NL8001521A - Spatlap voor motorvoertuigen. - Google Patents

Description

Spatlap voor motorvoertuigen.

- 1 - 1 *

De uitvinding heeft betrekking op een spatlap voor motorvoertuigen, met een lap van buigbaar materiaal, die een laphoofdlichaam en een daarop aansluitend aanpassings-verlengstuk heeft voor het aanpassenaan het verloop van de 5 carrosserie in het gebied van de bevestigingsplaats op de omgeslagen rand van de carrosserie alsmede met bevesti-gingsinrichtingen in de vorm van bevestigingsklemmen, die zowel om een aan de binnenkant van het aanpassingsverleng-stuk beginnende randstrook als ook om de omslagrand van de 10 carrosserie grijpen, of in de vorm van schroeven, die door de randstrook en de omslagrand van de carrosserie lopen.

Een dergelijke spatlap is bekend uit het Duitse Oc-trooischrift 25 29 718. Daar is in het gebied van het aan-passingsverlengstuk een buigbare plaatstrook aangebracht, 15 die dient als versterkingsstuk. De plaatstrook loopt ongeveer in het middengebied van het aanpassingsverlengstuk en heeft twee uitgedrukte bevestigingsplaatsen, die door verbredingen zijn aangeduid, zodat een correcte en doelmatige bevestiging van deze universele spatlap op verschillend 20 gevormde carrosseriedelen, in het bijzonder de omgeslagen rand van de carrosserie, mogelijk is.

Het Duitse octrooischrift 23 42 365 toont eveneens een soortgelijk geconstrueerde spatlap, waarbij het versterkingsstuk bestaat uit een plaatstrook, waarvan de binnenkant 25 wordt bedekt door de binnenkant van het aanpassingsverleng-stuk en overigens ook in het gebied van het laphoofdlichaam langs zijn bovenkant steekt. In verbinding met bevestigings-klemmen of plaatschroeven kan deze bekende spatlap aan dergelijke carrosserieën van verschillende motorvoertuigtypen 30 worden bevestigd, die een omgeslagen rand van de carrosserie, die ongeveer 90° ten opzichte van een vertikaal vlak is omgebogen, hebben in het gebied van de wieluitsnijdingen van de spatborden. Door een verbuiging van de plaatstrook is het mogelijk het vlak van het laphoofdlichaam ten opzichte 35 van een vertikaal vlak door de wielas te richten. Dit is echter slechts het geval, wanneer de platte buigbare plaatstrook tenminste langs een gedeelte van de bovenkant van de spatlap van laphoofdlichaam en aanpassingsverlengstuk O Λ Λ 4 r λ λ i } 2 — zich uitstrekt, zodat in dit gebied de spatlap, die bestaat uit elastisch zacht materiaal, door het versterkings-stuk een zodanige stevigheid verkrijgt, dat daarmede de gehele spatlap in een zeer stabiele en bepaalde stand wordt 5 gehouden.

Verder ishetuithetDuitse octrooischrift 23 52 472 bekend bij motorvoertuigtypen, die een dergelijke omgebogen carrosserierand niet hebben, maar waarvan de rand in ongeveer 90° daarop eindigt, een bijzondere bevestigingsinrich-10 ting samen met een lap van buigbaar materiaal te plaatsen.

De uit klemmen bestaande bevestigingsinrichtingen zijn in het gebied van de plaatstrook, die ook hier is aangebracht, aan deze of aan de daarvan afgekeerde zijde van de lap be-vestigbaar, zodat hun kleurvlakken loodrecht of nagenoeg lood-15 recht op het lapvlak zijn gericht, omdat immers ook de rand van de spatlap ongeveer loodrecht loopt op de hier niet aanwezige omgeslagen rand van de carrosserie.

De rand van de carrosserie, waaraan een spatlap in het gebied van het aanpassingsverlengstuk wordt bevestigd loopt 20 echter niet steeds evenwijdig aan of loodrecht op de as van het wiel, maar veel meer onder een scherpe hoek van ongeveer 10 tot 15° ten opzichte van de wielas. Wanneer de bovengenoemde drie spatlappen met dergelijke motorvoertuigen worden gemonteerd, dan is het nodig voor een correct 25 richten van het laphoofdlichaam ten opzichte van de wielas resp. van een vertikaal vlak door de wielas de plaatstrook niet slechts volgens de uitsparing in het wielgebied te buigen, maar bovendien bij het buigen zelfs te verwringen, opdat tenslotte het vlak van het laphoofdlichaam in een 30 evenwijdige stand ten opzichte van de wielas of in een evenwijdige stand ten opzichte van het vertikale vlak door de wielas komt. Het verwringen van de plaatstrook kost moeite en vereist een dienovereenkomstige zorgvuldigheid en vaardigheid bij de bewerking. Toch wordt vaak de correcte ge-35 wenste plaatsing van de spatlap aan het motorvoertuig niet bereikt.

