NL8002723A - Bijsnijdinrichting voor een tabaksvulling. - Google Patents

Description

Η.Ο. 29065 1

Bijsnydinrichting voor een tabaksvulling.

De uitvinding heeft betrekking op een bijsnijdinrich-ting voor de tabaksvulling in een machine voor het vervaardigen van sigaretten.

Bij machines voor het vervaardigen van sigaretten van 5 het type met continue tabaksstang wordt een tabaksvulling of laag gevormd door het samendringen van afzonderlijke tabaksdeeltjes op een ondersteuning gevormd door een transportband die continu wordt aangedreven.

Gedurende het overbrengen door deze band aan de midde-10 len voor het vormen van de afzonderlijke sigaretten wordt de tabaksvulling onderworpen aan een zogenaamde bijsnijbe-handeling, waarvan het doel is het in hoofdzaak constant in hoogterichting of dikterichting maken ervan.

De middelen die voor dit doel worden gebruikt, die 15 bekend staan als bijsnijdinrichtingen, worden veelal gevormd (zie bijvoorbeeld Brits octrooischrift 881.024) door twee tegen elkaar in roterende gelijke schijven met een vertikale hartlijn, die zijn voorzien van snijranden, die tangentiaal ten opzichte van elkaar langs de baan van het tabakslichaam 20 zijn geplaatst.

Het bijsnijden wordt aangevuld door een roterende borstel, die in de nabijheid van de raakzone tussen de twee schijven en aan de tegenover liggende zijde ten opzichte van het tabakslichaam is geplaatst.

25 Het doel van de roterende borstel is het uit deze raakzone verwijderen van die tabaksdeeltjes, die worden afgescheiden van het lichaam onder invloed van de twee schijven.

De snijomtrekken van de twee bijsnijdschijven zijn gewoon-50 lijk voorzien van uitsparingen waarvan de concaviteit is gericht naar het tabakslichaam en die op gelijke afstand van elkaar liggen, met een steek gelijk aan de lengte van een sigaret (zie bovengenoemd Brits octrooischrift 881.024). Als de snijdschijven op de juiste wijze ten opzichte van el-55 kaar zijn ingesteld vormen de snijomtrekken van het bovengenoemde type een tabakslichaam waarin delen van twee verschillende dikten elkaar afwisselen. De delen met grotere dikten, gevormd door de uitsparingen in de twee schijven, 800 2 7 23 S*s.

2 ontmoeten elkaar langs de baan van een tabaks lichaam, veroorzaken zones met een grotere dichtheid van de tabak in de zogenaamde continue sigarettenstang, dat wil zeggen na het omwikkelen van het tabakslichaam in de baan sigarettepapier.

5 De snijinrichting dient in deze gebieden om de stang te snijden tot afzonderlijke sigaretten, die een grotere tabaksdichtheid bezitten aan hun einden dan in het midden ervan.

Het doel van deze dichtere delen is te voorkomen of 10 tenminste te beperken dat tabaksdeeltjes vanaf de einden van de sigaretten losraken gedurende de verschillende be-handelingstrappen (aanbrengen van filters, overbrengen, verpakken) waaraan zij worden onderworpen. Uit het voorgaande blijkt dat de steek van deze zones met grotere ta-15 baksdichtheid telkens moet worden gewijzigd als het noodzakelijk is over te gaan van het vervaardigen van sigaretten met een bepaalde lengte tot het vervaardigen van sigaretten van een andere lengte, of met andere woorden, als het gewenst is het type van de produktie in een vervaardigings-20 machine te variëren.

Bij de beschreven inrichtingen van het bekende type worden als de bijsnijdschijven worden vervangen door andere met een verschillende diameter voorzien van uitsparingen die op de vereiste steek zijn geplaatst, is het noodzakelijk 25 de vertikale assen van de twee schijven ten opzichte van elkaar te bewegen om het raken van de snijranden onderling weer tot stand te brengen.

Dit wordt uitgevoerd door het verplaatsen van tandwielen in de kinematische keten van de inrichting en/of 30 door nauwkeurige instelhandelingen.

Om deze verplaatsingen en instellingen te vermijden is het ook bekend de bijsnijdinrichting volledig te vervangen.

