NL8000131A - Hoeveelheidsdoseerinrichting. - Google Patents

Description

N.O. 28.575 -1- %

Hoeveellieidsdoseerinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een hoeveelheidsdoseerinrich-ting of een hoeveelheidsdoseerpomp, bij voorkeur van het type dat bij verpakkingsmachines wordt gebruikt voor het vullen van een bepaalde verpakking met een tevoren bepaalde hoeveelheid vulmateriaal.

5 Het voornaamste probleem volgens de uitvinding is het verschaffen van een instelbare maximaal nauwkeurige dosering onder gebruikmaking van een minimum aan ingewikkelde machines.

In bepaalde gevallen waarin het vroeger mogelijk was nauwkeurigheid van de dosering te garanderen heeft men vertrouwd op oplossingen 10 die weliswaar gedurende een bepaalde tijdsperiode de gewenste nauwkeurigheid hebben verschaft, maar die na een bepaalde gebruiksperio-de meer en meer afweken van de gestelde toleranties.

De bekende oplossingen waren bijvoorbeeld dat de verplaatsings-slag van een zuiger in een zuiger-cilinderinrichting van een doseer-15 inrichting werd ingesteld door een bepaalde begrensde verplaatsing van de zuiger op de zuigerstang. Als er sprake was van het instellen op hoeveelheden vulmateriaal die betrekkelijk belangrijk afwijken, was het noodzakelijk één of een aantal elementen in het overbrengme-chanisme van de zuiger te vervangen of in te stellen. Er zijn zonder 20 twijfel oplossingen voor het aangegeven hoofdprobleem. De bekende oplossingen zijn echter niet erg aantrekkelijk omdat de instelling betrekkelijk veel handelingen vereist ten minste als het vulmateriaal moet worden ingesteld op een belangrijk afwijkende hoeveelheid vulmateriaal. En omdat, dit is het grootste nadeel, de nauwkeurigheid 25 vaak twijfelachtig is en niet alleen vanwege de afhankelijkheid van niet controleerbare of toenemende speling in het overbrengmechanisme gedurende de gebruiksperiode, bestaat de behoefte aan een verbeterde instelbare hoeveellieidsdoseerinrichting.

Volgens de uitvinding wordt thans een hoeveelheidsdoseerinrich-30 ting verschaft omvattende een zuiger-cilinderinrichting met een instelbare klepinri'chting die op ten minste een eerste stand kan worden ingesteld waarin de cilinder kan worden gevuld, en ten minste een tweede stand, waarin de cilinder kan worden geleegd. Deze hoe-veelheidsdoseerinrichting heeft het kenmerk, dat de beweging van de 35 zuiger in de cilinder positief wordt geregeld door ten minste één stoporgaan dat direkt inwerkt op de zuiger. Het stoporgaan kan in principe op de zuiger inwerken gedurende elk van de of beide bewegingsfasen ervan, in de cilinder of uit de cilinder, maar in verband 800 0 1 31 p- -2— met vulmaterialen bedoeld voor het gebruikelijke type vulmateriaal is het gewoonlijk voldoende dat het stoporgaan werkzaam is gedurende de bewegingsfase van de zuiger in de cilinder, dat wil zeggen in een richting vanaf de instelbare klepinrichting naar het inwendige van 5 de cilinder. De zuiger of een verlengstuk daarvan is bij voorkeur verbonden met een pen, die door een verbindingsmechanisme wordt aangedreven.

Genoemde pen is bij voorkeur zo uitgevoerd dat hij loopt over een van schroefdraad voorzien orgaan of dergelijke dat kan roteren 10 om de langshartlijn ervan waarbij één einde ervan eindigt in een in-stelwiel en het andere einde ervan eindigt in een verplaatsbaar stoporgaan dat is geschroefd op het schroeforgaan en daarlangs kan worden verplaatst door rotatie van het instelwiel.

Een compacte eenheid, die kan worden aangedreven door een ver-15 bindingsmechanisme wordt verkregen als de pen vast is bevestigd op een heugel, die door een rondsel wordt aangedreven vanaf het verbindingsmechanisme en is gelegerd op een stang voor beweging voorwaarts en achterwaarts.

Aan de hand van een tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld is 20 weergegeven, wordt de uitvinding hierna nader beschreven.

Fig. 1 toont schematisch een aanzicht van een verpakkingsmachine waarin de doseerinrichting volgens de uitvinding kan worden toegepast.

Fig. 2 toont schematisch een aanzicht van de basisconstructie 25 van de doseerinrichting.

Fig. 5 toont de basisconstructie van het klepinstelmechanisme van de doseerinrichting.

Fig. 4 toont in principe de inrichting voor het omhoog en omlaag brengen van het mondstuk van de vulinrichting.

30 De machine 10 weergegeven in fig. 1 is van het type dat in de tail is beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage (N.O. 28.57 4) ȕn het algemeen kan worden opgemerkt dat de machine kan worden geplaatst op een horizontale ondersteuning en rust daarop door middel van voeten 11 waarbij de voornaamste delen zijn bedekt 35 door dekplaten .en te openen deksels 12.

