NL8000356A

NL8000356A - Werkwijze en inrichting voor het tijdens het koelen gestrekt houden van warmgewalst staafmateriaal.

Info

Publication number: NL8000356A
Application number: NL8000356A
Authority: NL
Original assignee: Estel Hoogovens Bv
Priority date: 1980-01-21
Filing date: 1980-01-21
Publication date: 1981-08-17
Also published as: ES498652A0; CA1153585A; NL171334B; DE3162915D1; EP0032766A1; EP0032766B1; ATE6913T1; ES8200827A1; NL171334C

Description

- HO 352 *

WERKWIJZE M INRICHTING VOOR HET TIJDENS HET KDELEN GESTREKT HOUDEN TM WAEMGEWALST STAAEMA.TERIAA.L

Hoor aanvraagster worden als uitvinders genoemd:

Florimond FERKET te Oudorp

Comelis Anthonius KOENEN te Heerhugowaard

He uitvinding heeft "betrekking op een werkwijze voor het gestrekt houden van een voortlopende metalen staaf of draad, die een eindwalstuig en vervolgens een koelinrichting doorloopt, met behulp van een na de koelinrichting geplaatst stel trekrollen, tussen 5 welke de voortlopende staaf geklemd kan worden, welke rollen worden aangedreven door afzonderlijke identieke motoren met een berekende omtreksnelheid die groter is dan de eindwalssnelheid van de staaf.

Een dergelijke werkwijze is bekend uit het Nederlandse octrooi-schrift 154129» bij welke bekende werkwijze gebruik wordt gemaakt 10 van een instelbaar parallellogramvormig juk in een vlak loodrecht op de doorgang van de staaf, welk juk ondersteund wordt door twee vaste draaipunten in de middens van de zijden boven respectievelijk onder de rollen. Deze rollen zijn draaibaar gelagerd in de opstaande zijden van het parallellogramvormige juk. Daartoe zijn de motoren in 15 genoemde opstaande zijden bevestigd.

In de praktijk is met deze bekende werkwijze gebleken dat ten gevolge van de grote massa die tijdens het aansteken van de staaf kortstondig moest worden verplaatst, er toch kronkeligheid van het begin van de staaf in de koelinrichting optrad. Deze einden moesten 20 verschrot worden.

He uitvinding beoogt de bekende werkwijze zodanig te verbeteren dat genoemd nadeel niet meer optreedt. He werkwijze is volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat de trekrollen via cardanassen door de vast opgestelde motoren worden aangedreven met een toeren- 800 03 56 /2 * . ,- 2 : tal dat voor het aansteken van het staafmateriaal in de spleet tussen de rollen sprongsgewijs wordt verhoogd en een korte tijd op deze verhoogde waarde wordt gehouden.

Door dit tijdelijk verhoogde toerental wordt op het staaf- 5 materiaal onmiddellijk hij het aansteken een grote trekkracht uitgeoefend, die ertoe hijdraagt dat eventuele kronkels in de kop van de staaf nagenoeg tot het verleden behoren.

Teneinde een goede greep op het staafmateriaal te hebben en de afstand waarover massa's moeten worden verplaatst zo klein mogelijk 10 te doen zijn, is bij voorkeur de spleet tussen de trekrollen voor het aansteken ongeveer 2 mm kleiner dan de desbetreffende staaf-dikte.

De trekrollen worden aangedreven met een instelbaar toerental dat hoger is dan het toerental van het eindwalstuig, zodat met 15 zekerheid altijd een trekkracht op het staafmateriaal wordt uitgeoefend.

Aangezien er voor het verhogen van het toerental van de trekrollen enige tijd benodigd is, verdient het aanbeveling indien het naderen van het begin van de warmgewalste staaf voor het eindwals-20 tuig optisch wordt waargenomen en in een elektrisch signaal wordt omgezet om de tijdelijke verhoging van het toerental te bewerkstelligen.

De uitvinding zal aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld in de tekening nader worden toegelicht.

