NL8001327A

NL8001327A - Regelinrichting voor een compressor, in het bijzonder voor toepassing in motorvoertuigen.

Info

Publication number: NL8001327A
Application number: NL8001327A
Authority: NL
Original assignee: Knorr Bremse Gmbh
Priority date: 1979-03-21
Filing date: 1980-03-05
Publication date: 1980-09-23
Also published as: FR2452011A1; DE2911085A1; SE8002182L

Description

N.O. 28.835

Regelinrichting voor een compressor, in het bijzonder voor toepassing in motorvoertuigen.

i Tjv v d. X. E* I

i -1 De uitvinding heeft betrekking op een regelinrichting voor een com- 1 5 ΜΜΠ tSSOplessor, in het bijzonder voor toepassing in motorvoertuigen.

I ___J Bij de tegenwoordig gebruikelijke reminrichtingen in voertuigen wordt de bedrijfsdruk in de inrichting bewaakt door een drukregelven-5 tiel. Bij het bereiken van de maximale bedrijfsdruk wordt door een drukregelventiel de door de compressor geleverde lucht in de atmosfeer afgevoerd. Dit heeft twee belangrijke nadelen:

Er moet gerekend worden met een geluidsproduktie vanwege de in de atmosfeer ontwijkende luchtstroom. Bovendien gaat dit gepaard met een 10 onnodig energieverlies, een éên-cilinder-compressor met een cilinderinhoud van bijvoorbeeld 300 cm3 heeft in afregelbedrijf een vermo-gensopname van 4 kW, grotere twee-cilinder-compressoren hebben zelfs ongeveer 6 kW nodig.

Uitgaande van deze nadelen heeft de uitvinding nu ten doel een re-15 gelinrichting te verschaffen waarmee het bij het bereiken van de maximale bedrijfsdruk mogelijk is om zonder lawaaiproduktie te werken terwijl de vermogensopname zo mogelijk klein is.

Van deze doelstelling wordt bij een inrichting van in de aanhef genoemde soort voldaan doordat in de aandrijfverbinding tussen de aan-20 drijfmotor van het motorvoertuig en de compressor een koppeling aanwezig is die druk afhankelijk en zelfstandig ontkoppelbaar is.

Door de toepassing van een schijfkoppeling of een vergelijkbare koppelingsinrichting, die bij het bereiken van de maximale bedrijfsdruk ontkoppelbaar is, wordt zonder lawaaiproduktie gewerkt, dat wil zeggen 25 de compressor wordt na het bereiken van de maximale bedrijfsdruk ontkoppeld van de aandrijfverbinding naar de aandrijfmotor van het motorvoertuig. Dit heeft tevens het belangrijke voordeel dat de compressor in deze periode geen vermogen opneemt, dat wil zeggen stilstaat. Deze omstandigheid komt ten goede aan het beschikbare totale vermogen van de 30 aandrijfmotor, in het bijzonder bij toepassing in motorvoertuigen waarvan de aandrijfmotor een aantal verdere nevenaggregaten aandrijft.

De toegepaste schijfkoppeling heeft een uiterst compacte opbouw, waarbij het voor het ontkoppelen van de koppeling dienstdoende druk-respectievelijk antifrictielager in het lagerdeksel is ondergebracht.

35 Bij voorkeur is de koppeling door de aansluiting aan het lagerdeksel verbonden met een drukbewakingsventiel in de drukleiding van de compressor.

800 1 3 27 2

Voorkeursuitvoeringsvormen en verdere ontwikkelingen zijn neergelegd in de volgconclusies.

De uitvinding wordt aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, weergegeven in de begeleidende fig., en in het volgende nader beschreven.

5 In de fig. is een doorsnede getoond door een koppeling die dienst doet voor het koppelen respectievelijk ontkoppelen van de aandrijving van de compressor. De koppeling is uitgevoerd als een op zichzelf bekende lamellenkoppeling, die met behulp van drukveren wordt ingeschakeld om de verbinding tussen de aandrijfzijde 3 en de aangedreven zijde 10 5 te koppelen. De aandrijfeenheid is in het getoonde uitvoeringsvoor beeld weergegeven als een riemschijf voor V-vormige riemen, welke via een V-vormige riem door een motor, bijvoorbeeld de aandrijfmotor van een motorvoertuig, wordt aangedreven. De drukveren 1, die met onderlinge gelijke hoekafstand en door het lamellenpakket van de koppeling 15 verlopen zijn in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld geplaatst in een huls 7. De afzonderlijke hulzen zijn in de fig. aan de linkerzijde geopend en staan aan de rechterzijde in de fig. in contact met de drukveren 1. De hulzen steunen door middel van een radiaal uitstekende flens tegen een drukplaat 9, die tevens een aantal drukbouten 11 20 draagt. De drukbouten 11 zijn bij voorkeur aangebracht met overeenkomstige onderlinge hoekafstanden tussen de drukveren 1 en staan aan de rechterzijde in de fig. in contact met een antifrictielager 13. Het an-tifrictielager 13 is axiaal verschuifbaar gepositioneerd in een uitsparing 15; de uitsparing 15 gaat aan de rechterzijde over in een ring-25 vormige groef 17, waarin een afdichtring 19 is geplaatst. De afdicht-ring 19 is naar verhouding groot gedimensioneerd en is in beperkte mate axiaal verschuifbaar in de ringvormige groef geplaatst. In de ringvormige groef 17 mondt een kanaal 21 uit, dat bijvoorbeeld aangesloten is op een door de compressor te vullen drukreservoir. Het kanaal 21 ein-30 digt blind en kan bijvoorbeeld door middel van een stop afgesloten zijn.

