NL8001002A - Spuitgieteenheid. - Google Patents

Description

ί' * < -r

Spuitgieteenheid.

De uitvinding heeft betrekking op een spuit-gieteenheid voor een kunststofspuitgietmachine met een aan de vorm-sluiteenheid bevestigbare drager, een aan de drager axiaal verschuifbaar dragerelement voor de plasticifeercilinder, waarin een roteerbare . vooraf 5 plasticifeerschroef over een bepaalde axiale baan met behulp van een hydraulische zuiger-cilindereenheid verschuifbaar is en na de voltooide inspuitslag met zijn voorste einde met een paszitting aan het uitstroommondstuklichaam van de plasticifeercilinder aanligt.

Bij bekende spuitgieteenheden van deze soort 10 is het wenselijk dat de plasticifeerschroef na een voltooide inspuitslag zich met zijn kop in een bepaalde, voor de zelfreiniging optimale afstand van de zich aan de voorzijde bevindende binnenwand van het uilstroommondstuklichaam van de plasticifeercilinder bevindt. Een dergelijke stand wordt hierna als ^nominale stand” aangegeven. Deze 15 nominale stand wordt vanwege talrijke niet volledig beheersbare factoren (vervaardigingstoleranties; maatveranderingen als gevolg van maatregelen voor het opvoeren van de eigenschappen; verschillende uitzettingscoëfficienten bij verschillende temperaturen enz.) alleen bij benadering bereikt, te meer daar verschillende ontwikkelings-20 tendensen in de moderne spuitgiettechniek de hierop betrekking hebbende pogingen tegenwerken. Zo bestaat steeds vaker de eis schurende kunststof materialen te verwerken, hetgeen intensievere maatregelen voor het opvoeren van de eigenschappen, zowel bij een plasticifeer-dlinder als bij een plasticifeerschroef noodzakelijk maakt, In 25 de praktijk is gebleken dat dergelijke maatregelen grotere toleranties in de afmetingen van de behandelde constructiedelen tot gevolg hebben.

Ook worden veelvoudig langere plasticifeercilinders en daarmee over- 80 0 1 0 02 ( 2 eenkomend langere plasticifeerschroeven toegepast. Dit is vooral het geval vanneer de plasticifeercilinder voor een ontgassen van het kunststof materiaal is ingericht. Ook hier zijn natuurlijk grotere vervaardigingstoleranties op de koop toe te nemen. Tenslotte is het 5 hij de in "beschouwing genomen hoog opgevoerde constructiedelen van betekenis dat de constructiedelen na het opvoeren van de eigenschappen geen nabewerking meer behoeven te ondergaan» voor zover het gaat om het opvoeren van de oppervlakte-eigenschappen; want deze nabewerkingen maken het resultaat van het opvoeren van de oppervlakte-eigenschappen 10 ten minste gededtelijk ongedaan» hetgeen een aanzienlijke invloed op de levensduur kan hebben.

De steeds aanwezige, door de wijze van vervaardigen bepaalde afwijkingen van de "nominale stand" worden min of meer gecompenseerd doordat men de axiale instelling van de plasticifeer-15 cilinder tenqpzichte van zijn drager-element en daarmede ten opzichte van de voorste eindstand van de plasticifeerschroef in overeenstemming daarmede verandert. Dit heeft als regel plaats door toepassing van afstandselementen, met behulp waarvan de ruimtelijke stand van de plasticifeercilinder ten opzichte van het dragerelement wordt veranderd. 20 Bij deze naar verhouding kostbare instelwerkzaamheden moet de plasticifeercilinder vaak worden uitgenomen, daar proefondervindelijk wordt vastgesteld of na de op elkaar volgende correcties van de standen de axiale instelling van de plasticifeercilinder in verhouding tot de voorste eindstand van de plasticifeerschroef ongeveer overeenkomt met 25 de eisen. Daar een nauwkeurige nominale stand op deze wijze niet kan worden bereikt en een benadering van de nominale stand veel moeite kost, stelt men zich vaak tevreden met naar verhouding grove benaderings-waarden.