In de tekening is: 25 fig. 1 een schematisch zij-aanzicht van een eindwals, koelin-richting, trekrol, schaar en uitlooprollenbaan, waarbij de werkwijze volgens de uitvinding is toegepastj fig. 2 een dubbeldiagram ter verduidelijking van de werking volgens de uitvinding.

30. In fig. 1 is met WS een walsstraat aangegeven voor het warm-walsen van staaf- of draadmateriaal. W is het laatste walstuig dat gevolgd wordt door een koelinrichitng K, waarna een stel trekrollen R1 en R2 volgt, tussen welke de voortlopende staaf geklemd kan worden. Met S is een schaar aangegeven en met U de uitlooprollen-35· baan of koelbed voor het op meet geknipte materiaal.

/3 80 0 0 3 56 HO 3p ^

De trekrollen R1 en R2 worden via een cardanas CD1 en CD2 aangedreven door vast opgestelde elektro-motoren M1 en M2, die gevoed worden via een statische frequentie-omvormer ST. In een praktisch uitvoeringsvoorbeeld hestonden de motoren M1 en M2 uit kortsluit- 5. ankermotoren van elk 3,75 kVA en had de statische frequentie-omvormer een uitgaand vrmogen van 15 kVA, hij een rendement van 90 De statische frequentie-omvormer ST ontvangt signalen van een fotocel F voor het detecteren van het aanwezig-zijn van het hete staafinateriaal in de walsstraat voor de eindwals, die hoven 10. de walsstraat WS voor het eindwalstuig W is geplaatst en van een tachogenerator TG, voor het bepalen van de eindwalssnelheid, die met het eindwalstuig W is verbonden. Tevens zijn gegevens ingevoerd, in fig. 1 aangegeven met R, betreffende de diameter-correlatie en de trekinstelling.

15· In'fig. 1 is zeer schematisch aangegeven dat de bovenste trek- rol R1 vast is opgesteld, terwijl de onderste trekrol H2 beweeglijk is, doordat het frame waarin deze rol R2 is gemonteerd om een "stroomopwaarts** gelegen draaipunt kan zwenken. Een instelbare aanslag bepaalt de minimale spleet tussen de twee rollen R1 en R2. .

20. Deze spleet wordt ongeveer 2 mm kleiner gekozen dan de dikte of diameter van de te trekken staaf. Een luchtcilinder C, gevoed uit het persluchtnet via een reduceerventiel V, drukt het frame waarin de rol R2 is gemonteerd normaal tegen een (met een schroefspindel instelbare) aanslag A. Zodra de 1 A 2 mm dikkere staaf tussen de 25. rollen R1 en R2 komt, verlaat het frame de aanslag en zorgt de luchtoilinder G voor de verende klemming van de staaf tussen de beide rollen.

Het oppervlak van beide rollen is geprofileerd, bijvoorbeeld door het aanbrengen van een patroon van gaten en daarna gehard.

30. Bij het wisselen van rollen, bijvoorbeeld wegens slijtage of overgaan op andere roldiameter, kan de bovenrol R1 door verstelling van het frame in de juiste positie gesteld worden ten opzicht van de walslijn.

In fig. 2 is aangegeven hoe een tijdelijke energie-accumulatie 35· kan worden gebruikt voor het gestrekt gouden van de staaf bij het insteken. Op de horizontale as is de tijd uitgezet, terwijl op de

A

80 0 0 3 56 * * 4 verticale as enerzijds het toerental n van de trekrollen en anderzijds het stuursignaal zijn aangegeven. Het stuursignaal geeft aan gedurende welke tijd een hogere snelheid gewenst is. Se mate van versnellen en vertragen wordt in de statische frequentie-omvormer 5* ST ingesteld.

