NL8003244A - Stelsel voor het beschermen tegen vertraagde ontsteking van een geschutsprojectiel. - Google Patents

Stelsel voor het beschermen tegen vertraagde ontsteking van een geschutsprojectiel. Download PDF

Info

Publication number
NL8003244A
NL8003244A NL8003244A NL8003244A NL8003244A NL 8003244 A NL8003244 A NL 8003244A NL 8003244 A NL8003244 A NL 8003244A NL 8003244 A NL8003244 A NL 8003244A NL 8003244 A NL8003244 A NL 8003244A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
drive
fuse
breech
stop
recoil
Prior art date
Application number
NL8003244A
Other languages
English (en)
Other versions
NL190791C (nl
NL190791B (nl
Original Assignee
Summa Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Summa Corp filed Critical Summa Corp
Publication of NL8003244A publication Critical patent/NL8003244A/nl
Publication of NL190791B publication Critical patent/NL190791B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL190791C publication Critical patent/NL190791C/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F41WEAPONS
    • F41AFUNCTIONAL FEATURES OR DETAILS COMMON TO BOTH SMALLARMS AND ORDNANCE, e.g. CANNONS; MOUNTINGS FOR SMALLARMS OR ORDNANCE
    • F41A17/00Safety arrangements, e.g. safeties
    • F41A17/18Hang-fire prevention
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F41WEAPONS
    • F41AFUNCTIONAL FEATURES OR DETAILS COMMON TO BOTH SMALLARMS AND ORDNANCE, e.g. CANNONS; MOUNTINGS FOR SMALLARMS OR ORDNANCE
    • F41A7/00Auxiliary mechanisms for bringing the breech-block or bolt or the barrel to the starting position before automatic firing; Drives for externally-powered guns; Remote-controlled gun chargers
    • F41A7/08Drives for externally-powered guns, i.e. drives for moving the breech-block or bolt by an external force during automatic firing

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Portable Nailing Machines And Staplers (AREA)
  • Toys (AREA)
  • Gas Burners (AREA)

