat met 3% NGO-groepen met 3,3'-diethy1-4,4'-diaminodicyclohexylmethaan, 20% epoxyhars, die verkregen wordt door omzetting van DX 214 met hetzelfde diamine, en on n L ααδ * -6- 30% koolteerpek met een viscositeit van 30 EVT.

De resultaten zijn als volgt: bij 20% : de rek bedraagt 30-45% voor de gestandaardiseer- 5 de epoxyhars 200 % voor het bindmiddel vol gens de .uitvinding, dat de voorkeur verdient de treksterkte bedraagt 30-45 bar voor de epoxy-10 hars en ongeveer 45 bar voor het bij voorkeur toegepaste bindmiddel'.

bij -15°C : de rek is vrijwel nul en de treksterkte meer dan 300 kg voor de gestandaardiseerde epoxyhars, terwijl voor het volgens de uitvinding toegepas-15 te bindmiddel de rek meer dan. 100% en de trek sterkte 100-150 bar bedragen.

De aan het beton meegedeelde spanningen zullen veel kleiner zijn bij toepassing van het bindmiddel volgens de uitvinding dan in het geval een gebruikelijke epoxyhars 20 wordt toegepast.

De volgens de uitvinding toegepaste hars, in het bijzonder indien gebruikt in een voeg tussen wegvakken, wordt voor het gieten doelmatig gemengd met een vulstof, in het bijzonder in de vorm van een aggregaat, waarmee een hars-25 mortel kan worden verkregen. In het geval, de hars uit een 2-componentenpreparaat bestaat kan het aggregaat bij voorkeur worden toegevoegd aan of opgenomen in de eerste of in de tweede component voordat de twee componenten met elkaar worden gemengd. Een geschikt aggregaat bestaat uit een op 30 zodanige wijze gekozen mengsel van kalksteen, zand en steenslag/ dat daarmee een harsmortel wordt verkregen, waarmee een zo nauwkeurig mogelijke aanpassing aan de thermische en mechanische eigenschappen van de beton- en bitumen-gedeelten de weg kan worden bereikt.

35 Onderstaand zal nu een uitvoeringsvorm van de uit vinding bij wijze van voorbeeld in bijzonderheden worden beschreven aan de hand van de bijgaande tekening, die een beeld in doorsnede toont van twee aangrenzende vakken van een op een brug aangebrachte weg.

80 0 4 68 4

'V

-7-

Zoals weergegeven in de tekening omvat de weg aangrenzende vakken 2,4 van in situ gehard gebruikelijk beton op een hieronder gelegen (niet weergegeven) brugdek. In overeenstemming met de gangbare praktijk bij de wegenaanleg zijn 5 de uit mortel bestaande vakken 2.,.4 van elkaar gescheiden door een ruimte 6 voor het opnemen van de thermische uitzètting, die optreedt door wijzigingen van de omgevingstemperatuur.

Aangebracht op de vakken 2,4 van beton bevinden zich weer op gebruikelijke wijze op enige afstand van elkaar 10 aanwezige vakken 8,10 van bitumenmateriaal, waarvan het bovenoppervlak kan bestaan uit de slijtlaag van de weg. of waarvan het bovenoppervlak voorzien kan zijn van een afzonderlijke laag voor het verkrijgen van eigenlijke slijtlaag. Zoals weergegeven in de tekening is de ruimte tussen de vakken 8, 15 10 van bitumenmateriaal groter dan de ruimte tussen de vak ken 2,4 van beton om de vorming van een voeg mogelijk te maken, waarmee op effectieve wijze een continu wegoppervlak kan worden verschaft over de dilatatieruimte.

De verschafte voeg omvat een langwerpig orgaan 12 20 van eenagéschikt elastomeer, dat zich in hoofdzaak over de gehele lengte van de dilatatieruimte tussen de wegvakken uitstrekt. Het elastomeer, dat van een op dit gebied algemeen bekend type is en bijvoorbeeld uit neopreen bestaat, wordt gewoonlijk door extrusie vervaardigd en bezit bij deze uit-25 voeringsvorm van de uitvinding vier holten met een onregelmatige zeshoekige doorsnede, die zich over de gehele lengte van het orgaan uitstrekken. Het normaliter als bovenopper-vliak gebruikte oppervlak van het orgaan 12, dat de ruimte tussen de wegvakken overbrugt, is gegolfd, terwijl het onder-30 oppervlak van het orgaan een overeenkomstige golving bezit om aan het orgaan goede buigeigenschappen te verlenen.