Aan de uitvinding ligt het probleem ten grondslag een spatlap van de bovenbeschreven soort zodanig uit te voeren, dat hij gemakkelijk en met de gewenste correcte plaatsing 40 gericht ten opzichte van de wielas bij dergelijke motor-800 1 5 21 - 3 - ' ' voertuigtypen kan worden gebruikt, waarvan de omgeslagen rand van de carroserie in het bereik van de wieluitsnijdingen een scherpe hoek ten opzichte van de wielas vormt. Vaak gelijken de verschillende motorvoertuigtypen van een fa-5 brikant op elkaar door soortgelijk gevormde omgeslagen randen van de carrosserie, zodat deze typen met een enkele -in dit opzicht universeel bruikbare - spatlap moeten worden uitgerust.

Volgens de uitvinding wordt dit bereikt, doordat de 10 randstrook van het aanpassingsverlengstuk uit het vlak is gebogen, dat wordt bestreken door het overige gedeelte van het aanpassingsverlengstuk. Deze vormgeving is in verschillende opzichten voordelig. Het is in de eerste plaats overbodig een afzonderlijke versterkingsstrook van metalen 15 plaat te gebruiken. De spatlap krijgt in het gebied van het aanpassingsverlengstuk door de vormgeving reeds een voldoende stevigheid, die zich ook op de richtingsstabili-teit van het laphoofdlichaam doet gevoelen. Verder is een eenvoudige montering gegeven, omdat de ombuiging van de 20 randstrook zonder meer volgens de scherpe hoek tussen de omgeslagen rand van de carrosserie en de wielas kan worden gekozen. Deze scherpe hoek kan zonder meer bij verschillende motorvoertuigtypen gelijk worden gevormd, omdat hij in de eerste plaats slechts voorkomt uit de mogelijkheid van 25 het uit de vorm halen van het carrosseriestuk, dat is geperst als plaatvormdeel.

Een bijzonder verstijvingseffect treedt op, wanneer de randstrook onder vorming van een boogvormig lopende kant overgaat in het overige gedeelte van het aanpassingsver-30 lengstuk en over zijn breedte een ongeveer constante dikte - bij voorkeur die van het overige gedeelte van het aanpassingsverlengstuk - heeft.

De randstrook kan ook tenminste gedeeltelijk in het gebied van de bovenkant van het laphoofdlichaam zijn aange-35 bracht en daar uitlopen. In het algemeen is een dergelijke uitvoering echter niet nodig. Bij bijzonder kuipvormig uitgevoerde carrosserieën kan een dergelijke vormgeving van de randstrook echter gewenst of nodig zijn.

In de regel is de randstrook van het aanpassingsver-40 lengstuk in de richting naar de rugzijde van de spatlap * - 4 - gebogen uit het vlak, dat wordt bestreken door het overige deel van het aanpassingsverlengstuk. Dit komt overeen met een carroserievervorming, waarbij de omgeslagen rand van de carroserie ten opzichte van het aansluitende deel van 5 de carroserie is afgebogen over een hoek van iets meer dan 90°, bijv. 100° of 105°, zodat het carroseriestuk gemakkelijk als dieptrekdeel uit de vorm kan worden genomen. Wanneer echter de carroserie anders is gevormd, kan het ook zinvol zijn, kan het noodzakelijk worden, de randstrook 10 naar de tegengestelde richting om te buigen, dus in de richting naar de voorzijde van de spatlap.