Description

- t &
Lx 5676
Stelsel voor bescherming tegen vertraagde ontsteking van een geschut-projectiel.
De uitvinding heeft betrekking op een beschermingsstelsel tegen vertraagde ontsteking van een geschutprojectiel, in het bijzonder op een zelfstandig stelsel voor een kanon met een betrekkelijk grote afvuursnelheid.
3 Bij vele geschutstelsels is de volgorde van werken het aandrukken van het projectiel, het grendelen, het afvuren, het ontgrendelen, het verwijderen van de huls, en het herladen. Bij automatisch werkende kanonnen gaat dit door, zelfs wanneer een afvuurla-ding niet is ontstoken. Hoewel dit de mogelijkheid van het onderbre-10 ken van het vuren tengevolge van een niet optredende ontsteking uitsluit, leidt dit tot een mogelijk gevaarlijke toestand.
Soms ontsteekt de afvuurlading van een projectiel niet binnen de gestelde tijdgrens wegens een of andere onbekende fout in het projectiel. Normalerwijs ontsteekt de afvuurlading binnen een bepaal-15 de tijd na het treffen van het slaghoedje, welke tijd gewoonlijk in ms wordt gemeten. Wanneer de ontsteking niet binnen de voorgeschreven tijd plaatsvindt, kan de lading nog binnen een verlengde tijd-periode te laat ontsteken, hetgeen een nabrander wordt genoemd, terwijl ook de ontsteking ook geheel kan uitblijven, hetgeen een faler 20 kan worden genoemd. Falers, die niet zeer gevaarlijk zijn, kunnen ' worden verwijderd, en betrekkelijk gemakkelijk veilig worden afgevoerd en onschadelijk gemaakt.
Een nabrander daarentegen schept een veel gevaarlijkere toestand voer de bsdieningsmanschappen, in het bijzonder wanneer de 23 na-ontsteking plaatsvindt binnen een tijd, die langer is dan de uit de ervaring volgende maximale tijdsduur.
Bij vuurwapens met een betrekkelijk grote vuursnelheid en aandrijving in een zich herhalende vuurreeks kan een nabrander zeer gevaarlijk zijn, daar de volgorde van grendelen-vuren-ontgrendelen 30 tamelijk kort duurt, en korter kan zijn dan de maximale ontstekings-duur van een nabrander. Het gevolg daarvan is, dat een nabrander uit het geschut wordt verwijderd, terwijl het nog mogelijk is dat een na-ontsteking plaatsvindt, hetgeen tot gevaar voor de manschappen en/of het geschut zal leiden.
35 Een nabrander dient te worden onderscheiden van een te 80032 44 * * - 2 - vroege ontsteking, die optreedt wanneer de afvuurlading wordt ontstoken tengevolge van de hitte van de vuurmond of het staartstuk daarvan voordat het slaghoedje is getroffen, hetgeen tijdperioden betreft, die aanmerkelijk langer zijn dan die bij het nabranden. De-5 ze te vroege ontsteking kan worden vermeden door een gepaste regeling van de rustperioden met open sluitstuk.
De uitvinding verschaft een beschermingsstelsel tegen na-branders, waarbij het verwijderen van het projectiel of de lading-huls wordt uitgesteld totdat de ontsteking heeft plaatsgevonden, of 10 een tijd is verstreken, gedurende welke het nabranden kan optreden, zodat dan kan worden aangenomen, dat van een niet ontstoken projectiel of faler sprake is.
Bij het hierbij beschouwde geschut wordt een kettingaan-drijving gebruikt om het sluitstuk voor het achtereenvolgens aan-15 drukken, grendelen, afvuren, ontgrendelen, afvoeren en herladen heen en weer te bewegen. De tijdsduur voor het grendelen, vuren en ontgrendelen is korter dan de maximale nabrandingsperiode, zodat het op zichzelf mogelijk is, dat een gevaarlijke nabrander optreedt, wanneer geen beveiligingsmaatregelen worden genomen.
20 De uitvinding verschaft een zelfstandig mechanisch stelsel, dat werkt op grond van de afwezigheid van de vuurmondterugstoot, hetgeen ër op wijst, dat de afvuurlading niet is ontstoken, waarbij dan het sluitstuk in de vergrendelde toestand wordt gehouden gedurende een beveiligingsperiode, die aanmerkelijk groter is dan de maxima-25 le nabrandperiode. Nadat deze beveiligingsperiode is verstreken, en het projectiel als een faler kan worden beschouwd, gaat de bewerkings-reeks voort, waarbij het projectiel als een verbruikte huls wordt uitgeworpen. Wanneer een nabrander binnen de maximale tijdsduur ontbrandt, verloopt de werking van het geschut verder alsof er geen na-50 branding was opgetreden.
Het stelsel volgens de uitvinding stelt de vuurmondterugstoot vast, hetgeen erop wijst, dat de afvuurlading is ontstoken, waarna een vergrendelingsstelsel wordt ontgrendeld om de werking normaal te laten voortgaan. Wanneer er geen terugstoot optreedt, blijft 35 dit stelsel vergrendeld, en blijft het sluitstuk vergrendeld, totdat deze vergrendeling is opgeheven, en dit ofwel met de hand, ofwel langs elektrische weg door tussenkomst van een stop-start-reeks, d.w.z. de normale onderbreking- en herstelreeks.De ingevoerde vertraging is daarbij langer dan de maximale nabrandperiode, waarna het 800 3 2 44 . * * * -3- projectiel als een faler wordt uitgeworpen.
Het vergrendelingsstelsel wordt vervolgens tussen het ontgrendelen en teruggrendelen voor het volgende schot opnieuw vergrendeld.
5 De uitvinding verschaft aldus een betrekkelijk eenvoudige en betrouwbare vergrendeling, die tot gevolg heeft, dat het uitwerpen van een projectiel wordt verhinderd,totdat een voldoende tijd is verstreken, die toelaat het projectiel als een faler te beschouwen.
Het voornaamste voordeel van dit stelsel is, dat het een 10 mechanisch stelsel is, en een zelfstandig onderdeel van het geschut vormt. Wanneer geen nabranding optreedt, verloopt de werking van het geschut normaal. Bij het optreden van nabranding houdt de geschuts-werking lang genoeg op om het nabranden toe te laten, waarna de normale werking weer vanzelf doorgaat.
15 Het mechanische vergrendelingsstelsel heeft verder het voordeel, dat de werkzaamheid ervan kan worden nagegaan door het geschut zonder projectielen te laten werken. Wanneer de beveiliging goed werkt, moet bij een dergelijke beproeving de werking ophouden alvorens het sluitstuk wordt ontgrendeld. Wanneer dan de werking door-20 gaat, betekent dit, dat er een fout in de vergrendeling zit.
De uitvinding zal in het onderstaande nader worden toegelicht aan de hand van een tekening; hierin toont: fig. 1 een afbeelding in perspectief van een van het stelsel volgens de uitvinding voorzien snelvuurkanon; 25 fig. 2 een afbeelding in perspectief van gedeelten van het stelsel volgens de uitvinding; fig. 5 een schematisch aanzicht van projectieltoevoeronder-delen van het kanon volgens fig. 1; fig. k een met fig. 2 overeenkomende afbeelding in pers-30 pectief, waarin meer delen van het bijbehorende kanon zijn afgebeeld; fig. 5*.7 schematische aanzichten ter verduidelijking van de werking van het stelsel volgens de uitvinding; fig. 8 een bovenaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van onderdelen van het stelsel volgens de uitvinding; 35 fig. 9 een eindaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van een deel van fig. 8; fig. 10 een zijaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van het gedeelte van fig. 8; en fig. 11 een afbeelding in uiteengeschoven perspectief van 800 3 2 44 - 4 - een koppelingssamenstel, dat deel uitmaakt van het stelsel volgens de uitvinding.