Heb aan de uitvinding ten grondslag liggende 30 probleem gaat uit van de door Aanvrager's waarnemingen bevestigde veronderstellingen dat een nauwkeurige instelling van de "nominale stand" voor de kwaliteit van nauwkeurige gespoten producten, bijvoorbeeld van die producten welke voor optische doeleinden van belang yan belang is . ...

zijn'.Het is gebleken dat bij een afwijking van de nominale stand \ 800 1 0 02 35 t> * i 3 tussen de in de regel cilindrische kop van de plastificeerschroef (leiboutkop) en de in overeenstemming met deze kop gevormde binnenwand van het uitstroammondstuklichaam in het gebied van de boring van het uitstroommondstuk ook bij een vermeende zorgvuldige instel-5 ling geringe hoeveelheden van kunststof materiaal achterblijven, die na verloop van tijd door de talloze op elkaar volgende bewerkingen bij hoge temperaturen een verandering van een physische structuur ondergaan cf tenslotte zelfs ..helemaal vercooksen. Wanneer dergelijke verontreinigingen in de kop van het uitstroommondstuk aanwezig zijn 10 dan is het tijdens een aantal bewerkingen onvermijdelijk dat sporen van deze verontreinigingen bij de inspuitslagen worden meegevoerd en in de gesporen producten komen. Op grond van dit gegeven gaat het erom een spuitgieteenheid van de hierbovenbeschreven soort zodanig te ontwikkelen dat de "nomimale stand" op een aanzienlijk 15 meer eenvoudige wijze en aanzienlijk nauwkeuriger kan worden ingesteld en wanneer nodig, kan worden bijgesteld.

Dit wordt volgens de uitvinding bereikt door een instel-inrichting voor het traploos axiaal verstellen en vastzetten van de plasticifeercilinder in de nominale stand, die door een 20 instelling van een met de plasticifeercilinder in een coaxiale schroefdraadingrijping staande instelmoer vooraf instelbaar is en met behulp van een de plasticifeercilinder verschuivènd schroefdraad-element kan worden uilgevoerd, dat met een stationnair tegenleger door middel van een schroefdraad in ingrijping is.

25 Een dergeli-jke uitvoering van de spuitgieteenheid is voor het overige principeel geschikt om de seriefabricage goedkoper te maken, omdat met name bij een intensievere opvoering van de oppervlakte-eigenschappen en bij naaryerhouding lange plasticifeercilinders resp. plasticifèerschroeven optredende aanzienlijke vervaardigingstoleran-30 ties zonder schadelijke nabewerkingen bij de instelling van de nominale stand gecompenseerd kunnen worden.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekening.

Fig. 1 toont de spuitgietmachine volgens de uitvinding 35 in bovenaanzicht; 8001002

It fig. 2 toont op grote schaal een horizontale doorsnede van de spuitgieteenheid van fig. 1; fig. 2a toont op een schaal gelijk aan die van fig, 2, een doorsnede, gezien volgens de pijlen II-II van fig. 1, 5 van de spui tgi eteenhe i d; fig. 3 toont een ander deel van de spuitgiet-eenheid volgens fig. 1 in het gebied van de instelinrichting; fig. It toont een doorsnede, gezien volgens de pijlen IV-IV van fig. 3.

10 De drager van de spuitgieteenheid is door een liggerpaar 26 gevormd, dat kan worden aangesloten aan de vormsluit-eenheid bijvoorbeeld van een kunststof spuitgietmachine. De plastici-feercilinder 10 is opgenomen door een dragerelement, dst als drager-brug 11 is uitgevoerd, welke op de liggers 26 in de richting van de 15 spuitas kan worden verschoven. In de dragerbrug 11 zijn de hydraulische zuiger-cilindereenheden voor het op- resp. afnemen van de spuitgieteenheid als geheel op resp. van de spuit gietvorm aangebracht. De zuigers It1 van deze zuiger-cilindereenheden zitten vast op de liggers 26, De bijbehordne cilinders zijn door boringen in de dragerbrug 11 20 gevormd. In een andere, eveneens op de liggers 26 verschuifbare dragerbrug 28 voor de plasticifeerschroef 13» zijn twee hydraulische zuiger-cilindereenheden aangebracht, waarvan de zuigers 37 met de dragerbrug 11 een starre eenheid vormen. Deze zuigers 37 zitten namelijk op busvormige zuigerstangen 30, die de liggers ooaxiaal 25 omsluiten en die zich uit de dragerbrug 28 voor de plasticifeercilinder 13 tot aan de dragerbrug 11 voor de plasticifeercilinder uitstrekken.

De busvormige zuigerstangen 23 zijn aan deze dragerbrug 11 bevestigd. Daar enerzijds de zuigers 37 met de dragerbrug 11 een starre eenheid vormen en anderzijds de lengte van de door boringen in de dragerbrug 30 28 gevormde, bijbehorende cilinders een vaste grootte is, ligt de axiale baan die de plasticifeerschroef 13 bij de in-spuitslag aflegt, aldus de grootte van de relatieve beweging tussen plasticifeerschroef 13 en plasticifeercilinder 10, theoretisch vast. Toch is de "nominale stand” na montage van de spuitgieteenheid in de regel niet aanwezig.

