NL8004345A

NL8004345A - Werkwijze voor het bedrijven van een inrichting voor het verwerken vna oud papier, alsmede inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze.

Info

Publication number: NL8004345A
Application number: NL8004345A
Authority: NL
Original assignee: Escher Wyss Gmbh
Priority date: 1979-10-10
Filing date: 1980-07-29
Publication date: 1981-04-14
Also published as: FR2467260B1; NL185532C; FR2467260A1; DE2943904A1; AT370795B; DE2943904C2; IT8024707A0; GB2061343B; JPS6142039B2; US4387856A; IT1132853B; SE8007086L; GB2061343A; SE440923B; JPS5663088A; ES8105423A1; ES494641A0; ATA677979A; CA1143200A

Description

** Ν.Ο* 29328 -i-

Werkwijze voor het bedrijven van een inrichting voor het verwerken van oud papier» alsmede inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze»

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het bedrijven van een inrichting voor het verwerken van oud papier met een materiaal-5 oplosser alsmede een met betrekking tot de stroom van materiaalsuspensie achter de materiaaloplosser geschakelde inrichting met een huis, waarin zich een gesloten oplosruimte, een door een motor aangedreven rotor alsmede een zeef bevindt, waaraan een ruimte voor bruikbaar verder te verwerken materiaal is aangesloten, van waaruit een leiding voor bruik-10 baar materiaal naar buiten leidt, alsmede met ten minste een uit de oplosruimte naar buiten voerende afvalleiding voor af te scheiden verontreinigingen*

Tegelijkertijd heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze met een materiaaloplosser, alsmede 15 een met betrekking tot de stroming van de materiaalsuspensie achter de materiaaloplosser geschakelde inrichting met een huis, waarin zich een gesloten oplosruimte, een door een motor aangedreven rotor, alsmede een zeef bevindt, waaraan een ruimte voor bruikbaar verder te verwerken materiaal is aangesloten, van waaruit een leiding voor bruikbaar materi-20 aal naar buiten voert, alsmede met ten minste een uit de oplosruimte naar buiten voerende afvalleiding voor af te scheiden verontreinigingen* Inrichtingen van deze soort zijn bij voorbeeld bekend uit het Duitse octrooischrift 2721882 en het Duitse octrooischrift 275758°· De achter de materiaaloplosser geschakelde inrichting, die als secundaire 25 materiaaloplosser of ’’Fiberiaer·' wordt aangeduid, is bij voorbeeld bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 3942728*

Tot nu toe werd bij de bekende inrichtingen de naar de tijd afgescheiden hoeveelheid suspensie constant gehouden, waarbij of werd gezorgd voor een gelijkmatige stroming door de afvalleiding of voor een 3° gelijkmatige periodische opening van een in de afvalleiding aangebrachte klep* De afscheiding van de met verontreiningen belaste suspensie vond daarbij plaats onafhankelijk van het gehalte aan verontreiningen, zoals bij voorbeeld foliestukken, stukken van niet volledig opgelost natvast papier, of ook zware delen enz* 35 Omdat deze verontreiningen ongelijkmatig in het verwerkte oude papier optreden, moest de intensiteit van de afscheiding, dat wil zeggen de per tijdeenheid hoeveelheid onttrokken suspensie, zo groot worden gekozen, dat niet behoefde te worden gevreesd voor het verstoppen van de 800 4 3 45 inrichting, ook hij maximaal te verwachten hoeveelheid verontreiningen· Dit leidde echter tot aanzienlijke verliezen aan energie en ook aan bruikbaar materiaal, omdat in het normale geval een grote hoeveelheid bruikbaar materiaal te zamen met de verontreiningen moest worden ont-5 trokken, waarvan slechts een deel werd teruggewonnen·

De uitvinding heeft tot doel een werkwijze en een inrichting te verschaffen, waardoor de afscheiding van suspensie door de afvalleiding beter dan tot nu toe aan de feitelijke hoeveelheid verontreinigingen, en wel zware als ook lichte, kan worden aangepast· 10 De werkwijze volgens de uitvinding, waardoor dit doel wordt bereikt, is gekenmerkt doordat het draaimoment van de rotor wordt bepaald, en de afscheiding van de suspensie door de afvalleiding in afhankelijkheid van het draaimoment van de rotor zodanig wordt beïnvloed, dat bij een verhoging van het draaimoment van de rotor een verhoging van de afscheiding 15 door de afvalleiding plaatsvindt en omgekeerd·

