NL8001984A - Signaalopneempatroon voor het weergeven van signalen geregistreerd op een roterend registratiemedium. - Google Patents

Signaalopneempatroon voor het weergeven van signalen geregistreerd op een roterend registratiemedium. Download PDF

Info

Publication number
NL8001984A
NL8001984A NL8001984A NL8001984A NL8001984A NL 8001984 A NL8001984 A NL 8001984A NL 8001984 A NL8001984 A NL 8001984A NL 8001984 A NL8001984 A NL 8001984A NL 8001984 A NL8001984 A NL 8001984A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
signal
pick
lever
cartridge
mounting
Prior art date
Application number
NL8001984A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Victor Company Of Japan
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Victor Company Of Japan filed Critical Victor Company Of Japan
Publication of NL8001984A publication Critical patent/NL8001984A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B3/00Recording by mechanical cutting, deforming or pressing, e.g. of grooves or pits; Reproducing by mechanical sensing; Record carriers therefor
    • G11B3/44Styli, e.g. sapphire, diamond
    • G11B3/54Storing; Manipulating, e.g. feeding styli to and from heads
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B9/00Recording or reproducing using a method not covered by one of the main groups G11B3/00 - G11B7/00; Record carriers therefor
    • G11B9/06Recording or reproducing using a method not covered by one of the main groups G11B3/00 - G11B7/00; Record carriers therefor using record carriers having variable electrical capacitance; Record carriers therefor
    • G11B9/07Heads for reproducing capacitive information
    • G11B9/075Heads for reproducing capacitive information using mechanical contact with record carrier, e.g. by stylus