35 Voor een instelling van de nominale stand dient een instelinrichting, \ 8001002 5 i * die hierna ai worden beschreven.

De door een verwarmings-band 1¾ omsloten plasticifeercilinder 10 steekt door een dragerbrug 11. Deze cilinder is in een uit deze dragerbrug 11 aan de achterzijde uitstekend deel 5 met behulp van een schroefdraad in ingrijping met een coaxiale instelmoer 20. Deze ligt onder invloed van de axiale druk van een schroefdraaddrukbus 22, 22a tegen de achterzijde 3^ van de dragerbrug 11 aan. Het deel 22a van de schroefdraaddrukbus is voor de aangrijping van een werktuig uitgevoerd. De schroefdraaddrukbus 22, 10 22a is indirekt door middel van een tegenleger op de dragerbrug 11 ondersteund. Met dit doel is deze drukbus met behulp van een schroefdraad in ingrijping met een op afstand van de achterzijde (fig. 3) van de dragerbrug 11 geplaatste tegenlegerplaat 17·

De tegenlegerplaat 17 vormt zijnerzijds met de dragerbrug 11 een 15 starre eenheid, waarbij deze hiermede met behulp van schroefbouten 18 is verbonden. De schroefbouten 18 zijn in ingrijping met de inwendige schroefdraad 19 van de dragerbrug 11 en zijn daardoor vast-hechtmiddelen onlosmaakbaar bevestigd. De tegenlegerplaat 17 bevindt zich eveneens op afstand van de ongeveer radiaal symmetrische 20 instelmoer 20. Door de hoeken van de tegenlegerplaat steken de schroefbouten 18. Deze lopen op een radiale afstand A (fig. *0 van de mantel van de instelmoer 20 evenwijdig aan de spuitas.

Door de met uitzondering van de tegenliggerplaat 17 radiaal symmetrische inrichting 17-22 steekt de plasticifeerschroef 13 25 in coaxiale richting en met speling.Een zowel in de tegenlegerplaat 17 als in de plasticifeercilinder 10 binnendringend een rotatie tegengaand element 25 maakt de axiale relatieve beweging tussen tegenlegerplaat 17 en plasticifeercilinder 10 mogelijk, verhindert echter elke draaiende relatieve beweging. Daardoor is de plasticifeer-30 dLinder 10 tegen rotatie geborgd.

Bij de montage van de spuitgieteenheid wordt de plasticifeercilinder 10 in de centrale legerboring van de 'dragerbrug 11 axiaal zover naar binnen verschoven totdat de inlaat schacht 16 van de plasticifeercilinder coaxiaal ten opzichte van het 35 symmetrische legerstuk 15 staat, dat het einddeel van de toevoerschacht 8001002 β voor het uit de korrelhouder komende korrelmateriaal vormt. Vervolgens vordt de instelmoer 20 op het zich aan de achterzijde bevindende einddeel van de plasticifeercilinder 10 opgeschroefd. Deze vordt daarbij ongeveer tot aanliggen tegen de achterzijde 3¾ van de dragerbrug 11 5 gebracht. De in de plasticifeercilinder 10 ingebrachte plasticifeer-schroef 13 wordt via zijn aandrijftap 23 met groef 2k voor de meeneem-spie van de koppeling aan de het draaimoment van de oliemotor 29 verschaffende overbrengas aangekoppeld. Het koppelingslichaam 31 vormt een wezenlijk bestanddeel van deze koppeling. Bij de proef-10 ondervhdelijke instelling van de nominale stand wordt de instelmoer zodanig ingesteld dat de nominale stand vermoedelijk dan bereikt is wanneer deze instelmoer, die met behulp van een schroefdraad in ingrijping is met de plasticifeercilindar 10, onder de axiale druk-werking van de schroefdraaddrukbus 20, 22 tegen de achterzijde 31* van 15 de dragerbrug 11 is aangedrukt. De op deze wijze vooraf ingestelde potentiële '’nominale stand" wordt nu verwezenlijkt doordat de schroefdraaddrukbus met behulp van een sleutel wordt aangedraaid. Daar deze schroefdraaddrukbus 20, 22 met zijn voorzijde U1 tegen de achterzijde van de plasticifeercilinder 10 aanligt wordt deze samen met de 20 instelmoer 20 naar de mate van de voorinstelling va^nstelmoer axiaal bewogen totdat de instelmoer tegen de dragerbrug 11 is vastgelopen. Blijkt uit een proefneming, dat de "nominale stand" nog niet in voldoende mate is bereikt dan wordt de beschreven instelling met een andere proefneming zolang herhaald totdat de leiboutkop 32 van de 25 plasticifeerschroef 13 ten opzichte van de binnenwand 39 van het -ook uitstroommondstuklichaam 27 de optimale afstand bevat, hetgeen-voor de werking van het orgaan 33 voor het beletten van een terugstromen van betekenis is. In het uiterste geval kan de nominale stand een aanliggen van de plasticifeerschroef tegen het uitstroommondstuklichaam betekenen. 30 Fig. 2a toont een uit twee halfringvormige vormstukken UOa gevormde centreerinrichting 1+0 die de plasticifeercilinder omsluit en op de liggers 26 met behulp van glijbussen U3 verstelbaar is gelegerd.