De inrichting volgens de uitvinding voor het uitvoeren van de werkwijze is gekenmerkt doordat de rotor is voorzien van een meetinriohting voor het bepalen van het draaimoment van de rotor, waarvan het meetsig-naal wordt toegevoerd naar een regelaar, en doordat de leiding voor 20 bruikbaar materiaal en/of de afvalleiding is voorzien van een smoor-orgaan, dat onder invloed van de regelaar staat, dat dient voor het instellen van de door de afvalleiding uitgescheiden hoeveelheid suspensie in afhankelijkheid van het momentele draaimoment van de rotor en wel in de zin van een verhoging van de afscheiding door de afvalleiding bij 25 een verhoging van het draaimoment en omgekeerd.

Er is namelijk vastgesteld, dat de weerstand van de zich in de oplosruimte bevindende suspensie tegen een draaiing van de rotor en daarmede het door de rotor op te brengen draaimoment met toenemend gehalte aan dergelijke lichte verontreiningen stijgt· Daardoor kan het bij 30 een bepaald toerental bij de rotor optredende draaimoment als een aanduiding van het gehalte van de zich in de inrichting bevindende suspensie aan lichte verontreiningen worden gebruikt· Daardoor kan de afscheiding door de afvalleiding doelbewust plaatsvinden, als het gehalte aan verontreiningen stijgt# Anderzijds is bij laag gehalte of bij niet aanwe-35 zige lichte verontreinigingen een sterke vermindering van de afscheiding door de afvalleiding mogelijk, hetgeen leidt tot een aanzienlijke besparing aan energie en een vermindering van verlies aan vezelmateriaal, dat gepaard gaat met elke afscheiding# Bovendien worden achter de inrichting geschakèlde sorteermachines voor de verwerking van het afgescheiden afval— 800 4 3 45 3 *- materiaal ontlast·

Bij voorkeur kan de aandrijfimotor van de rotor een in hoofdzaak constant toerental bezitten, waarbij voor het bepalen van het draaimoment van de rotor gebruik wordt gemaakt van het momentele vermogen van de 5 aandri jfïnotor.

Het smoororgaan kan in de leiding voor bruikbaar materiaal zijn geschakeld, waarbij de regelinrichting een bediening van het smoororgaan in de zin van een sluiting bij toenemend draaimoment van de rotor tot stand brengt·

Het smoororgaan kan echter ook in de afvalleiding zijn geschakeld, waarbij de bediening daarvan door de regelinrichting in de zin van een opening bij toenemend draaimoment van de rotor plaatsvindt·

Het spreekt vanzelf dat ook beide smoororganen tegelijkertijd kunnen zijn aangebracht· In een der gelijk geval kunnen zij tegengesteld worden 15 bediend·

De verandering van de door de afvalleiding stromende hoeveelheid kan continu plaatsvinden· Het is echter ook mogelijk de opening en slui*-ting van het smoororgaan in een zin van een in*- uit-regeling discontinu met tussenpozen uit te voeren, waarbij de regelinrichting de duur en/of 20 de frequentie van de «tijdruimten van de opening en sluiting van het smoororgaan beïnvloedt.

Zoals reeds vermeld, kan de motor een in hoofdzaak constant toerental bezitten en voor het bepalen van het draaimoment een in de toevoerleidung van de motor geschakeld meet-25 orgaan voor het bepalen van het elektrisch vermogen van de motor dienen#

De uitvinding zal thans nader worden uiteengezet aan de hand van de tekening waarin bij wijze van voorbeeld een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is weergegeven·

Figuur 1 geeft schematisch een inrichting volgens de uitvinding 30 weer*

Figuren 2 en 3 geven diagrammen weer van mogelijke soorten van besturing van het smoororgaan·

De in de tekening weergegeven inrichting bevat een materiaaloplosser 1 van een bekende constructie met een rotor 2 met vertikale as, die door 35 sen, motor 3 wordt aangedreven· Onder de rotor 2 bevindt zich een geper*-foreerde plaat 4» welke een ruimte 5 voor de afvoer van bruikbaar materiaal begrenst., waaruit een verbindingsleiding 6 naar een afscheid*-inrichting 7 voor zware verontreinigingen leidt· In de verbindingsleiding 6 bevindt zich een pomp 8 voor het transporteren van het opgeloste mate» 0 η n l X m riaal.