Se tijd ts waarin het stuursignaal aanwezig is, is niet vast, evenmin als de tijd tv waarin de draaiende delen worden versneld. Heide zijn afhankelijk van o.m. de materiaalsnelheid. Se tijd ts wordt snelheids-afhankelijk (via TG) ingesteld, hetgeen automatisch 10· in ST geschiedt; de maximale waarde van de versnellingstijd tv is korter dan de waarde van ts behorende bij de hoogste materiaalsnelheid·

Tussen de voedingsfrequentie en het toerental n van een kort-sluitankermotor in nullast bestaat een lineair verband. Indien de 15* frequentie kortstondig wordt verhoogd, stijgt het toerental van de aandrijflno'toren M1 en M2 van bijvoorbeeld SOO naar 1.000 toeren per minuut. Hierdoor wordt meer roterende energie in de draaiende delen, te weten de ankers van de motoren M1 en M2, de cardanassen CS1 en CS2 en de rollen H1 en R2 opgehoopt.

20· Indien de foto-elektrische cel F (fig. 1) zich op een afstand van de trekrollen R1, H2 bevindt van circa 7 meter en de staaf-snelheid ongeveer 14 meter per seconde bedraagt, is er 0,5 seconde beschikbaar om het toerental te verhogen. Sit toerental kan nog circa 0,1 seconde langer worden aangehouden. Het begin van de staaf 25· zal bij het aansteken, tussen de trekrollen door het verschil in toerental tussen deze trekrollen en de eindwals een grote trekkracht ondervinden, waardoor dit begin recht blijft. Zoals uit fig. 2 zichtbaar is, loopt het toerental vervolgens geleidelijk aan naar de nominale waarde terug.

30, Tezamen met het kenmerk, dat de spleet tussen de rollen op het moment van aansteken 2 mm kleiner is dan de staaf diameter, wordt tijdens het aansteken minder slip tussen de trekrollen en het staaf-materiaal bereikt, waardoor enerzijds de trekrol langer meegaat en anderzijds minder materiaal wordt af gekeurd.

80 0 0 3 56

Claims

5 ^ au ’ · - COICLUSIES

1. Werkwijze voor het gestrekt houden van een voortlopende metalen staaf of draad die een eindwalstuig en vervolgens een koelin-richting doorloopt, met behulp van een na de koelinrichting geplaatst stel trekrollen, tussen welke de voortlopende staaf ge- 5 klemd kan worden, welke rollen worden aangedreven door afzonderlijke identieke motoren met een berekende omtreksnelheid die groter is dan de eindwalssnelheid van de staaf, daardoor gekenmerkt, dat de trekrollen via cardanassen door de vastopgestelde motoren worden aangedreven met een toerental dat voor het aan-10 steken van het staafmateriaal in de spleet tussen de rollen sprongsgewijs wordt verhoogd en een korte tijd op deze verhoogde waarde wordt gehouden.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de spleet tussen de trekrollen voor het aansteken ongeveer 2 mm kleiner 15 dan de staafdikte wordt gehouden.

3· Werkwijze volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat 'de trekrollen worden aangedreven met een instelbaar toerental, dat hoger is dan het toerental van het eindwalstuig.

4* Werkwijze volgens een of meer der conclusie 1 tot 3, met het 20 kenmerk, dat het naderen van het begin van de warmgewalste staaf voor het eindwalstuig optisch wordt waargenomen en in een elektrisch signaal wordt omgezet om de tijdelijke verhoging van het toerental te bewerkstelligen.

5· Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusies 25 1 tot 4» met het kenmerk, dat de aandrijfmotoren (M1, M2) voor de trekrollen (R1, R2) zijn uitgevoerd als kortsluitankermotoren die worden gevoed uit een statische frequentie-omvormer (ST), die signalen ontvangt van een fotocel (F) voor het detecteren van het aanwezig zijn van het hete staafmateriaal in de walsstraat /6 80 0 0 3 56

« - 6 (WS) voor de eindwals (w), alsmede van een tachogenerator (TG) gekoppeld met die eindwals (W) voor hei; bepalen van de eind-walssnelheid, alsmede signalen (R) betreffende gegevens omtrent de diameter-correlatie en de trekinstelling. «·* 80 0 0 3 56