NL8003497A - Verplaatsbare vertilinrichting voor houders en derge- lijke. - Google Patents

Description

f- i

Verplaatsbare vertilinrichting voor houders en dergelijke.

De uitvinding heeft betrekking op een vertilinrichting die bevestigd is op een voertuig teneinde houders, bakken, en dergelijke te vertillen, welke houders verplaatsbaar zijn door middel van een voertuig, alsmede een werkwijze voor de toepassing van 5 de inrichting.

Er zijn vertilinrichtingen, die bevestigd zijn op een voertuig, bekend die een juk bevatten waarvan de telescopische hoofdarm schamierbaar is op het vrije uiteinde van een tussen-chassis dat zelf schamierbaar is op een dwarsgeplaatste draaias 10 aan het achtereinde van het chassis van het voertuig. Het mechanisme wordt bediend door een verschuifbare vijzel, die de hoofdarm van het juk kan uittrekken en intrekken, en door een kantelvijzel, die schamierbaar is tussen de hoofdarm van het juk en de voorzijde van het chassis van het voertuig teneinde het juk en het tussen-15 chassis naar de achterzijde en naar de voorzijde te kantelen.

Wanneer men een bak of een ander voorwerp, dat geplaatst is op het voertuig, wil lossen wordt de kantelvijzel uitgetrokken en kantelt het juk eerst op de draaias van het tussenchassis, en vervolgens cm de draaias van het chassis. Wanneer men wenst te "kippen", dat 20 wil zeggen de bak wil verwijderen door deze naar beneden en naar achter te laten hellen zonder dat de bak wordt gelost, vergrendelt men de hoofdarm van het juk op het tussenchassis zodanig dat de verlenging van de kantelvijzel cm de achterste draaias van het chassis het geheel, dat bestaat uit de bak, het juk, of het tussenchassis, 25 wordt gekanteld. De vergrendelinrichting, die de hoofdarm van het juk op het tussenchassis vergrendelt, wordt bij voorkeur automatisch bediend dankzij een aanvankelijke bediening van de verschuifbare vezel.

800 3 4 97 2

Een vertilinrichting van deze soort is bijvoorbeeld beschreven in het Franse octrooischrift 2.262.747.

Een van de nadelen van een dergelijke vertilinrichting bestaat hierin dat het gébruik van een kantelvijzel van zeer groot 5 vermogen vereist is, welke derhalve zeer kostbaar is. In feite is de te vertillen lading zeer zwaar, bijvoorbeeld 20 ton, waarbij bij het begin van kippen de kantelvijzel een sterke losmaakkracht moet leveren wanneer zijn he^mn zeer kort is rekening houdende met het feit dat de kantelvijzel dan bijna horizontaal staat, boem 10 waarbij met de hefarm bedoeld wordt de afstand tussen de werklijn van de genoemde vijzel en de kantelas van de lading. In feite kan, zelfs met een kantelvijzel van grote afmetingen, een dergelijke inrichting geen bakken en houders van standaardafmetingen gebruiken die groter zijn dan 20 ton.

15 De uitvinding beoogt een vertilinrichting van de hierboven beschreven soort te verschaffen, die de genoemde nadelen opheft en die derhalve gemakkelijk ladingen, ook zeer zware ladingen, kan vertillen.

De vertilinrichting volgens de uitvinding, die is 20 aangebracht op een voertuig teneinde het vertillen van ladingen, zoals bakken en houders te verzekeren, bevat: - een tussenchassis dat schamierbaar is aangebracht op een eerste dwarsgeplaatste draaias die horizontaal is aangebracht aan de achterzijde van het chassis van het voertuig; 25 - een juk met een telescopische hoofdarm waarvan de basis op het vrije uiteinde van het tussenchassis schamierbaar is door middel van een tweede draaias die evenwijdig is aan eerstgenoemde draaias, en een hulparm die aan zijn vrije uiteinde is voorzien van een haak die moet samenwerken met een verankeringspunt 30 dat aan de voorzijde van de lading is aangebracht; - tenminste een kantelvijzel die aan de achterzijde schar-nierbaar is op de hoofdarm van het juk en aan de voorzijde op het chassis van het voertuig, teneinde de kantelbewegingen van het juk te bedienen; 35 - een verschuifbare vijzel voor de bediening van de uittrek- en intrekbewegingen van de telescopische hoofdarm van het 800 34 97 r £ 3 juk; - een vergrendelstelsel dat de vergrendeling van de hoofdarm van het juk in het verlengde, tot stand gébracht door een uitbreiding van de genoemde hoofdarm, van het tussen-chassis 5 waarborgt;

De uitvinding is hierin gekenmerkt dat de voorzijde van het chassis is voorzien van een hellend vlak dat samenwerkt met het vrije uiteinde van de telescopische hoofdarm van het juk teneinde het juk in geringe mate omhoog te kantelen bij het begin van de 10 intrekbeweging van de genoemde hoofdarm, en uitgaande van de rijstand van de inrichting.

