NL8001490A - Scheidingscycloon. - Google Patents

Description

N/29.544-St/f.

Scheidingscycloon.

De uitvinding betreft een scheidingscycloon, in het bijzonder voor het afscheiden uit een luchtstroom van daarin meegevoerde lichte delen met relatief groot oppervlak, zoals foliedelen van kunststof, in welke cycloon een lucht-5 toevoer- en luchtafvoerleiding uitmonden.

Het is bekend om aan het einde van een pneumatische transportinstallatie een cycloon op te stellen, die dient voor het afscheiden van door de transportluchtstroom meegevoerde vaste delen. Deze scheiding kan afhankelijk van 10 de aard van het getransporteerde materiaal min of meer volledig zijn, terwijl eventueel nog door de uit de cycloon tredende lucht meegevoerde kleine materiaaldeeltjes zonder probleem door een luchtfilter kunnen worden opgevangen.

Als echter lichte materialen met relatief 15 grote afmetingen, zoals bijvoorbeeld kunststoffolies, pneumatisch worden getransporteerd, kan het voorkomen, dat door luchtwervelingen of andere oorzaken enige folies of foliedelen samen met de lucht uit de cycloon treden. Dergelijke foliedelen kunnen dan in de afzuigventilator of in het lucht-20 filter geraken, hetgeen tot beschadiging van de ventilator of tot verstopping van het filter kan leiden. Dit maakt in het algemeen het stilzetten van de installatie en dus een bedrijfsonderbreking noodzakelijk, hetgeen ernstige verliezen kan meebrengen.

25 De uitvinding beoogt een scheidingscycloon van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, die deze bezwaren ondervangt en bedrijfsonderbrekingen als gevolg van door de uit de cycloon tredende lucht meegevoerde materiaal-delen van relatief groot oppervlak voorkomt.

30 In dit verband wordt opgemerkt, dat een conven tionele cycloon van de hier bedoelde soort in wezen bestaat uit een huis met een cilindrisch bovendeel en een daarop aansluitend conisch toelopend onderste deel, waarbij de toevoer-leiding voor de met materiaaldeeltjes vermengde lucht tangen-35 tiaal in het cilindrische huisdeel uitmondt, terwijl de luchtafvoerleiding coaxiaal met de huisas vanaf de bovenwand van het huis omhoog loopt en derhalve met zijn mond centraal in deze bovenwand ligt. Het is gebruikelijk, ofschoon 80 0 1 4 90 m -2- niet noodzakelijk, om aan het ondereinde van het conische huis-deel een stervormige draaischuif of dergelijke afsluiter aan te brengen, waarmee de gevangen materiaaldelen kunnen worden afgevoerd, zonder dat bij een onderdruk of overdruk werkende 5 cycloon lucht door deze afsluiter in of uit het cycloonhuis kan stromen.

De scheidingscycloon volgens de uitvinding is nu gekenmerkt door in de cilinder aangebrachte middelen voor het opvangen van de door de lucht meegevoerde lichte 10 delen voor deze de mond van de luchtafvoerleiding van de cycloon bereiken.

Bij voorkeur bestaan daarbij volgens de uitvinding de genoemde middelen uit een relatief wijdmazig opvangrooster, dat tegenover de mond van de luchtafvoerlei-15 ding beweegbaar is opgesteld. Dit opvangrooster, waar derhalve de uit de cycloon tredende lucht doorheen beweegt, kan periodiek of continu langs de luchtafvoermond worden geplaatst, zodat de opgevangen vaste materiaaldelen zijwaarts uit het stromingsgebied van de luchtafvoermond worden wegbewogen en 20 dan in de cycloon omlaag kunnen vallen.

Volgens een gunstige uitvoeringsvorm van de uitvinding is het rooster schijfvormig uitgevoerd en draaibaar om een loodrecht op het roostervlak staande en terzijde van de luchtafvoermond liggende as, waarbij het rooster ζδ 25 wordt aangedreven, dat het geleidelijk langs de luchtafvoermond verschuift en telkens met een ander roosterdeel voor deze mond ligt. Het rooster kan aldus dicht onder de bovenwand van het cycloonhuis in de cycloon worden opgesteld en vormt een soort voorfilter voor de uittredende lucht, welk 30 filter door zijn verdraaiing automatisch wordt gereinigd, doordat door het werkzame roosterdeel opgevangen materiaaldelen weer omlaag kunnen vallen zodra dit roosterdeel van de luchtafvoermond is weggedraaid. Deze reiniging kan eenvoudig door het omlaagvallen van de opgevangen materiaaldelen, dus 35 door de zwaartekracht, plaatsvinden, maar volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding kan de uitvoering ook ζδ zijn, dat het bewegende rooster langs een terzijde van de luchtaf- die voermond in de cycloon opgewekte luchtstroom beweegt^tegengesteld aan de afvoerluchtstroom is gericht en door het roos-40 ter gevangen materiaaldelen daarvan losmaakt. Deze roosterrei- 800 1 4 90 v i -3- nigende luchtstroom kan een in de cycloon zelf optredende luchtstroom zijn, dan .wel door een toegevoegde ventilator worden geleverd.