Description

«Γ \ —·
Si gnaalopneempatrοοη voor het weergeven van signalen geregistreerd op een roterend registratiemedium.
De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op signaalopneempatronen voor het weergeven van signalen, geregistreerd op een roterend registratiemedium. In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een signaalopneempatroon, dat bij een 5 inrichting voor het weergeven van een informatiesignaal, geregi streerd op een roterende schijf langs een spiraalvormige of concentrische baan, effektief de afbuigingsresonantie van een vrijdragende hefboom onderdrukt, op het vrije einde waarvan een signaalweergeefelement zoals een weergeefstift is gemonteerd.
10 Tot nu toe zijn inrichtingen ontwikkeld van de soort, waarbij bijvoorbeeld een roterende schijf (hierna "schijf" genoemd) waarop een videosignaal is geregistreerd volgens een spiraalvormige baan als variaties in de geometrische vormen overeenkomend met een informatie-inhoud, wordt geroteerd. Deze spiraal-15 vormige baan wordt gevormd op een plat oppervlak en heeft geen stiftgeleidingsgroef. Een signaalweergeefstift van een signaal-opneemorgaan wordt gedrongen relatief de spiraalvormige baan te volgen en daardoor het geregistreerde videosignaal weer te geven. Bij een signaalopneemorgaan van deze aard is het nodig, dat het 20 signaalopneemorgaan de baan nauwkeurig volgt, aangezien de baan geen stiftgeleidingsgroef heeft. Om deze reden is het nodig te voorzien in middelen voor het detecteren van elke baanafwrijking van het signaalopneemorgaan ten opzichte van de bovengenoemde baan op de schijf en de positie van het signaalopneemorgaan in 25 reaktie op deze fout te regelen, zodat dit orgaan nauwkeurig de baan zal volgen zodat baanregeling wordt uitgevoerd.
Op het ogenblik van het vervaardigen vaneen schijf kan daarin mechanische vervorming niet worden vermeden en 800 1 9 84 2 zelfs wanneer de schijf wordt geroteerd met een constante snelheid tijdens een weergave, ontstaan variaties in de relatieve snelheid tussen de geregistreerde baan en de weergeefstift. Dit veroorzaakt de zogenaamde jitter (fout in de tijdas) in het weer-5 gegeven signaal.
Door aanvrager is reeds een signaalopneemorgaan voorgesteld, waarin een permanent magnetisch orgaan van een rechthoekige vorm van parallellopipedum en met magnetische polen op de tegengestelde zijvlakken daarvan, is bevestigd aan het 10 nabije einde van een vrijdragende hefboom. Een eerste spoel is geplaatst voor het omgeven van het permanent magnetische orgaan. Tweede spoelen zijn aangebracht bij elke magnetische pool van het permanent magnetische orgaan. Wanneer in dit opneemorgaan de baanregelsignaalstroam en de jittercompensatiesignaalstroom res-15 pectievelijk lopen door de eerste spoel en de tweede spoelen, wordt het permanent magnetische orgaanbekrachtigd om te roteren om een hypothetische vertikale as daarvan en om te worden verplaatst in de lengterichting daarvan, overeenkomstig de linkerhandregel van Fleming, waardoor de vrijdragende hefboom wordt geroteerd en 20 verplaatst in de axiale richting van deze hefboom. Baanregel- werking en jittercompensatiewerking worden daardoor uitgevoerd.
Dit signaal opneemorgaan heeft echter de volgende problemen ten gevolge van zijn constructie. Het permanent magnetische orgaan, dat een bewegend orgaan is, moet een miniatuuruitvoering 25 hebben en van lichtgewicht zijn, waardoor onvermijdelijk de magnetische kracht daarvan klein zal zijn. Aldus wordt de drijvende kracht van het permanent magnetische orgaan klein, waardoor de bediening van de vrijdragende hefboom met grote aandrijfkracht moeilijk wordt, waardoor moeilijkheden optreden doordat de voor-30 geschreven regelwerking niet kan worden uitgevoerd.
Aangezien verder de weergeefstift aan slijtage onderhevig is bij gebruik over een lange periode, is het nodig dat het patroon van verwisselbare constructie is, waarbij de vrijdragende hefboom, aangebracht bij de weergeefstift, gemakkelijk 35 kan worden bevestigd of losgenomen van een regelaandrijfgedeelte 80 0 1 9 84 3 > ί of een bedieningsgedeelte met spoelen.
Aanvrager heeft een signaalopneemorgaan ontwikkeld, waarin drie spoelen zijn verbonden met het nabije deel van een vrijdragende hefboom en zijn aangebracht binnen een magnetisch 5 veld, gevormd door een stationair permanent magnetisch orgaan en waarbij twee spoelen van de drie spoelen worden onderworpen aan een koppel wanneer een baanregelsignaalstroom daardoor loopt en waarbij de resterende spoel wordt onderworpen aan verplaatsing in de axiale richting van de wikkeling wanneer een jittercompen-10 satiesignaalstroom daardoor loopt, zodanig dat de baanregeling en de jittercompensatiewerking effektief worden uitgevoerd, zoals in detail is aangegeven in de Nederlandse octrooiaanvrage 78 03^3.
Het opneempatroon van dit reeds ontwikkelde opneemorgaan omvat een mechanisme, dat het' nabije deel van een 15 vrijdragende hefboom drukt tegen een draailager gemonteerd aan de bewegende spoelen en daardoor doet samenwerken met let draailager, en een mechanisme waarin een dempingsorgaan, dat niet dient om kracht over te dragen op het tijdstip van j.ittercompensatie-werking, een stiftdruk aanlegt op de weergeefstift tegen de 20 schijf.
3ij de weergeefwerking van het boven beschreven signaalopneemorgaan, worden een trilling optredend bij het klevend slepen tijdens het schuivende contact tussen de weergeef-stift en de schijf, en een trilling, opgewekt door het aandrijvende 25 vermogen medegedeeld aan het regelaandrijfgedeelte met spoelen, toegevoerd aan de vrijdragende hefboom van het patroon. Om deze reden ondergaat de vrijdragende hefboom afbuigingstrillingen bij de natuurlijke resonantiefrequentie van zijn afbuigingswijze.
Vanwege deze afbuigingstrillingen van de vrij-30 dragende hefboom en de grote massa van de hefboom en de bijbehorende onderdelen en om andere redenen is de volgkarakteristiek van de vrijdragende hefboom met betrekking tot de schijf slecht bij hoge frequenties zoals bijvoorbeeld boven 1 kHz. Wanneer dus de vrijdragende hefboom de bovengenoemde afbuigingstrillingen 35 ondergaat, tracht de weergeefstift vrij te komen van het schijf- 80 0 1 9 84 k oppervlak bij een aantal specifieke trillingsfrequenties en de omhullende van het weergegeven signaal varieert ten gevolge van de contacttoestand van de weergeefstift met betrekking tot het s chijfoppervlak.
5 i Wanneer in het bijzonder de weergeefstift weinig vrijkomt van het schijfoppervlak, wordt het niveau van het weergegeven signaal laag. In het geval dat de mate van vrijkomen van de weergeefstift vanaf het schijfoppervlak groot is, treedt een signaaluitval op in het weergegeven signaal. Hoe hoger de 1Φ frequentie van de component van het informatiesignaal, hoe groter het effekt van deze scheiding van de weergeefstift ten opzichte van het schijfoppervlak. Wanneer er een vervorming is van de frequentiekarakteristieken ten gevolge van buiging van de omhullende van het weergegeven signaal, uitvallen en dergelijke 15 op cfeze wijze, wordt de kwaliteit van het weergegeven signaal aanzienlijk benadeeld.
Wanneer verder de weergeefstift springt over het schijfoppervlak en herhaaldelijk vrijkomt van en valt op het schijf-oppervlak, worden uitgebroken stootmarkeringen gevormd op het 20 schijfoppervlak als resultaat van de daaraan meegedeelde slag elke keer dat de stift valt op het schijfoppervlak.
Nog een ander probleem treedt op in het geval, dat kleine ongewenste bollingen bestaan op het schijfoppervlak.
In dit geval wordt de scheidingstijd van de weergeefstift ten 25 opzichte van het schijfoppervlak langer vanwege deze bollingen.
Aangezien verder de overgangskarakteristiek niet goed is, springt de stift een aantal malen op het schijfoppervlak. Ook in dit geval treden ongewenste resultaten op zoals vervorming van de kwaliteit van het weergegeven signaal, uitvallen en beschadigingen 30 van het schijfoppervlak, overeenkomstig als boven beschreven.
Een verdere moeilijkheid treedt op wanneer de vrijdragende hefboom wordt geregeld en aangedreven door het regel-aandrijfgedeelte, in welk geval de vrijdragende hefboom wordt onderworpen aan trillingsmotorische kracht, waardoor ongewenste 35 verschijnselen zoals springen van de weergeefstift op het schijf- 80 0 1 9 84 5 » * oppervlak en trillingscontact en scheiding van de basis of het nabije einde van de vrijdragende hefboom ten opzichte van het draailager, hetgeen aanleiding geeft tot variatie van de contact-toestand van de stift met betrekking tot het schijfoppervlak, 5 optreden in bepaalde gevallen. Deze verschijnselen treden gemakke lijk op in het bijzonderin het geval dat de aandrijfsnelheid van het regelaandrijfgedeelte groot is.
In het bijzonder wordt in het baanregelstelsel ter compensatie van fasevertraging van het aandrijfstelsel, een 10 aandrijfsignaal, waarvan de hoogfrequentband is geaccentueerd, toegevoerd aan het regelaandrijfgedeelte. Om deze reden zal de stift zich verwijderen van het schijfoppervlak en treedt een uitval in het weergegeven signaal op bij een speciale frequentie, welke een staande golf levert met een afbuigtrilling in de vrij-15 dragende hefboom.
>Dk bovenbeschreven verschijnselen treden gemakkelijk op in het bijzonder in gevallen, waar de weergeef-stift wordt verschoven van baan naar baan in een korte tijd op het tijdstip van een speciale weergeefwijze. Voorbeelden 20 van zulke speciale weergeefwijzen zijn de wijze van het herhaald weergeven, waarbij dezelfde baan op een schijf, waarop een videosignaal is geregistreerd, herhaald wordt weergegeven, de weergeefwijze met hoge snelheid of snelle beweging waarbij de stift weergeeft bij het lopen over een of een aantal banen, en de weergeef-25 wijze in tegengestelde richting,waarbij de stift weergeeft wanneer hij loopt over banen in de terugwaartse radiale richting over de schijf.