Volgens een ander kenmerk van de uitvinding wordt het eerste hellende vlak naar de achterzijde gevolgd door een tweede hellend vlak, waardoor het juk naar beneden kan kantelen wanneer hoofd 15 de intrekbeweging van de telescopische;arm voortgaat, waarbij het juk aldus volledig weer naar beneden is verplaatst wanneer de automatische vergrendeling van het vergrendelstelsel plaats heeft.

Volgens de uitvinding is het vrije uiteinde van de telescopische hoofdarm van het juk voorzien van een steunrol door 20 middel waarvan de hoofdarm in aanraking komt met de hellende vlakken, welke rol over de hellende vlakken rolt.

Volgens de uitvinding is een aanwijsorgaan voor de doorgang geplaatst tussen de twee hellende vlakken voor samenwerking met de steunrol van de telescopische hoofdarm wanneer deze zich 25 daar bevindt.

Ook verschaft de uitvinding een inrichting voor het verminderen van de druk, die is aangesloten op de voedingsketen van de kantelvijzel, welke inrichting wordt bediend door tussenkomst van een ontvanger die in bedrijf wordt gesteld wanneer de hoofdarm 3Q van het juk zich in een benedenstand bevindt of in de nabijheid van deze stand.

De ontvanger van de inrichting voor het verminderen van druk. is aangebracht voor samenwerking met de schamierpen die de kantelvijzel verbindt met de hoofdarm van het juk, welke pen 35 in geringe mate de bedieningspedaal van de ontvanger iets naar 800 34 97 4 voren terugdrukt zolang als de hoofdarm van het juk zich in de nabijheid van zijn benedenstand bevindt.

Eten werkwijze voor het gebruik van de vertilinrichting volgens de uitvinding is hierin gekenmerkt dat voor het verschaffen 5 van een kippen als volgt te werk wordt gegaan: - wanneer de vertilinrichting zich aanvankelijk in de rijstand van het voertuig bevindt wordt de telescopische hoofdarm van het juk met behulp van de verschuifbare vijzel ingetrokken; 10 - de intrekkende beweging houdt op zodra het aanwijs- orgaan voor de doorgang de aanwezigheid van de steunrol tussen de twee hellende vlakken waarneemt; - vervolgens wordt het geheel dat bestaat uit het juk7 het tussenchassis en de lading, met behulp van de kantel- 15 vezel gekanteld.

Een werkwijze voor de toepassing van de vertilinrichting volgens de uitvinding is hierin gekenmerkt dat voor het lossen van de lading als volgt te werk wordt gegaan: - wanneer de vertilinrichting zich aanvankelijk 20 in de rijstand bevindt wordt de telescopische arm van het juk ingetrokken met behulp van de verschuifbare vijzel zodanig dat de steunrol van de hoofdarm van het juk over het eerste hellende vlak omhoog gaat, vervolgens over het tweede hellende vlak omlaag gaat, en wel totdat het vergrendelsysteem ontgrendeld is; 25 - vervolgens wordt de kantelvijzel zodanig bediend dat het juk om de tweede draaias wordt gekanteld en vervolgens cm de eerste draaias.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekening.

30 Pig. 1 toont een zijaanzicht van een vertilinrichting volgens de uitvinding, die is aangebracht op een voertuig, in de rijstand.

Fig. 2 toont een bovenaanzicht van hetzelfde voertuig.

De fig. 3 en 4 tonen op grote schaal aanzichten van 35 delen van de inrichting van fig. 1.

800 3 4 97 ? Μ 5

Fig. 5 toont een zijaanzicht van de inrichting aan het begin van kippen.

Fig. 6 toont een zijaanzicht van de inrichting tijdens het kippen.

5 Fig. 7 toont een zijaanzicht van de inrichting bij het begin van een lossen van de lading.

Fig. 8 toont een zijaanzicht van de inrichting tijdens het lossen van de lading.