In fig. 1 is een snelvuurkanon afgebeeld, waarbij het stelsel volgens de uitvinding is toegepast, hetgeen slechts bij wijze 5 van voorbeeld is geschied, daar dit stelsel ook bij andere soorten geschut kan worden toegepast. Er kan hiertoe worden verwezen naar de Amerikaanse octrooiaanvrage 789 502 (21.04.77) ten name van dezelfde aanvrager.
Het afgeheelde kanon 10 omvat drie hoofdgedeelten, en wel 10 een vuurmond of loop 12, een toevoersamenstel 13 met een gewicht van ongeveer 317 N, en een opvangsamenstel 13 met een gewicht van ongeveer 410 N. Het afgeheelde kanon is een kanon van 25 mm met een totaal gewicht van ongeveer 1020 N en een totale lengte van 2745 mm.
De vuursnelheid is afzonderlijke schoten, 100, 200 of 475 schoten/ 15 min, afhankelijk van de wijze van aandrijving en van de aard van de aandrijfmotor.
De loop 12 heeft een lengte van 2032 mm en een gewicht van ongeveer 395 N, en is verbonden met een staartstuk (fig. 4), dat deel uitmaakt van het voorste uiteinde van het samenstel 15* Op dit 20 samenstel 15 is voorts een terugstootdemper 16 bevestigd, die samen met de loop 12 een achterwaartse beweging van 18 mm kan uitvoeren·
In de afgebeelde vorm heeft het kanon 10 een dubbel toe-voerstelsel, dat een bovenste transportwiel 17 en een onderste trans-portwiel 18 omvat, waarvan er steeds een werkzaam is om een projec-25 tiel naar een op onderbroken wijze aangedreven overdrachtrotor te voeren, die het projectiel naar het sluitstuk voert, dat binnen het samenstel 15 is aangebracht. Het kiezen van het transportwiel geschiedt door een koppeling 20.
De aandrijving geschiedt door middel van een gelijkstroom-30 motor 21 van 1,1 kV en 24 V met een nominale snelheid van 130 s , welke motor in het benedengedeelte van het samenstel 15 is opgesteld. Door tussenkomst van een nog te beschrijven stel tandwielen verzorgt de motor de aandrijving, waardoor de vuursnelheid van het kanon wordt bepaald.
35 Het hart van dit stelsel is een kettingaandrijving 25» die in fig. 2 schematisch is weergegeven, en die een dubbele rollenket-ting 26 met een steek van 16 mm omvat, die in een rechthoekige baan over vier kettingwielen wordt geleid, waarvan een kettingwiel 27 wordt aangedreven, terwijl de andere kettingwielen 28 voor de gelei- 800 32 44 -5- * * ding dienen, welke kettingwielen op een ondersteuning 29 zijn bevestigd· Een meeneempen 30» die op een meeneemschakel 31 van de ketting 26 is bevestigd, en die in een dwarsgleuf 33 aan de onderzijde van een sluitstukdrager 35 grijpt, zet de doorgaande kettingbeweging 5 om in een langsverschuiving van een sluitstuk 37 op een geleiding, die een leibaan 38 omvat, die met een slede 39 aan de onderzijde van de drager 35 samenwerkt· De gleuf 33 voor de meeneempen 30 is dwars op de drager 35 gericht. De drager 35 omvat voorts een voorwaarts gerichte uitwerpvinger 4θ# 10 Met de uitgangsas 41 van de motor 21 is een kegelrondsel 43 verbonden, dat een koppelingssamenstel 45 kan aandrijven. Dit samenstel, dat nog nader zal worden beschreven, omvat een kegelwiel 47» dat met het rondsel 43 in aangrijping is, en dat een tandwiel 48 kan aandrijven door tussenkomst van een koppeling 50. Met het samenstel 15 45 werkt een aandrijfsamenstel 52 samen, dat een onderste tandwiel 53 omvat, dat door het tandwiel 48 wordt aangedreven, en een tussen-tandwiel 54, dat op het tandwiel 53 is bevestigd. Het tussentandwiel 54 drijft een kettingaandrijftandwiel 55» dat met het kettingwiel 27 is gekoppeld, aan, teneinde de ketting 26 aan te drijven. De ver- 20 schillende tandwielen en assen zijn op de bekende wijze in lagers ondersteund.
Van dit samenstel 52 maakt een aandrijfas 57 deel uit, welke as aan een uiteinde een worm 58 draagt, die door tussenkomst ( van een reeks tandwielen 59 de transportwielen 17 en 18 alsmede een 25 toevoerrotor 60 kan aandrijven. De worm 58 drijft een as 61 aan door tussenkomst van een tandwiel 62, welke as een tandwiel 64 draagt voor een instelsamenstel 65, dat door een as 66 wordt aangedreven. De as 61 draagt voorts een kleiner tandwiel 68, dat steeds een van de transportwielen 17 en 18 kan aandrijven door tussenkomst van een 30 koppelingssamenstel 70, een as 71 voor het wiel 17, en een as 72 voor het wiel 18.
Het samenstel 70 omvat een paar voortdurend met elkaar in aangrijping zijnde tandwielen 73 en ?4, die door het tandwiel 68 worden aangedreven, welke tandwielen met de bijbehorende as 71 resp.
35 72 kunnen worden gekoppeld door tussenkomst van een dubbelwerkende koppeling in de vorm van een pal met een tand, welke pal steeds met een palwiel op de as 71 of 72 in aangrijping kan worden gebracht.
Tijdens de normale werking wordt aldus steeds een van de assen 71 of 72 aangedreven om met een door de motor en de overbrenging bepaal 800 32 44 - 6 - de snelheid het bijbehorende transportwiel aan te drijven, waarbij, zodra een van de beide transportwielen is uitgekozen, dit transportwiel blijft ingeschakeld, totdat naar het andere wordt overgeschakeld.
5 Het instelsamenstel 65 verschaft een onderbroken aandrij ving, waarbij de as 66 ononderbroken wordt aangedreven. Deze as werkt samen met een as 75» die met de toevoerrotor 60 is gekoppeld, en wel zodanig, dat deze rotor 60 voor elk schot van het kanon over een derde van een omwenteling wordt gedraaid.
10 Aan het uiteinde van de as 66 is een Fergerson-nok 76 be vestigd, die met een vaste snelheid wordt aangedreven, en samenwerkt met een nok 77 op de as 75» teneinde de rotor 60 stapsgewijs aan te drijven. De nokken 76 en 77 zijn zodanig uitgevoerd, dat de laatstgenoemde stilstaat bij een draaiing van de eerstgenoemde over 276°, 15 en bij een draaiing over 84° wordt meegenomen.
Aan de hand van fig. 2..4 zal de algemene werking van het kanon worden beschreven.
Tijdens de normale rustperiode zijn de drager en het sluitstuk teruggetrokken, waarbij de meenemer zich iets voor de hartlijn 20 van het aandrijfkettingwiel 27 bevindt. De verbruikte huls bevindt zich dan tegen het vooroppervlak van het sluitstuk. Wanneer de motor 21 wordt ingeschakeld, vindt het volgende plaats. Het uitgekozen toevoertransportsamenstel wordt aangedreven, evenals de ketting 26.
Er vindt dan een geringe achterwaartse verplaatsing van de drager 25 plaats, wanneer de meenemer rond het kettingwiel beweegt, waardoor het sluitstuk naar de achterste stand wordt verplaatst. Bij zijdelingse verplaatsing van de meenemer 31 blijft het sluitstuk staan, terwijl de meeneempen 30 zijdelings in de dwarsgleuf 35 beweegt.
Tijdens de stilstand van het sluitstuk in het achterste 30 punt begint de instelling van de rotor 60 met een naar een maximum toenemende snelheid, waarna deze weer geleidelijk vertraagd in de eindstand van eenderde omwenteling tot stilstand komt, waarbij het snelheidsverloop ongeveer sinusvormig is. Tijdens het instellen van de rotor verplaatst een uitsparing daarvan de verbruikte huls naar 35 bet uiteinde van de uitwerpvinger 40 (fig. 4), terwijl een hieuw projectiel tegen het vooroppervlak van het sluitstuk wordt geplaatst. Tegelijkertijd hebben de transportwielen, die met vaste snelheid ronddraaien, een nieuw projectiel in de beschikbare ledige rotor-holte geplaatst.