In de regel is het overige deel van het aanpassingsverlengstuk vlak uitgevoerd en strekt zich uit in het verlengde van het platte vlak van het laphoofdlichaara. Het is 15 echter.ook mogelijk, dat het overige deel van het aanpassingsverlengstuk gekromd is uitgevoerd en dat de randstrook ten opzichte van dit gekromde vlak gebogen is uitgevoerd. Door het gekromde vlak van het aanpassingsverlengstuk kan op deze wijze reeds een aanpassing aan het gekromde verloop 20 van de wieluitsnijding van de carroserie worden verkregen. Omdat echter de spatlap met zijn laphoofdlichaam en aanpassingsverlengstuk bestaat uit buigzaam materiaal, in het bijzonder rubber, is een dergelijke vormgeving in het algemeen niet noodzakelijk, 25 De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld twee uitvoeringsvormen van de spatlap volgens de uitvinding zijn weergegeven.

In de tekening toont: 30 fig. 1 een bovenaanzicht van de spatlap van de rugzijde in zijn linker uitvoeringsvorm; fig. 2 een doorsnede volgens de lijnll-II in fig. 1; fig. 3 een doorsnede volgens de lijn III-III in fig. 1; fig. 4 een doorsnede door de spatlap volgens de lijn 35 IV-IV in fig. 1; fig. 5 een doorsnede volgens de lijn V-V in fig. 1 bij een gewijzigde uitvoeringsvorm en fig. 6 een doorsnede van een gedeelte door een rechtse spatlap gezet aan een omgebogen rand van de carroserie.

40 De spatlap, die in fig. 1 is weergegeven, is aan de 800 1 5 21 r * - 5 - linkerzijde van het motorvoertuig te bevestigen. Het bovenaanzicht toont de rugzijde van de spatlap. Deze bestaat in hoofdzaak uit een laphoofdlichaam 1 en een zich naar boven aansluitend aanpassingsverlengstuk 2. Het aanpassingsver-5 lengstuk 2 heeft een binnenkant 3, die boogvormig in de bovenkant 4 van het laphoofdlichaam 1 overgaat. Beginnend aan de binnenkant 3 van het aanpassingsverlengstuk 2 is een randstrook 5 aangebracht, die via de eveneens boogvormig lopende kant 6 overgaat in het overige deel 7 van het aan-10 passingsverlengstuk 2. De randstrook 5 heeft op een groot gedeelte van zijn oppervlak langs de binnenkant 3 van het aanpassingsverlengstuk 2 een breedte, die in ieder geval voldoende is om de bevestigingsklemmen 8 in het gebied van deze randstrook 5 en niet in het gebied van het overige 15 deel 7 van het aanpassingsverlengstuk 2 te laten aangrijpen.

De randstrook 5 behoeft echter niet een constante breedte over zijn lengte te bezitten. Hij kan in het bijzonder in het gebied van de bovenkant 4 van het laphoofdlichaam 1 uitlopend zijn aangebracht.

20 Belangrijk is, dat de randstrook 5 ten opzichte van het vlak, dat door het overige gedeelte 7 van het aanpassingsverlengstuk 2 is gespannen, is omgebogen, zoals dit in het bijzonder blijkt uit de figuren 2 en 3. De ombuiging van de randstrook 5 ten opzichte van het vlak van 25 het overige gedeelte 7 van het aanpassingsverlengstuk 2 ligt in het bereik van een scherpe hoek, van bijv. 10 tot 15°, en is afgestemd op de corresponderende ombuiging van de omgeslagen rand van de carrosserie ten opzichte van de wielas resp. van een vlak door de wielas. Door deze om-30 buiging wordt een buigbare plaatstrook overbodig; de spatlap verkrijgt bij het monteren automatisch een gerichte regelmatige zitting, waarbij zich in het bijzonder het laphoofdlichaam 1 in een vlak evenwijdig aan de wielas uitstrekt.

35 Op de rugzijde heeft het laphoofdlichaam 1 en ook het aanpassingsverlengstuk 2 in zijn gedeelte 7 ribvormige ver-^ hogingen 9, die in de eerste plaats een zijdelings wegstro men van vuil en water, dat tegen de spatlap wordt geslingerd, tegenwerken. De tweede functie van de verhogingen 9 is 40 een verstijving, van de spatlap, die in de regel bestaat uit * - 6 - rubber .