Hoewel dit van voordeel is ten opzichte van de vroegere uitvoeringen met het oog op het praktische effect en 35 de snelheid ervan, is laatstgenoemd systeem natuurlijk wat betreft de kosten ongeschikt.

Het doel van de uitvinding is daarom een bijsnijdinrichting voor de tabaksvulling in een sigarettemachine te verschaffen welke bijsnijdinrichting aan het vervaardigen 40 van sigaretten van elke lengte kan worden aangepast welke 800 2 7 23 3 k sigaretten een hogere tabaksdichtheid bezitten aan hun einden en sneller en meer economisch zijn dan overeenkomstige inrichtingen van genoemd type.

Deze en andere doeleinden worden bereikt met een bij— 5 srdjdinrichting voor een tabaksvullichaam in een machine voor het vervaardigen van sigaretten, gekenmerkt door de combinatie van een paar gelijke tegen elkaar in roterende schijven met een uitwendig afgeknot kegelvormig oppervlak en een snijrand op de grootste basis, welke schijven zijn ge-10 plaatst op naar beneden convergerende hellende assen die worden ondersteund door een gemeenschappelijke ondersteuning en een vlak begrenzen in hoofdzaak loodrecht op de baan van het vullichaam, welke schijven zo zijn geplaatst dat genoemde snijranden in hoofdzaak tangentiaal ten op-15 zichté van elkaar zijn en met een van hun beschrijvende lijnen in hoofdzaak op een lijn liggen met de baan van het tabakslichaam, welke afgeknot kegelvormige oppervlakken uitsparingen of groeven bezitten die in hoofdzaak langs hun beschrijvende lijnen zijn gericht en op onderlinge af-20 stand liggen langs de snijranden op een steek die in hoofdzaak gelijk is aan de lengte van de sigaretten vervaardigd door genoemde machine, zodanig dat de diameter van de schijven, voor een gelijk aantal van deze uitsparingen een functie is van de lengte van de sigaretten, waarbij midde-25 len zijn verschaft voor het instellen van de schijven op hun respectieve assen in een stand die een functie is van genoemde diameter, en middelen aanwezig zijn voor het instellen van het niveau van de ondersteuning ten opzichte van de basis van genoemde machine.

30 Aan de hand van een tekening, waarin uitvoeringsvoor- beelden zijn weergegeven, wordt de uitvinding hierna nader beschreven.

Figuur 1 toont een gedeeltelijk schematisch aanzicht van een machine voor het vervaardigen van sigaretten voor-35 zien van een inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een eerste uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding.

Figuren 3» ^ en 5 tonen details van de inrichting volgens de uitvinding.

40 Figuur 6 toont een tweede uitvoering van de inrichting 800 2 7 23 4

4Ê* V

volgens de uitvinding.

In figuur 1 is met 1 de basis aangegeven van een machine voor het vervaardigen van een continue stang voor het vormen van sigaretten. Deze machine is verdeeld in 5 twee delen, namelijk een in hoofdzaak vertikale leiding aangegeven met 2 en een deel dat in het algemeen is aangegeven met 3 voor het vormen van een continue sigarette-stang en dan voor het vormen van afzonderlijke sigaretten door een snijbehandeling.

10 De leiding 2 en het deel 3 liggen boven elkaar en zijn met elkaar verbonden door een transportsysteem dat in het algemeen is aangegeven met 4, en een transportband 5 omvat die doordringbaar is voor lucht.

De leiding 2 heeft een rechthoekige dwarsdoorsnede en 15 wordt aan zijn voor- en achterzijde begrensd door twee wanden 6.

De band 5 is eindloos en loopt over twee gelijke eind-rollen die van links naar rechts zijn aangegeven met 7 en 8, die rechtsom roteren om horizontale hartlijnen loodrecht op 20 de wanden 6.

Deze rollen 7 en 8 zijn in deze volgorde geplaatst op een toenemende hoogte, zodat de onderpart 9 en de bovenpart 10 van de band 5 van links naar rechts naar boven hellen.

25 De onderpart 9 sluit de uitlaat van de leiding 2 en het linkereinde ervan strekt zich tot een plaats 11 uit, namelijk de af geef plaats, waar de tabak wordt toegevoerd aan het deel 3·

De onderpart 9 en de bovenpart 10 lopen langs de om-30 trek van een doosvormig orgaan 12, dat inwendig een kamer 13 begrensd.