800 32 44 * * * - 7 -
Ongeveer op dit tijdstip begint de meenemer y\ rond het eerste leiwiel 28 te bewegen, zodat het sluitstuk langzaam naar het staartstuk toe wordt bewogen om het projectiel in te voeren* De over-gang van de dwars- naar de langsverplaatsing van de meenemer ver-5 schaft een geleidelijke aanloop van de voorwaartse sluitstukbeweging, waarbij de snelheid ervan geleidelijk toeneemt, totdat de meenemer in de langsrichting gaat voortbewegen. Deze snelheid komt overeen met de maximale voorwaartse snelheid van het sluitstuk, waarbij dan de meeneempen 30 zich in de meest rechtse stand in de gleuf 33 be-10 vindt. Tijdens de voorwaartse verplaatsing wordt het projectiel naar binnen geschoven, terwijl tegelijkertijd de verbruikte huls door een poort 82 heen wordt uitgeworpen. Tijdens deze verplaatsing van het sluitstuk door middel van de ononderbroken aangedreven ketting 26 en de daarmede verbonden meenemer draaien de transportwielen onaigebro-15 ken, terwijl de toevoerrotor 60 stilstaat. Er wordt op gewezen, dat het uitwerpen van een verbruikte huls ook zijwaarts of in een andere richting kan plaatsvinden.
Zodra de meenemer aan het einde van de asverplaatsing is gekomen, en rond het rechts-voor gelegen leiwiel 28 gaat lopen (zie 20 fig. W), wordt het sluitstuk geleidelijk vertraagd, terwijl de meeneempen 30 van rechts naar links in de gleuf 33 gaat bewegen. Het sluitstuk wordt dan stilgezet, waarna het sluitstuk in het staartstuk wordt vergrendeld, en het projectiel kan worden ontstoken. De toevoertransportwielen worden nog steeds aangedreven, evenals de ket-23 ting, doch de rotor 60 blijft stilstaan. Zodra de meenemer van de dwarsverplaatsing naar de achterwaartse langsverplaatsing overgaat, en daarbij langs het linkse leiwiel loopt, wordt het sluitstuk weer ontgrendeld, waarna het sluitstuk geleidelijk achterwaarts wordt versneld en de maximale snelheid bereikt, zodra de meenemer langs dit 30 leiwiel is gelopen. De verbruikte huls wordt achterwaarts op het voorvlak van het sluitstuk meegenomen, waarna, zodra de meenemer het aandrijfkettingwiel 27 bereikt, de voornoemde bewerkingen kunnen worden herhaald.
Zoals uit het voorgaande blijkt, verschaft deze in hoofd-35 zaak rechthoekige beweging van de ketting een afwisselend in de langs-en de dwarsrichting gerichte verplaatsing van de meeneempen, en een overeenkomstige langsverplaatsing van het sluitstuk op de drager* De langsbewegingen van de meenemer verschaffen de voor- en achterwaartse verplaatsing van het sluitstuk, terwijl een vrije dwarsverplaatsing 800 32 44 - 8 - van de meeneempen door de gleuf in de sluitstukdrager mogelijk wordt gemaakt. Deze dwarsverplaatsing verschaft de vereiste stilstand voor het afvuren resp. het toevoeren van een projectiel in het voorste resp. achterste punt van stilstand. Tijdens de betrekkelijk langdu-5 rige afvuurstilstand blijft het sluitstuk vergrendeld, teneinde de inwendige druk in de loop tot de omgevingsdruk te laten afnemen, zodat althans nagenoeg geen gas in het opvangssamenstel zal stromen wanneer het sluitstuk wordt ontgrendeld. De kettingwielen verschaffen een geleidelijke versnelling van het sluitstuk, vervolgens een 10 vaste snelheid daarvan, en tenslotte een geleidelijke vertraging ervan.
Het stelsel volgens de uitvinding verschaft een volledige beheersing van de werking van het kanon. De toevoertransportwielen werken samen met het sluitstuksamenstel door tussenkomst van de op on-15 derbroken wijze aangedreven rotor 60. Zoals uit fig. 5 blijkt, waar-,bij het onderste transportwiel 18 is ingeschakeld, brengt dit wiel, dat door de aandrijfmotor wordt aangedreven, een projectiel of patroon 85 met een vaste snelheid naar het kanon, waarbij een paar onderdelen 86 (waarvan er slechts één in fig. 3 zichtbaar is) voor het 20 verwijderen van de omhulling wordt voorbijgelopen. De transportwielen hebben vier tanden, die ondubbelzinnig met de patronenband in aan-grijping kunnen komen. Bij het vrijmaken van de patronen valt de omhulling 87 weg, waarna de patronen uit het transportwiel worden weggevoerd, en naarde vrije holte van de rotor 60 worden gevoerd, 25 welke rotor drie holten met een afstand van 120° bezit. De toevoer-rotor staat stil, terwijl een patroon wordt ingevoerd en ontstoken, en de voorafgaande verbruikte huls wordt uitgeworpen, waarbij de draaiing van de rotor op de voornoemde wijze op onderbroken wijze plaatsvindt. De rotor wordt daarbij eerst versneld, vervolgens met 30 een vaste snelheid aangedreven, en tenslotte weer vertraagd. Tegelijkertijd neemt de rotor de verbruikte huls van het sluitstuk weg, en wordt een nieuwe patroon naar het sluitstuk gevoerd.
Deze toevoerrotor dient derhalve om een patroon uit het toevoertransportwiel naar het sluitstuk te voeren. Deze rotor 60 be-35 zit drie holten van bepaalde vorm, zoals in fig. k is afgebeeld.
Elke holte heeft een middellijn, die met de patroonmiddellijn overeenkomt, met uithollingen voor het opnemen van de grendelnokken van het sluitstuk. Daar alle bewegingen geleidelijk verlopen, zullen er geen stoten of schokken optreden.
800 3 2 44 - 9 -
De uitvinding verschaft nu een aanmerkelijke verbetering ten opzichte van het geschut, dat uit de voornoemde oudere TJS-aan-vrage 789502 bekend is, en wel door het verschaffen van een veilig-heidsvergrendeling voor het vermijden van de gevaren van nabranders.
5 De normale rusttoestand is die met geopend sluitstuk, welke toestand wordt bepaald door de werking van een zekering en een meeneemscha-kel op de ketting. Het beveiligingsstelsel berust op het feit, dat het geschut pas verder kan werken, wanneer na het afvuren een terugstoot optreedt, terwijl anders een veiligheidsschakel op de ketting 10 door de zekering wordt tegengehouden, terwijl het sluitstuk vergrendeld blijft. Om het vuren doorgang te laten vinden moet de kanonnier de vergrendeling opheffen en de werking van het geschut weer op gang brengen.
Bij het beschreven kanon is de duur van de stop-start-15 reeks ongeveer 500 ms. De tot nu toe bekende gegevens wijzen erop, dat de maximale nabrandperiode voor alle bekende projectielen van 25 mm ongeveer 150 ms bedraagt. Daar de stilstandperiode (tussen het bedienen van de slagpen en het ontgrendelen van het sluitstuk) van dit kanon 51 ms bedraagt voor een vuursnelheid van 200 schoten/min, 20 verschaft de bijkomende vertraging van 500 ms een tijdsduur van ongeveer 550..600 ms met een veilige sluitstukvergrendeling om daardoor een nabrandbeveiliging te verschaffen.
Bij grotere vuursnelheden, bijvoorbeeld 500 schoten/min, neemt de stilstand af tot 19 ms. Gewoonlijk is echter de nabrand-25 duur minder dan 15 ms, waarbij de voornoemde 150 ms slechts de slechtst mogelijke waarde Voorstelt. Zelfs wanneer er een na-ontbran-ding kan optreden wegens het feit, dat het projectiel het geschut niet verlaat in de normale afvuurperiode van 3··6 ms, is de vuur-stilstand lang genoeg voor de meeste naontbrandingen; voor langere 30 na ontbrandingen werkt het stelsel goed.
