NL7909247A

NL7909247A - Machine voor het verbinden van de randen van lagen of vellen van niet- gevulcaniseerde rubber.

Info

Publication number: NL7909247A
Application number: NL7909247A
Authority: NL
Original assignee: Ems Ind
Priority date: 1979-01-10
Filing date: 1979-12-21
Publication date: 1980-07-14
Also published as: FR2446170A1; FR2446170B1; DE3000751A1

Description

Machine voor het verbinden van de randen van lagen of vellen van niet-gevulcaniseerde rubber.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op ee machine voor het verbinden van de randen van lagen of vellen van niet-gevulcaniseerde rubber, welke machine is voorzien van een tafs voor het ondersteunen van de te verbinden vellen, van middelen vooi 5 het naast elkaar plaatsen van de uiteinden van de te verbinden veil op een voorafbepaahe plaats van de tafel en van een inrichting voor het door uitoefening van druk verbinden van die uiteinden, welke inrichting grenst aan de genoemde vooraf bepaalde plaats van de taf In de rubberindustrie en meer in het bijzonder b: 10 de fabrikanten van luchtbanden is het bekend, dat voor de vervaardig daarvan talrijke elementen voor het vulcaniseren van de rubber moetf worden geassembleerd. Deze elementen bestaan in het algemeen uit gecalandreerde rubber lagen of vellen, die zijn gewapend net kabels van textiel, kunststof of metaal, en die evenwijdig lopen aan de ric 15 van het calandreren, dat wil zeggen in langsrichting van de rubber vellen. Deze rubber vellen kunnen echter niet direkt worden gebruikt voor de vervaardiging van luchtbanden. Eerst moeten deze vellen word doorgesneden in banden loodrecht op de langsrichting van het vel (voor luchtbanden met radiaaL carcas) of in banden of stroken schuin 20 ten opzichte van de langsrichting van het vel (voor conventionele luchtbanden en voor loopvlaklagen van luchtbanden met radiaal carcas bijvoorbeeld met behulp van een machine, die is beschreven in het Franse octrooischrift 2 122 765· Vervolgens moeten de aldus doorgesn banden met de einden aan elkaar worden bevestigd, om een continue 25 band of strook te vormen, waarvan de evenwijdige wapeningskabels ioi op of schuin staan ten opzichte van de langsrichting van de strook 7909247 ~~ &> ___ \ 2 die vervolgens op een spoel wordt gewikkeld, zodanig, dat de strook direkt "bruikbaar is op de machines voor de vervaardiging van luchtbanden.

De onderhavige uitvinding heeft juist betrekking op 5 eert machine voor het met de eindranden aan elkaar verbinden van de afgesneden banden, om een continue of doorlopende strook of band te vormen. De machine volgens de uitvinding- kan worden geplaatst hetzij direkt achter een machine voor het doorsnijden van de rubber vellen met een wapening van textiel, kunststof of metaal, op voorwaarde echter, 10 dat deze machine zyn doorgesneden produkt altijd op dezeTde plaats uit de machine afvoert, hetzij onafhankelijk van de snijmachine, waarbij het plaatsen van de met de eindranden aan elkaar te verbinden banden dan met de hand plaatsvindt of met behulp van een eigen voedings-inrichting van de machine, 15 Tot nu toe heeft het verbinden van de doorgesneden vellen of banden plaats met de hand door de vellen met de randen tegen elkaar te plaatsen, dat wil zeggen zonder dat zij elkaar overlappen, en door een druk uit te oefenen op·de aldus gevormde voeg met behulp van een wiel, dat men heen en weer-laat lopen over de gehele lengte van 20 de voeg. Behalve de nadelen, die inherent zijn aan alle met de hand uitgevoerde werkzaamheden, heeft deze met de hand uitgevoerde verbindings-methodè het bezwaar, dat verbindingen worden gevormd, die weinig sterk zijn en die de neiging vertonen te breken bij het vormen van de luchtband op een confectietrommel.

25 Men heeft ook reeds een machine voorgesteld voor het met de randen aan elkaar verbinden van lagen of vellen van niet-gevulcaniseerde rubber, die zijn gewapend met kabels (zie de gepubliceerde Duitse octrooiaanvrage 2 238 611), De in deze octrooiaanvrage beschreven machine heft de bezwaren op van de met de hand uit ge voerde verbindings-30 methoden, maar de soliditeit van de verkregen verbinding is nog onvoldoende. Men denkt, dat dit een gevolg is van het feit, dat de druk, die op de twee met de randen tegen elkaar geplaatste lagen wordt uitgeoefend, is verdeeld over de gehele lengte van de verbindingshoek en over een betrekkelijk brede zone aan weerszijden van de verbindings-35 voeg. Daarbij ontstaat een eenvoudige aanhechting in plaats van een innige vermenging van de rubber van de twee lagen in de verbindingszone.

7909247 3

Bovendien treden tij de bekende machines eveneens problemen op bij het op de juiste wijze verbinden van de vellen, wanneer deze zijn vervormd of niet geheel vlak zijn als gevolg van inwendige spanningen, die in de vellen ontstaan als gevolg van de waperingskabels.

5 De onderhavige uitvinding heeft dus in wezen ten doel, een machine te verschaffen voor het tot stand brengen van buitengewoon solide stompe verbindingen of lassen tussen lagen of vellen van niet-gevulcaniseerde rubber, eventueel gewapend met kabels, zelfs als deze vellen zijn vervormd of niet geheel vlak zijn.

10 Tot dit doel is de machine volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de tafel is voorzien van een spleet op de genoemde vooraf bepaalde plaats, welke spleet zich evenwijdig aan de aan elkaar grenzende randen van de te verbinden vellen uitstrekt en zich juist onder deze aan elkaar grenzende randen bevindt, doordat de met een 15 drukkracht werkende verbindingsinrichting is voorzien van twee paren draaibare wielen, waarvan de draaiingsassen in hoofdzaak loodrecht staan op de langsrichting van de spleet en in hoofdzaak evenwijdig zijn aan het vlak van de tafel, waarbij elk paar wielen bestaat uit een onderste wiel, dat voornamelijk onder het bovenvlak van de 20 tafel is opgesteld en dat ten dele uitsteekt in de genoemde spleet om in aanraking te komen met de aan elkaar grenzende randen van de te verbinden vellen aan de onderzijde van deze vellen, en uit een bovenste wiel, dat is opgesteld dat is opgesteld boven het bovenvlak van de tafel en dat in aanraking komen kan met de genoemde aan elkaar 25 grenzende randen aan de bovenzijde van de vellen, waarbij elk paar wielen beweegbaar is gemonteerd ten opzichte van de tafel in een richting evenwijdig aan de langsrichting van de spleet vanuit een beginstand die in hoofdzaak is gelegen op de helft van de lengte van de aan elkaar grenzende randenΛβη de genoemde vellen en op de helft 30 van de lengte van de spleet naar een eindstand, die is gelegen voorbij een uiteinde van de aan elkaar grenzende randen, doordat drukmiddelen zijn aangebracht bij elk paar wielen om het bovenste wiel en onderste wiel van het betreffende paar naar elkaar toe te drukken en doordat aandrijfmiddelen zijn aangebracht voor het verplaatsen van elk paar 35 7909247 %

It wielen en de daarbij behorende drukmiddelen tussen de genoemde beginstand en eindstand.

Bij voorkeur wordt een paar wielen eerst verplaatst in een richting vanuit zijn beginstand tot in de beginstand van het 5 andere paar wielen, terwijl dit andere paar wielen zijn beweging begint in dezelfde richting naar zijn eindstand en dit paar wielen wordt vervolgens in omgekeerde richting verplaatst naar zijn eigen eindstand en passeert daarbij opnieuw zijn beginstand. Bovendien zijn middelen die hierna in detail zullen worden beschreven, aangebracht voor het 10 nauwkeurig plaatsen van de twee vellen in de verbindings- of laszone. Doordat het bovenste en onderste wiel van elk paar hun drukkracht in hoofdzaak in een punt uitoefenen op de aan elkaar grenzende randen 'van de te verbinden vellen, en gelijktijdig aan de bovenzijde en de onderzijde daarvan, verkrijgt men een buitengewoon solide las of 15 verbinding. Bovendien kan de las zeer snel worden gerealiseerd dankzij de gelijktijdige werking van ds twee paren wielen. Tenslotte kunnen de twee vellen op de juiste, wij ze aan elkaar worden gelast, zelfs als zij zijn vervormd of niet geheel vlak zijn, doordat de verbinding tot stand wordt gebracht vanuit het midden van de vellen.

20 De uitvinding zal aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader worden toegelicht.

Fig. 1 is een bovenaanzicht van de machine volgens de uitvinding, waarbij de met een drukkracht werkende verbindings-inrichting echter in de teruggetrokken stand is getekend, om de tafel 25 van de machine beter te laten zien.

Fig. 2 is een zijaanzicht van de machine volgens de uitvinding volgens de pijl F in fig. 1, waarbij echter de afvoer-transporteur niet is weergegeven.

Fig. 3 is een gedeeltelijk zijaanzicht en een 30 gedeeltelijke doorsnede van het detail A van fig. 2.

Fig. k is een gedeeltelijke doorsnede en een gedeeltelijk aanzicht volgens de pijl G in fig. 3.

Fig. 5 is een gedeeltelijk bovenaanzicht en een gedeeltelijke doorsnede volgens de pijl H in fig. 3 en toont een 35 detail.

7909247 * 5

Fig. 6 is sen doorsnede volgens de lijn 7I-VI in fig. 1 op een grotere schaal.

De figuren 7 en 8 tonen een getand wiel, dat kan worden toegepast bij de verbindingsinrichting van de machine volgens 5 de uitvinding.

De in fig. 1 getekende machine is voorzien van een verbindingseenheid 1, uitgerust met een met drukkracht werkende verbindingsinrichting (niet in fig. 1 getekend), waarmee de vellen 2a, 2b, 2c, enz. van niet-gevulcaniseerde rubber en gewapend met 30 kabels, met de randen tegen elkaar aan zoals bij 3 is aangegeven, met elkaar kunnen worden verbonden en-net een afvoertransporteur h waarmee de doorlopende band 5, gevormd door de met elkaar verbonden vellen 2, kan worden afgevoerd naar een opslagplaats, bijvoorbeeld naar een opwikkelspoei (niet getekend), waarop de band of strook 5 15 wordt gewikkeld om hem later te gebruiken voor de vervaardiging van luchtbanden.

Zoals in de fig. 1, 2 en 6 is aangegeven is de verbindingseenheid 1 voorzien van een tafel 6, die is ondersteund door haakse consoles 7 die zijn bevestigd op een horizontale balk 8, 20 die is gevormd uit twee U-balken, die door middel van dwarsbalken met elkaar zijn verbonden. Zoals in de fig. 1 en 6 is aangegeven, is de tafel 6 voorzien van een spleet 9, die in hoofdzaak in het langsmidden-vlak van de balk 8 ligt. Deze balk 8 is zelf ondersteund en bevestigd op een andere horizontale balk of ligger 10, die loodrecht op de balk 25 8 staat en die is gevormd uit twee U-balken, die door middel van dwarsbalken met elkaar zijn verbonden.

Omdat de voorrand en de achterrand van de stomp met elkaar te verbinden vellen 2 in het algemeen een vooraf bepaalde, maar afhankelijk van het type te vervaardigen luchtband, variabele 30 hcel^insluit met de langsas van de vellen, is het kruisvormige chassis, gevormd door de liggers 8 en 10, op een frame 11, dat aan de bodem is bevestigd, schamierbaar gemonteerd om een vertikale as 12, waarvan de hartlijn samenvalt met de rechte snijlijn tussen het langsmiddenvlak van de afvoertransporteur U en van de strook 5 en het langsmiddenvlak 35 van de ligger 8 en de spleet 9· Met een hbkkeerinrichting 13 (fig. ó) 79 0 92 4 7 ' * 6 kan men het chassis, gevormd door de liggers 8 en 10, in elke willekeurige gekozen hoekstand ten opzichte van de langsas van de afvoertransporteur k en van de strook 5 blokkeren. Zo is het mogelijk de richting van de spleet 9 in te stellen overeenkomstig de hoek, 5 die de voorrand en de achterrand van de met elkaar te verbinden vellen 2 insluiten met de langsas van die vellen. Het instellen van de richting van de spleet 9 kan geschieden met behulp van een van een schaalverdeling voorziene lineaal 1^, die aan het frame 11 is bevestigd en met een index 15, die aan de ligger 10 is bevestigd (fig. 6).

10 Met een toevoertransporteur (niet getekend) die op één lijn ligt met de afvoertransporteur U, kan men de vellen 2 een voor een toevoeren op de tafel 6 in het verlengde van de strook 5, bijvoorbeeld het vel 2c waarvan het voorste uiteinde stomp moet worden verbonden met het achterste uiteinde van het laatste vel 2b van de 15 twee vellen 2a en 2b, die daarvoor met elkaar zijn verbonden. De toevoertransporteur is ingericht om de voorste rand 2c in hoofdzaak te doen samenvallen met de langsmiddenas van de spleet 9. Het vel 2c kan bijvoorbeeld in de juiste stand worden gebracht met behulp van zuignappen of magnetische elementen, die zijn gemonteerd op een 20 toevoerslede, die is opgehangen aan een ligger die op één lijn ligt mét de toevoertransporteur b en die kan worden verplaatst tussen twee op afstand van elkaar gelegen aanslagen langs die ligger. Deze toevoertransporteur is in de tekening niet weergegeven, want hij is soortgelijk aan de toevoertransporteur van de inrichting, beschreven in het 25 Franse octrooischrift 2 122 765.

De tafel 6 is bij voorkeur voorzien van een blaas-inrichting, dat wil zeggen, dat zijn bovenvlak 16 is voorzien van een groot aantal gaten, waaruit samengeperste lucht stroomt om een luchtkussen te creëren onder de vellen 2, teneinde het plaatsen daarvan op 30 de tafel 6 te vergemakkelijken.

Zoals in fig. 2 is aangegeven, is de verbindings- of laseenheid 1 bovendien voorzien van een met een drukkracht werkende verbindingsinrichting, die in hoofdzaak is gevormd door twee identieke las samenstellen A en B. Zoals in de fig. 3 en l* is aangegeven, is het 35 79 0 9 2 4 7 » τ lassamenstel Α voorzien van een onderste wiel 17a, dat in hoofdzaak onder het bovenvlak 16 van de tafel 6 is opgesteld en dat ten dele uitsteekt in de spleet 9, zodat het wiel in aanraking kan konen net de aan elkaar grenzende randen van de te verbinden vellen 2c en 2b 5 aan de onderzijde van die zijde en van een bovenste wiel 18a, dat is opgesteld boven het bovenvlak 16 van de tafel 6 en dat in aanraking kan komen met de aan elkaar grenzende randen van de randen 2c en 2b aan de bovenzijde daarvan. Het onderste wiel 17a is draaibaar gemonteerd in een onderste steun 19a, die is bevestigd op een slede 20a, die aan 10 zijn onderste deel is voorzién van vier kogellager-geleiders 21, die twee aan twee in eikaars verlengde liggen en met behulp waarvan de slede 20a zich gemakkelijk en zonder speling kan verplaatsen op twee cilindrische geleide-staven 22, die evenwijdig lopen aan de ligger 8 en die aan hun uiteinde aan de ligger 8 zijn bevestigd. Eet bovenste 15 wiel 18a is draaibaar gemonteerd op één uiteinde van een arm 23a, die zelf aan zijn andere uiteinde schamierbaar is gemonteerd op een bovenste steun 2Ha, die met de slede 20a is verbonden door een dunne plaat 25a, die door de spleet 9 steekt. Zoals uit de fig. H en 5 blijkt, is de dikte van de dunne plaat 25a kleiner dan de breedte van 20 het spoor van het onderste wiel 17a en het bovenste wiel 18a.

Het bovenste wiel 18a is verplaatsbaar tussen een hoge en een lage stand, die in fig. 3 in streep-stippellijnen respectievelijk in getrokken lijnen zijn getekend, met behulp van een dubbelwerkende zuiger-cilindereenheid 26a, bijvoorbeeld een pneumatische 25 zuiger-cilindereenheid, die is verbonden tussen de schamierbare arm 23a en een omhoog reikend deel van de bovenste steun 2h& en waarmee hst bovenste wiel 18a op het bovenoppervlak van de te verbinden vellen 2b en 2c kan worden aangedrukt, zodanig, dat de aan elkaar grenzende randen van die vellen stevig worden vastgeknepen tussen het onderste 30 wiel 17a en het bovenste wiel 18a.

Het lassamenstel B is identiek aan het lassamenstel A en zijn overeenkomstige onderdelen zijn aangeduid met dezelfde verwijzingscijfers, voorzien van de letter b. Het lassamenstel B is ook verplaatsbaar gemonteerd op de cilindrische geleide-staven 22.

.909247 * ¢.

8

Zoals schematisch in fig, 2 is aangegeven, kunnen de twee lassamenstellen A en B worden verplaatst door middel van bijbe-horende aandrijfinrichtingen tussen de beginstanden respectievelijk B , die zijn gelegen op ongeveer de helft van de lengte van de ligger 8 5 en van de spleet 9 (en ook ongeveer op de helft van de lengte van de aan elkaar grenzende randen van de te verbinden vellen 2b en 2c), en eindstanden A2 respectievelijk B^, die zijn gelegen in de nabijheid van de uiteinden van de spleet 9 buiten de uiteinden van de aan elkaar grenzende randen van de vellen 2b en 2c, dat wil zeggen buiten de 10 twee langsranden van de vellen 2b en 2c. Zoals in het bijzonder in de fig. 1 en 6 is aangegeven, is elke aandrijfinrichting voorzien van een omkeerbare gelijkstroommotor 27a, respectievelijk 27b en van een reductiedrijfwerk 28a respectievelijk 28b, die zijn gemonteerd op de ligger 10. Op de uitgangsas van het reductiedrijfwerk 28a respectievelijk 15 28b is een poelie 29a respectievelijk 29b bevestigd, waarvan de draaiende beweging door een getande riem 30a respectievelijk 30b wordt overgebracht op een poelie 31a respectievelijk- 31b, die is......

bevestigd op één uiteinde van een horizontale as 32a respectievelijk 32b, die draaibaar is gemonteerd in lagers 33 (fig. h) bevestigd op 20 de ligger 8 en die aan weerszijden door deze ligger uitsteekt. Op het deel van de as 32a respectievelijk 32b dat zich tussen de twee U-balken van de ligger 8 bevindt, is een poelie 3^a respectievelijk 3kb bevestigd, die een getande riem 35a respectievelijk 35b aandrijft.

De getande riem 35a respectievelijk 35b loopt over een omkeerpoelie 25 3^a respectievelijk 36b (fig. 1), die draaibaar is gemonteerd op één uiteinde van de ligger 8. De twee uiteinden van de getande riem 35a zijn bevestigd op een naar beneden uitstekend deel 37a van de sle.de 20a, zoals in de fig. 3 en k is aangegeven. De uiteinden van de getande riem 35b zijn op soortgelijke wijze aan de slede 20b bevestigd, 30 Zoals uit de fig. k en 5 blijkt, bestaat elk onderste wiel 17a en bovenste wiel 18a (of 17b en 18b) bij voorkeur uit twee raderen 38, die symmetrisch zijn opgesteld ten opzichte van het langs-middenvlak 39 van de spleet 9 en waarvan de draaiïngsassen i+0 en 1+1 schuin staan ten opzichte van het horizontale vlak (gezien in fig. k) 35 ^909247 α en ten opzichte van het vertikale vlak (gezien in fig. 5)j zodanig dat de raderen 38 convergeren, zowel vertikaal naar de spleet 9, als horizontaal in de richting tegengesteld aan de bewegingsrichting, voorgesteld door de pijl I in fig. 5,van het paar wielen 17a, 18a 5 uit zijn beginstand naar zijn eindstand (fig. 2), Bij voorkeur sluiten de twee raderen 38 van een wiel een hoek van ongeveer 8° in, gemeten in het vertikale vlak loodrecht op het vlak 39> en een hoek van ongeveer 1U° gemeten in het horizontale vlak. Bovendien is, zoals in de fig. 7 en 8 is aangegeven, elke rad 38 van een wiel aan zijn 10 omtrek voorzien ven tanden U2, die ongeveer evenwijdig zijn aan de as van het rad en die tijdens de werking van de inrichting grijpen tussen de tanden van het andere rad van het wiel ter plaatse van de te verbinden vellen. Bij voorkeur sluiten de buitenvlakken en binnenvlakken van de tanden h2 een hoek van ongeveer 7° respectievelijk 30° in met de 15 as van het rad 38, zoals in fig. 7 is aangegeven.

Gedurende het aan elkaar lassen van de vellen, bijvoorbeeld de vellen 2b en 2c, worden deze op hun plaats gehouden door twee dubbelwerkende zuiger-cilindereenheden U3, bijvoorbeeld pneumatische zuiger-cilindereenheden, die zijn bevestigd aan een bovenste horaontale 20 ligger M+, die aan zijn twee uiteinden is ondersteund door twee stijlen die aan de uiteinden van de ligger 8 zijn bevestigd.

Zoals in de fig. 3 en A is aangegeven, is de bovenste steun 2h& van het lassamenstel A (evenals de steun van het lassamensM B) voorzien van twee afbuigplaten h6, waarmee onbedoeld vastlopen 25 van de vellen 2b of 2c tegen de bovenste steun 2ka. kan worden verhinderd, als de rand van de vellen vervormd is of niet geheel vlak is als gevolg van inwendige spanningen, die voortvloeien uit de wapeningskabels. Zoals eveneens in de fig. 3 en U is aangegeven, zijn de verplaatsbare onderste sleden 20a en 20b voorzien van elastische kussens U7,waarmee eventuele schokken tussen de twee sleden 20a en 20b 30 kunnen worden gedempt, wanneer deze sleden in hun beginstanden A en B^ aankomen, en tussen elke slede en een van de twee blokken k8 (fig. 2) die dienen als eindsteun voor de cilindrische geleide-staven 22 en ook eindaanslagen voor het vastleggen van de eindstanden A^ en B^ van de 7909247 S» - - « 10 twee sleden.

De afvoertransporteur U is voorzien van een eindloze transportband 1*9, waarvan het bovenste part loopt over twee eind-trommels 50 en 51 met evenwijdige assen, terwijl het onderste part 5 loopt over een groep van drie spanrollen 52. De trommel 50 wordt aangedreven door een samenstel 53 van een omkeerbare gelijkst room-motor met reductiedrijfwerk.

De werking van de bovenbeschreven machine is als volgt.

10 Aangenomen wordt dat de vellen 2a en 2b die in fig.

2 zijn getekend, stomp aan elkaar zijn gelast, zoals bij 3 is aangegeven. De lassamenstellen A en B nemen de eindstanden respectievelijk B2 in. De zuiger-cilindereenheden U3 worden dan bediend, om de vellen 2a en 2b vrij te geven en de afvoertranspor-15 teur U wordt in werking gesteld, om de band of strook 5 naar links in fig. 1 te doen bewegen over een vooraf bepaalde afstand, zodanig, dat de achterrand van het vel 2b geheel vrij komt van de spleet 9 en terecht komt in een stand op relatief grote afstand van deze — spleet. De zuiger-cilindereenheden 26a en 26b worden in werking 20 gesteld, om de bovenste wielen van de lassamenstellen A en B op te tillen en deze worden, teruggebracht in de beginstand A^ respectievelijk B^, die in fig. 2 is getekend. Vervolgens brengt de bovenbeschreven toevoertransporteur het volgende vel 2c op de juiste plaats op de tafel 6, om hem te kunnen verbinden met de achterrand van het vel 25 2b. In deze stand is de voorste rand van het vel 2c in aanraking met een zijde van de dunne platen 25a en 25b van de lassamenstellen A en B. Vervolgens wordt de afvoertransporteur 1* in achterwaartse richting in werking gesteld, om de strook 5 terug te doen bewegen over een zodanige afstand, dat de achterrand van het laatste vel 2b 30 in aanraking komt met de andere zijde van de dunne platen 25a en 25b. Hoewel de transportband ^9 op de strook 5 inwerkt op betrekkelijk grote afstand van de zone, waarin zich de spleet 9 bevindt (ongeveer 1 meter), behoeft niet te worden gevreesd voor plooien of knikken van het vel 2b, omdat dit rust op een luchtkussen van de "blaastafel" 35 6 en omdat dientengevolge de wrijving praktisch nul is. Het vooruit- 7909247' 11 bewegen en het terugbewegen van de strook 5 over de genoemde vooraf bepaalde afstanden worden bestuurd door een geschikte meet-inrichting. Zoals in fig. 1 is aangegeven kan de meetinrichting bijvoorbeeld zijn voorzien van een wiel 5k, dat op de strook 5 5 rust en dat door de strook door middel van wrijving wordt aangedreven. Het wiel 5^ drijft een pulsgenerator 55 aan, die bijvoorbeeld 600 pulsen per omwenteling van het wiel 5^ produceert. De door de geneator 55 geproduceerde pulsen worden gestuurd naar een optelinrichting-aftrek-inrichting (niet getekend), die de pulsen ^durende de vooruitgaande 10 beweging van de strook 5 optelt en die de pulsen gedurende de teruggaande beweging van de strook 5 in mindering brengt, De vooruitgaande beweging van de strook 5 wordt gestopt, wanneer het aantal pulsen in de inrichting een vooraf bepaalde bovenwaarde heeft bereikt en de teruggaande beweging van de strook 5 wordt gestopt 15 wanneer het aantal pulsen in de inrichting een vooraf bepaalde onderwaarde bereikt.

Vervolgens worden de twee zuiger-cilindereenheden U3 in werking gesteld, om de aan elkaar grenzende uiteinden van de twee vellen 2b en 2c, die stomp aan elkaar moeten worden gelast, 20 op hun plaats te houden. Dan wordt de zuiger-cilindereenheid 26b in werking gesteld, om het bovenste wiel 18b in aanraking te brengen met de aan elkaar grenzende randen van de vellen 2b en 2c en dan wordt de motor 27b aangezet, om het lassamenstel B uit zijn beginstand B^'te verplaatsen naar zijn eindstand B^· Terwijl het lassamenstel B 25 zich begint te verplaatsen in de richting van zijn eindstand B^, wordt eerst de motor 27a aangezet in een richting, om het lassamenstel A uit zijn beginstand A1 te verplaatsen tot in de beginstand *"** ' B.j van het lassamenstel B. Op dit moment wordt de zuiger-cilindereenheid 26a in werking gesteld, om het bovenste wiel 18a aan te drukken 30 op de aan elkaar grenzende randen van de vellen 2b en 2c en daarna wordt de draairichting van de motor 27a omgekeerd, teneinde het lassamenstel A uit de stand B^ te verplaatsen in de eindstand A^.

De beginstand B1 en/of de respectieve bewegingssnelheden van de samenstellen A en B worden zodanig gekozen, dat zij in hoofdzaak op >309247 12 hetzelfde ogenblik aankomen in de eindstanden en B . De twee vellen 2b en 2c zijn nu stomp aan elkaar gelast en de bovenbeschreven cyclus begint opnieuw om de achterrand van het vel 2c vast te lassen aan de voorrand van het volgende vel.