De kamer 13 die aan de onderzijde wordt begrensd door een wand 14 die is voorzien van boringen of sleuven 15 staat als een leiding 16 in verbinding met zuigorganen, 35 die niet zijn weergegeven.

De afgeefplaats 11 is aangebracht op de plaats van samenkomst van de band 9 en de bovenste horizontale part van een eindloze band 17 die loopt over twee eindrollen 18 en wordt aangedreven door een rol 19, die linksom ro-40 teert.

800 2 7 23 5 5r ^

Met 20 is een taan sigarettepapier aangegeven die zich afwikkelt van een spoel 21, welke haan op de hand 17 wordt geplaatst direct bovenstrooms van de afgeefplaats 11.

Als de machine voor het vervaardigen van sigaretten 5 in werking is voeren middelen van hekend type een continue stroom tahaksdeeltjes toe aan het ondereinde van de leiding 2.

Onder invloed van de druk van een stijgende luchtstroom ontwikkelt door een hron samengeperste lucht, die niet is 10 weergegeven, gaan deze deeltjes naar hoven door de leiding 2 totdat zij de part 9 van de hand 5 bereiken, waardoor zij worden vastgehouden als gevolg van de invloed van genoemde zuigmiddelen waarmede de kamer 13 is verbonden.

De tabakslaag of het tabakslichaam 22 dat zich con-15 stant vormt onder de hand 5 wordt daardoor tot buiten de leiding 2 gevoerd en wordt op de papierbaan 20 geplaatst op de afgeefplaats 11.

Gedurende dit overbrengen wordt de tabakslaag 21 aan zijn zijden begrensd door twee zijwanden 23 (figuur 2) die op 20 niet weergegeven wijze worden ondersteund.

Een bijsnijdinrichting in het algemeen aangegeven met 24 werkt in op het tabakslichaam 22 op een plaats tussen de genoemde leiding en de afgeefplaats 11.

Een eerste uitvoering van de bijsnijdinrichting 24, 25 weergegeven in figuur 2, omvat een doosvormig orgaan of ondersteuning 25 gedragen door de basis 1 van de machine.

Een uitsteeksel 26 bevattende een vertikale sleuf of geleiding 27 is bevestigd op de zijwand van het doosvormige orgaan 25.

30 Door deze sleuf lopen twee horizontale boven elkaar geplaatste pennen 28, die stijf zijn verbonden met' een on-dersteuningselement 29 dat wordt ondersteund door de basis 1 van de machine.

Moeren 30 voor het bevestigen van het doosvormige 35 orgaan 25 op het ondersteuningselement 29 zijn geschroefd op het einde van de pennen 28.

Door eenvoudigweg deze moeren 30 te lossen, die samen met de pennen 28 en de sleuf 27 middelen vormen voor het instellen van het niveau van de ondersteuning 25, kan de 40 stand van laatstgenoemde ten opzichte van de basis 1 ver- 800 2723 6 tikaal worden gevarieerd.

Het doosvormige orgaan 25 ondersteunt inwendig twee boven elkaar geplaatste horizontale assen, waarvan de onderste is aangegeven met 31 en de bovenste met 32. Twee 5 onderling samenwerkende tandwielen 33 en 34- zijn respectievelijk daarop met spieën bevestigd.

De as 31 treedt vanaf het doosvormige element 25 door een zijwand en is verbonden met een aandrijfas 36 door overbreng middelen omvattende een verlengbare as en een dubbel 10 scharnierende koppeling die in het algemeen is aangegeven met 35.

Twee assen die van links naar rechts zijn aangegeven met 37 en 38 treden uit de bovenwand van het doosvormige orgaan 25 en zijn in hetzelfde vertikale vlak geplaatst als 15 de assen 31 en 32, zodanig dat zij convergeren naar een punt geplaatst op de hartlijn van de as 32.

De ondereinden van de assen 37 en 38 ondersteunen respectieve onderling samenwerkende schuine tandwielen 39 en 40.