Het stelsel volgens de uitvinding is schematisch in fig. 5 ..7 weergegeven. Fig. 5 geeft daarbij de normale rusttoestand met open sluitstuk weer. Een zekeringsspoel 100 is daarbij niet bekrachtigd, waarbij het anker is uitgeschoven, terwijl een zekering 105 35 door een veer 107 tegen de meenemer 31 wordt gedrukt, die zich juist voor de hartlijn van het aangedreven kettingwiel bevindt. Fig. 5 toont verder de punten, waarin het vergrendelen van het sluitstuk, het afvuren, de terugstoot en het ontgrendelen plaatsvindt, betrokken op de stand van de meenemer. In de bewegingszin gezien voor de 800 32 44 - 10 - meenemer 31 bevindt zich een veiligheidsschakel 110. Sen terugstoot-grendel 115 bevindt zich in fig. 5 in de geloste toestand, terwijl een drukstang 116 zich in de niet teruggedreven stand bevindt.
Fig. 6 toont de toestand nadat het kanon juist in werking 3 is gesteld. De spoel 100 is nu bekrachtigd, zodat het anker is teruggetrokken, tengevolge waarvan de zekering 105 is weggedrukt, zodat de ketting kan voortbewegen. De terugstootgrendel 115 staat op het punt om te worden ingesteld door een beweging naar rechts van een terugstootgrendelvoet 118. Na een voldoende grote verplaatsing van 10 deze voet is een grendel 120 onder veerspanning geplaatst. Bij het spannen van deze grendel wordt de kracht van de spoel 100 overwonnen, waarbij de zekering weer in een stand komt, waarin een veilig-heidsschakel kan worden gegrepen.
Wanneer de afvuurlading op de juiste wijze wordt ontstoken, 15 beweegt de loop met het staartstuk 121 naar achteren, waardoor de grendel '120 door tussenkomst van de drukstang *116 wordt weggedrukt, zodat de voet 118 wordt vrijgemaakt, tengevolge waarvan de zekering 105 door de spoel wordt teruggetrokken, welke spoel nog steeds is bekrachtigd. Na het afvuren bevindt zich de meenemer 31 zich onge-20 veer in het punt 124·, en de veiligheidsschakel in het punt 125. In het geval van een nabrander treedt echter geen terugstoot op, zodat de ontgrendeling niet plaatsvindt, en de zekering 105 met de veilig-heidsschakel 110 in aanraking komt, alvorens de ontgrendelingsstand wordt bereikt, zoals in fig. 7 is weergegeven. De ketting wordt dan 25 stilgezet alvorens het sluitstuk wordt ontgrendeld.
Aangezien de voornoemde vergrendeling tegen de werking van a de magneetspoel in werkt, zal bij het uitschakelen van de spoel de veiligheidsschakel onder inwerking van de veer van de zekering worden vastgehouden, waarna de vergrendeling kan worden gelost, waarbij 30 de onderdelen zich in de stand van fig. 5 bevinden, behalve dat dan de veiligheidsschakel en niet de meenemerschakel 31 met de zekering in aangrijping is. Wanneer de spoel ongeveer 500 ms of langer na de nabranding wordt bekrachtigd, bevinden de onderdelen zich in de stand van fig. 7» behalve dat de veiligheidsschakel 110 al voorbij 33 de zekering is gelopen, en de meenemerschakel begonnen is aan de achterwaartse verplaatsing van het sluitstuk. Wanneer dan een uit-schakelhandeling plaatsvindt, zal de zekering met de meenemerschakel in aangrijping komen, aangezien de spoel is uitgeschakeld
Bij afwezigheid van een nabrander zal de grendel weer wor- 800 32 44 t - 11 - den teruggesteld door middel van een terugstelnok, die op de sluit-stukdrager is aangebracht, en een vinger van het grendelsaoenstel wegdrukt.
In fig. 8..10 zijn de onderdelen van het mechanische ver-5 grendelingsstelsel afgebeeld, die zich in het benedengedeelte en nabij de achterwand van een kast 130 van het opvangsamenstel bevinden. Aan het nabij de loop gelegen uiteinde bevindt zich een bedienings-samenstel 131» dat een bedieningsstang 132 omvat, die in een groef 133 van de kast 130 kan bewegen. Met de stang 132 werkt een tuime-10 laar 135 (fig. 10) samen, die door een veer 136 wordt aangedrukt, waarbij een vinger 137 in aanraking wordt gehouden met het staartstuk.
Een steunstang 138 steekt door de tuimelaar 1351 en is aan een uiteinde in de wand van de kast, en aan het andere uiteinde bin-15 nen deze kast ondersteund. Deze steunstang heeft ter plaatse van de tuimelaar een geringere dikte, en vormt daarbij een scharnierpunt 1^0, waar^rond de tuimelaar kan draaien. Een arm 1^2 van de tuimelaar is gevorkt, en is in aangrijping met een afplatting 144 aan het uiteinde van de stang 132.
20 Tijdens de terugstoot beweegt het staartstuk achterwaarts met de loop, waardoor de tuimelaar rond het draaipunt 1^0 draait, zodat de stang 132 vanuit de afgebeelde stand omhoog wordt bewogen. Een uiteinde 1^5 strekt zich uit tot beneden een geleiding 1^7> en omvat een afgeschuinde voet 1^8, die met de stang mee wordt bewogen. 25 In een gleuf 1*f9 (fig. 9) in het achtervlak van de achter ste geleiding 1^7 bevindt z’ich een uitsteeksel 150 van een drukstang, dat bij 152 scharnierend met een drukstang 15& is gekoppeld. Het uitsteeksel 150 omvat een vinger 155» die boven de wand uitsteekt, en met een terugstelnok 156 in aangrijping kan komen, welke nok op de 30 sluitstukdrager is aangebracht (zie fig. 2 en 4). Zoals afgebeeld omvat de nok 1.56 een nokoppervlak, dat aan het achtereinde open is, en dat naar voren toe een neerwaartse helling vertoont. Het verlengstuk 150 omvat voorts een voet 160, die onder een helling staat, en is aangepast aan de schoen ΐή·8 van de bedieningsstang 132 (fig. 10). 35 Een veer 162 steekt in de achterwand van de achterste geleiding, en tevens in een opening 163 van de voet 160, welke veer deze voet naar rechts in fig. 9 tracht te dringen.
Bij 16½ is een kruk 165 scharnierend met de achterwand verbonden, waarbij het ene einde daarvan door tussenkomst van een in een 800 32 44 - 12 - langwerpig gat passende pen 168 met de drukstang 15^· is gekoppeld. Het uiteinde 169 van deze drukstang is met een scharnierend zeke-ringssamenstel 170 (fig· 8) verbonden, dat een zekering 171 omvat, die in een tuimelaar 172 is bevestigd, welke tuimelaar rond een pen 5 173 draaibaar is, welke zekering 171 door middel van schotelveren 17^ verend is ondersteund. De tuimelaar 172 is door middel van een pen 176 met de drukstang 164 gekoppeld.
Met het verlengstuk 150 is verder een kruk 180 gekoppeld, die aan een uiteinde 181 in de achterste geleiding is ondersteund, 10 terwijl het andere einde 182 met het verlengstuk 150 is verbonden.
De achterste geleiding, die de ketting op de schakels daarvan ondersteunt, omvat vingers 183 en 18^, met behulp waarvan de zekering 171 scharnierend kan worden ondersteund om met de veiligheidsschakel dan wel de meenemerschakel in aangrijping te komen. Hen met de veer 107 13 overeenkomende veer is niet afgeheeld, doch deze bevindt zich in de linkse zijwand, welke veer het zekeringssamenstel zodanig voorspant, dat de zekering 171 met de betrokken schakel in aangrijping wordt gehouden.
Het grendelsamenstel omvat in hoofdzaak de aandrijfstang 20 132, de tuimelaar 135» de kruk 180, het verlengstuk 150 en de terug-stelnok 156. Zodra de vinger 155 ia de hoogste stand komt, bevindt zich het samenstel in de geloste toestand. Verschillende werkingen zullen nu nader worden beschouwd.