Aldus zijn pogingen ondernomen om de afbuig-trillingen van de vrijdragende hefboom te onderdrukken door het 30 aanbrengen van een ringvormig rubberdempingsorgaan tussen een tussengelegen deel van de vrijdragende hefboom en de basisplaat van het patroon. De afbuigtrillingen van een vrijdragende hefboom hebben echter een relatief hoge frequentie van bijvoorbeeld 1 kHz of hoger. Om deze reden is het nodig dat de elastische constante 35 (dat wil zeggen de stijfheid S) van het rubber dempingsorgaan 800 1 9 84 6 groot is opdat het zal werken als een elastisch orgaan in de hovengenoemde frequentiehand.
In het geval echter, waar een orgaan met een grote stijfheid wordt gebruikt als een rubber dempingsorgaan, 5 wordt de contactkracht van de weergeefstift tegen het schijf- oppervlak indien statisch bekeken, een kracht welke veel groter is dan een voorkeurskracht van 50 mg vanwege dit rubber dempingsorgaan, waardoor er het risico is dat het schijfoppervlak wordt beschadigd. Indien aan de andere kant de stijfheid van het rubber )10 dempingsorgaan zo is gekozen dat wordt voorkomen dat de contactkracht van de stift tegen de schijf buitensporig groter wordt dan een gewenste waarde, zal het rubberdempingsorgaan niet effektief werken als een dempingsorgaan bij de bovengenoemde frequentie-band van afbuigtrillingen en de aanwezigheid van het rubberdempings-15 orgaan zal slechts een toevoeging vormen van een overmaat aan massa voor de vrijdragende hefboom. Aldus kan de afbuigtrilling niet effektief worden onderdrukt door organen zoals het bovengenoemde ringvormige rubber dempingsorgaan.
Het is dus een algemeen doel van de uitvinding 20 te voorzien in een signaalopneenroatroon, dat een verbetering vormt van het bovengenoemde opneemorgaan en waarbij de boven beschreven moeilijkheden zijn overwonnen.
Een ander en speciaal doel van de uitvinding is te voorzien in een signaalopneenrpatroon, waarin een elastisch 25 orgaan met het vermogen van het absorberen van trillingen is aangebracht bij het deel van de verbinding tussen een vrijdragende hefboom, voorzien aan zijn uiterste top met een weergeefelement, en een orgaan dat een middeJ/Vormt voor het leveren van druk-contactkracht van het weergeefelement ten opzichte van eenroterend 30 registratiemedium, en de vrijdragende hefboom. In het signaal-opneempatroon volgens de uitvinding kan de afbuigtrilling van de vrijdragende hefboom bij een relatief hoge frequentieband effektief worden onderdrukt. Bij een hoge triüingsfrequentieband beweegt slechtscfe vrijdragende hefboom en kan de effektieve massa van de 35 bewegende delen worden beschouwd klein te zijn. Daarom zijn de 800 1 9 84 ί * τ volgwerking met betrekking tot het draailager aangebracht bij het regelaandrijfgedeelte van het basisgedeelte van de vrijdragende hefboom en de volgwerking met betrekking tot het schijfoppervlak met het weergeefelement bijzonder goed. Om deze reden worden 5 het springen van het weergeefelement op het schijfoppervlak, het vrijkomen en contact maken van het basisgedeelte van de vrijdragende hefboom en het draailager en andere ongewenste werkingen voorkomen. Als resultaat worden fluctuatie van het niveau van het weergegeven signaal, het optreden van uitval, het beschadigen 10 van het schijfoppervlak, enz. effektief voorkomen. Buitendien worden deze ongewenste verschijnselen effektief voorkomen gedurende ook het verschuiven van het weergeefelement tussen banen op het ogenblik van een speciale weergeefwijze.
De uitvinding zal aan de hand van de tekening 15 in het volgende nader worden toegelicht.
Fig. 1 toont algemeen in perspectief een voorbeeld van een inrichting voor weergave van een roterend registratiemedium waarbij een signaalopneemorgaan wordt toegepast, dat gebruik maakt van een opneempatroon volgens de uitvinding.
20 Figuren 2A en 2B tonen respectievelijk een perspectivisch onderaanzicht en een losgenomen perspectivisch aanzicht van een eerste uitvoering van een signaalopneempatroon volgens de uitvinding.
Fig. 3 toont een perspectivisch onderaanzicht 25 met delen weggesneden, van het signaalopneemorgaan, geladen met het s i gnaalopneempatroon.
Fig. U is een zijaanzicht, deels in doorsnede en toont het signaalopneemorgaan in een toestand waarbij het signaalopneempatroon moet worden aangebracht.
30 Fig. 5 is een langsdoorsnede van het signaal opneemorgaan in een schijfweergeeftoestand nadat het signaalopneempatroon is aangebracht.
Figuren 6a en 6b tonen respectievelijk in perspectief een vrijdragend hefboomstelsel van het signaalopneempatroon 35 van fig. U en een verticale doorsnede van het essentiële deel 800 1 9 84 8 daarvan.
Figuren 7 en 8 tonen karakteristieken van de signaalopneemorganen.
Figuren 9» 10 en 11 tonen in perspectief resp. de essentiële delen van de vrij dragende hefboomstelsels van 5 een tweede, derde en vierde uitvoeringsvorm van het signaal- opneempatroon volgens de uitvinding.
j'De algemene eigenschappen van het uitwendige van een weergeefinrichting 10 voor het weergeven van een roterend registratiemedium, waarin een signaalopneemorgaan is toegepast, 10 ziet men in fig. 1. In deze inrichting 10 is een roterende schijf 11, welke het roterende registratiemedium vormt en waarop een videosignaal is geregistreerd, geplaatst op een draaitafel 12 en daarop vastgeklemd door een klemorgaan 13 en vormt dus een roterende eenheid met de draaitafel 12 bij een rotatiesnelheid 15 van 900 omw./min. bijvoorbeeld. Op de schijf 11 is een videosignaal met twee beelden, dus vier rasters per omwenteling met spiraalvormige banen geregistreerd met putten, gevormd ten gevolge van de informatie-inhoud van het signaal.
Het informatiesignaal zoals een videosignaal 20 wordt geregistreerd op de schijf 11 met het stelsel volgens de Nederlandse octrooiaanvrage 77 03865 van aanvrager.
Met betrekking tot een baanomwenteling op de schijf 11 zijn putten van het eerste hulpsignaal gevormd aan een sijwaartse zijde van de baan gezien in de baanrichting (bijvoor-25 beeld aan de rechterzijde in de rotatierichting) en zijn putten van het tweede hulpsignaal gevormd aan de andere zijde (linkerzijde) van de baan. Met betrekking tot de naburigebaan zijn de putten van het weede hulpsignaal gevormd aan een zijde (rechterzijde) daarvan als gezien in de baanrichting en aan de andere 30 zijde (linkerzijde) zijn de putten van het eerste hulpsignaal gevormd. Aldus zijn de posities, waar de putten van de eerste en tweede hulpsignalen zijn gevormd, alternatief omgekeerd in de radiale schijfrichting.
Een signaalopneemorgaan 1U is gemonteerd bij een 35 80 0 1 9 84 • * 9 inspringende cylindrische holle resonator 16, aangehracht binnen een patroon 15 en verbonden met een centrale geleider bij de resonator. Hè centrale geleider is elektromagnetisch verbonden met een hoog frequent oscillator 17 voor het leveren van een 5 trilling met een frequentie van 1 GHz bijvoorbeeld. Deze uitvoering is bekend. De wagen 15» welke horizontaal is geplaatst boven de draaitafel 12, wordt aan zijn einde geleid door een paar evenwijdige horizontale geleidingsstaven 19 (slecht een ervan is getekend) aangebracht onder een basisplaat 18. Deze wagen 15, 10 aangedreven door een aandrijfmechanisme (getekend) beweegt continu in horizontale translatie bij een snelheid van de afstand van een baanspoedper omwenteling van de draaitafel 12 synchroon met de rotatie daarvan. Als resultaat van deze beweging van de lagen 15, loopt een weergeefstift van het signaalopneemorgaan 1U 15 in translatie ten opzichte van de schijf 11 langs de radiale richting daarvan en volgt relatief de spiraalvormige baan van de schijf 11 welke roteert.
De eerste uitvoeringsvorm van het signaalopneem-patroon volgens de uitvinding wordt beschreven aan de hand van 20 figuren 2 en 3.
Fig. 3 toont een signaalopneemorgaan 20, voorzien van een bedieningsorgaan 21 voor het bedienen als een regel-aandrijfgedeelte, en voorzien van een opneempatroon 22, dat men ziet in fig. 2. Het bedieningsorgaan 21 heeft een inwendige 25 uitvoering zoals bijvoorbeeld getekend in de Nederlandse octrooi aanvrage J8 03^3 bijvoorbeeld.
In fig. 3 heeft het signaalopneemorgaan 20 een constructie 23 voor het vormen van een magnetisch veld, waarin een ferromagnetisch gestelorgaan 2k gebogen in U-vorm is aan-30 gebracht met permanente magnetische organen 25 en 26, bevestigd aan het binnenoppervlak van elke arm daarvan en met een U-vormig juk 27 bevestigd aan de basis daarvan om te worden geplaatst tussen de permanent magnetische organen 25 en 26. De permanent magnetische organen 25 en 26 worden gemagnetiseerd, zodat hun 35 bevestigde zijden de N-polen hebben en de tegengestelde zijden de 80 0 1 9 84 10 Z-polen, waardoor de jukarmen de N-polen aannemen. Aldus worden de sterke magnetische velden gevormd tussen het permanent magnetische orgaan 25 en een jukarm en tussen het permanent magnetische orgaan 26 en een andere jukarm. Geen magnetisch veld 5 wordt gevormd tussen de jukarmen.
Een bewegende constructie 28 omvat een paar spoelen 29 en 30, gewikkeld in een rechthoekige vorm. Deze spoelen 29 en 30 worden bevestigd aan een stijve steunplaat 31 in onderling evenwijdig en naburig verband en losjes gepast op de jukarmen.