20 Het tandwiel 39 werkt samen met een schuin tandwiel 41 dat vast is verbonden met de as 32.

De assen 37 en 38, waarvan de beschreven mechanische organen aanwezig in het doosvormige element 25 de aandrijving vormen, eindigen aan de bovenzijde met flenzen 42 25 (waarvan slechts die van de as 38 zichtbaar is), waaraan betreffende bijsnijdschijven 45 zijn bevestigd door middel van schroeven 43 onder tussenkomst van afstandstukken of in-stelmiddelen 44.

Deze bijsnijdschijven zijn uitwendig begrensd door een 30 afgeknot kegelvormig oppervlak 46 dat een snijrand 47 omvat langs de grootste basis daarvan, en zijn geplaatst met de snijranden 47 in hoofdzaak tangentiaal met elkaar.

De afgeknot kegelvormige oppervlakken 46 zijn in hoofdzaak langs een beschrijvende lijn in aanraking met het onder-35 oppervlak van de tabaksvulling 22. De afgeknot kegelvormige oppervlakken 46 van de schijven 45 zijn voorzien van uitsparingen of groeven 48 die langs de beschrijvende lijnen zijn gericht en op onderling gelijke afstand liggen op een steek in hoofdzaak gelijk aan de lengte van een sigaret.

40 De bovenwand van het doosvormige element 25 onder- 800 2 7 23 7 steunt twee vertikale rails' of geleidingsorganen die van links naar rechts zijn aangegeven met 49 en 50 en tussen de afstand 37 en 38 zijn geplaatst.

Een U-vormige slede 51 is glijdend aangebracht tussen 5 de geleidingsmiddelen 49 en 50 (zie figuur 2).

De twee vertikale delen of staanders van de slede 51 die in aanraking zijn met de geleidingsmiddelen 49 en 50 worden respectievelijk gevormd door platen 52 en 53 die in evenwijdige vlakken liggen en schuin zijn geplaatst ten op-10 zichte van de toevoerrichting van het tabakslichaam 22.

Een spil 54, die loodrecht staat op de platen 52 en 53 wordt daardoor roterend ondersteund in de nabijheid van het boveneinde ervan.

Een roterende borstel is met spieen bevestigd op deze 15 spil 54 tussen de twee platen 52 en 53·

Deze borstel kan op bekende wijze worden gevormd hetzij door een cilindrische borstel, of als weergegeven in de figuren 2 en 6 door een wiel 55 voorzien van radiale bladen 56, waarvan de einden de schijven 45 raken in hun raak-20 zone.

^et rechtereinde van de spil 54, dat treedt uit de plaat 53 is verbonden met een vertikale spil 57 via een schuin tandwielpaar 58 en 59 aanwezig in een huis 60, dat vast is verbonden met de plaat 53· De spil 57 is vertikaal 25 glijdend in een huls 61 aangebracht die treedt uit de bovenwand van het doosvormige element 25 en wordt aangedreven door een as 31 op niet weergegeven wijze.

Als de inrichting volgens de uitvinding een van bladen voorzien wiel 55 gebruikt dan is om beïnvloeding met 30 de schijven 45 te voorkomen het wiel voorzien van een af-schuining 62 langs zijn omtrek en is ingesteld ten opzichte van de schijven 45 op zodanige wijze dat de uitsparing 58 en de afschuining 62 deze raakzone van de schijven 45 synchroon met elkaar bereiken.

35 Als de as 36 wordt aangedreven door middel van de kinematische keten omvattende de overbrengmiddelen 35, de as 31, de tandwielen 33 en 34, de as 32, de schuine tandwielen 41, 39 en 40 en de assen 37 en 38 dan worden de schijven 45 hierdoor in tegengestelde richtingen geroteerd. 40 Op bekende wijze, en als hierboven aangegeven, wordt 800 2 7 23 Λ» 8 het tabakslichaam 22 dat de leiding 2 verlaat beïnvloed door de bijsnijdschijven 45 die zijn voorzien van uitsparingen 48.

Het resultaat is een tabakslichaam gevormd uit delen 5 met in hoofdzaak uniforme dikte die op een steek gelijk aan de lengte van een sigaret (bijvoorbeeld gelijk aan L1) afwisselen met delen met grotere dikte aangegeven door 65 ikfiguur 1.