Er wordt eerst aangenomen, dat een schot juist is afge-25 vuurd, en dat het kanon zich in de normale rusttoestand van fig. 5 en fig. 8..10 bevindt, waarbij de spoel 100 is uitgeschakeld en het anker is uitgeschoven. De veer 107 drukt de zekering 171 (105) in aanraking met de meenemerschakel 31» daar de drukstang 15^ naar rechts is gedreven (fig. 9), en het zekeringssamenstel rond de pen 30 173 naar rechts is gedraaid (fig. 8). Het sluitstuk bevindt zich nog niet in de geheel teruggetrokken stand, zodat de terugstelnok 156 de vinger 155 nog niet naar beneden heeft gedrukt. De bedieningsstang 133 bevindt zich in een zodanige stand, dat de schoen 1^+8 zich achter de voet 160 bevindt (fig. 10).
35 Bij het in werking stellen van het kanon wordt de motor 21 ingeschakeld, en wordt de spoel 100 bekrachtigd, waardoor de anker-stang wordt ingetrokken. De kruk 165 wordt tegen de werking van de veer 107 in naar de niet gezekerde stand gedraaid. Zodra de zekering de raeenemer loslaat, komt de ketting in beweging, zodat het sluit- 800 32 44 - 13 - stuk wordt teruggetrokken, waarna de terugstelnok 156 de vinger 155 (fig. 9) naar beneden drukt. De kruk 180 werkt als een doordrukgren-del, waardoor het verlengstuk.van de drukstang tegen een schouder 190 van de achterste geleiding gedrukt wordt gehouden, mits de spoel 5 is bekrachtigd. De neerwaartse beweging van de vinger 155 overwint de kracht van de spoel, waarbij de zekering in de gezekerde stand wordt geplaatst, nadat de meenemerschakel is voorbijgelopen, terwijl de kruk 18o het geheel in de vergrendelde toestand houdt. Daar de bedieningsstang 132 is teruggetrokken, kan de vinger 155 worden inge-10 drukt, aangezien de voet 160 de schoen 148 vrij^-geeft.
De normale werking gaat voort, waarbij de zekering naar de aangri jpstand wordt gedraaid, doch nog niet'met een van de schakels in aangrijping komt, daar deze nog niet aldaar zijn aangekomen.
Zodra de meenemerschakel de sluitstukvergrendelingsstand 15 (fig. 5) bereikt, bevindt zich de patroon in de kamer, en is het sluitstuk vergrendeld. Bij een juiste ontsteking vindt terugstoot plaats, waardoor de tuimelaar 137 wordt weggedrukt, en de schoen 148 met de stang 133 wordt meebewogen, waardoor de voet 160 wordt weggedrukt, zodat het verlengstuk van de drukstang rond het draaipunt 152 20 omhoog wordt gedrukt, tengevolge waarvan de kruk 180 voorbij de dode stand wordt terugbewogen. Daar de spoel bekrachtigd is, wordt de zekering naar de teruggetrokken of ontzekerde stand gebracht, waarna de veiligheidsschakel voorbij kan lopen. De normale werking gaat voort, hetgeen betekent, dat het sluitstuk wordt ontgrendeld en naar 25 achteren wordt bewogen, waarbij de nok ervan de vinger 155 wegdrukt voor de volgende werking.
Bij het optreden van een nabrander kunnen verschillende gebeurtenissen plaatsvinden. Zo kan het sluitstuk in het staartstuk vergrendeld blijven, waarbij, wanneer de ontsteking plaatsvindt na 30 het ontsteekpunt (fig. 5) doch voor het tijdstip, dat de veiligheidsschakel de zekering bereikt, de normale werking zal doorgaan door tussenkomst van de beschreven terugstootaftasting. Wanneer echter geen ontsteking plaatsvindt, bereikt de veiligheidsschakel de zekering, waarna de werking ophoudt. Om de bewerking weer op gang te 35 brengen moet door een bedieningspersoon de besturing worden vrijgegeven, waarbij de stroomtoevoer wordt afgeschakeld. De veer 107 handhaaft daarbij de aangrijping tussen de zekering en de schakel, doch door de uitschakeling van de spoel kan de kruk 180 worden ontgrendeld door tussenkomst van de veer 166, die het verlengstuk van de drukstang 800 32 44 - 1½ ·· naar boven zwenkt. Na inschakeling van de besturing overwint de mag-neetspoel de veer van de zekering, waardoor de zekering wordt vrijgegeven, waarna de normale werking kan voortgaan, terwijl de niet ontstoken patroon wordt uitgeworpen. Zodra het sluitstuk de achter-5 ste stand bereikt, wordt de vinger 155 weer ingedrukt.
Tijdens het normaal tot stilstand komen wordt de spoel uitgeschakeld, terwijl de zekeringsveer door de veer 107 in de gren-delstand wordt gedreven, waarbij de zekering met de meenemerschakel in aangrijping komt. Tijdens beproeving werkt het kanon alsof er een 10 nabrander optreedt, waarbij de zekering met de veiligheidsschakel in aangrijping komt, en de stop-start-bewerking moet worden gevolgd.
Het voordeel is, dat de nabranderbeveiliging aldus zonder schieten kan worden onderzocht. Wanneer de kanonwerking doorgaat, betekent dit, dat er een storing in de beveiliging is opgetreden, die eerst 15 moet worden hersteld wanneer de beveiliging nodig is.
Tijdens de normale uitschakeling of de uitschakeling door een nabrander wordt de ketting plotseling stilgezet, waardoor de werking geheel wordt onderbroken. Daar de aandrijving door de motor 21 geschiedt, wordt een gedrongen koppelingssamenstel ^5 tussen de 20 motor en de kettingaandrijving aangebracht, welke koppeling kan worden ontkoppeld om de motor te laten doordraaien, totdat een inwendige motorrem de motor tot stilstand brengt.
Fig. 11 toont het gedrongen koppelingssamenstel, dat een kegeltandwiel 200 omvat, dat op een drijfas 202 is bevestigd. Deze 25 as 202 bezit drie gleuven 20½ met een onderlinge afstand van 120°.
In deze gleuven bevinden zich drie lagerrollen 205« Met de aandrijfas 202 werkt een aangedreven as 210 samen, die hol is, waarbij de as 202 in de holte ervan past. De as 210 is van gleuven 212 met een onderlinge afstand van 120° voorzien. De lagerrollen 205 passen in de 30 gleuven 20½ en 212, teneinde de assen 202 en 210 met elkaar te koppelen.
Rond de as 210 bevindt zich een veer 215 in de vorm van een cilinder met een ingevormde schroeflijnvormige gleuf 216. De inwendige middellijn van de veer 215 is zodanig, dat de veer over de 35 as 210 past, waarbij dan de lagerrollen in de gleuven 212 en 20½ worden gedreven, teneinde de beide assen met elkaar te koppelen. Wanneer de as 210 echter ophoudt te draaien, bijvoorbeeld omdat een van de onderdelen, die door het tandwiel 212 worden aangedreven, wordt tegengehouden, zal de inwendige as 202, die door de motor wordt aange- 800 32 44 - 15 - ft dreven, blijven draaien, waarbij de rollen door de gleuven 212 tegen de veer 215 in naar buiten worden gedrukt, tengevolge waarvan de koppeling tussen de beide assen 202 en 210 wordt opgeheven, zodat de binnenste as ten opzichte van de buitenste kan blijven doordraaien.
5 De rollen 205 worden door de gleuven 212 ondersteund, en kunnen onder de werking van de veer 215 in en uit de uitsparingen 204 bewegen zolang de as 202 ten opzichte van de as 210 draait. Zodra de as 120 weer vrij kan draaien, drijven de veren deze rollen dwars naar binnen in de gleuven 20½ en 212, zodat dan deze assen samen worden aange-10 dreven.
In het afgeheelde geval zal de koppeling worden gelost, wanneer de meenemer- of veiligheidsschakel met de zekering in aan-grijping is gekomen, aangezien het tandwiel 211 met het aangedreven kettingwiel 27 van de kettingaandrijving overeenkomt. Lagers 220 en 15 221 ondersteunen de assen 202 en 210.
Het samenstel volgens fig. 11 is slechts een van de vele mogelijke uitvoeringsvormen.
Het zal duidelijk zijn, dat binnen het kader van de uitvinding nog vele wijzigingen mogelijk zijn.
800 32 44