Aan de buitenzijden van het elastomere orgaan zijn metalen eindplaten 14,16 bevestigd, die zich eveneens over de lengte van het orgaan 12 uitstrekken. De platen 14,16 35 worden op een plaat gehouden door deze met bouten te bevestigen op de samenwerkende metaalplaten 18 en 20, die zich eveneens langs de lengte van het orgaan 12 uitstrekken in de buitenste holle gedeelten daarvan. De buitenste eind- a η n 4 68 4 t -V' -8- gedeelten van de golvingen en bovenzijden van het elastomere orgaan 12 overlappen de eindplaten 14,16 teneinde te voorkomen dat deze deel gaan uitmaken van de slijtlaag van de weg.

5 De buitenoppervlakken van de eindplaten 14,16 zijn voorzien van verankeringsmiddelen in de vorm van wapenings-staven 22/24, die een in hoofdzaak sinusoidale vorm bezitten in een vlak evenwijdig aan het vlak van het wegdek. De staven zijn aan de boogtoppen daarvan door lassen, en dergelijke 10 verbonden met de eindplaten en strekken zich ten opzichte van de eindplaten in dwarsrichting uit over een afstand, die volgens rde berekeningen een bevredigende verankering met een harsmortel verschaft, waarmee.het orgaan 12 de rest van de voeg vormt en waardoor plaatselijke spanningen, die in de 15 hars optreden, op bevredigende wijze kunnen worden verdeeld en tot ontlasting kunnen worden gebracht. Naar wordt aangenomen treden de plaatselijke spanningen op aan het grensvlak tussen de platen 14,16 en de harsmortel alsmede in de mortel als zodanig.

20 De wapeningsstaven 22,24 te zamen met de eindpla ten en het elastomeer vormen een vooraf vervaardigd samenstel, dat als een geheel naar de plaats van de aanleg van de weg kan worden getransporteerd en in de dilatatieruimte tussen de wegvakken kan worden aangebracht. Zoals eveneens in de teke-25 ning is weergegeven is de afmeting van dit. samenstel betrokken op de.dilatatieruimte zodanig, dat de eindplaten 14,16 de aangrenzende einden van de betonvakken 2,4 overlappen.

Wanneer het samenstel in de.dilatatieruimte is aangebracht, wordt de voeg voltooid door harsmortel in de 30 holte te gieten, die gevormd wordt door de. eindplaten 14,16, de betonvakken 2,4 en de bitumenvakken 8,10, nadat de open oppervlakken daarvan op geschikte wijze zijn gereinigd en geprepareerd.

Na het reinigen en prepareren wordt een hars, die 35 bij deze uitvoeringsvorm van de uitvinding in de vorm van een harsmortel verkeert, in de dilatatieruimte gegoten om met het elastomere orgaan 12 een continu wegoppervlak te verschaffen. De harsmortel omvat een aggregaat, dat uit een 80 0 4 68 4 -9- t'.

** geschikt mengsel van kalksteen, zand en steenslag bestaat, waarbij de menghoeveelheid aggregaat tot hars 75-85% aggregaat bedraagt voor het verkrijgen van een spontaan egaliserende vloeistof.

5 De hars wordt als volgt voorgemengd uit de volgen de twee componenten:

Component 1: 30 delen DER 74.75 epoxyhars van Dow Chemical 70 delen vloeibaar voorpolymeer met een gemiddeld molecuul-10 gewicht van 2080, dat 3% met fenol gemaskeerde NCO-groepen bevat en verkregen is door omzetting van een overmaat tolyleendiisocyanaat met polypro-pyleenglycol 8 deken dibutylftalaat.

15 Component 2: 15 delen 3,3’-dimëthyl-4,4-diaminodicyclohexylmethaan 50 delen koolteerpek met een viscositeit van 30 EVT.

Na de harding door polymerisatie, die door verhitting kan worden versneld, vertoont het mengsel de volgen-20 de eigenschappen: 15 tot 20°C : treksterkte : 40-50 bar rek 150% tot -15°C : treksterkte 100-150 bar rek 100% .25 De mogelijkheid de voeg voör het ter plaatse aan brengen van te voren in een fabriek te vervaardigen brengt een extra voordeel voor dit systeem met zich mee. De contour van de voeg kan op zodanige wijze worden geconstrueerd, dat deze aangepast is, voor zover noodzakelijk, aan het dwars-30 doorsnedeprofiel van het wegvlak wat betreft de welving en/of het dwarsverval daarvan. Dit kan in het bijzonder kritisch zijn bij het middelgedeelte van een wegoppervlak, dat een sterkere mate van buiging van bezitten.