Na het omwikkelen van dit vullichaam 22 in een baan 10 sigarettepapier om de zogenaamde continue sigarettestang te vervaardigen, worden de delen 65 met grotere dikte doorgesneden voor het vormen van sigaretten met een lengte van L1 met een grotere tabaksdichtheid aan de einden ervan dan in het midden.

15 Nu wordt aangenomen dat de machine ingesteld voor het vervaardigen van sigaretten met een lengte van L1 en dus voorzien van de bijsnijschijven 45 weergegeven in de figuren 5 en 4, moet worden ingesteld voor het vervaardigen van sigaretten met een lengte L2, die groter is dan L1.

20 De bijsnijdinrichting volgens de uitvinding wordt voor dit doel op de volgende wijze gewijzigd.

Na het lossen van de moeren 30, wordt het doosvormige lichaam 25 naar beneden bewogen om de bijsnijdschijven 45 te scheiden van de tabaksvulling 22. De schijven 45 en de af-25 standstukken 44 worden dan vervangen.

Meer in het bijzonder worden de schijven 45 vervangen door een paar schijven 64 met grotere diameter (zie figuren 4 en 5)» die langs een omtrek zijn voorzien van uitsparingen 65 op een steek gelijk aan de lengte L2.

50 De nieuwe schijven 64 zijn op de betreffende assen 37 en 38 bevestigd door middel van afstandstukken 66 met een dikte zodanig dat wordt verzekerd dat de snijranden 47 tangentieel met elkaar zijn.

Het doosvormige lichaam 25 wordt dan ingesteld ten 35 opzichte van het steunelement 29 zodat de twee schijven 64 in aanraking zijn met het tabakslichaam 22. Tenslotte, om de roterende borstel in aanraking te houden met deze aan-rakingszone, wordt de borstel in vertikale richting ingesteld door instelmiddelen omvattende de slede 51, die kan 40 roteren op de geleidingsmiddelen 49 en 50, samen met aan- 800 2 7 23 k _____ 9 2* drijf- en grendelmiddelen, die in de' figuren niet zijn weergegeven omdat zij van het gebruikelijke type zijn.

Als de inrichting 24 een van bladen voorzien wiel 55 bezit moet een verdere handeling worden uitgevoerd telkens 5 als de schijven 4-5 worden vervangen om de juiste fasering te verkrijgen tussen de uitsparingen 48 en de afschuining 62, namelijk het vervangen van bijvoorbeeld de tandwielen 43 en 44 door andere met een bepaalde overbrengverhouding.

Figuur 6 toont een tweede uitvoering van de inrich-10 ting volgens de uitvinding die in het algemeen is aangegeven met 67. De details van genoemde inrichting 67 overeenkomend met de beschreven inrichting 24 volgens figuur 2 zijn met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven.

De huls 68 die is verbonden met het doosvormige 15 lichaam 25 tot een flens 69 ondersteunt de as 31 door middel van legers 70 (slechts een hiervan is aangegeven in figuur 6).

De as 31 en het paar schuine tandwielen 71 en 72 vormt de aandrijfoverbrenging tussen een horizontale aandrijfas 20 73 die loodrecht staat op de as 31 > en de aandrijfmiddelen voor de schijven 41. Het tandwiel 72 en de as 73 zijn aanwezig in een huls 74· die is bevestigd op de huls 68 en is verbonden met de basis 1 van de machine en kan vrij roteren om zijn hartlijn.

25 De rechte vertikale sleuf 27 volgens de eerste uit voering is bij de inrichting 67 volgens figuur 6 met 27' aangegeven en is in dit geval gebogen in de vorm van een cirkelboog met het krommingsmiddelpunt op de hartlijn van de as 73.

30 Het doosvormige orgaan 25 wordt daarvoor ingesteld door het lossen van de moeren 30 en het vervolgens roteren ervan om de hartlijn van de as 73 tot de gewenste samenwerking tussen de schuine tandwielen 71 en 72 is verkregen. Het zal duidelijk zijn dat dit type instelling het niet mo~ 35 gelijk maakt dat in elk geval de schijven 45 in aanraking met het tabakslichaam 22 worden gehouden langs een horizontaal vlak.