Claims (17)

1. Beveiligingsstelsel voor geschut) dat een toevoersamen-stel, een vuurmond en een sluitstuk omvat, alsmede middelen voor het bewerkstelligen van een verplaatsing tussen het sluitstuk en de vuurmond, waarbij de bewerkingsreeks het invoeren van een projectiel, 5 het vergrendelen van het sluitstuk, het afvuren van het projectiel, het ontgrendelen van het sluitstuk, het verwijderen en uitwerpen van de afvuurladinghuls, en het toevoeren van een nieuw projectiel omvat, waarbij voorts na het afvuren een terugstoot optreedt, gekenmerkt door een tijdens het normaal vuren doorlopend beweegbaar onderdeel, 10 waarmede het sluitstuk ten opzichte van de vuurmond kan worden verplaatst, door een onderdeel voor het vaststellen van de terugslag als een aanwijzing voor het op de juiste wijze ontsteken van de afvuur lading, door een stilzetonderdeel, dat in een stand kan worden geplaatst, waarin het de beweging van het normalerwijs ononderbroken 15 bewegende onderdeel kan stilzetten om de verplaatsing van het sluitstuk te onderbreken, en door een met het tastonderdeel gekoppeld onderdeel voor het regelen van de verplaatsing van het stilzetonderdeel.
2. Stelsel volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat 20 het stilzetonderdeel tijdens de werking van het geschut gewoonlijk naar een stand wordt gedreven, die de beweging van het doorlopend bewegende onderdeel toelaat, en dat het met het tastonderdeel gekoppelde onderdeel het stilzetonderdeel in de werkzame stand kan houden, en uit de werkzame stand kan verplaatsen, zodra door het tastonderdeel 25 een terugslag is vastgesteld.
3· Stelsel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het tastonderdeel de stand van het stilzetonderdeel bestuurt. k. Stelsel volgens een van de conclusies 1..3, met het kenmerk, dat het stilzetonderdeel een grendel omvat, die het 30 stilzetonderdeel in de werkzame stand houdt, terwijl een projectiel wordt ingevoerd en het sluitstuk wordt vergrendeld, en dat het stilzetonderdeel in de werkzame stand houdt, wanneer ontsteking van het projectiel niet optreedt, teneinde het ontgrendelen van het sluitstuk te verhinderen, welke grendel door het tastonderdeel kan worden 35 bestuurd om het stilzetonderdeel naar de onwerkzame stand te brengen, zodra een terugstoot is vastgesteld, teneinde het ontgrendelen van het sluitstuk en de daaropvolgende handelingen toe te laten. 800 32 44 - 17 -
5· Stelsel volgens een van de conclusies 1..4, met het kenmerk, dat het stilzetonderdeel na het afvuren van een projectiel van de werkzame naar de onwerkzame stand wordt gebracht, doch bij afwezigheid van terugstoot in de werkzame stand blijft om het 5 sluitstuk vergrendeld te houden.
6. Stelsel volgens een van de conclusies 1··5ι met het kenmerk, dat het stilzetonderdeel een zekering en een grendel omvat, welke zekering tussen een zekeringsstand, waarin het doorlopend bewegend onderdeel wordt stilgezet, en een ontzekerde stand, 10 waarin de beweging van dit onderdeel wordt toegelaten, beweegbaar is, terwijl de grendel een vergrendelings- en ontgrendelingsstand heeft, en is ingericht om de zekering in de gezekerde stand te houden, wanneer geen terugstoot optreedt, terwijl na het optreden van een terugstoot de zekering naar de ontzekerde stand wordt bewogen. 15. 7· Stelsel volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het tastonderdeel de grendel naar de ontgrendelde stand verplaatst, zodra een terugstoot is opgetreden.
8. Stelsel volgens een van de conclusies ^..7, gekenmerkt door een met het sluitstuk verbonden onderdeel, waarmede de grendel 20 bij verplaatsing van het sluitstuk weer in de vergrendelingsstand kan worden geplaatst.
9· Stelsel volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de grendel een drukstang omvat, die in de ene stand de zekering in de gezekerde stand drukt tegen de werking van een aandrijfmiddel 25 in, en in de andere stand het aandrijfmiddel vrijgeeft om de zekering in de ontzekerde stand te drijven, dat een verlengstuk van de drukstang, dat onder veerspanning staat, in de ene stand de drukstang in de eerste stand, en in de tweede stand de drukstang in de tweede stand drijft, dat een terugstelnok is ingericht om door verplaatsing JO van het sluitstuk de drukstang in de eerste stand te brengen, dat een kruk met het verlengstuk van de drukstang samenwerkt, teneinde de drukstang in de eerste stand te houden, en dat voor de terugstoot gevoelige middelen deze kruk kunnen vrijmaken, teneinde het verlengstuk naar de tweede stand te kunnen laten bewegen, waardoor de druk-35 stang naar de andere stand kan bewegen, teneinde de zekering onder invloed van het aandrijfmiddel naar de ontzekerde stand te drijven.
10. Stelsel volgens een van de conclusies 1..9, omvattende een volgens een bepaalde baan doorlopend beweegbaar aandrijfonderdeel, waarbij in bepaalde punten van deze baan de vergrendeling van het 80032 44 -18- sluitstuk, het afvuren en het ontgrendelen van het sluitstuk plaatsvinden, waarbij een stilzetonderdeel in de ene stand met het aandrijf onderdeel in aangrijping kan komen om de verplaatsing daarvan en daardoor van het sluitstuk te onderbreken na het ontgrendelen en 5 voor het grendelen van dit sluitstuk, terwijl in een tweede stand de doorlopende beweging van het aandrijfonderdeel wordt toegelaten, gekenmerkt door een veiligheidsonderdeel, dat in dezelfde baan als het aandrijfonderdeel kan bewegen, en in een zodanige stand ten opzichte van dit aandrijfonderdeel is geplaatst, dat, wanneer het 10 aandrijfonderdeel het sluitstukontgrendelpunt nadert, het veiligheidsonderdeel het stilzetonderdeel nadert, door middelen voor het aandrijven van het stilzetonderdeel naar een stand, waarin het aandrijf-onderdeel wordt doorgelaten,door middelen voor het vergrendelen van het stilzetonderdeel in een stand, waarin het veiligheidsonderdeel 15 daarmede in aangrijping komt, alvorens het sluitstuk wordt ontgrendeld, wanneer een projectiel niet binnen een bepaalde tijdperiode is ontstoken, door een vrijgeefonderdeel, dat bij het optreden van een ontsteking binnen deze bepaalde periode het stilzetonderdeel kan ontgrendelen, teneinde het veiligheidsonderdeel door te laten, en het 20 sluitstuk door beweging van het aandrijfonderdeel te ontgrendelen, en door een terugstelonderdeel voor het opnieuw vergrendelen van het stilzetonderdeel na het ontgrendelen van het sluitstuk en voor het vergrendelen daarvan.
11. Stelsel volgens conclusie 10, gekenmerkt door een 25 terugstoottastonderdeel voor het bedienen van het vrijgeefonderdeel.
12. Stelsel volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat het stilzetonderdeel een zekering is, tussen een gezekerde en ontzekerde stand verplaatsbaar is, en dat het aandrijf- en veiligheidsonderdeel op een aandrijfketting zijn bevestigd, een en 30 ander zodanig, dat voor een schot deze onderdelen langs de zekering worden verplaatst.
13. Stelsel volgens conclusie 12, gekenmerkt door middelen, waarmede de zekering in de ontzekerde stand kunnen worden gedreven, waarbij de middelen voor het vergrendelen van het stilzet- 35 onderdeel tegen deze aandrijfmiddelen inwerken, terwijl het vrijgeef-onderdeel is ingericht om toe te laten, dat het aandrijfmiddel de zekering naar de ontzekerde toestand drijft.
14. Stelsel volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat het middel voor het vergrendelen van het stilzetonderdeel 800 3 2 44 - 19 - een kruk omvat, die de zekering in de gezekerde stand houdt, en dat het vrijgeefonderdeel na het vaststellen van een terugstoot deze kruk kan vrijgeven om de zekering te lossen.
15· Stelsel volgens een van de conclusies 10·.1*1·, met het 5 kenmerk, dat de tijd, die het aandrijf onder deel nodig heeft om van het afvoerpunt naar het ontgrendelpunt van het sluitstuk te brengen, langer is dan de periode, waarbinnen een projectiel normalerwijs ontsteekt.
16. Stelsel volgens een van de conclusies 10·.15, geken-10 merkt door een aandri jfketting, die zowel het aandrijf onder de el als het veiligheidsonderdeel draagt, door een aandrijfmotor, door toevoermiddelen met een ononderbroken aangedreven toevoersamenstel en een trapsgewijs aangedreven toevoermotor, waarmede projectielen achter elkaar naar het sluitstuk kunnen worden gevoerd, door over-15 brengingsmiddelen, die door deze motor kunnen worden aangedre-*ren om de ketting en de toevoermiddelen aan te drijven, en door een koppeling tussen de motor en de overbrengingsmiddelen, waarbij door het in werking komen van het veiligheidsonderdeel de beweging van de ketting en van het toevoersamenstel wordt onderbroken, en de koppe-20 ling wordt gelost, zodat de motor kan blijven doordraaien. 1?. Stelsel volgens een van de conclusies 10..16, met het kenmerk, dat bij het niet ontsteken de werking weer op gang komt, nadat de bepaalde tijdsduur is verstreken, en wel door het aandrijf-middel vrij te geven om het grendelonderdeel te lossen.
18. Stelsel volgens een van de conclusies 10..17» met het kenmerk, dat het aandri'jfmiddel een magneetspoel is, en dat de werking na een vertraagde ontsteking wordt hersteld door deze spoel uit te schakelen.
19· Stelsel volgens conclusies 16 en 18, met het ken-30 merk, dat de werking weer op gang wordt gebracht door de elektrische stroomtoevoer tijdelijk uit te schakelen.
20. Geschut met uitwendige aandrijving, voorzien van een stelsel volgens een van de conclusies 1..19· 800 3 2 44
NL8003244A 1979-06-08 1980-06-04 Vuurwapen met een beveiligingsstelsel tegen vertraagde ontsteking of na-ontsteking. NL190791C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US4666479 1979-06-08
US06/046,664 US4301709A (en) 1979-06-08 1979-06-08 Mechanical anti-hangfire system