10 Een bladveer 32 van fosforbrons bijvoorbeeld, wordt aan tegengestelde zijden ondersteund door rubber steun-organen en strekt zich uit tussen de afgelegen einden van de armen van het gestelorgaan 2k, Deze bladveer 32 is gevormd met een paar openingen.
15 Draailager 33 en 3^ zijn bevestigd aan de steunplaat 31 op delen nabij zijn tegengestelde zijden.
Het gestelorgaan 2h is aan zijn voorzijde voorzien van een stijve frontplaat 35, welke is gevormd met elliptische openingen, welke zich zijwaarts uitstrekken op plaatsen overeen-20 komend met de draailagers 33 en 3l+. Een magneetplaat is verbonden met de frontplaat 35 bij zijn middengedeelte.
Volgens figuren 2 en 3 heeft het opneempatroon 22 een hoekstuk 1+2, gemonteerd op een steunplaat 1+1. Het hoekstuk 1+2 is gevormd op een zijoppervlak van de vertikale delen met een 25 getrapte groef l+2a welke zich in de lengterichting uitstrekt.
De magneetplaat 1+3 is passend aangebracht in de groef l+2a en een getrapt gedeelte l+2b dient als een geleiding voor de magneetplaat 1+1+.
Een vrijdragende hefboom 1+6, welke aan zijn 30 afgekeerde einde is voorzien van de weergeef stift 1+5, is uitgevoerd met twee betrekkelijk lange staven l+6a en l+6b, welke aan elkaar zijn bevestigd aan hun afgekeerde einden en daardoor een V-vorm maken. De staven l+6a en l+6b van de vrijdragende hefboom 1+6 zijn aan hun nabije einden voorzien van cirkel vormige 35 kegelvormige draaipunten l+7a en l+7b, gemaakt van hard materiaal.
800 1 9 84 11
De staven 46a en 46b zijn bevestigd, via meegevende steundelen 51a en 51b hierna beschreven, aan delen nabij tegengestelde einden van een brugorgaan 48. Een rechthoekige magnetische plaat 44 is verbonden met een achtervlak van 5 het brugorgaan 48. De magneetplaten 4-3 en 44 zijn gemagnetiseerd in hun dikterichting.
In het opneempatroon 22 samengesteld seals in figuur 2A, trekken de magneetplaten 43 en 44 elkaar aan om contact te maken met hun omtreksranden samenvallend met elkaar 10 in hun autonome werking en de vrijdragende hefboom 46 wordt stabiel gehouden. Een geleiderdraad 49 is met zijn ene einde verbonden met de elektrode van de weergeefstift 45 en met zijn andere einde aan een uitgangsklem 50 op de bodem van de steun-plaat 41.
15 Het opneempatroon 22 wordt ingebracht in het bedieningsorgaan 21 volgens fig. 4 en het signaalopneemorgaan 20 voert een schijfweergeefwerking uit in een toestand volgens fig. 5.
Volgens fig. 4 is een steunbasis 60 met schroeven 20 bevestigd aan een deksel 61, scharnierend op een as van een wagen en het bedieningsorgaan 21 is via een hoekstuk 62 bevestigd aan de steunbasis 60. Het opneempatroon 22 wordt aangebracht bij de deksel 61 in de geopende stand. Het opneempatroon 22 wordt ingebracht volgens de pijlrichting A in de steunbasis 60 in een 25 toestand, waarbij de beide zijranden van de steunplaat 41 samenwerken in groeven van de steunbasis 60 en wordt aangebracht volgens de twee stippellijnen, in een toestand waarbij het hoekstuk 42 wordt aangetrokken voor contact met een magneet-plaat, aangebracht op een voorplaat van het dieningsorgaan 21.
30 Met de draaipunten 47a en 47 b in de toestand, waarin zij worden opgenomen in de draailagers 33 en 34, wordt de magneet 44 gescheiden van en aangetrokken door de magneet 43. De draaipunten 47a en 47b worden door de aantrekkingskracht van de magneten 43 en 44 gebracht in drukcontact in de draailagers 33 en 35 34 met een specifieke kracht.
8 0 0 1 9 84 12
Wanneer dit aanbrengen is voltooid, ondergaat de vrij dragende hefboom 1+6 een rotatie volgens de pijlrichting B, veroorzaakt door een bepaald verband tussen de magneetplaat 180 en de draailagers 33 en 3l+. Wanneer de vrijdragende hefboom 1+6 ^ roteert, komt het nabije gedeelte daarvan te stuiten tegen de zijwand van de openingen in de frontplaat van het bedienings-orgaan, waardoor de rotatie van de vrijdragende hefboom 1+6 wordt beperkt tot een stand, aangegeven door de dubbele stippellijn. Daarom treedt de moeilijkheid, dat de geleiderdraad 1+9 wordt afgesneden, niet op.
Wanneer de deksel 61 wordt gesloten, is het aansluitorgaan 50 verbonden met een centrale geleider 63 van een inspringende cylindrische holle resonator en door verder het weergeefstifthefmechanisme te bedienen, maakt de weergeefstift ^ 1+5 contact met de schijf 11,
Bij het weergeven van de schijf, beweegt de bewegende constructie 28 ten gevolge van de regelsignaalstroom gevormd uit het weergegeven referentiesignaal en baanregel-en jlttercompensatie worden uitgevoerd.
2q Vervolgens dragen de elastische steundelen 51a en 51b elastisch de vrijdragende hefboom 1+6 voor het vormen van een essentieel deel van het signaalopneempatroon van de uitvinding, zoals hierna wordt beschreven aan de hand van figuren 6a en 6b.
In figuren 6a en 6B worden die onderdelen, welke overeenkomen met 2t- de onderdelen in fig. 2A en 2B, aangegeven met dezelfde verwijzings-cijfers. Beschrijving van die onderdelen wordt hier verder weggelaten.
De elastische steundelen 51a en 51¾ omvatten respectievelijk cylindrische organen 71a en 7Tb» gevoerd door 2Q en bevestigd aan een brugorgaan 1+8 en elastische organen 72a en 72b, welke geschikt zijn voor het opnemen van trillingen, welke passend zijn aangebracht in het inwendige van deze cylindrische organen. De staven l+6a en l+6b van de vrijdragende hefboom 1+6 zijn bij hun nabije of basisgedeelten ingebracht door en worden 22 gesteund met behulp van de elastische organen 72a en 72b van de 800 1 9 84 13 elastische steundelen 51a en 51b.
Het is wenselijk, dat de cylindrische organen 71a en 71b worden gevormd uit een materiaal met laag gewicht en hoge mechanische sterkte zoals bijvoorbeeld een aluminium-5 buis, welke is onderworpen aan een hardingsbewerking. Voor de elastische organen 72 a en 72b wordt een materiaal zoals rubber gebruikt.
Het bevestigen van de elastische organen 72a en 72b aan de cylindrische organen 71a en 71b kan worden uitge-10 voerd door een hechtmiddel of door drukcontact van het buitenste omtreksoppervlak van de elastische organen 72a en 72b tegen het binnenoppervlak van de cylindrische organen 71a en 71b.
Met betrekking tot de vrijdragende hefboom 46 is het belastingsgedeelte L, dat is voorzien van de cylindrische 15 organen 71a en 71b, het brugorgaan 48 en de magneet 44, statisch in de toestand van een integrale constructie vanwege de elastische organen 72a en 72b. Om deze reden is er bij het opneempatroon volgens de uitvinding geen optreden van ongewenste toename van de contaetkracht van de weergeefstift tegen het schijfoppervlak 20 als gevolg "van het effekt van de elastische organen, zoals kan worden beschouwd in het geval waar elastische organen worden gebruikt als boven beschreven.
Buitendien is de waarde van de toename in de massa ten gevolge van de toevoeging van de cylindrische organen 25 71a en 71b en de elastische organen van de orde van een gedeelte (bijvoorbeeld 1/3) van de massa van de permanente magneet 44.
Ook is de plaats, waar de cylindrische organen 71a en 71b en de elastische organen 72a en 72b zijn aangebracht, in de nabijheid van de roterende steunpunten (uiteinden van de draaipunten 30 1+7a en 47b) van de vrijdragende hefboom 1+6. Om deze reden is de waarde van de toename in de contaetkracht van de weergeefstift tegen het schijfoppervlak zeer klein, in de orde van 3 tot 4 % bijvoorbeeld, zelfs wanneer er een toename is in de massa ten gevolge van het toevoegen van de cylindrische organen 71a en 35 71b en de elastische organen 72a en 72b. Het is dus duidelijk 80 0 1 9 84
1H
dat de statische karakteristieken van de vrijdragende hefboom niet worden beïnvloed door de toevoeging van de cylindrische organen 71a en 71b en de elastische organen 72a en 72b.
Wanneer het opneempatroon 22 is in een toestand, 5 waarbij het is gekoppeld met het bedieningsorgaan 21, werkt een aantrekkingskracht van de orde van bijvoorbeeld 5 tot 10 gram tussen de permanente magneten ^3 en bk. Om deze reden werkt een kracht van 5 tot 10 gram in de horizontale richting H als aangegeven in figuren 3 en 6b tussen een deel nabij de basis of 10 nabije delen van de staven h6a en k6b en het bovengenoemde belastings-gedeelte L. Overeenkomstig wordt een vervormingskracht overeenkomend met deze kracht gevormd in de horizontale richting H in de elastische organen 72a en 72b.
Wanneer verder de weergeefstift i+5 is in een 15 toestand, waarbij hij is gedaald op het schijfoppervlak overeenkomstig fig. 5, wordt een geringe vervormingskracht gevormd in de elastische organen 72a en 72b in de vertikale richting V zoals aangegeven in fig. 6b. Aldus worden vervormingskrachten in twee richtingen, dat wil zeggen in de richting H van druk 20 contact van de draaipunten U7a en ^7b tegen de draailagers 33 en 3^ en in de richting V waarin de weergeefstift U5 contact maakt met het schijfoppervlak met extra contactkracht, gevormd in de elastische organen 72a en 72b. Als resultaat wordt de volgkarakteristiek van de vrijdragende hefboom verbeterd in een 25 gebied van relatief hoger frequentie zoals hierna beschreven.
Allereerst zal het probleem van de trillings-werking van het aanraken en loskomen tussen de draaipunten van de vrijdragende hefboom en de draailagers worden beschouwd in samenhang met figuur 7. Opgemerkt wordt, dat figuur 7 het 30 geval aangeeft, waarbij voor de eenvoud van de beschrijving is aangenomen dat de vrijdragende hefboom wordt aangedreven in zijn lengterichting (H richting in fig. 6 B) door het bedieningsorgaan 21. In dit geval wordt de maximum amplitude van de draailagers 33 en 3^ met de draailagers 33 en 3^ en de draaipunten *+7a en i+7b 35 in een toestand waarin zij niet zijn gescheiden op het tijdstip 80 0 1 9 84 * · 15 dat een regelsignaal voor jittercorrectie wordt toegevoerd aan het bedieningsorgaan 21, en zijn draailagers 33 en 31* warden aangedreven in de H richting, bepaald in overeenstemming met de frequentie van het regelsignaal voor het aandrijven en 5 regelen van de draailagers.