Bij voorkeur is volgens de uitvinding onder 5 het rooster tegen de binnenwand van de cycloon een vlakke of conische vangring voor langs de cycloonwand omhoog bewegende deeltjes aangebracht, welke vangring zich vanaf de cycloonwand radiaal binnenwaarts en bij voorkeur schuin omlaag uitstrekt en een relatief grote middenopening heeft. Deze 10 vangring verhindert, dat eventueel door de centrifugaalkracht langs de cycloonwand omhoog bewegende lichte deeltjes, zoals dons, of pluisachtige deeltjes, het rooster kunnen bereiken en dan door het rooster naar de afvoermond worden verplaatst.

De vangring kan de opwaartse beweging van zulke deeltjes naar 15 omlaag afbuigen en daardoor deze deeltjes naar de materiaal-afvoeropening van de cycloon leiden.

In de tekening zijn uitvoeringsvoorbeelden van de scheidingscycloon volgens de uitvinding afgeheeld.

Fig. 1 is een vertikale doorsnede van een 20 eerste uitvoeringsvorm van de cycloon; fig. 2 is een horizontale doorsnede volgens de lijn II-II van fig. 1; en fig. 3 is een vertikale doorsnede van een tweede uitvoeringsvorm.

25 De scheidingscycloon van de fig. 1 en 2 heeft een huis met een cilindrisch bovendeel 1 en een daaropaanslui-tend, naar omlaag conisch toelopend onderste huisdeel 2, waarbij in het cilindrische huisdeel 1 een luchttoevoerbuis 3 voor de toevoer van de te reinigen lucht tangentiaal 30 uitmondt. Het huis heeft een bovenwand 4 met een centrale opening, waarop een coaxiaal met het huis omhoog lopende luchtafvoerbuis 5 aansluit, waarbij de luchtafvoermond van deze buis 5 dicht onder de bovenwand 4 ligt.

In het bovenste deel van het cycloonhuis is 35 dicht onder de bovenwand 4 een schijfvormig rooster 6 horizontaal opgesteld, dat zich onder de mond van de luchtafvoerbuis 5 uitstrekt en waar derhalve de naar de buis 5 bewegende opstijgende lucht doorheen stroomt. Het rooster 6 is wijdmazig uitgevoerd en draaibaar ondersteund door een 40 terzijde van de buis 5 door de bovenwand 4 naar buiten ge- 800 1 4 90 *» -4- voerde as 7, die door niet-getekende middelen zö wordt aangedreven/ dat het rooster 6 continu langs de mond van de buis 5 wordt verdraaid (zie de pijl in fig. 2).

Door het rooster 6 worden eventueel door 5 de luchtstroom meegevoerde lichte delen met relatief groot oppervlak, zoals bijvoorbeeld kunststoffoliedelen,in het cycloonhuis opgevangen, zodat zij niet door de afvoerbuis 5 het in het algemeen daarop aangesloten luchtfilter en de aanzuigventilator kunnen bereiken. Als het rooster 6 in het 10 cycloonhuis vast zou zijn opgesteld, zou een periodieke vervanging of reiniging van het rooster nodig zijn, daar de door de lucht meegevoerde materiaaldelen de neiging hebben om de openingen van het rooster te verstoppen. Door de geleidelijke verdraaiing van het schijfvormige rooster 6 15 wordt echter bereikt, dat zich telkens een ander deel van het rooster voor de mond van de buis 5 bevindt en vervolgens vanuit deze werkzame stand naar een zone van relatieve rust wordt verdraaid. Zoals hiervoor werd besproken moeten cyclonen van deze soort continu kunnen werken, zodat een eventu-20 eel door opgevangen materiaaldelen verstopt roosterdeel na het wegdraaien van de mond van de buis 5 automatisch moet worden gereinigd. Om dit te bereiken passeert het rooster 6 bij zijn draaiing een omlaag gerichte luchtstroom, die aan het rooster hechtende materiaaldelen los maakt, zodat deze 25 omlaag vallen. Als de cycloon in onderdruk werkt treedt een dergelijke omlaag gerichte luchtstroom terzijde van de mond van de buis 5 vanzelf in het cycloonhuis op en is veelal voldoende om de bedoelde reinigende werking te verkrijgen. In andere gevallen kan, zoals in fig. 1 en 2 afgeheeld, de 30 bovenwand 4 van het cycloonhuis zijn voorzien van een sleufvormige opening 8, die zich ten opzichte van de roosteras 7 diametraal tegenover de mond van de buis 5 bevindt. Door deze opening 8 wordt door een niet getekende electrisch aangedreven ventilator een omlaag gerichte luchtstroom(pijlen 35 in fig. 1) in het huis van de bijvoorbeeld in overdruk werkende cycloon geblazen, door welke luchtstroom het langs deze opening 8 draaiende rooster 6 wordt gereinigd.

Het rooster 6 kan ook anders zijn uitgevoerd of op andere wijze beweegbaar zijn, dan getekend. Van 40 belang is slechts, dat een werkzaam en mogelijk verontrei- 800 1 4 90 -5- 4 * nigd roosterdeel continu door een gereinigd roosterdeel wordt vervangen.

In de praktijk komt het dikwijls voor, dat de door de buis 3 aangevoerde, te reinigen lucht naast andere vas-5 te materiaaldelen ook dons- of pluisachtige deeltjes meevoert, die door hun gering gewicht onder de werking van de centrifugaalkracht langs de wand van de cycloon omhoog stijgen en het rooster 6 bereiken, waardoor zulke deeltjes voor de mond van de luchtafvoerbuis 5 kunnen geraken en dan door 10 de uittredende lucht worden meegevoerd. Deze deeltjes kunnen dan tot verstopping van het luchtfilter aanleiding geven.

Om dit te voorkomen is in de uitvoeringsvorm van fig. 3 onder het draaiende, schijfvormige rooster 6 een conische vangring 10 aangebracht, die op de binnenwand van het huisdeel 1 15 van de cycloon aansluit en vanaf deze wand schuin binnenwaarts en omlaag loopt naar een ringopening 11 van een voor een goede werking van de cycloon voldoende grootte. Ofschoon in het algemeen een conische vangring de voorkeur verdient, kan deze onder omstandigheden ook plat zijn uitgevoerd. De vangring 20 houdt het langs de binnenwand van het cycloonhuis omhoog stijgende lichte materiaal tegen en leidt dit weer naar een dieper gelegen gebied van de cycloon terug, vanwaar het met andere vaste materiaaldelen naar de materiaaluitlaat aan de onderzijde van de cycloon beweegt. De toepassing van een der-25 gelijke vangaring 10 bevordert aldus in belangrijke mate het afscheiden van door de luchtstroom meegevoerde vaste deeltjes van verschillende aard.

De cycloon volgens de fig. 1 en 2 resp. volgens de fig. 3 is in het bijzonder geschikt voor het reinigen van 30 lucht, die lichte materialen van relatief grote afmetingen, zoals bijvoorbeeld kunststof-foliedelen en dergelijke, meevoert, welke materiaaldelen als zij niet door de cycloon worden tegengehouden, de afzuigventilator of het achter de cycloon geschakelde filter kunnen beschadigen of verstoppen 35 of althans het stilzetten van de betrokken installatie voor onderhoud noodzakelijk kunnen maken. Deze omstandigheden doen zich in het bijzonder voor bij de verwerking van materialen, die in vast stadsvuil rijkelijk aanwezig zijn, maar de uitvinding is geenszins tot dit toepassingsgebied beperkt.

80 0 1 4 90

Claims (4)

1. 2. Cycloon volgens conclusie 1, m e t het 10 kenmerk, dat de genoemde middelen bestaan uit een relatief wijdmazig opvangrooster, dat tegenover de mond van de luchtafvoerleiding beweegbaar is opgesteld.
2. 3. Cycloon volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat het opvangrooster schijfvormig is uitge- is 15 voerd en draaibaar om een loodrecht op het roostervlak staande en terzijde van de luchtafvoermond lopende as, waarbij het rooster zo wordt aangedreven, dat het geleidelijk langs de luchtafvoermond verschuift en telkens met een ander rooster-deel voor deze mond ligt.
3. 4. Cycloon volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat het beweegbare rooster door een terzijde van de luchtafvoermond van de cycloon opgewekte luchtstroom beweegt, die tegengesteld aan de afvoerluchtstroom is gericht en door het rooster gevangen materiaaldelen daarvan losmaakt. 25 5. Rooster volgens conclusie 4, m e t het kenmerk, dat de reinigende luchtstroom van buitenaf door een opening in de huiswand Van de cycloon in het cycloon-huis naar binnen wordt geblazen.
4. 6. Cycloon volgens éën der voorafgaande con-30 clusies, met het kenmerk, dat onder de materiaal-vangmiddelen resp. het rooster tegen de binnenwand van de cycloon een vlakke of conische vangring voor langs de cycloon-wand omhoog bewegende deeltjes is aangebracht, welke vangring zich vanaf de cycloonwand radiaal binnenwaarts en bij 35 voorkeur schuin omlaag uitstrekt en een relatief grote midden-opening heeft. 800 1 4 90