NL8001238A - Slot, in het bijzonder cilinderslot. - Google Patents

Description

'v

Slot, in het bijzonder cilinderslot.

De uitvinding heeft betrekking op een slot, in het bijzonder cilinderslot, met een kast en een in een boring van de kast draaibare kern, waarbij voor het ont- en vergrendelen van het slot pendicht-houdingen optreden, die in door de scheidingsvlakken tussen kern en 5 kast voerende penboringen in de kern en kast verschuifbaar gelegerd zijn.

Volgens de uitvinding is het slot gekenmerkt doordat ter plaatse van de scheidingsvlakken in het bereik van de penboringen een of meer sluitingen optreden.

10 De sluitingen kunnen in de meest uiteenlopende uitvoeringsvormen optreden. Volgens een kenmerk van de uitvinding is als sluiting de kastpen met een over de scheidingsvlakken heen stekende en in een corresponderende uitsparing van de kempen stekende sluittap uitgerust. Volgens een verder kenmerk van de uitvinding kunnen de schei-15 dingsvlakken omlaag getrapt uitgevoerd zijn. Verder kunnen in de kast in hoofdzaak evenwijdig aan de kastpennen aangebrachte, in ringgroe-ven van de kern stekende kerfpennen optreden. De sluiting kan een tangentiaal door een ringgroef van de kern stekende, vast in de kast aangebrachte kerfpen zijn, die eventueel ook in tweeën gedeeld kan 20 zijn, waarbij de beide delen aan hun in de ringgroef stekende einden van naar elkaar toegekeerde punten voorzien zijn. Bij een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding kan als sluiting in een ringgroef van de kern een over de scheidingsvlakken in een radiale sleuf van de kast stekende klemring optreden. Verder kan ook een in ontspannen toe-25 stand over de scheidingsvlakken stekende en in tegenover elkaar liggende groeven van de kast en groeven van de kern gevoerde veerring aangebracht zijn. Tenslotte kan als sluiting een in een radiale sleuf van de kern onder de druk van veren radiaal naar buiten verschuifbaar, in een ringgroef van de kast gevoerd sluitblaadje optreden.

30 In het volgende wordt de uitvinding aan de hand van enkele in de 80ö 1 238 i •s 2 tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden daarvan nader beschreven.

Fig, 1 toont een middenlangsdoorsnede over de linkerhelft van een dubbel cilinderslot, waarbij de doorsnede in het vlak van de dicht-houdingspennen beschouwd is.

5 In fig. 2 t/m 11 zijn op grotere schaal gedeelten van de schei- dingsvlakken tussen de kern en de kast in het bereik van de dicht-houdingspennen weergegeven, samen met de telkens optredende uitvoeringsvormen van de uitvinding.

De uitvinding beoogt het onbevoegde openen van cilindersloten 10 te bemoeilijken resp. te verhinderen. Bij de totdus ver gebruikelijke cilindersloten (fig. 1) is het mogelijk, met een boor 30 in het vlak van de dichthoudingspennen het bereik van de scheidingsvlakken 6, 7 aan te boren, waardoor bijvoorbeeld een opening tot aan de eerste pen-dichthouding H, 5 verkregen wordt. Door deze opening kan nu op onge-15 oorloofde wijze een blaadje van ca. 0,1 mm dikte tussen de beide scheidingsvlakken 6 en 7 van de kern 3 en van de kast 1 ingevoerd worden. Om fabricagetechnische redenen is het maar heel moeilijk mogelijk, de speling tussen kern en kast zo te verminderen, dat een dergelijk blaadje niet ingeschoven zou kunnen worden, 20 Bij het verder inschuiven van het blaadje (verwijzingscijfer 31 in fig. 2) komt het blaadje tegen de kastpen H terecht, die bij niet ingeschoven sleutel door de kracht van de penveren 32 in de bovenste ruststand staat. Door invoeren van corresponderend inbraakwerktuig in het sleutelkanaal 33 kan van boven druk op deze dichthoudingspen 25 uitgeoefend worden (pijl 3*0. Be dichthoudingspen l·, 5 wordt dan zo ver naar beneden verschoven tot het blaadje 31 in de deling 35 van de dichthoudingspen ingeschoven kan worden. Door verder inschuiven van het blaadje 31 geraakt men bij de eerstvolgende dichthoudingspen, waarvan de delinaweer op de bovenbeschreven wijze vastgesteld kan worden.

30 Zodra het blaadje geheel door alle delingen van de dichthoudingspennen heen ingeschoven is, kan het slot geopend worden.