In fig. 7 geeft de horizontale as de frequentie aan, terwijl de vertikale as de maximum snelheidsanrplitude Vp^ in de H richting aangeeft, hetgeen de uitdrukking in snelheids-amplitude (2irf x amplitude) van de maximum amplitude is, welke de 10 draailagers kunnen ondergaan met betrekking tot de regelaandrijf- frequentie (f). In dit geval wordt de karakteristiek van de vrij-dragende hefboom van een vroeger voorgesteld opneempatroon aangegeven met de kromme I, terwijl die van het opneempatroon volgens de uitvinding wordt aangegeven door de kromme II.
15 In het geval dat de snelheid Vwordt weergegeven door de vertikale as, geeft de kromme III de snelheidsverdeling aan met betrekking tot de bovengenoemde regelaandrijffrequentie van de draailagers.
De vrijdragende hefboom van het vroeger voorgestelde opneempatroon, zoals aangegeven door de karakteristieke 20 kromme I voor maximum snelheidsamplitude, vertoont een lineaire karakteristiek, waarbij een afnameoptreedt met 6dB/oct bij toenemende frequentie tot middelmatige frequenties, maar in het gebied van hogere frequenties treden pieken en dalen op zoals aangegeven door het gedeelte Ia van de kromme. Vanwege de dalen 25 van dit gedeelte Ia welke dalen onder de snelheidsverdelingskromme III, treedt een trillingscontactscheidingsverschijnsel op tussen de draaipunten i+7a en UTb en de draailagers 33 en 3¾. Dit kan worden beschouwd als een bijdrage aan trillingen van de vrij-dragende hefboom in de vertikale richting V loodrecht op de 30 H richting ten gevolge van resonantie in de afbuigtrillingswijze.
In tegendeel is in het geval van de vrij dragende hefboom van het opneempatroon volgens de uitvinding een parallel-resonantiestelsel gevormd door de stijfheid van de elastische organen 72a en 72b en de massa van de cylindrische organen 71a 35 en 71b, het brugorgaan ^8 en de magneet ^ wanneer het belastings- 80 0 1 9 84 16 gedeelte L daarvan wordt beschouwd vanaf de zijde van de vrij-dragende hefboom 1+7, De resonantiefrequentie van het parallel-resonantiestelsel van het belastingsgedeëtfce L toont verschillende waarden voor de horizontale richting H en de vertikale richting V 5 aangezien de waarde van de stijfheid van de elastische organen 72a en 72b in de langsrichting van de vrijdragende hefboom verschilt van die in de richting loodrecht daarop. De resonantiefrequentie in de horizontale richting H van het belastingsgedeelte L zal hierna worden aangegeven met fQH en de resonantiefrequentie 10 in de vertikale richting V daarvan zal worden aangegeven met f .
De karakteristiek van het opneerapatroon volgens de uitvinding wanneer de vrijdragende hefboom daarvan wordt aangedreven in de H richting is als aangegeven door de kromme II in fig. 7. In het bijzonder trilt in de nabijheid van de 15 resonantiefrequentie f^^ in de H richting van het parallel resonan-tiestelsel ten gevolge van het belastingsgedeelte L, de massa van het belastingsgedeelte L met een fase tegengesteld aan die van de beweging van de vrijdragende hefboom in de horizontale richting. Om deze reden neemt de maximum snelheidsamplitude 20 af zoals aangegeven in het gedeelte Ha.
Aan de zijde van lagere frequentie dan het gedeelte Ha, bewegen de vrijdragende hefboom en het belastingsgedeelte L als een eenheid. In dit geval wordt de effektieve massa van de vrijdragende hefboom vergroot door de massa van de cylindrische 25 órganen 71a wn 71b en de elastische organen 72a en 72b (bijvoor beeld ongeveer 15 % van de massa van de vrijdragende hefboom U6) toegevoegd aan de vrijdragende hefboom 1+6. Om deze reden is de maximum snelheid amplitude aan de zijde van lagere frequentie bij de kromme II kleiner dan die van de kromme I. Daarom is in 30 het gebied van frequenties lager dan de resonantiefrequentie f.„ , zoals blijkt uit een vergelijking van de krommen I en II,
OH
de maximumsnelheidsamplitude van de vrijdragende hefboom in het opneempatroon volgens de uitvinding kleiner dan die van het vroeger voorgestelde opneempatroon, maar de kromme II en de 35 snelheids verdëtlngskromme III zijn sterk gescheiden. Om deze reden 800 1 9 84 17 treedt in het geval van het opneempatroon volgens de uitvinding een trillingscontactscheidingsverschijnsel tussen de draaipunten U7a en U7b en de draailagers 33 en 3^ niet op.
Indien de kromme van de maximumsnelheids-5 amplitude van de vrijdragende hefboom lager ligt dan de snelheids- verdelingskromme van het bedieningsorgaan, treedt het trillings-contactscheidingsverschijnsel tussen de draaipunten en de draailagers op. Om deze reden is het wenselijk, dat de resonantie-frequentie f^ van het resonantiestelsel zo wordt gekozen, dat 10 in de nabijheid van de pieken van de snelheidsverdelingskromme III de maximumsnelheidsamplitudekromme II van de vrijdragende hefboom sterk is gescheiden van de kromme III. Daarom is het wenselijk, dat deze resonantiefrequentie wordt gekozen bij een frequentie-waarde in de nabijheid van of lager dan de frequentie (een 15 frequentie nabij het gedeelte Ha van de kromme II) waarbij de vrijdragende hefboom trilt in de afbuigtrillingswijze.
Sen piek wordt gevormd in het deel lib van de karakteristieke kromme II in het frequentiegebied van frequenties hoger dan de resonantiefrequentie f-„ als gevolg van een serie 20 resonantie ten gevolge van het resonantiestelsel van het belastings-gedeelte L ends massa van de vrijdragende hefboom.
Wanneer de elastische organen 72a en 72b zo zijn geconstrueerd, dat de gebieden van contact tussen deze elastische organen en de staven b6a en U6b vab de vrijdragende 25 hefboom k6 en de cylindrische organen 71a en 71b, welke delen zijn werkend als massa bij het béiastingsgedeelte L, groot zijn en dat tegelijkertijd het volume van de delen welke vervorming ondergaan in de elastische organen 72a en 72b ten gevolge van wederzijdse trilling van deze delen, werken de elastische organen 30 72a en 72b als elastische constructies van groter verlies zelfs in een betrekkelijk hoge frequentieband van de afbuigtrillingswijze. Wanneer om deze reden de elastische organen 72a en 72b worden geconstrueerd op deze wjjze, kan de scherpte Q van Betresonantiestelsel, dat de dalen en pieken van de delen Ha en 35 lib van de kromme II vormt, worden verlaagd. Als resultaat kan 800 1 9 84 18 het dal van het deel Ha gemakkelijk worden ingesteld zodanig, dat het niet de kromme III zal snijden.
In het frequentiegebied hoger dan de frequentie van het piekgedeelte lib van de kromme II, beweegt het belastings-5 gedeelte L niet en beweegt slechts de vrijdragende hefboom h6.
Om deze reden is de effektieve massa van de beweegbare delen verminderd bijvoorbeeld tot ongeveer 1/3 en voert het opneem-patroon volgens de uitvinding een werking uit, welke een maximum-snelheidsamplitude vertoont, welke groter is dan die van het 10 vroeger voorgestelde opneempatroon, aangegeven met de kromme I in dit frequentiegebied.
Aldus is, zoals blijkt uit een vergelijking van de krommen I en II, bij het opneempatroon volgens de uitvinding de karakteristiek in het gebied van hoge frequenties, waarbij 15 problemen optrede n met betrekking tot trilling van de afbuig-trillingswijze van de vrijdragende hefboom, verbeterd. In het bijzonder is er geen dal in de karakteristieke kromme ten gevolge van trilling van de afbuigtrillingswijze. Daarom treedt het trüLingscontactscheidingsverschijnsel niet op tussen de draai-20 punten en de draailagers.
Vervolgens zal de maximumsnelheidsamplitude in de vertikale richting worden beschouwd. In de grafiek van fig. 8 geeft de horizontale as de frequentie aan, terwijl de vertikale as de maximumsnelheidsamplitude V in de vertikale
JrV
25 richting aangeeft, welke de weergeefstift b5 kan aannemen in een toestand, waarin hij niet is gescheiden van het schijfoppervlak.
In deze grafiek tonen de krommen IV en V resp. de maximum snel-heidsamplitude karakteristieken van de vrijdragende hefbomen van het vroeger voorgestelde opneempatroon en het opneempatroon 30 volgens de uitvinding. De kromme VI toont de snelheidscomponent inch vertikale richting V van de vrijdragende hefboom ten gevolge van oppervlaktetrillingen van de schijf, trilling resulterend uit klevend slepen van de weergeefstift ten opzichte van het schijfoppervlak, regelaandrijving door het bedieningsorgaan en 35 andere oorzaken. In dit geval geeft de vertikale as de snelheid aan 80 0 1 9 84 19
Met betrekking tot trillingen in de vertikale richting ondergaat de vrijdragende hefboom rotatiebeweging om de draaipunten. Gedurende deze beweging zijn de magneten 1+3 en 1+1+ equivalent aan een enkele veer. Om deze reden treedt resonantie op bij een frequentie van bijvoorbeeld een aantal tientallen Hz als resultaat van het moment van traagheid ten gevbfee van de vrij-dragende hefboom en het belastingsgedeéite L en de equivalente stijfheid ten gevolge van de magneten 1+3 en bh. Als resultaat van deze resonantie worden eerste pieken gevormd bij delen IVa en Va van de krommen IV en V. Deze resonantie is geschikt voor het verbeteren van de volgkarakteristiek in de vertikale richting bij de weergeefstift.