In de tekening is een voertuig 1 aangegeven, dat is 10 voorzien van een besturingscabine 2 en van een chassis 3. Het voertuig bevat twee voorassen 4 en twee achterassen 5, Een tussen-chassis 6 is aangebracht voor kanteling op een draaias 7 die aan het achterste uiteinde van het chassis 3 is aangebracht. De draaias 7, die horizontaal staat, is ten opzichte van het voertuig 15 dwars gericht. Een juk 8 kan ten opzichte van het tussenchassis 6 draaien. Het juk bevat een hoofdarm 9 waarvan de basis op het vrije uiteinde van het tussenchassis 6 scharnierend is aangebracht door middel van een draaias 10 die evenwijdig is aan de draaias 7 en een hulpas 11 die aan zijn vrije uiteinde is voorzien van een 20 haak 12 die moet samenwerken met een veranderingspunt 13 dat aan de voorzijde van de lading is aangebracht. De hoofdarm 9 is telescopisch., terwijl een vijzel 14, genaamd verschuifbare vijzel, aanwezig is voor de bediening van de uittrek- en intrekbewegingen van de hoofdarm. Een vijzel 15, genaamd kantelvijzel, is aan de 25 achterzijde schamierbaar op de hoofdas van het juk en wel door tussenkomst van een draaipen 16, en aan de voorzijde op het chassis 3 door middel van een draaipen 17. Een vergrendelorgaan 18 is bovendien aangebracht voor een vergrendeling van de hoofdarm 9 van het juk in het verlengde van het tussenchassis 6. Volgens een 30 bekende inrichting heeft de vergrendeling van dit mechanisme automatisch plaats wanneer de hoofdarm 9 van het juk volledig is ingetrokken.

Volgens de uitvinding is de voorzijde van het chassis 3 voorzien van een nok 19, die bestaat uit een voorste hellend 35 vlak 20 dat naar voren helt en naar beneden, en een achterste hellend 800 34 97 6 vlak 21 dat naar achter en naar beneden helt, terwijl het vrije uiteinde van de hoofdarm 9 is voorzien van een steunrol 22 door middel waarvan de arm in aanraking komt met de nek 19, waarbij de rol 22 over de hellende vlakken rolt. Een aanwijsorgaan 23 voor 5 de doorgang is geplaatst tussen de hellende vlakken 20 en 21 voor samenwerking net de rol 22 wanneer deze zich daar bevindt.

Anderzijds wordt een inrichting voor het verminderen van de druk, die is aangesloten op de voedingsketen van de ringvormige drukkamer van de kantelvijzel 15, bediend door middel van 10 een ontvanger 24 die in werking wordt gesteld wanneer de hoofdarm van het juk zich in een benedenstand bevindt, of in de nabijheid van deze stand. De ontvanger 24 bevat daarvoor een bedieningspedaal 25 welke de draaipen 16 in geringe mate naar voren terugdrukt wanneer het juk 8 zich in de nabijheid van zijn benedenstand bevindt.

15 Teneinde een kippen mogelijk te maken gaat men als volgt te werk.

- Wanneer de vertilinrichting zich aanvankelijk in de in fig. 1 getoonde rijstand bevindt wordt een begin gemaakt met het in geringe mate intrekken van de hoofdarm 9 van het juk 20 8 en wel met behulp van de verschuifbare vezel 14. Gedurende deze fase gaat de rol 22 over het hellende vlak 20 omhoog waardoor een draaiing onhoog op de draaias 7 van het geheel ontstaat, welk geheel het juk 8, het tussenchassis 6 en de lading 26 bevat.

- Zodra het aanwijsorgaan 23 voor de doorgang de aan-25 wezigheid van de steunrol 22 tussen de twee hellende vlakken 20 en 21 waarneemt wordt de intrekking van de hoofdarm 9 stil gezet (fig. 5).

- De kantelvijzel 15 wordt ingetrokken waardoor als één geheel het genoemde verplaatsbare samenstel, dat bestaat uit 30 het juk 8, het tussenchassis 6 en de lading 26 (fig. 6), op de draaias 7 naar achter wordt gekanteld.

De aanvankelijke draaiing van het genoemde verplaatsbare samenstel wordt mogelijk gemaakt door een drukverlaging van de ringvormige kamer van de kantelvijzel 15, bediend door de 35 ontvanger 24.

800 34 97 t * 7

De aanvankelijke werking van de verschuifbare vijzel 14 is om de hieronder staande redenen van voordeel.