In dit opzicht kan deze optimale situatie slechts optreden voor een enkele stand van de inrichting 67 en 40 het verschil met de ideale bijsnijdtoestand voor het lichaam 800 2723 -Kr 10 22 wordt groter naarmate de inrichting 67 vanuit deze stand wordt geroteerd. Gebleken is echter dat als de inrichting 67 op geschikte wijze is gedimensioneerd en het instelgebied wordt gehouden binnen geschikte grenzen, 5 die normaal voldoende zijn om te voldoen aan de eisen voor machines voor het vervaardigen van sigaretten, de aandrijving van de schijven 45 als volledig bevredigend kunnen worden beschouwd.

800 27 23

Claims (7)

1. Bijsnijdinrichting voor de tabaks vulling bij een machine voor het vervaardigen van sigaretten, gekenmerkt door de combinatie van een paar gelijke tegen 5 elkaar roterende schijven met een buitenste afgeknot kegelvormig oppervlak met een snijrand op de grootste basis, welke schijven zijn geplaatst op naar beneden convergerende hellende assen die worden ondersteund door een gemeenschp-pelijke ondersteuning en een vlak begrenzen dat in hoofd-¢0 zaak normaal staat op de baan van het vullichaam, welke schijven zo zijn geplaatst dat de snijranden in hoofdzaak tangentiaal met elkaar zijn terwijl een van de beschrijvende lijnen ervan in hoofdzaak op een lijn ligt met de baan van het vullichaam, waarbij de afgeknot kegelvormige oppervlak-15 ken uitsparingen of groeven bezitten, die in hoofdzaak zijn gericht langs hun beschrijvende lijnen en op afstand van elkaar liggen langs de snijranden over een steek die in hoofdzaak gelijk is aan de lengte van de sigaretten vervaardigd met deze machine, zodanig dat de diameter van de 20 schijven voor een gelijk aantal van deze uitsparingen een functie is van de lengte van deze sigaretten, waarbij middelen worden verschaft voor het instellen van de schijven op hun respectieve assen in een stand die een functie is van de diameter, en middelen aanwezig zijn voor het instel-25 len van het niveau van deze ondersteuning ten opzichte van de basis van genoemde machine.

2. Bijsnijdinrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de ondersteuning wordt gevormd door een doosvormig lichaam dat aandrijf middelen bevat voor genoemde 30 schijven, die zijn verbonden met een aandrijfas, die wordt ondersteund door genoemde machine.

3. Bijsnijdinrichting volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat de middelen voor het instellen van het niveau van de ondersteuning vertikals middelen 35 bevatten voor het geleiden van de ondersteuning ten op_ zichte van genoemde basis, welke aandrijfmiddelen zijn verbonden met de aandrijfas via overbrengmiddelen die een verlengbare as omvatten met een dubbel scharnierende koppeling.

4. Bijsnijdinrichting volgens de conclusies 1 en 2, 40 met het kenmerk, dat de middelen voor het in- * 800 2 7 23 stellen van het niveau van de ondersteuning geleidings-middelen omvatten . . in de vorm van een cirkelboog die bet mogelijk maakt de ondersteuning te roteren om een hartlijn die in hoofdzaak evenwijdig is met de tabaksvulling, welke aandrijfmiddelen zijn verbonden met de aandrijfas via overbrengmiddelen omvattende een paar schuine tandwielen.

5. Bijsnijdinrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de middelen voor het instellen van de schijven op hun betreffende assen worden gevormd door af-standstukken, die zijn geplaatst tussen de boveneinden van de assen en genoemde schijven.

6. Bijsnijdinrichting volgens conclusie 1, omvattende een borstel die kan roteren om een horizontale hartlijn en tangentiaal is met de aanrakingsplaats van de schijven op de zijde tegenover het vullichaam, gekenmerkt door middelen voor het vertikaal instellen van de borstel ten opzichte van de ondersteuning.

7. Bijsnijdinrichting volgens de conclusies 1 en 6, met het kenmerk, dat de middelen voor het vertikaal instellen van de borstel een ondersteuningsalede omvatten voor de borstel en geleidingsmiddelen voor genoemde slede, die vast zijn verbonden met genoemde ondersteuning. «ft*********************** 800 2 7 23