In het weergegeven geval bezit de machine vijf behandelstations 14 tot 18 voor het uitvoeren van een aantal stappen op een verpak-kingshouder, die in dit geval bestaat uit een houder die in principe is samengesteld uit drie delen. In het station 14 zijn sokken op een 40 transporteur 19 voorzien van bodems van op flessen lijkende verpak- 800 0 1 31 > ' -3- \ kingshouders, In station 15 worden de op flessen gelijkende houders geplaatst in de sokken* in station 16 wordt een bodem naar boven gedrukt in de houder en in station 17 worden de houders gevuld met vulmateriaal. In station 18 wordt elke houder voorzien van een deksel, 5 In dit geval is het station 17 van belang. Het mechanisme in de verschillende behandelstations van de machine 10 worden aangedreven en geregeld vanaf een enkele nokas 20. Tot het vulstation 17 behoren drie nokken 21» 22 en 23 op de nokas. De eerstgenoemde nok drijft een stang 25 aan voor het naar boven en naar beneden bewegen ervan 10 via een hoekhefboom 2b. De stang 25 drijft een rondsel 26 aan dat samenwerkt met een op een heugel gelijkende inrichting 27. Deze is voorwaarts en terugwaarts beweegbaar gelegerd op een stang 28 die zich door het pomphuis 29 uitstrekt. Op de heugel 27 is een schouder ’30 vast aangebracht welke schouder een pen 31 bezit, die is beves-15 tigd op de zuigerstang 33 van de zuiger 32. Er is een doorgaand gat aanwezig in de schouder 30 en een van schroefdraad voorzien deel 3b dat zich vrij door het gat uitstrekt. Aan één einde ervan is de schroef 3b voorzien van een instelwiel 35 en beide einden ervan zijn gelegerd in het pomphuis. Een stoporgaan 36 is geschroefd op het 20 schroefdraaddeel 3b en is ook zo aangebracht dat hij de stang 29 vrij omgeeft. Door rotatie van het wiel 35 is het dus mogelijk het stoporgaan 36 in langsrichting van het schroefdraadorgaan in te stellen.

De zuiger 32 kan glijden in een doseercilinder 38 en het stop-25 orgaan 36 bepaalt aldus de te doseren hoeveelheid. Opgemerkt wordt dat het stoporgaan direkt inwerkt op de zuiger zonder tussenorganen die speling of andere fouten met zich brengen.

In het voorste einde van de cilinder 38 is een instelbare klep 39 aanwezig van het algemene type dat bij deze toepassingen wordt 30 gebruikt. In het bijzonder bestaat de klep uit een twee-standen-klep waarbij in de eerste stand het vullen van de cilinder 38 mogelijk is en in de tweede stand het legen van de cilinder.

Deze twee-standen-klep 39 wordt bestuurd door het mechanisme weergegeven in fig. 3» waarbij de aandrijving wordt verkregen vanaf 35 een enkele nokas via een verder samenstel van verbindingsorganen en armen.

In fig. b is op overeenkomstige wijze de inrichting weergegeven voor het omlaag en omhoog brengen van het klepmondstuk 41. De handelingen volgens de fig. 2, 3 en b worden natuurlijk in onderling be-bO stuurde tijdsrelatie uitgevoerd» die wordt bepaald door de nokken 21 800 0 1 31

^ L

—4— tot 23.

Het zal duidelijk zijn dat als gevolg van de stop 36 de nok 21 van gering belang is en niet langer de beweging van de stang 25 regelt zodra de nok 21 en de nokvolger ^0 ervan de verplaatsing van de 5 schouder 30 hebben voltooid tot de aanslag ervan tegen het stoporgaan 36 en als er nog opwaarts gerichte beweging van de stang 25 aanwezig is. Is dit het geval dan heft de nokvolger 40 eenvoudigweg zich van de nok 21. Als een tegengestelde situatie optreedt, bijvoorbeeld als de heugelstang 27 een verder stoporgaan bezit aan het andere einde 10 ervan, dan kan de nokvolger ^f0 onder veerkracht de nok 21 vermijden als de nok verder gaat met zijn beweging samen met de nokas 20.

e 800 0 1 31

Claims (6)

1. Hoeveelheidsdoseerinrichting omvattende een zuiger-cilinder-inrichting met een instelbare klepinrichting die ten minste een eerste stand kan innemen waarin de cilinder kan worden gevuld en ten 5 minste een tweede stand waarin de cilinder kan worden geleegd, met het kenmerk, dat de beweging van de plunjer (32) in de cilinder (38) positief wordt geregeld door ten minste één stoporgaan (36) dat direkt op de zuiger inwerkt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, 10 dat het stoporgaan (36) inwerkt op de zuiger als de cilinder gevuld is.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de zuiger of een verlenging (35) daarvan is verbonden met een pen (30, 31) aangedreven door een hefboommechanisme (24, 25).

4. Inrichting volgens conclusie 3t met het kenmerk, dat de pen kan glijden langs een schroef (34) of overeenkomstig orgaan dat roteerbaar langs de langshartlijn ervan is aangebracht en aan één einde eindigt in een instelwiel (35) en aan het andere einde eindigt in een stoporgaan (36)dat is geschroefd op het schroeforgaan 20 en verplaatsbaar is langs het schroeforgaan door het roteren van het instelwiel.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de pen vast is bevestigd op een heugel (27) aangedreven door een rondsel (26) vanaf genoemd hefboommechanisme (24, 25) en dat de pen 25 is gelegerd op een stang (28) voor voorwaartse en achterwaartse beweging in hoofdzaak evenwijdig met de bewegingsbaan van de zuiger.

6. Inrichting volgens conclusie 5i met het kenmerk, dat ook het stoporgaan is gelegerd op genoemde stang (28). ****** 80 0 0 1 31