- Enerzijds zal, wanneer de lading terug verplaatst, de hefbocmarm die aan de lading weerstand biedt bij een draaiing 5 op de draaipen 7, aanzienlijk verminderen.

- Anderzijds zal, wanneer de lading onder invloed van het hellende vlak 20 ontoog gaat, de hefboamarm bij een aandrijving van de kantelvijzel 15 groter worden zelfs voordat de kantel vijzel 15 wordt bediend. Zoals blijkt uit fig. 5 is deze hefboom- 10 arm, in het geval van een kippen, de afstand 27 tussen de werk-lijn 28 van de kantelvijzel 15 van de draaias 7.

Teneinde de lading 26 op de bodem te plaatsen gaat men als volgt te werk.

- Wanneer de vertilinrichting zich aanvankelijk in de 15 in fig. 1 getoonde rijstand bevindt, wordt de hoofdarm 9 van het juk 8 samengetrokken met behulp van de verschuifbare vijzel 14.

Zoals hierboven is vermeld begint de rol 22 omhoog te verplaatsen over het hellende vlak 20 waardoor een draaiing omhoog op de draaias 7 van het genoemde verplaatsbare geheel tot stand komt, waarbij 20 echter de rol 22 vervolgens over het hellende vlak 21 omlaag gaat, waardoor aan het genoemde verplaatsbare geheel opnieuw op het chassis 3 kan steunen.

Nadat de rol 22 over het hellende vlak 21 is afgedaald bereikt de hoofdarm van het juk het einde van de intrekkende be-25 weging, waardoor automatisch de ontgrendeling van het vergrendel-orgaan 18 tot stand komt.

- Tenslotte wordt de kantelvijzel 15 ingetrokken waardoor het juk 8 achtereenvolgens op de draaias 10 kantelt, vervolgens op de draaias 7. Het kantelen op de draaias 7 begint wanneer de 30 basis van het juk bij 29 tegen het tussengestel 6 komt aan te liggen (fig. 81.

Hét neerzetten van de lading 26 op de bodem verloopt derhalve helemaal op klassieke wijze, waarbij de wijzigingen, die volgens de uitvinding worden aangebracht in de vertilinrichting, 35 niets veranderen aan de werkwijze met betrekking tot het laden en 800 3 4 97 8 lossen van houders. De lijn 30 in fig. 7 stelt de baan voor van het vrije uiteinde van het juk 8 tijdens het laden en lossen. Deze baan behoudt zijn klassieke configuratie, behoudens in de nabijheid van de baanstand waar de hellende vlakken 20 en 21 een uitsteeksel 5 31 vormen.

In het kort samengevat heeft de uitvinding betrekking op een vertilinrichting. De inrichting bevat een juk 8 dat is voorzien van een hoofdarm 9 en van een hulparm 11. De hoofdarm 9, die telescopisch is, scharniert qp een tussenchassis 6 dat zelf 10 scharniert op het chassis 3 van het voertuig 1. Aan de voorzijde is het chassis 3 voorzien van een nok 19 met hellende vlakken 20 en 21 waarop een rol 22 kan rollen die geplaatst is op het vrije uiteinde van de hoofdarm 9. Voor het kippen begint men de hoofdarm 9 in te trekken, waardoor deze arm in geringe mate cntioog kan 15 kantelen wanneer de rol 22 over het hellende vlak 20 cnhoog gaat. Hierdoor wordt de kantelwijze 15 aanmerkelijk ontlast. De onderhavige inrichting is in het bijzonder geschikt voor het vertillen van zeer zware ladingen.

800 3 4 97

Claims (10)

1. Vertilinricht ing, die is aangebracht op een voertuig voor het vertillen van ladingen, zoals bakken en houders, welke inrichting - een tussenchassis bevat dat schamierbaar is op 5 een eerste dwarsgeplaatste, horizontale draaias die is aangebracht aan de achterzijde van het chassis van het voertuig? - een juk dat is voorzien van een telescopische hoofdarm. waarvan de basis op het vrije uiteinde van het tussenchassis schamierbaar is door middel van een tweede draaias die evenwijdig 10 is aan de eerste draaias, en van een hulparm die aan zijn vrije uiteinde een haak bevat voor samenwerking net een verankeringspunt aan de voorzijde van de lading; - tenminste een kantelvijzel die schamierbaar is aan de achterzijde op de hoofdarm van het juk en aan de voorzijde 15 op het chassis van het voertuig teneinde de kantelbewagingen van het juk te besturen; - een verschuifbare vijzel voor de besturing van de uittrek- en intrekbewegingen van de telescopische hoofdarm van het juk; 20. een vergrendelsysteem dat de vergrendeling kan waarborgen van de hoofdarm van het juk in het verlengde van het tussenchassis met het kenmerk dat het chassis aan de voorzijde is voorzien van een nok die samenwerkt met het vrije uiteinde van de telescopische hoofdarm van het juk teneinde in geringe mate het 25 juk omhoog te kantelen bij het begin van de intrekkende beweging van de genoemde hoofdarm vanuit de rijstand van de inrichting.

2. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat de nok een voorste hellend vlak bevat dat omhoog en naar achter helt, en een achterste hellend vlak dat naar beneden en naar 30 achter helt, welke nok zodanig is geplaatst dat de telescopische hoofdarm buiten het bereik van de nok ligt wanneer de arm in voldoende mate is samengetrokken voor het tot stand brengen van een automatische vergrendeling van het vergrendelsysteem.

3. Inrichting volgens ëën der voorgaande conclusies 80034 97 met het kenmerk dat het vrije uiteinde van de telescopische hoofdarm van het juk is voorzien van een steunrol door middel waarvan de hoofdarm op de hellende vlakken van de nok rolt.

4. Inrichting volgens de conclusies 2 en 3 met het 5 kenmerk dat een aanwijsorgaan voor de doorgang is geplaatst tussen de twee hellende vlakken voor samenwerking met de steunrol van de telescopische hoofdarm wanneer deze zich daar bevindt.

5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies met het kenmerk dat een inrichting voor het verminderen van de druk 10 is aangesloten qp de voedingsketen van de ringvormige kamer van de kantelvijzel, welke inrichting bedienbaar is door middel van een ontvanger die in werking wordt gesteld wanneer de hoofdarm van het juk zich in een benedenstand bevindt, of in de nabijheid van deze stand.

6. Inrichting volgens conclusie 5 met het kenmerk dat de ontvanger van de inrichting voor het verminderen van de druk is aangebracht voor samenwerking met de schamieras die de kantelvijzel verbindt met de hoofdarm, welke as in geringe mate het bedieningspedaal van de ontvanger naar voren terugdrukt zo lang 2Q als de hoofdarm van het juk zich in de nabijheid van zijn benedenstand bevindt.

7. Werkwijze voor de toepassing van de vertilinrichting volgens de conclusies 5 en 7 met het kenmerk dat voor het uitvoeren van een kippen, bij een vertilinrichting die aanvankelijk in de rij-25 stand staat, begonnen wordt met het intrekken van de telescopische hoofdarm van het juk met behulp van de verschuifbare vijzel; waarbij gedurende deze fase de steunrol van de hoofdarm van het juk over het voorste hellende vlak van de nok omhoog gaat waardoor een begin van draaiing omhoog op de eerste draaias van het verplaatsbare geheel, 3Q dat het juk, het tussenchassis en de lading bevat, tot stand komt; dat deze intrekkende beweging wordt beëindigd zodra het aanwijsorgaan voor de doorgang de aanwezigheid van de steunrol tussen de twee hellende vlakken waarneemt; dat dan de kantelvijzel wordt uitgetrokken teneinde het genoemde verplaatsbare samenstel als één geheel op de 35 eerste draaias naar achter te laten kantelen. 800 34 97

8. Werkwijze voor de toepassing van de vertilinrichting volgens de conclusies 5 en 7 met het kenmerk dat met het oog op het lossen van de lading op de bodem en wanneer de vertilinrichting zich aanvankelijk in de rijstand bevindt, de telescopische hoofd-5 arm van het juk volledig wordt ingetrokken met behulp van de verschuifbare vijzel? waarbij gedurende deze fase de steunrol van de hoofdarm van het juk over het voorste hellende vlak van de nok onhoog gaat, vervolgens over het achterste hellende vlak omlaag gaat, waarbij aldus het verplaatsbare samenstel, dat het juk, 10 het tussenchassis en de lading bevat, volledig omlaag gaat voordat het automatisch ontgrendelen van het vergrendelsysteem plaats heeft? en dat vervolgens de kantelvij zei zodanig wordt uitgetrokken dat het juk achtereenvolgens op de tweede draaias kantelt en vervolgens op de eerste draaias.

9. Werkwijze in hoofdzaak zoals aangegeven in de beschrijving en/of voorbeelden.

10. Inrichting in hoofdzaak zoals aangegeven in de beschrijving en/of afgebeeld in de tekening. 800 34 97