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8003244A true NL8003244A (nl) 1980-12-10
NL190791B NL190791B (nl) 1994-03-16
NL190791C NL190791C (nl) 1994-08-16

Family

ID=21944702

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8003244A NL190791C (nl) 1979-06-08 1980-06-04 Vuurwapen met een beveiligingsstelsel tegen vertraagde ontsteking of na-ontsteking.

Country Status (13)

Country Link
US (1) US4301709A (nl)
JP (1) JPS55165498A (nl)
KR (1) KR840002208B1 (nl)
BE (1) BE883675A (nl)
CH (1) CH643052A5 (nl)
DE (1) DE3021200A1 (nl)
ES (1) ES8101265A1 (nl)
FR (1) FR2458785A1 (nl)
GB (1) GB2052023B (nl)
IL (1) IL60093A (nl)
IT (1) IT1144047B (nl)
NL (1) NL190791C (nl)
SE (1) SE451405B (nl)

Families Citing this family (29)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3116541A1 (de) * 1981-04-25 1982-11-11 Rheinmetall GmbH, 4000 Düsseldorf Einrichtung zum raschen stillsetzen einer fremdangetriebenen maschinenkanone
US4563936A (en) * 1982-05-28 1986-01-14 Hughes Helicopters, Inc. Weapon with next round select feed system
US4550641A (en) * 1982-12-08 1985-11-05 Werkzeugmaschinenfabrik Oerlikon-Buhrle Ag Safety apparatus in externally powered firing weapon
DE3307882A1 (de) * 1983-03-05 1984-09-06 Rheinmetall GmbH, 4000 Düsseldorf Schnellstoppeinrichtung fuer eine maschinenwaffe mit fremdantrieb
US4481859A (en) * 1983-03-09 1984-11-13 General Electric Company Gatling gun control system
US4686886A (en) * 1985-03-06 1987-08-18 Fmc Corporation Device for test firing of guns without ammunition
DE3627362C1 (de) * 1986-08-16 1992-04-09 Rheinmetall Gmbh Schnell-Stopp-Einrichtung fuer eine Maschinenwaffe mit Fremdantrieb
FR2664687B1 (fr) * 1990-07-12 1992-09-25 Giat Ind Sa Dispositif de securite pour arme automatique.
FR2721389B1 (fr) * 1994-06-17 1996-08-14 Giat Ind Sa Dispositif de mise de feu pour artillerie par percussion d'une étoupille, et pièce d'artillerie comportant un tel dispositif.
US7066072B2 (en) 2004-07-16 2006-06-27 Boyer Jr Charles T Determining cook-off time of weapon
US7743543B2 (en) 2005-10-06 2010-06-29 Theodore Karagias Trigger mechanism and a firearm containing the same
DE102006022622A1 (de) 2006-05-12 2007-11-15 Rheinmetall Waffe Munition Gmbh Funktionssteuerung insbesondere für das lineare Zuführen einer Munition in ein Waffenrohr
DE102007048468A1 (de) * 2007-10-09 2009-04-16 Rheinmetall Waffe Munition Gmbh Antrieb für eine Waffe mit vorzugsweise linearer Munitionsführung
DE102007048470A1 (de) * 2007-10-09 2009-04-23 Rheinmetall Waffe Munition Gmbh Schnellstopp für einen Antrieb einer Waffe mit vorzugsweise linearer Munitionszuführung
DE102008060216A1 (de) * 2008-12-04 2010-06-10 Rheinmetall Waffe Munition Gmbh Antrieb und Schnellstopp für eine Waffe mit vorzugsweise linearer Verschluss- bzw. Munitionszuführung
DE102008060217A1 (de) 2008-12-04 2010-06-10 Rheinmetall Waffe Munition Gmbh Verschlussantrieb für eine Waffe
DE102008060214A1 (de) 2008-12-04 2010-06-10 Rheinmetall Waffe Munition Gmbh Verschlussantrieb für eine Waffe mit linearer Verschluss- bzw. Munitionszuführung
DE102008060215A1 (de) * 2008-12-04 2010-06-10 Rheinmetall Waffe Munition Gmbh Antrieb und Schnellstop für eine Waffe mit vorzugsweise linearer Verschluss- bzw. Munitionszuführung
DE102009007115B3 (de) 2009-02-02 2010-02-11 Rheinmetall Waffe Munition Gmbh Schnellstop für eine Maschinenkanone
ES2438785T3 (es) 2009-12-04 2014-01-20 Rheinmetall Waffe Munition Gmbh Accionamiento selectivo de culata y/o munición
DE102009056735A1 (de) 2009-12-04 2011-06-09 Rheinmetall Waffe Munition Gmbh Verschlussantrieb für eine Waffe
DE102010027636A1 (de) 2010-07-19 2012-01-19 Rheinmetall Waffe Munition Gmbh Selektiv zuschaltbarer Verschluss- und/oder Munitionsantrieb
US9377255B2 (en) 2014-02-03 2016-06-28 Theodore Karagias Multi-caliber firearms, bolt mechanisms, bolt lugs, and methods of using the same
KR101595909B1 (ko) * 2014-06-20 2016-02-19 에스앤티중공업 주식회사 박격포 시스템 및 그것의 불발탄 발생시 운용 방법
DE102016004678B4 (de) * 2016-04-19 2019-05-09 KTS Patentmanagement und Vorentwicklung GmbH Halbautomatische oder vollautomatische Feuerwaffe
US10852085B2 (en) * 2017-02-02 2020-12-01 Michael Morency Cleary Delinker mechanism for chain-driven machine gun
CN109539872A (zh) * 2018-10-24 2019-03-29 重庆长安工业(集团)有限责任公司 可调节式余弹报警器
US10845141B2 (en) * 2018-11-21 2020-11-24 Brendon Zinsner Multi-barrel split-breach rapid fire gun
US11067347B2 (en) 2018-11-30 2021-07-20 Theodore Karagias Firearm bolt assembly with a pivoting handle

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1216928A (en) * 1910-10-24 1917-02-20 Horatio S Bennett Furnace.
US1216938A (en) * 1916-01-31 1917-02-20 Holmes A Frank Machine-gun.
US3949642A (en) * 1971-01-07 1976-04-13 Pulsepower Systems, Inc. Modular liquid propellant gun
FR2372409A1 (fr) * 1976-11-26 1978-06-23 France Etat Perfectionnements aux armes automatiques a moteur externe

Also Published As

Publication number Publication date
FR2458785B1 (nl) 1985-04-12
KR840002208B1 (ko) 1984-11-28
IT1144047B (it) 1986-10-29
DE3021200A1 (de) 1980-12-11
NL190791C (nl) 1994-08-16
JPS55165498A (en) 1980-12-23
ES492139A0 (es) 1980-12-16
SE451405B (sv) 1987-10-05
FR2458785A1 (fr) 1981-01-02
IL60093A (en) 1982-07-30
GB2052023B (en) 1982-12-15
ES8101265A1 (es) 1980-12-16
DE3021200C2 (nl) 1989-03-09
US4301709A (en) 1981-11-24
GB2052023A (en) 1981-01-21
CH643052A5 (fr) 1984-05-15
IT8048885A0 (it) 1980-06-04
SE8004018L (sv) 1980-12-09
BE883675A (nl) 1980-10-01
JPS6333638B2 (nl) 1988-07-06
NL190791B (nl) 1994-03-16
KR830003077A (ko) 1983-05-31

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8003244A (nl) Stelsel voor het beschermen tegen vertraagde ontsteking van een geschutsprojectiel.
EP2177860B1 (fr) Arme à feu
US5235769A (en) Pump firearm having a forwardly moving barrel
US4550641A (en) Safety apparatus in externally powered firing weapon
KR0180240B1 (ko) 자동 충격 뇌관 이송기구
US5678342A (en) Automatic piston firing mechanism
JPS5824232B2 (ja) 火薬作動固定具打込工具
US4167890A (en) Direct drive toggle action
EP0960316A2 (en) Improved magazine and feed mechanism for firearms
US4305326A (en) Compact clutch mechanism
FR2562227A1 (fr) Dispositif perfectionne pour effectuer l'amenee de munitions en temps voulu dans des fusils semi-automatiques
EP0890813B1 (en) Semiautomatic rifle with lateral feeding mechanism and ejection from below
EP2627963B1 (fr) Pistolet semi-automatique a canon coulissant
JPS63251796A (ja) 薬包供給装置
US5317951A (en) Cartridge non-ramping feed mechanism for firearms
US5227578A (en) Weapon with disappearing bolt
USH144H (en) Weapon trigger and sear mechanism
EP1252474B1 (en) Firearm
US1381590A (en) Automatic pistol
US2116139A (en) Firing mechanism for automatic firearms
RU2054155C1 (ru) Пистолет
JPS58501634A (ja) 火器用薬包放出装置
RU2174663C1 (ru) Пистолет-пулемет
RU2149334C1 (ru) Пистолет с боковым спуском с боевого взвода
US640627A (en) Magazine-firearm.

Legal Events

Date Code Title Description
CNR Transfer of rights (patent application after its laying open for public inspection)

Free format text: HUGHES HELICOPTERS INC.

A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
DNT Communications of changes of names of applicants whose applications have been laid open to public inspection

Free format text: MCDONNELL DOUGLAS HELICOPTER COMPANY

V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 19980101