Het vroeger voorgestelde opneempatroon heeft een hefboomkarakteristiek zoals die volgens de kromme IV, waarbij de ^ maximum snelheidsamplitude afneemt bij toenemende frequentie in het gebied van frequenties hoger dan dat bij het piekgedeelte IVa en verder een hoge piek en een groot dal gevormd bij het gedeelte IVb omdat bij de frequentie in dit gedeelte IVb de vrijdragende hefboom resonantie ondergaat in de afbuigtrillingswijze.
2Φ De aard van het effekt van de resonantie ten gevolge van afbuigtrillingen van de arm op de maximum snelheidsamplitude in de vertikale richting van de weergeefstift verschilt vanwege het feit of het slepende contact tussen de weergeefstift en het schijfoppervlak een bron van trilling is, of dat het 2^ bedieningsorgaan een bron van trilling is.
In het bijsonder wordt in het eerst genoemde geval, waar het slepende contact tussen de weergeefstift en het schijfoppervlak een bron van trilling is, bij de afbuigtrillingen van de vrij dragende hefboom 1+6 waarbij het uiterste eind van de 2Q vrij dragende hefboom voorzien van de weergeefstift 1+5, een knoop vormt, de mechanische impedantie in de vertikale richting gezien vanuit de weergeefstift hoog en wordt de volgkarakteristiek slecht, waardoor dalen optreden in de karakteristieke kromme. Aan de andere kant zal bij de afbuigtrilling van de vrijdragende hefboom waarbij het nabije of basiseinde van deze hefboom het draaipunt 8 0 0 1 9 84 20 wordt en het afgekeerde einde van de vrij dragende hefboom dat de weergeefstift draagt, een vrij einde wordt, de volgkarakteristiek toenemen en zullen pieken worden gevormd. Het gedeelte met deze pieken en dalen is aangegeven met het gedeelte IVb van de kromme 5 IV.
Aan de andere kant wordt in het laatstgenoemde geval, waarbij het bedieningsorgaan een bron van trilling is aangezien de aandrijfkracht ten gevolge van het bedieningsorgaan 10 21 zeer groot is, de snelheid in de vertikale richting bij de weergeefstift hoog en zal de weergeefstift gemakkelijk vrijkomen van het schijfoppervlak, bij een frequentie waarbij de vrij-dragende hefboom afbuigtrillingen ondergaat waarin zijn nabije basiseinde een draaipunt wordt en zijn afgekeerde einde voorzien 15 van de weergeefstift, een vrij einde wordt.
Aldus verschilt, afhankelijk van wat de bron van trilling is, de wijze waarop de pieken en dalen van de karakteristieke kromme van de vrijdragende hefboom optreden. In het getekende voorbeeld van fig. 8 zijn pieken en dalen getekend in 20 Het gedeelte IVb.
3ij de karakteristiek van het opneempatroon volgens de uitvinding volgens de kromme V is er een piek aangegeven bij het gedeelte Va. De frequentie van deze piek is lager dan de frequentie van de piek aangegeven in het gedeelte IVa 25 van de karakteristieke kromme IV van het vroeger voorgestelde opneempatroon. De reden hiervoor is, dat bij het opneempatroon volgens de uitvinding het belastingsgedeelte L is toegevoegd, waardoor het traagheidsmoment wordt vergroot. Buitendien verschijnt bij de resonantiefrequentie f ^ van de trilling in de 30 vertikale richting van het belastingsgedeelte L, een dal zoals aangegeven bij het gedeelte Vb van de karakteristieke kromme V.
Dit dal verschijnt omdat bij de resonantiefrequentie het belastingsgedeelte L resoneert met een beweging van een fase welke tegengesteld is aan die van de beweging van de vrijdragende 35 hefboom. Dit dal heeft het effekt van het verstoren van de beweging van de vrijdragende hefboom en van het benadelen van zijn volg- 800 1 9 84 21 karakteristiek.
Bij een frequentie hoger dan de bovengenoemde frequentie fQV, heeft de karakteristieke kromme V een tweede piek bij het gedeelte Vc. Deze tweede piek wordt gevormd door een 5 serieresonantie ten gevolge van de vrijdragende hefboom en het belastingsgedeelte L, Zoals hierboven beschreven, werken de elastische organen 72a en 72b goed als elastische constructie met groot verlies ook in de vertikale richting van het gebied van hoge frequenties. Het is dus mogelijk door middel van deze 10 elastische organen 72a en 72b de scherpte Q van de resonantie van het resonantiestelsel gemakkelijk te verminderen,waardoor het dal bij het gedeelte Vb en de piek bij het gedeelte Vc in de karakteristieke kromme V worden veroorzaakt. Daarom kan de daling in de maximum snelheidsamplitude van de vrijdragende hefboom bij 15 het dalende deel Vb worden gehouden tot een mate, welke niet een probleem zal worden. De hoogte van het piekgedeelte Vc kan ook op een geschikte waarde worden gehouden.
In het gebied van frequenties hoger dan dat bij het piekgedeelte Vc, beweegt het belastinggedeelte L niet, waardoor 20 slechts de vrijdragende hefboom de effektieve belasting wordt.
De maximum snelheids amplitude van de vrijdragende hefboom in dit frequentiegebied is groter dan die van het deel IVc in het geval dat de karakteristieke kromme van de vrijdragende hefboom van de vroeger voorgestelde opneemhefboom niet het deel IVb heeft, 25 maar in plaats daarvan afneemt bij 6 dB/oct zoals aangegeven met de stippellijn.
In het opneempatroon volgens de uitvinding wordt door het instellen van de resonantiefrequentie f^ van het belastinggedeelte L bij een waarde in de nabijheid van de frequentie 30 waarbij de vrijdragende hefboom afbuigtrillingen ondergaat met maximumafbuiging bij zijn vrije einde om zijn nabije basiseinde als een draaipunt, het belastinggedeelte L gedwongen te trillen met een fase, welke tegengesteld is aan die van de vrijdragende hefboom met betrekking tot deze afbuigtrilling van de vrijdragende 35 hefboom. Aldus werkt het belastinggedeelte L als een zogenaamd 800 1 9 84 22 dynamisch dempingsorgaan, waardoor de bovengenoemde afbuig-trilling wordt onderdrukt op zeer effektieve wijze.
Met betrekking tot de afbuigtrilling, waarbij het nabije basiseinde en het afgekeerde vrije einde van de 5 vrijdragende hefboom knopen worden en het middengedeelte van de vrijdragende hefboom het afbuigende deel wordt, worden de elastische organen 72a en 72b vervormd met het belastinggedeelte L een onbewegelijke toestand aannemend. Op grond van deze vervorming wordt energie verbruikt in de elastische organen en 10 wordt de afbuigtrilling van de vrij dragende hefboom effektief gedempd. Buitendien is er in het geval dat de resonantiefrequentie fQV wordt ingesteld op een waarde lager dan de frequentie welke aanleiding geeft tot de bovengenoemde afbuigtrilling, geen beweging van het belastinggedeelte L met betrekking tot de afbuig-15 trilling van de vrijdragende hefboom. Aldus wordt de afbuigtrilling effektief onderdrukt.
Wanneer de maximum snelheidsamplitude Vpv van de weergeefstift in de vertikale richting een waarde krijgt kleiner dan dievan de kromme VI, zal de weergeefstift vrijkomen 20 van het schijfoppervlak. Bij het opneempatroon volgens de uitvinding is echter de kromme V sterk gescheiden van de kromme VI. Buitendien is het dal ten gevolge van afbuigtrilling van de vrijdragende hefboom zeer klein waardoor in het gewenste frequentie-gebied een goede toestand van contact tussen de weergeefstift 25 en het schijfoppervlak positief wordt gehandhaafd.
Andere uitvoeringen van het elastische steun-gedeelte van het opneempatroon volgens de uitvinding zullen nu worden beschreven aan de hand van figuren 9, 10 en 11. Bij de tweede uitvoering van de uitvinding volgens fig. 9 zijn een paar 30 gespatieerde gaten met getande omtreksranden gevormd in het brug-orgaan 1+8. Het aantal tanden 75a en 75b aldus gevormd rond de randen van deze twee gaten, wordt omgebogen naar het vrije einde van de vrijdragende hefboom. Elastische organen 72a en 72b worden ingebracht door deze gaten en werken samen met en worden vastgehouden 35 door de tanden 75a en 75b. Bij deze uitvoering van de uitvinding 80 0 1 9 84 23 zijn de cylindrische organen 71a en 71b niet nodig, waardoor de constructie eenvoudig is.
3ij de derde uitvoering van de uitvinding volgens fig. 10 worden een paar klemorganen 80 en 81 resp. met half-5 cylindrische delen 80a, 80b en 8la, 81b gevormd aan hun einden, gebruikt in plaats van het brugorgaan U8 en de cylindrische organen 71a en 71b van de eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding, Deze klemorganen 80 en 81 worden gemaakt door aluminiumplaten in een pers te vormen. Een magneet wordt bevestigd aan het 10 middengedeelte van de klemorganen 80 en 81 in een uitgesneden deel, daarin gevormd. Elastische organen 72a en 72b worden resp. geklemd tussen de halfcylindrische delen 80a, 81a en 80b, 81b van de klemorganen 80 en 81, welke met elkaar worden bevestigd in him middengedeelten door schroeven, aangebracht in schroefgaten 15 82a en 82b, daardoor gevormd.' --
Bij de vierde uitvoering van de uitvinding volgens fig. 11 heeft een brugorgaan 90 een paar cylindrische delen 90a en 90b als geheel daarmee en is bijvoorbeeld gevormd uit een licht plastic materiaal van grote stijfheid. Alternatief 20 kan deze constructie worden gevormd door het inbrengen van cylindrische delen 90a en 90b, gevormd uit aluminiumbuis door een brugdeel 90 gemaakt uit plastic materiaal en deze delen aan elkaar te bevestigen. Elastische organen 72a en 72b worden ingebracht door en vastgehouden in het inwendige van de cylindrische 25 delen 90a en 90b.
De bijzondere werking en goede effekten van de hierboven beschreven tweede, derde en vierde uitvoeringen van de uitvinding zijn praktisch dezelfde als die van de eerste uitvoering.
Verder is de uitvinding niet beperkt tot deze 30 uitvoeringsvormen, zodat verschillende wijzigingen mogelijk zijn binnen het kader van de uitvinding.
30 0 1 9 84