s

Zoals uit fig. 4 blijkt, bevindt zich het overige gedeelte 7 van het aanpassingsverlengstuk 2 in de regel in het vlak, ^at ook door het laphoofdlichaam 1 wordt bestreken. 5 Uit dit vlak is de randstrook 5 omgebogen. De wieluitsnij-ding aan een carrosserie loopt weliswaar boogvormig, maar deze boog verschilt niet al te zeer van een rechte lijn, zodat het aanpassingsverlengstuk zich in dit vlak zonder meer kan aanpassen en daarbij aan de gewenste stand van het 10 laphoofdlichaam 1 geen afbreuk wordt gedaan. Wanneer echter de boog van de wieluitsnijding sterker gekromd zou lopen, dan kan het gewenst of noodzakelijk worden, dat ook het o-verige gedeelte 7 van het aanpassingsaanzetstuk 2 niet meer recht en vlak maar als gekromd vlak loopt, bijv. on-15 geveer zoals een cilindermantelvlak. Een dergelijk uitvoe-ringsvoorbeeld is in fig. 5 aangeduid. Ook hier is bovendien de randstrook 5 uit het gespannen vlak gebogen, dat wordt gevormd door het overige gedeelte 7 van het laphoofdlichaam 2. De afwikkeling is, zoals de figuren 4 en 5 laten zien, 20 uit het vlak in de richting naar de rugzijde van de spatlap gericht. Dit komt overeen met de normale uitvoering van een carrosseriedeel in het gebied van de wieluitsnijding onder inachtneming van het nemen uit de vorm.

Fig. 6 toont in doorsnede een gedeelte van een spat-25 lap, die is gemonteerd aan de omgeslagen rand 10 van de carrosserie 11 in het gebied van de wieluitsnijding. De om-slagrand 10 van de carro^erie is ten opzichte van het aangrenzende gedeelte van de carrosserie 11 omgebogen en wel onder een hoek, die iets groter is dan 90°, opdat het diep-30 trekdeel gemakkelijk uit de vorm kan worden genomen. Het blijkt, dat de randstrook 5 tegen de omgeslagen rand 10 van de carrosserie komt te liggen. Beide delen worden door de bevestigingsklem 8 omvat. Door vastschroeven van de schroef 12 krijgt de spatlap zijn regelmatig gericht onbeweeglijke 35 zitting. Het overige gedeelte 7 van het aanpassingsverlengstuk 2 en het laphoofdlichaam 1 bevinden zich dan gericht evenwijdig aan de wielas.

- C o n c 1 u s 1 e s - 80 0 1 5 21

Claims (5)

1. Spatlap voor motorvoertuigen, met een lap van buigbaar materiaal, die een laphoofdlichaam en een daarop aansluitend aanpassingsverlengstuk heeft voor het aanpassen aan het verloop van de carrosserie in het gebied van de beves- 5 tigingsplaats aan de omgeslagen rand van de carrosserie alsmede met bevestigingsinrichtingen in de vorm van bevestigings-klemmen, die grijpen zowel om een aan de binnenkant van het aanpassingsverlengstuk beginnende randstrook alsook om de omgeslagen rand van de carrosserie, of in de vorm van 10 schroeven, die door de randstrook en de omgeslagen rand van de carrosserie heen lopen, met het kenmerk, dat de randstrook (5) van het aanpassingsverlengstuk (2) uit het vlak is gebogen, dat wordt bestreken door het overige gedeelte (7) van het aanpassingsverlengstuk (2). 15

2. Spatlap volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de randstrook (5) onder vorming van een boogvormig lopende kant (6) overgaat in het overige gedeelte (7) van het aanpassingsverlengstuk (2) en over zijn breedte 20 een ongeveer constante dikte - bij voorkeur die van het overige gedeelte van het aanpassingsverlengstuk - heeft.

3. Spatlap volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk, dat de randstrook (5) ook tenminste gedeel- 25 telijk in het gebied van de bovenkant (4) van het laphoofdlichaam (1) is aangebracht en daar uitloopt.

4. Spatlap volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de randstrook (5) van het 30 aanpassingsverlengstuk (2) in de richting naar de rugzijde van de spatlap uit het vlak is gebogen, dat wordt bestreken door het overige gedeelte van het aanpassingsverlengstuk (2).

5. Spatlap volgens één der voorgaande conclusies, 35 met het kenmerk, dat het overige gedeelte (7) van het aanpassingsverlengstuk (2) gekromd is uitgevoerd en de randstrook (5) ten opzichte van dit gekromde vlak gebogen is π i t-CTP>vnp>T-r!. 80(1 1 8 91