De half ringvormige vormstukken UOa zijn met behulp van een losmaakbare spaninrichting U3 met elkaar verbonden. Twee diametraal geplaatste 35 centreerstiften hh strekken zich gedeeltelijk uit in de plasticifeer- 8001002 7 * ft cilinder 10 en gedeeltelijk in het hijhehornde vormstuk HOa.

Zij stellen tegelijkertijd een andere borging tegen draaiing voor de plasticifeercHinder 10 voor.

De onderhavige inrichting wordt niet geanticipeerd 5 door een bekende inrichting voor het bevestigen van een gietvorm-drager op liggers. Bij deze inrichting worden gietvorm-dragers en de liggers met behulp van schroefbouten via spanplaten en schroefdraadmoeren onderling vastgezet, 800 1 0 02

Claims (5)

1. Spuitgieteenheid voor een kunststof spuitgietmaohine met een op de vormsluiteenheid bevestigbare drager, een op de drager axiaal verschuifbaar dragerelement voor de plastici-feercilinder, waarin een roteerbare plasticif eerschroef over een 5 vooraf bepaalde axiale baan met behulp van een hydraulische zuiger-cilindereenheid verschuifbaar is en na de voltooide inspuitslag met zijn voorste einde met een pas-zitting aan het uitstroommondstuk-lichaam van de plasticifeercilinder aanligt met het kenmerk, dat een instelinrichting (17-22) aanwezig is voor het traploos axiaal ver-10 stellen en vastzetten van de plasticifeercilinder (10) in de nominale stand, die door instelling van een met de plasticifeercilinder (10) in een coaxiale schroefdraadingrijping staande instelmoer (20) vooraf instelbaar is en met behulp van een de plasticifeercilinder verschui-vende schroefdraadéLe^ (22, 22a) kan worden uitgevoerd, die met een 15 statL'omair tegenleger (17) door middel van schroefdraad in ingrijping is.

2. Spuitgieteenheid volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een schroefdraaddrukbus (22, 22a) mét een op afstand van de achterzijde (3^, fig. 2) van de dragerbrug (11) aan- 20 wezige tegenlegerplaat (17) door middel van schroefdraad in ingrijping is, die zijnerzijds met de dragerbrug (11) een starre eenheid vormt, en dat de instelmoer (20) in de nominale stand aan de achterzijde tegen de dragerbrug (11) aanligt.

3· Spuitgieteenheid volgens conclusie 2, 25 met het kenmerk» dat de tegenlegerplaat (17) met behulp van schroefbouten (18) met de dragerbrug (11) is verbonden, waarvan de uitwendige schroefdraad in de inwendige schroefdraad van de dragerbrug (11) door een vasthechtmiddel is vastgezet, i*. Spuitgieteenheid volgens één der conclusies 30 1-3, met het kenmerk, dat de plasticifeerschroef (13) in coaxiale richting en met speling door de met uitzondering van de tegenlegerplaat (17) ongeveer radiaal symmetrisch uitgevoerde inrichting (17-22) steekt,

5. Spuitgieteenheid volgens de conclusies 3 of 80 0 1 0 02 > met het kenmerk, dat een zovel in de tegenlegerplaat (17) als in de plasticifeercilinder (10) binnendringend element (25) voor het borgen tegen draaiing is aangebracht, dat een axiale relatieve beweging tussen de tegenlegerplaat (17) en de plasticifeercilinder (10), echter 5 niet een relatieve draaibeveging toelaat.

6. Spuitgieteenheid in hoofdzaak zoals aangegeven in de beschrijving en/of afgebeeld in de tekening. 800 1 0 02