Claims (9)

  1. 2h
  2. 1. Signaalopneempatroon voor montage in een signaalopneemorgaan met draailagers en een bedieningsorgaan aan-gedreven door de draailagers in reaktie op een regelsignaal, 5 waarbij het opneempatroon is voorzien van een vrijdragende hefboom met aan een afgekeerd vrij einde daarvan voorzien van een weergeefstift voor het volgen langs een baan welke is gevormd op een roterend registratiemedium gelegen in een horizontaal vlak en waarlangs een informatiesignaal is geregistreerd, voor het 10 weergeven van dit informatiesignaal waarbij de vrij dragende hefboom aan een nabij basiseinde daarvan wordt gedragen door de draailagers op een zwaaibare wijze en buitendien op een wijze waardoor het mogelijk is verplaatsing daarvan in de lengterichting daarvan te veroorloven, en drukcontactorganen om de vrijdragende 15 hefboom vast te houden wanneer het opneempatroon in zijn toestand is voorafgaand aan het monteren daarvan in het signaalopneemorgaan en om te zorgen dat het nabije basiseinde van de vrij-dragende hefboom wordt gedrukt in contact met het draailager wanneer het opneempatroon is in de gemonteerde toestand in het 20 opneemorgaan, met het kenmerk, dat een elastisch orgaan (72a, 72b) is aangebracht dat in staat is om trillingen op te nemen geleverd bij een dei van de drukcontactorganen en voor het vasthouden van de vrijdragende hefboom (U6) bij een deel daarvan nabij zijn naburige basiseinde.
  3. 2. Signaalopneempatroon volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het elastische orgaan bestaat uit een orgaan van rubber met cylindrische vorm ingebracht door het deel nabij het nabije basiseinde van de vrijdragende hefboom.
  4. 3. Signaalopneempatroon volgens conclusie 1 en 30 verder voorzien van een steunplaat voor aanbrenging in het signaal- be opneemorgaan, met het kenmerk, dat de drukcontactorganen staan uit een eerste permanente magneet (U3) vastgehouden door de steunplaat, een tweede permanente magneet (Uk) voor wederzijds aantrekken met de eerste permanente magneet, en een monteerorgaan 35 (U8) waarop de tweede permanente magneet is gemonteerd, en het 800 1 9 84 elastische orgaan wordt gedragen door het monteerorgaan. Signaalopneen^atroon volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het monteerorgaan (U8) een monteergedeelte heeft waarop de tweede permanente magneet is gemonteerd en een 5 steungedeelte (71a, 7Tb) voor het ondersteunen van het elastische orgaan.
  5. 5. Signaalopneempatroon volgens conclusie met het kenmerk, dat het steungedeelte de vorm heeft van een holle cylinder en het elastische orgaan een cylindrische vorm heeft 10 en resp. zijn ingestoken door en vastgehouden door de holle cylinders.
  6. 6. Signaalopneempatroon volgens conclusie l·, met het kenmerk, dat het steungedeelte de vorm van een gat heeft, aangebracht in het monteergedeelte en een getande omtreksrand heeft 15 waardoor een aantal tanden (75a, 75b) zijn gevormd rond de rand en zijn gebogen voor het vormen van een vasthoudorgaan, en het elastische orgaan een cylindrische vorm heeft en is ingestoken door dat gat en wordt vastgehouden door die tanden.
  7. 7. Signaalopneempatroon volgens conclusie 3, 20 met het kenmerk, dat het monteerorgaan is voorzien van een monteer gedeelte waarop de tweede permanente magneet is gemonteerd en een paar plaatorganen (80, 81) welke in combinatie een steungedeelte (80a, 81a, 80b, 81b) vormen voor het ondersteunen van het elastische orgaan.
  8. 8. Signaalopneempatroon volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de vrijdragende hefboom (U6) bestaat uit een paar vrijdragende staven (H6a, U6b) verbonden aan respectieve einden daarvan en gespatieerd van elkaar bij de andere einden daarvan voor het vormen van een 7-vormige tweepootconstructie, 30 waarbij de verbonden einden en de van elkaar gespatieerde einden respectievelijk het afgekeerde vrije einde en het nabije basiseinde zijn, terwijl het elastische orgaan is voorzien van een paar organen (72a, 72b) van rubber met een cylindrische vorm waardoor de staven, bij delen daarvan nabij het nabije basiseinde 35 respectievelijk zijn ingestoken, en het monteerorgaan (i+8) bij 80 0 1 9 84 een middengedeelte daarvan de tweede permanente magneet ondersteunt en aan zijwaartse zijden daarvan steundelen (71a, 71¾) heeft voor het respectievelijk ondersteunen van de organen van rubber.
  9. 9. Inrichting in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de tekening. 800 1 9 84
NL8001984A 1979-04-04 1980-04-03 Signaalopneempatroon voor het weergeven van signalen geregistreerd op een roterend registratiemedium. NL8001984A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP4065479 1979-04-04
JP4065479A JPS55132541A (en) 1979-04-04 1979-04-04 Pickup arm for information signal read-in element