Een aspect van de voeg is, dat deze opstaande put-35 of trottoirranden kan omvatten, die in lijn zijn gebracht met de centrale reserve- en hoekranden. De soepelheid van het elastomere materiaal in de lengte maakt het opnemen daarvan in deze speciaal vervaardigde onderdelen in één stuk an n & f?8 4 *· ¾ -10- mogelijk zonder dat het noodzakelijk is -speciale voegvormen te vervaardigen.

Zo verschaffen de voorgestelde dilatatievoeg alsmede het verschaffen van de eigenschappen, die noodzakelijk 5 zijn voor het opnemen van de uitzetting van de constructie, tevens een waterdichte voegverbinding. Hierdoor worden een vermindering van de aantasting van de constructie tengevolge van .corrosie/erosie alsmede een beperking van de daardoor optredende nadelige effekten met betrekking tot het voorkomen 10 daarvan bereikt.

Bij het in de tekening weergegeven voorbeeld wordt de harsmortel van de voeg samengesteld uit 17% van het bindmiddel volgens het bovenstaande recept en 83% van een aggregaat van 0/15 mm. Vóór de polymerisatie bezit deze mortel 15 het voorkomen van een visceuze pasta, die goed aan het beton-oppervlak, aan de zijden van de voeg en aan het bitumenbeton hecht en waarvan de eigenschappen aan de hand van de onderstaande proef worden aangetoond, waarbij de volgens deze werkwijze bereikte waarden worden bereikt.

20 Indien een plaat van betoncement van 50 x 10 cm, die bedekt is met een laag van 3 mm van de bovenvermelde gepolymeriseerde mortel, blootgesteld wordt aan een reeks thermische schokken tussen -40°C en +20°C, treedt geen losraken van de bekleding en geen scheuren van het beton'op.

25 Indien dezelfde proef uitgevoerd wordt met een mortel met dezelfde samenstelling op basis van een gebruikelijke epoxyhars, treden breuken op in het beton.

Het zal duidelijk zijn, dat, hoewel de uitvinding in het bijzonder beschreven is met betrekking tot het ver-30 schaffen van een voeg tussen wegvakken op een brug, de uitvinding evengoed van toepassing is op elke andere weg, die in vakken wordt aangelegd, welke op enige afstand van elkaar worden gehouden om door temperatuurveranderingen veroorzaakte wijzigingen op te nemen. Zo;is de uitvinding in feite op de-35 zelfde wijze van toepassing op het verschaffen van voeg tussen gedeelten van een willekeurige constructie, zoals steun-muren, gebouwen en dergelijke, waarbij op soortgelijke wijze een ruimte moet worden verschaft tussen de afzonderlijke gedeelten. 80 0 4 6 8 4

Claims (27)

1. Voeg tussen aangrenzende gedeelten van constructie, die zich op enige afstand van elkaar bevinden, gekenmerkt door een elastomeer orgaan, dat met harsmortel in de voeg wordt gehouden, welke harsmortel aan het orgaan ge-5 hecht is met behulp van metalen eindplaten, die zich aan de buitenoppervlakken van het orgaan bevinden en die voorzien zijn van middelen voor het verankeren van de hars en voor het verdelen van plaatselijk in de hars veroorzaakte spanningen.

2. Voeg volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verankeringsmiddelen een staaf of stang met kronkelingen omvatten, die bevestigd .is aan en zich uitstrekken langs het buitenoppervlak van elke metalen eindplaat.

3. Voeg volgens conclusie 2, met het kenmerk, 15 dat de staaf of stang een cirkelvormige doorsnede bezit.

4. Voeg volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de staaf of stang een wapeningsristaaf of -stang met uitwendige uitsteeksels is.

5. Voeg volgens één:;der conclusies 2,3 of 4, 20 met het kenmerk, dat de staaf of stang een in hoofdzaak sinusoidale vorm beschrijft.

6. Voeg volgens ëên der conclusies 2-5, met het kenmerk, dat de kronkelingen in een vlak liggen, dat in hoofdzaak evenwijdig is aan het oppervlak van de gedeelten 25 van de betreffende constructie, bijvoorbeeld in hoofdzaak evenwijdig aan het wegdek van een weg.

7. Voeg volgens één der conclusies 2-6, met het kenmerk, dat de verankeringsmiddelen zich in hoofdzaak langs de gehele lengte van het elastomere orgaan uit-30 strekken.

8. Voeg volgens één der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het elastomere. orgaan bestaat uit neo-preen, butylrubber of etheen-propeen-rubber.

9. Voeg volgens één der voorafgaande conclusies, 35 met het kenmerk, dat het elastomere orgaan een holle doorsnede bezit.

10. Voeg volgens conclusie 9, met het kenmerk, 80 Ó 4 68 4 -12- J dat het elastomere orgaan een aantal holten bezit, die zich over de lengte van het orgaan uitstrekken.

11. Voeg volgens één der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het elastomere orgaan door extrusie 5 gevormd is.

12. Voeg volgens één der conclusies 9-11, met het kenmerk, dat de metalen eindplaten aan het elastomere orgaan zijn bevestigd door verbindingen met een samenwerkende metaalplaat, die in de holten is opgenomen.

13. Voeg volgens één der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hars een thermisch hardbare hars is.

14. Voeg volgens één der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hars een twee-componentenhars is, waarvan de componenten met elkaar kunnen worden gemengd voor 15 het verkrijgen van een bindmiddelsamenstelling, waarbij de eerste component een vloeibare epoxyhars en een gemaskeerd polyisocyanaat-voorpolymeer en de tweede component een ali-fatisch of cycloalifatisch polyamine omvatten.

15. · Voeg volgens conclusie 14, met het kenmerk, 20 dat de eerste component 15-50 gew.% epoxyhars en 85-50 gew.% gemaskeerd isocyanaat-voorpolymeer bevat, welk voorpolymeer vóór het maskeren 1,5-6 gew.%, betrokken op het gewicht van het voorpolymeer, isocyanaatgroepen bevat.

16. Voeg volgens conclusie 14 of 15, 25 met het kenmerk, dat.de eerste en/of tweede component tevens een weekmaker, een versnijdingsmiddel en/of een vulstof bevat.

17. Voeg volgens één der conclusies 14-16, met het kenmerk, dat de tweede component tevens 3-20% week-30 maker omvat, betrokken op het gewicht van de samenstelling.

18. Voeg volgens één der conclusies 14-17, met het kenmerk, dat de tweede component 10-100% van een versnijdingsmiddel omvat, betrokken op het gewicht van de s amens telling.

19. Voeg volgens één der conclusies 14-18, met het kenmerk, dat de tweede component 75-85% van een anorganische vulstof bevat, betrokken op het gewicht van de s amens telling. 80 0 4 68 4 V -13-

20. Voeg volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de vulstof uit een deeltjesvormig aggregaat bestaat.

21. Voeg volgens conclusie 2Q, met het kenmerk, dat het aggregaat uit een mengsel van kalksteen, zand en 5 steenslag bestaat.

22. Voeg volgens één der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de op enige afstand van elkaar aanwezige gedeelten of vakken vakken van een weg en dergelijke zijn.

23. Voeg volgens conclusie. 22, met het kenmerk, 10 dat de vakken uit beton bestaan.

24. Voeg volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de vakken uit beton bestaan en een deklaag van bitumen-materiaal bezitten.

25. Voegelement gekenmerkt door een elastomeer · 15 orgaan, dat aan de buitenzijde daarvan voorzien is van metat len eindplaten met middelen voor het verankeren ..van het voegelement in een voeg.'

26. Werkwijze voor het vormen, van een voeg tussen aangrenzende gedeelten van een constructie, welke gedeelten 20 zich op enige afstand van elkaar bevinden, met het kenmerk, dat men een voegelement volgens conclusie 25 in de ruimte tussen de genoemde gedeelten opneemt en een harsmortel giet in de ruimte, die gevormd wordt tussen de eindplaten van het voegelement en de aangrenzende gedeelten van de genoemde 25 constructie.

27. Gevormde constructie, zoals een weg en dergelijke, voorzien van een voeg volgens één of.meer der conclusies 1-24, resp. verkregen volgens conclusie 26, tussen op enige afstand van elkaar aanwezige gedeelten, bijvoorbeeld 30 wegvakken, daarvan. 80 0 4 68 4