Bij het eerste uitvoeringsvoorbeeld (fig. 2) wordt het ontsluiten door middel van een blaadje 31 verhinderd doordat de kastpen H met een over de scheidingsvlakken 6, 7 heen stekende en in een kegelvormige 35 uitsparing 11 van de kempen 5 stekende sluittap 10 uitgerust is. Zoals 300 1 2 38 < 3 *» uit fig. 2 blijkt, is het nu niet meer mogelijk, het blaadje 31 door de deling tussen kastpen 1+ en kempen 5 heen door te schuiven, daar het blaadje tegen het cilindervormig uitgevoerde, door de scheidings-vlakken 6, 7 stekende deel van de sluittap aanstoot. Bij het slot 5 volgens fig. 1 kunnen een of ook meer van de pen^dichthoudingen door de pendichthoudingen volgens fig. 2 vervangen worden, Bij voorkeur wordt de derde of vierde dichthoudingspen van links volgens fig. 2 uitgevoerd. Bij een modificatie van de uitvoeringsvorm volgens fig. 2 kan de sluittap 10 ook een andere vorm, bijvoorbeeld een halve bol-10 vormige, hebben. De sluittap 10 kan ook als gescheiden bout in de kastpen k ingezet zijn.

Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 3 is als sluiting het scheidingsvlak 6, 7 tussen kern en kast omlaag getrapt uitgevoerd.

Het omlaag getrapte verloop 12, 13 ligt tussen twee dichthoudingspennen, 15 Het omlaag getrapte verloop wordt gevormd doordat de boring 2 voor de kern in de kast als getrapte boring uitgevoerd is, en zodoende de kern corresponderend getrapt uitgevoerd is. Bij deze uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt het inschuiven van een blaadje tussen de scheidings-vlakken 6, 7 door de trap 13 verhinderd.

20 Volgens fig, kan in plaats van èen rondgaand omlaag getrapt verloop13 ook een kerfpen 15 zo tussen twee aangrenzende dichthoudingspennen ingezet worden, dat deze met zijn einde over de scheidingsvlakken 6, 7 heen in de kern 3 steekt. Om de kern bij het sluiten of ontsluiten te kunnen verdraaien, moet de kern een corresponderende 25 ringgroef 1U hebben. Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 5 en 6 staat de kerfpen 17 loodrecht op het vlak van de dichthoudingspennen, zodat de doorsnede daarvan door de scheidingsvlakken 6 , 7 steekt.

Ook bij dit uitvoeringsvoorbeeld veroorlooft een ringgroef 16 in de kern het verdraaien van de kern bij bediening van het slot. Zoals 30 in fig. 6 te zien is, is de kerfpen 17 bij voorkeur vast in de kast 1 aangebracht. Fig. 6stelt daarbij een doorsnede volgens VI-VI in fig.5 voor. Bij modificatie van de uitvoeringsvorm volgens fig. 5, 6 kan de kerfpen ook in tweeën gedeeld -zijn (zie fig. 7), waarbij de beide delen 18, 19 aan hun in de ringgroef 16 stekende einden van naar elkaar 35 toegekeerde punten 36 voorzien zijn. De uitvoeringsvorm volgens fig, 7 800 12 38 ï 1+ i laat ongeschikte wijze een iets grotere dikte van de kerfpen toe, waarvan de dikte anders door de afstand tussen de beide aangrenzende pendichthoudingen begrensd is.

Volgens fig. 8 treedt als sluiting in een ringgroef 20 van de 5 kern een over de scheidingsvlakken 6, 7 in een radiale sleuf 21 van de kast stekende klemring 22 op. Bij de uitvoering volgens fig. 9 treedt in plaats van de klemring 22, die de kern 3 binnen de groef 20 verend omsluit, een veerring 25 op. Deze veerring ligt in ontspannen toestand tegen de kast aan in een groef 23 en steekt daarbij over de 10 scheidingsvlakken 6, 7 in een tegenoverliggende ringgroef 2b in de kern. Bij de montage van een slot volgens fig. 9 wordt de veerring in de groef 2b ingeperst, waarna de kern in de kast ingeschoven kan worden, tot de veerring 25 in de ringgroef 23 van de kast snapt.

Bij de uitvoering volgens fig. 10 dient als sluiting een in een 15 radiale sleuf 27 van de kern 3 onder de druk van veren 26 radiaal naar buiten verschuifbaar, in een ringgroef 28 van de kast 1 gevoerd sluitblaadje 29. Voor een gemakkelijker demontage van het slot kan in het bereik van de ringgroef 28 een zijdelingse boring 37 aangebracht zijn, waardoorheen door middel van een niet weergegeven doorn het 20 sluitblaadje 29 in de radiale sleuf 27 gedrukt kan worden. Vervolgens kan dan de kern 3 uit de kast 1 getrokken worden. Fig. 11 toont de uitvoeringsvorm volgens fig. 10 in doorsnede volgens XI - XI.

De uitvinding beperkt zich niet tot de weergegeven uitvoerings-voorbeelden en de sluitingen ter plaatse van de scheidingsvlakken 25 in het bereik van de penboringen kunnen vooifwat betreft km vorm aan de telkens optredende eisen aangepast worden. Bij een slot kunnen ook een aantal van dergelijke uitvoeringsvormen naast elkaar aangewend worden.

800 1 2 38

Claims (12)

1. Slot, in het bijzonder cilinderslot, met een kast en een in een boring van de kast draaibare kern, waarbij voor het ont- en vergrendelen van het slot pen^di chthoudingen optreden, die in door de 5 schei dings vlakken tussen kern en kast voerende periboringen in dekem en kast verschuifbaar gelegerd zijn, gekenmerkt doordat ter plaatse van de scheidingsvlakken (6, 7) in het bereik van de penboringen (8,9) een of meer sluitingen (10, 13, 15, 17» 18, 19» 22, 25, 29) optreden,

2. Slot volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat als sluiting de 10 kastpen {b) met een over de scheidingsvlakken (6, 7) heen stekende en in een corresponderende uitsparing (11) van de kernpen (5) stekende sluittap (10) uitgerust is.

3. Slot volgens conclusie 2, gekenmerkt doordat de uitsparing (11) kegelvormig is en de sluittap (10) tegenover de uitsparing (11) 15 als kegelstomp uitgevoerd is. b. Slot volgens eonclusie 2 of 3, gekenmerkt doordat het door de s blei dings vlakken (6, 7) stekende deel van de sluittap (10) cilindervormig uitgevoerd is.

5. Slot volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat als sluiting 20 de scheidingsvlakken (6, 7) omlaag getrapt uitgevoerd zijn (omlaag getrapt verloop 12, 13).

6. Slot volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat als sluiting een in de kast in hoofdzaak evenwijdig aan de kastpennen (¾) aangebrachte, in een nnggroef (1*0 van de kern (3) stekende kerfden (15) 25 optreedt..

7. Slot volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat als sluiting een tangentiaal door een ringgroef (16) van de kern (3) stekende, vast in de kast (1) aangebrachte kerfpen (17) optreedt.

8. Slot volgens conclusie 7, gekenmerkt doordat de kerfden in 30 tweeën gedeeld is (18, 19), waarbij de beide delen aan hun in de ringgroef (16) stekende einden van naar elkaar toegekeerde punten (36) voorzien zijn.

9. Slot volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat als sluiting in een ringgroef (20) van de kern (3) een over de scheidingsvlakken (6, 7) 35 in een radiale sleuf (21) van de kast (1) stekende klemring (22) op- 800 1 2 38 * i treedt,

10. Slot volgens conclusie 1, gekenmerkt, doordat als sluiting een in ontspannen toestand over de scheidingsvlakken (6, 7) stekende en in tegenoverelkaar liggende groeven (23) van de kast en groeven (2U) 5 van de kern gevoerde veerring (25) optreedt.

11. Slot volgens conclusie 10, gekenmerkt doordat de veerring (25) door druk in de groef (2^) van de kern (3) in te laten is, om het inschuiven van de kern in de kast bij de montage van het slot mogelijk te maken. 10 12, Slot volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat als sluiting een in een radiale sleuf (27) van de kern (3) onder de druk van veren (26) radiaal naar buiten verschuifbaar, in een ringgroef (28) van de Jast (1) gevoerd sluitblaadje (29) optreedt.

13. Slot volgens een der conclusies 5-12, gekenmerkt doordat de 15 sluitingen in het bereik tussen de penboringen (8, 9) aangebracht zijn. 1U. Slot volgens conclusie 13, waarbij vijf pendichthoudingen optreden, gekenmerkt doordat de sluiting tussen de derde en vierde pen-boring van de buitenzijde van het slot af gerekend, aangebracht is.

15. Inrichting, in hoofdzaak zoals voorgesteld in de beschrijving 20 en/of tekeningen. S00 1 2 38