Het aangedreven gedeelte 5 van de koppeling is verbonden met de te regelen compressor, dat wil zeggen dat het aangedreven gedeelte 5 uitgevoerd kan zijn als aandrijfas van de (niet getoonde) compressor. Tus-35 sen de koppeling en de compressor kan natuurlijk ook een reducerende overbrenging of een ander tussenelement aangebracht zijn.

Bij werkende aandrijfmotor van het voertuig wordt de met de koppeling in verbinding staande compressor door rotatie van de als aan-drijfelement weergegeven riemschijf aangedreven, dat wil zeggen dat de 800 1 3 27 3 compressor functioneert met een zekere vermogensopname. Heeft de druk in het door de compressor gevoede drukreservoir een bepaalde waarde bereikt, dan werkt deze druk via het op het drukreservoir aangesloten kanaal 21 in op de afdichtingsring 19 en wel dusdanig dat de afdichtings-5 ring 19 en het antifrictielager 13 in de fig. naar links worden verschoven. Bij deze verschuiving wordt via de drukbout 11 de drukplaat 9 uit positie gebracht zodat de afzonderlijke drukveren 1 van de koppeling worden samengedrukt. Op deze wijze wordt de koppeling ontkoppeld, dat wil zeggen dat de aandrijfverbinding tussen de riemschijf en de op 10 de koppeling aangesloten compressor wordt onderbroken. Daalt de druk in het door de compressor te voeden drukreservoir weer, dan kan de kracht van de afzonderlijke drukveren 1 de in de ringgroef 17 tegenwerkende kracht van de perslucht weer overwinnen, zodat de koppeling in de gekoppelde positie terechtkomt en de aandrijfverbinding tussen de riem-15 schijf en de compressor weer aanwezig is. De compressor wordt nu weer op normale wijze aangedreven.

De pneumatisch bediende koppeling voor het in- en uitschakelen van de compressor is niet beperkt tot de getoonde uitvoeringsvorm, dat wil zeggen dat het bijvoorbeeld ook mogelijk is dat het antifrictielager 13 20 via de hulzen 7 direct inwerkt op de drukveren 1 om deze bij het overschrijden van een voorafbepaalde druk samen te drukken. Het is ook mogelijk om in de drukleiding tussen het drukreservoir en de ringvormige groef 17 naar keuze terugslagventielen met verschillende openingskarakteristiek aan te brengen om het in- en uitschakelen van de 25 compressor aan te passen aan de geldende drukomstandigheden.

800 1 3 27

Claims

1. Regelinrichting voor een compressor, in het bijzonder voor toepassing in motorvoertuigen, gekenmerkt door een in de aandrijfverbinding tussen de aandrijfmotor van het motorvoertuig en de compressor aanwezige koppeling, die drukafhankelijk en 5 zelfstandig ontkoppelbaar is.

2. Regelinrichting volgens conclusie 1, g ekenmerkt door een door de aandrijfmotor van het motorvoertuig aandrijfbare en door drukveren (1) koppelbare schijfkoppeling, die aan de aangedreven zijde verbonden is met de aandrijfas van de compressor en een bij 10 de schijkfkoppeling behorende, door perslucht van de compressor acti-veerbare inrichting voor het ontkoppelen van de schijfkoppeling bij het bereiken van de maximale bedrijfsdruk.

3. Regelinrichting volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt door een in de behuizing van de schijfkoppeling uitmondend kanaal 15 (21) waarin de bedrijfsdruk van de compressor heerst, een axiaal ver schuifbaar antifrictielager (13) waaraan de druk in het kanaal wordt toegevoerd en door de schijven van de schijfkoppeling verlopende en door middel van het antifrictielager (13) beweegbare en met een drukplaat (19) van de koppeling verbonden drukbouten (11) voor het ontkop- 20 pelen van de schijfkoppeling tegen de kracht van drukveren (1) die de schijfkoppeling bij afwezigheid van druk in gekoppelde toestand brengen.

4. Regelinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het antifrictielager (13) in de vorm van een 25 druklager is aangebracht in het lagerdeksel van de koppeling. 800 1 3 27