De materiaaloplosser 1 is voorzien van een sluis 10 voor het verwijderen van in de materiaaloplosser 1 afgescheiden zware verontreinigingen· Met 11 zijn hallen van oud papier aangeduid, die worden gebracht 5 in de materiaaloplosser 1· Bovendien is door een pijp 12 de toevoer van voor het oplossen dienend water aangeduid·

De afsoheidingsinrichting 7» welke volgens een hydrocyeloon kan zijn uitgevoerd, heeft een sluis 13 voor het verwijderen van afgescheiden zware verontreinigingen* In de regel wordt op deze plaats een batterij 10 van meerdere evenwijdig aan elkaar geschakelde hydrocyolonen toegepast·

Uit de afsoheidingsinrichting 7 leidt een verbindingsleiding 14 naar een fiberiser 15, welk voorbeeld volgens Amerikaans ootrooi schrift 3942728 (Duits octrooischrift 2345735) kan zijn uitgevoerd· Deze fiberiser, die een door een motor 16 aangedreven rotor 17 bevat, is voorzien van 15 een inlaat 18 voor de te verwerken materiaalsuspensie, een uitlaat 20 voor bruikbaar materiaal, een uitgang 21 voor af te soheiden lichte materialen alsmede een uitlaat 22 voor af te soheiden zware materialen·

Aan de uitlaten 21, 22 voor de af te scheiden materialen is een afval-leiding 23 aangesloten, welke naar een sohudgoot 24 met een bewegende 20 zeef 25 leidt· De door de zeef 25 lopende, vezelhoudende vloeistof wordt via leiding 26 teruggeleid in de materiaaloplosser 1·

Volgens de uitvinding is in de toevoerleiding 27 van de aandrijf-motor 16 een meetinrichting 28 voor het door de motor 16 afgenomen elektrisch vermogen, bijvoorbeeld een Wattmeter, geschakeld· Het meetsigoaal 25 van de meetinrichting 28 wordt via een signaalleiding 30 naar een regelaar 31 gevoerd, die dit signaal vergelijkt met een referentiesignaal 32. De regelaar 31 is via de signaalleidingen 33, 33’ verbonden met de bedieningsinrichtingen van kleppen 34» 34’» die zich bevinden bij de uitlaten 21, 22 van de fiberiser 15* Bovendien loopt vanaf de regelaar 31 30 een signaalleiding 35 naar een klep 36, die zich bevindt in een leiding 37 voor bruikbaar materiaal, die vanaf de ruimte 38 voor bruikbaar materiaal van de fiberiser 15 naar buiten leidt ter verdere verwerking en toepassing in een papiermachine· Zoals nog uit figuur 1 kan worden gezien, is de ruimte 38 voor bruikbaar materiaal door een zeef 40 ge-35 scheiden van de oplosruimte 41 van de fiberiser 15· De zeef 40 is daarbij zodanig aangebracht, dat de armen van de rotor 17 zich langs de zeef 40 bewegen*

Hoewel alle uitgangsleidingen van de fiberiser 15, de afvalleidingen 23, 23' alsmede de leiding 37 voor bruikbaar materiaal, zijn voorzien van 800 4 3 45 ) 5 smoororganen 34» 34* en 36, zal men in de regel slechts een daarvan, hij voorkeur het smoororgaan 36 toepassen· Ben in de leiding 37 voor bruikbaar materiaal aangebrachte klep, in dit geval de klep 36, is namelijk minder aan gevaar van verstopping blootgesteld, dan een zich in de afval-5 leiding bevindende klep·

Als alleen maar de klep 36 is aangebracht, werkt de inrichting volgens de uitvinding volgens figuur 1 als volgt:

Be in de materiaaloplosser 1 gevormde suspensie, die is gemengd met zware en lichte verontreinigingen, komt via de pomp 8 en de hydrocycloon 10 7 in de oplosruimte 41 van de fiberiser 15· Onder invloed van de pomp 8 bestaat daarin een overdruk· Bij normaal bedrijf is de klep 36 open· Het uit de oploskamer 41 via de zeef 40 in de kamer 38 voor bruikbaar materiaal terecht gekomen bruikbare materiaal kan vandaar via de leiding 37 naar buiten stromen en ter verdere toepassing worden toegevoerd· Be 15 uitgangsleiding 21, waarin de klep 34 in dit geval ontbreekt, is zodanig gedimensioneerd, dat een bepaald deel van de toegevoerde materiaalsuspensie daar doorheen naar buiten stroomt en komt op de schudgoot 24· Omdat, zoals aangegeven en ook blijkt uit het Amerikaanse octrooischrift 3942728, de uitlaat 21 naar buiten loopt vanuit de wervelkern van een 20 roterende stroming, die in de oploskamer 41 van de fiberiser 15 onder invloed van de rotor 17 ontstaat, bevat de stroming, die in de afvallei-ding 23 terechtkomt, de lichte verontreinigingen, die zich in het wervel-centrum hebben verzameld·

Als nu de draaiweerstand van de rotor 17 stijgt, hetgeen aanduidt^ 25 dat het gehalte aan verontreinigingen in de oploskamer 41 verhoogd is, bediend de regelaar 31 de klep 36 ia sluitende zin· Bit heeft een stijging van de druk in de oploskamer 41 van de fiberiser 15 tot gevolg, hetgeen leidt tot een verhoging van de stroming door de afvalleiding 23· Als omgekeerd weer de weerstand van de rotor en daardoor het momentele 30 vermogen van de motor daalt, opent de regelaar 31 de klep 36 volledig, zodat de vorige toestanden weer kunnen optreden·

Bij een in de uitgangsleiding 21 aangebrachte klep 34 vindt het omgekeerde plaats· Als een meetinrichting 28 een stijf'viê. de draaiweerstand van de rotor 17 aangeeft, wordt door de regelaar 31 de klep 34 in 35 openende zin bediend, waardoor het naar buiten stromen door de afvalleiding 23 kan worden verhoogd·

Als beide kleppen 34 en 36 zijn aangebracht, werken beide gelijktijdig op de beschreven wijze·

Eventueel kan in plaats van een continue bediening van de kleppen 800 4 3 45 34 en/of 36 een discontinue bediening worden toegepast, waarbij de betreffende klep zich telkens in een open of gesloten stand bevindt· Se verandering van de af te scheiden hoeveelheid kan daarbij door de regelaar 31 tot stand worden gebracht doordat of bij gelijke openingstijden 5 telkens de afstand daarvan wordt veranderd, of doordat bij gelijke afstanden van de openingsti jden de duur daarvan wordt veranderd·

Zo toont figuur 2 een regeling, volgens welke de betreffende klep telkens gedurende een tijdruimte a, die steeds gelijk is, geopend blijft· Bij een kleine hoeveelheid verontreinigingen bestaan tussen de tijdruim-10 ten a van de opening grotere afstanden, die met x zijn aangeduid, bij grotere hoeveelheid kleinere afstanden, in de diagram met y aangeduid·

Bij de regeling volgens figuur 3 zijn de tijdsafstanden x tussen de afzonderlijke openingstijden gelijk, maar is de duur van de opening echter verschillend en aangeduid met a, b en c· De langere openingsduur b 15 komt overeen met een grotere hoeveelheid verontreinigingen (grotere draai-weerstand van de rotor), de tijdruimte o een kleinere hoeveelheid verontreinigingen·

Hetzelfde geldt ook voor de klep 34* bij de uitlaat 22 voor zware af te scheiden delen· Deze klep kan op dezelfde wijze als de klep 34 20 bij de uitgang 21 worden bestuurd· Het is eventueel ook mogelijk af te zien van de uitlaat 21 en alleen maar de uitlaat 22 aan te brengen·

Terwijl namelijk de axiale uitlaat 21 slechts geschikt is voor het afscheiden van lichte delen, is de zioh aan de omtrek bevindende uitlaat 22 voor het afscheiden van beide, zoals zware delen als liohte delen, 25 geschikt· 800 4345