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8001984A true NL8001984A (nl) 1980-10-07

Family

ID=12586531

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8001984A NL8001984A (nl) 1979-04-04 1980-04-03 Signaalopneempatroon voor het weergeven van signalen geregistreerd op een roterend registratiemedium.

Country Status (6)

Country Link
US (1) US4339812A (nl)
JP (1) JPS55132541A (nl)
DE (1) DE3012586A1 (nl)
FR (1) FR2453461B1 (nl)
GB (1) GB2050037B (nl)
NL (1) NL8001984A (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS626606Y2 (nl) * 1979-12-29 1987-02-16
JPS5932043Y2 (ja) * 1980-11-21 1984-09-08 日本ビクター株式会社 再生装置における信号ピツクアツプ装置
US4393487A (en) * 1981-12-07 1983-07-12 Rca Corporation Stylus cartridge
US4504941A (en) * 1983-01-28 1985-03-12 Rca Corporation Stylus cartridge having stylus arm restraint
KR900008992B1 (ko) * 1985-12-06 1990-12-17 니뽕 빅터 가부시끼가이샤 신호 주사자 조립체
US6738226B1 (en) 2000-01-13 2004-05-18 Jpmorgan Chase Bank Adhesive control features for disc drive head suspension and flex circuit interconnect

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3904837A (en) * 1972-10-19 1975-09-09 Hitachi Ltd Magnetic pickup cartridge
US3952147A (en) * 1974-11-12 1976-04-20 Rca Corporation Pickup arm cartridge
US3917903A (en) * 1974-11-12 1975-11-04 Rca Corp Detachable pickup arm magnetic coupling
GB1552766A (en) * 1975-09-18 1979-09-19 Rca Corp Signal pickup system for a disc record player
US4160268A (en) * 1977-03-31 1979-07-03 Victor Company Of Japan, Ltd. Signal pickup device with tracking control and jitter compensation for a video disc

Also Published As

Publication number Publication date
FR2453461B1 (fr) 1985-07-12
DE3012586C2 (nl) 1987-06-11
GB2050037A (en) 1980-12-31
JPS55132541A (en) 1980-10-15
GB2050037B (en) 1983-05-25
US4339812A (en) 1982-07-13
FR2453461A1 (fr) 1980-10-31
DE3012586A1 (de) 1980-10-16

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP0137283B1 (en) Optical head device
CA1124393A (en) Optical read unit, for reading a moving information carrier, in particular for reading a video disc
US4472024A (en) Apparatus for driving objective lens
US4152727A (en) Reproducing transducer capable of tracking control
US4160268A (en) Signal pickup device with tracking control and jitter compensation for a video disc
JPH0142053B2 (nl)
US4170783A (en) Signal pickup device for reproducing an information signal recorded on a track of a rotary recording medium
JPH03203032A (ja) 光学系移動装置
NL8002157A (nl) Inrichting voor het besturen van een objectieflens.
NL8001984A (nl) Signaalopneempatroon voor het weergeven van signalen geregistreerd op een roterend registratiemedium.
US3983318A (en) Velocity correction system with damping means
JPS58182141A (ja) 光学式ディスク再生装置の対物レンズ保持装置
JP2597973B2 (ja) 光学ヘツド装置
CA1039401A (en) Velocity correction transducer
JPH04319537A (ja) 対物レンズ駆動装置
JPS6243256B2 (nl)
JP3601756B2 (ja) 光ピックアップ
JPS6076039A (ja) 対物レンズ駆動装置
JPS6364638A (ja) 光学的記録再生装置の対物レンズ支持装置
JP2595712B2 (ja) 光学的記録再生装置
JPH03237627A (ja) 対物レンズ駆動装置
KR100497728B1 (ko) 광픽업 구동기
JPH0237129Y2 (nl)
JP2004178810A (ja) 光ピックアップ
JPH05189783A (ja) 対物レンズ駆動装置

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed