NL7908535A - Regelbare vermenigvuldigschakeling bevattende eerste en tweede transistoren in lange staartschakeling met gekoppelde emitterelektroden. - Google Patents

Description

* i PHN 9627 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.

Regelbare vermenigvuldigschakeling bevattende eerste en tweede traasistoren in lange staartschakeling met gekoppelde emitterelektroden.

De uitvinding heeft betrekking op een vermenig-vuldigschakeling bevattende een transistorpaar met eerste en tweede transistoren in lange staartschakeling met een collectoruitgang en onderling verbonden emitterelektroden, 5 welke gekoppeld zijn aan een eerste stroombron, alsmede een voorspanningsinstelcircuit voor het aanleggen van een gelijke basisvoorspanning op de basiselektroden van het transistorpaar welke basiselektroden verbonden zijn met een signaalingang.

10 Een dergelijke vermenigvuldigschakeling is be schreven in de Nederlandse octrooiaanvrage No. 7113^92·

Bij de bekende vermenigvuldigschakeling wordt de maximale amplitude van de ingangssignalen, waarbij net geen amplitudebegrenzing van het uitgangssignaal optreedt, be-15 paald door de collectorspanningsruimte aan de collectoruitgang van het transistorpaar. Amplitude-begrenzingen introduceren in een AM-gemoduleerd signaal distorsie. Ook ontstaan ten gevolge van dergelijke amplitude-begrenzingen hogere signaalharmonischen, die in een op de vermenigvuldig-20 schakeling volgende schakeling hinderlijke stooreffekten kunnen veroorzaken. De genoemde collectorspanningsruimte beperkt daardoor het gebied waarin een onvervormde signaalverwerking mogelijk is.

De collectorspanningsruimte kan vergroot worden 25 door de voedingsspanning te verhogen* Hierdoor kunnen grotere ingangssignalen verwerkt worden voordat een begrenzing van het uitgangssignaal optreedlt. Bij een toenemende voedingsspanning neemt echter ook de energie-dissipatie in de instelweerstanden van de transistoren toe. Het streven om 30 deze energie-dissipatie te minimaliseren en het aantal verschillende voedingsspanningen in een apparaat zo klein mogelijk te houden leidt ertoe, dat toepassing vein een hoge voedingsspanning ter vergroting van de signaalverwerking 790 85 35 1 % * PHN 9627 2 van de bekende vermenigvuldigschakeling in de praktijk vrijwel uitgesloten is. Bij batterij-gevoede apparaten kan bovendien de voedingsspanning tijdens gebruik dalen ten gevolge van het energie-verbruik, waardoor de signaalverwerking 5 afneemt,

De uitvinding beoogt een vermenigvuldigschakeling aan te geven welke ook bij lage voedingsspanningen een groot signaalverwerkingsgebied en een groot regelbereik heeft.

Een vermenigvuldigschakeling van de in de aanhef 10 vermelde soort volgens de uitvinding,'vertoont daartoe het kenmerk dat de vermenigvuldigschakeling tevens is voorzien van een geregelde stroomverdeelschakeling, bevattende een overbruggingstransistor, waarvan de collectoremitterweg gelijkstroommatig parallel aan die van de beide eerstge-15 noemde transistoren is geschakeld, alsmede van een regel-circuit voor het toevoeren van een regelspanning tussen de basiselektrode van de overbruggingstransistor en die van het transistorpaar.

Bij toepassing van de maatregel volgens de uit-20 vinding wordt bij een toenemende signaalstroom van de eerste stroombron een toenemende regelspanning tussen de basiselektrode van de overbrugggingstransistor en die van het transistorpaar toegevoerd waardoor de stroomgeleiding van de overbruggingstransistor toeneemt ten opzichte van die van 25 het transistorpaar. Op deze wijze wordt een regelbaar deel van de signaalstroom naar de voedingsspanning kortgesloten, zodat ook bij grote ingangssignalen amplitudebegrenzingen van het uitgangssignaal worden vermeden.

Een voorkeursuitvoering van een vermenigvuldig-2° schakeling volgens de uitvinding vertoont het kenmerk, dat de eerste stroombron regelbaar is en gekoppeld is aan het regelcircuit, welk regelcircuit voorzien is van een drempei-schakeling voor het in hoofdzaak in sequentie regelen van de eerste stroombron en de stroomverdeelschakeling.