Claims

1· Werkwijze voor het "bedrijven van een inrichting voor het verwerken van oud papier met een materiaaloplosser alsmede een met betrekking tot de stroming van de materiaalsuspensie achter de materiaaloplosser 5 geschakelde inrichting met een huis, waarin zich een gesloten oplosruimtef een door een motor aangedreven rotor alsmede een zeef "bevindt, waaraan een ruimte voor bruikbaar materiaal is aangesloten, van waaruit een leiding voor bruikbaar materiaal naar buiten voert, alsmede met tenminste een uit de oplosruimte naar buiten voerende afvalleiding voor af te 10 soheiden verontreinigingen, met het kenmerk, dat het draai-moment van de rotor wordt bepaald, en dat de afscheiding van de suspensie door de afvalleiding in afhankelijkheid van het draaimoment van de rotor daardoor wordt beïnvloed, dat bij/verhoging van het draaimoment van de rotor een verhoging van de afscheiding door de afvalleiding plaatsvindt 15 en omgekeerd·

2· Inrichting volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat de aandrijfmotor van de rotor een in hoofdzaak constant toerental bezit, en dat voor het bepalen van het draaimoment van de rotor gebruik wordt gemaakt van het momentele vermogen van de aandrijfmotor· 20

3· Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1 met een materiaaloplosser alsmede een met betrekking tot de stroming van de materiaalsuspensie achter de materiaaloplosser geschakelde inrichting met een huis, waarin zich een gesloten oplosruimte, een door een motor aangedreven rotor alsmede een zeef bevindt, waaraan een ruimte voor 25 bruikbaar materiaal is aangesloten, van waaruit een leiding voor bruikbaar materiaal naar buiten voert, alsmede met tenminste een uit de oplosruimte naar buiten voerende afvalleiding voor af te scheiden verontreinigingen, met het kenmerk, dat een meetinrichting (28) voor het bestemmen van het toerental van de rotor (17) is aangebracht, waarvan het raeet-30 signaal wordt gevoerd naar een regelaar (31)» en dat de leiding voor bruikbaar materiaal (37) en/of de afvalleiding (23) is voorzien van een smoororgaan (36, 34)» dat onder invloed staat van de regelaar (31)» die dient voor het instellen van de door de afvalleiding afgescheiden hoeveelheid suspensie in afhankelijkheid van het momentele draaimoment 35 van de rotor (17)» en wel in de zin van een verhoging van de afscheiding door de afvalleiding (23) bij een verhoging van het draaimoment en omgekeerd·

4· Inrichting volgens conclusie 3» met het kenmerk, dat het smoororgaan (36) in de leiding voor bruikbaar materiaal (37) 800 4 3 45 is geschakeldf en dat de regelinrichting (31) een bediening van het smoororgaan (36) in de zin van een sluiting bij toenemend draaimoment van de rotor (17) tot stand brengt·

5· Inrichting volgens conclusie 3 of 4* met het kenmerk, 5 dat een smoororgaan (34) ia de afvalleiding (23) is geschakeld, waarvan de bediening daarvan door de regelinriohting (31) in de zin van een opening bij toenemend draaimoment van de rotor (17) plaatsvindt·

6· Inrichting volgens conclusie 5» met het kenmerk, dat de verandering van de door de afvalleiding (23) stromende hoeveelheid 10 continu plaatsvindt·

7· Inrichting volgens conclusie 5» m e t het kenmerk, dat de opening en sluiting van het smoororgaan (36, 34) in de zin van een in·- uit-regeling diskontinu met tijdafstanden plaatsvindt, waarbij de regelinriohting (31) de duur en/of de frequentie van de tijdruimten 15 van de open-positie en sluit-positie van het smoororgaan (34, 36) beïnvloedt·

8· Inrichting volgens een der conclusies 3 tot en met 7» met het kenmerk, dat de motor (16) een in hoofdzaak oonstant toerental bezit, en dat voor het bepalen van het draaimoment een in de voedings-20 leiding van de motor geschakeld meetorgaan (28) voor het bepalen van het elektrisch vermogen van de motor (16) dient· 800 43 45