5 Gedurende de beweging van de lassamenstellen A en B

uit de beginstand B1 naar de eindstanden A^ en B^» bewerkstelligen het bovenste wiel en het onderste wiel gelijktijdig het week worden van het rubber aan de bovenzijde en onderzijde van de aan elkaar grenzende randen. Doordat de twee raderen 38 van elk wiel schuin 10 staan (fig. en 5) en doordat hun tanden b2 ter hoogte van de vellen in elkaar grijpen, heeft de draaiende beweging van de wielen tot gevolg, dat de aan elkaar grenzende randen van de twee te verbinden \eLlen naar elkaar toe worden bewogen waarbij gelijktijdig van beide zijden af een grote druk op de las wordt uitgeoefend. Dit effect 15 kan nog worden versterkt door groeven aan te brengen op het buitenoppervlak van de tanden b2 van de raderen 38, zodat zij goed aangrijpen op het rubber van de vellen 2b en 2c. De"diameter van de wielen wordt zo groot gekozen (ongeveer 120 mm), dat zij een grote contactboog met de vellen 2b en 2c bezitten, om de vellen goed vast 20 te houden en sterk te belasten. Omdat het rubber niet samendrukbaar is, heeft deze belasting een vloeing Tan de rubber naar de randen tot gevolg en een betere aanhechting tussen de randen. Dankzij de schuine stand van de racteren 38 en het ineengrijpen van de tanden b2 heeft zelfs een zekere ineenvloeiïng van het rubber van de twee randen 25 plaats, waardoor de sterkte van de aldus gevormde'las nog wordt verbeterd. Zoals uit het bovenstaande blijkt, verkrijgt men zodoende een buitengewoon solide las tussen de twee vellen. Omdat bovendien het lassen plaats heeft vanuit het midden van de aan elkaar grenzende randen van de twee vellen, kan het lassen goed worden 30 uitgevoerd, zelfs als de twee vellen zijn vervormd of niet geheel vlak zijn.

Vanzelfsprekend is de bovenbeschreven uitvoeringsvorm van de machine volgens de uitvinding slechts bij wijze van voorbeeld gegeven en niet bedoeld als een beperking en kunnen daarin 35 talrijke wijzigingen worden aangebracht, zonder daardoor buiten de 7909247 ¥ 13 ontvang van de bijgaande conclusies te gaan.

Samenvatting.

Machine voor het sbmp aan elkaar lassen van aan elkaar grenzende randen van niet-gevulcaniseerde rubber vellen, 5 omvattende een tafel voor het ondersteunen van de te verbinden vellen, middelen voor het met de randen tegen elkaar plaatsen van de te verbinden vellen en een inrichting voor het verbinden door uitoefening van druk van de stomp tegen elkaar geplaatste randen van de vellen.

10 De tafel 6 is voorzien van een spleet, die evenwijdig is aan en aan de onderzijde grenst aan de aan elkaar grenzende randen van de te verbinden vellen en de met een drukkracht werkende las-inrichting is voorzien van twee lassamenstellen A en B, die elk zijn voorzien van een bovenste wiel en van een onderste wiel, die 15 op de bovenzijde en de onderzijde van de aan elkaar grenzende randen aangrijpen, waarbij elk samenstel de vellen aan elkaar last in hoofdzaak vanuit het midden van de aan elkaar grenzende randen naar een uiteinde van die randen.

De uitvinding kan in het bijzonder worden toegepast 20 voor de vervaardiging van een continue band of strook van niet-gevulcaniseerde en met kabels van textiel, metaal of kunststof gewapende rubber, die kan worden gebruikt voor de vervaardiging van luchtbanden.

Figuur 2.

25 7909247

Claims

1. Machine voor het stomp aan elkaar lassen van de randen van vellen van niet-gevulcaniseerde rubber, omvattende een tafel voor het ondersteunen van de te verbinden vellen, middelen voor het stomp tegen elkaar plaatsen van de eindranden van de te 5 verbinden vellen op een vooraf bepaalde plaats van de tafel en een samenstel voor het lassen door uitoefening van druk, dat grenst aan de genoemde vooraf bepaalde plaats van de tafel en dat is voorzien van een bovenste paar en een onderste paar draaibare raderen, die zijn geplaatst boven respectievelijk onder de te verbinden vellen, 10 waarbij”'de radaren van elk paar zijn geplaatst aan beide zijden en in de nabijheid van de te vormen las en hun draaiïngsassen zodanig schuin zijn opgesteld, dat de raderen tijdens het draaien de aan elkaar grenzende randen van de te verbinden vellen tegen elkaar drukken, en aandrukmiddelen, die zijn verbonden met één van de twee paren 15 raderen en waarmee de te verbinden vellen tegen het andere paar raderen kunnen worden aangedrukt, met het kenmerk, dat de tafel is · voorzien van een spleet(91 op de genoemde plaats, welke spleet zich uitstrekt evenwijdig aan de aan elkaar grenzende randen van de te verbinden vellen, juist onder de genoemde aan elkaar grenzende randen 20 en dat het onderste paar (17a) raderen (3Ö) in hoofdzaak is opgesteld onder het bovenvlak (16) van de tafel (6) en uitsteekt in de genoemde spleet (9), teneinde in aanraking te komen met de aan elkaar grenzende randen van de te verbinden lagen (2) aan de onderzijde van die lagen en dat de machine bovendien is voorzien van een ander lassamenstel 25 (B), dat met een drukkracht werkt en dat identiek is aan het eerst genoemde lassamenstel dat elk met een drukkracht werkend lassamenstel (A, B) beweegbaar ten opzichte van de tafel (6) is gemonteerd in een richting evenwijdig aan de langsrichting van de spleet (9) vanuit een beginstand (A1, B^, die in hoofdzaak is gelegen op de helft van de 30 lengte van de aan elkaar grenzende randen van de vellen (2) en op de helft van de lengte van de spleet (9), naar een eindstand (A^, Bj) die ligt voorbij de uiteinden van de aan elkaar grenzende randen mn de vellen en dat aandrijfmiddelen (27a-3éa en 27b-3öb) zijn aangebracht 7909247 k voor het verplaatsen van elk. met een drukkracht verkend lass amen stel (A, B) tussen de genoemde beginstand en eindstand.

2. Machine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een (A) van de twee met een drukkracht verkende lassamenstellen (A, B) 5 eerst vanuit zijn beginstand (A^) verplaatsbaar is tot in de beginstand (3^) van het andere met een drukkracht verkende lassamenstel (3) terwijl dit laatste zijn bewerkingstrajeet aanvangt in dezelfde zin naar zijn eigen eindstand (B^) en vervolgens in omgekeerde zin verplaatsbaar is naar zijn eigen eindstand (A^), waarbij het zijn 10 beginstand (A^ passeert.

3. Machine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de twee raderen (38) van het onderste paar (17a, 17b) draaibaar zijn gemonteerd op een eerste steun (19a, 19b), die is opgesteld onder het bovenvlak (16) van de tafel (6) en die is bevestigd aan een slede 15 (20a, 20b), die beweegbaar is in een richting evenwijdig aan de langsrichting van de spleet (9) in de tafel (6) en dat de twee racèren (38) van het bovenste paar (18a, 18b) die zijn toegevoegd aan het onderste paar (17a, 17b), draaibaar zijn gemonteerd op één uiteinde van een arm (23a, 23b), die aan zijn andere uiteinde schamierbaar is 20 op sen tweede steun (2ka, 2 kb), die is opgesteld boven het bovenvlak (16) van de tafel (6) en met de beweegbare slede (20a, 20b) is verbonden door een dunne plaat (25a, 25b), die door de genoemde spleet (9) uitsteekt en dat elk aandrukmiddel (26a, 26b) werkzaam is tussen de genoemde arm (23a, 23b) en de tweede steun (2ka, 2kb). 25 k. Machine volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat elk aandrukmiddel (26a, 26b) bestaat uit een zuiger-cilindereenheid.

5. Machine volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de twee raderen (38) van elk paar (17a, 18a, 17b 18b) symmetrisch zijn opgesteld ten opzichte van het langsmiddenvlak 30 van de spleet (9) en hun draaiingsassen (kO, kl) schuin staan ten opzichte van de horizontaal en de vertikaal, zodanig, dat de raderen (38) convergeren, zowel vertikaal in de richting van de spleet (9) en horizontaal in de richting tegenovergesteld aan de bewegingsrichting van het corresponderende lassamenstel (A, B) vanuit zijn beginstand 79 0 32 4 7 i (A1, ) naar zijn eindstand (A2, B2).

6. Machine volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de twee raderen (38) zijn voorzien van tanden, die met elkaar in . ingrijping zijn ter hoogte van de te verbinden vellen (2).

7. Machine volgens één der conclusies 3-6, waarin een eerste transporteur is aangebracht voor het afvoeren van de vellen, die stomp aan elkaar zijn gelast, en een tweede transporteur, die op één lijn met de eerste transporteur is opgesteld, voor het aanvoeren van het volgende vel, dat moet worden verbonden met het 10 achterste uiteinde van het laatste vel van de daarvoor met elkaar verbonden vellen, met het kenmerk, dat de middelen voor het stomp tegen elkaar plaatsen van de eindranden van de te verbinden vellen bestaan uit de eerie en de tweede transporteur (b) en uit de genoemde dunne platen (25a, 25b), die dienen als aanslagen voor het voorste 15 uiteinde van het volgende vel (2) en voor het achterste uiteinde van het laatste vel (2), wanneer de twee lassamenstellen (A, B) zich in hun beginstand (A^, B^) bevinden, waarbij' de bewegingsrichting van de eerste transporteur (b) kan worden omgekeerd om het laatste vel(2) over een vooraf bepaalde afstand terug te doen bewegen, teneinde 20 het achterste uiteinde van dit laatste vel in aanraking te brengen met de genoemde dunne platen (25a, 25b).

8. Machine volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de tafel (6), de twee met een drukkracht werkende lassamenstellen (A, B) en de- aandrijfmiddelen (27a·:36a en 27b-36b) zijn ondersteund 25 door een chassis (8, 10), dat op een vast frame (11) draaibaar is gemonteerd om een vertikale. as (12), waarvan de hartlijn samenvalt met de rechte snijlijn tussen het langsmiddenvlak van de eerste en de tweede transporteur (*0 en het langsmiddenvlak van de spleet (9) van de tafel (6). 30 9· Machine voor het stomp aan elkaar lassen van de eindranden van vellen van niet-gevulcaniseerde rubber, in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de tekening. .79 0 9 2 47 / /