Bij toepassing van deze maatregel wordt de signaal-regeling met de geregelde stroomverdeelschakeling toegevoegd aan een bekende signaalregeling, waarbij de eerste _—stroombron wordt geregeld. Laatstgenoemde bekende signaal— 790 85 35 «- * PHN 9627 3 regeling is beschreven in de hiervoor genoemde Nederlandse octrooiaanvrage No. 7 113 892. Hierin wordt gebruik gemaakt van het gegeven, dat de versterking van een transistor geregeld kan worden door een regeling van de collector-emit-5 terstroom door deze transistor. Worden echter grote ingangssignalen tussen de basis- en de emitterelektroden van laatstgenoemde transistor toegevoerd, dan treden bij deze bekende regeling sterke niet-lineaire signaalvervormingen op en kunnen zelfs amplitude-begrenzingen voorkomen doordat de 10 transistor in blokkering wordt gebracht.

Door toepassing van de laatstgenoemde voorkeursmaatregel kan het signaalverwerkingsbereik van de bekende vermenigvuldigschakeling zonder signaalvervormingen met dat van de stroomverdeelschakeling worden vergroot. Omdat bo-15 vendien de overbruggingstransistor gelijkstroommatig parallel geschakeld is aan de eerste en tweede transistor blijft de grootte van de collectorspanningsruimte aan de collectoruit-gang van het transistorpaar onaangetast.

Een nog verdere voorkeursuitvoering van een ver-20 menigvuldigschakeling volgens de uitvinding, vertoont het kenmerk dat de eerste regelbare stroombron gekoppeld is aan een antennesignaalingang en eerste en tweede gebalanceerde uitgangen bevat welke eerste uitgang gekoppeld is aan de e-mitterelektroden van het genoemde transistorpaar en welke 25 tweede uitgang gekoppeld aan de emitterelektroden van een daaraan gelijke verdere transistorpaar met derde en vierde transistoren, waarbij gelijkstroommatig parallel aan de collector-emitterweg een verdere overbruggingstransistor van de geregelde stroom-verdeelschakeling is geschakeld en 20 dat de basiselektroden van de eerste en de vierde transistor wisselstroommatig verbonden zijn met massa en die van de tweede en de derde transistor met een signaalklem van de signaal-ingang aan welke signaalklem een regelbare oscillator is geschakeld.

35 Bij toepassing van deze maatregel funktioneert de vermenigvuldigschakeling als regelbare mengtrap, waarbij een antenne-signaal wordt vermenigvuldigd met een oscillator-signaal. Het aan de regelingang van het regelcircuit toege- 79085 35 * * PHN 9627 4 voerde regelsignaal kan daarbij afkomstig zijn van een AVR-opwekinrichting en dient om het uitgangssignaal van de ver-menigvuldigschakeling op een constante amplitude te houden.

Een andere voorkeursuitvoering van deze verme- , 5 nigvuldigschakeling vertoont het kenmerk dat de collectors van de eerste en derde transistor met een voedingslijn zijn verbonden en de collectors van de tweede en vierde transistor met een signaaluitgang, welke signaaluitgang via een serie-schakeling van een weerstand en een tweetal antiparallel ge-10 schakelde begrenzingsdioden aan d3 voedingslijn is gekoppeld.

Bij toepassing van deze maatregel wordt bij het ontbreken van een voldoend regelsignaal aan de regelingang van het regelcircuit, het uitgangssignaal van de vermenig-vuldigschakeling begrenst om bijvoorbeeld bij gebruik in 15 ontvangers verstemmingseffekten te onderdrukken.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de bij wijze van voorbeeld in de tekening weergegeven figuren.

Hierin toont: 20 Fig. 1 een vermenigvuldigschakeling volgens de uitvinding

Fig. 2 een tweede uitvoeringsvorm van een regel-schakeling, welke toepasbaar is in de vermenigvuldigschakeling van de voorgaande figuur.

25 Fig. 1 toont een vermenigvuldigschakeling vol gens de uitvinding bevattende een transistorpaar met eerste en tweede, in lange staartschakeling geschakelde transis-toren 1 en 2 en een verdere transistorpaar met derde en vierde eveneens in lange staartschakeling geschakelde tran-30 sistoren 3 en 4. De emitterelektroden van de transistoren 1 en 2, respektievelijk die van de transistoren 3 en 4, zijn onderling gekoppeld en met een regelbare stroombron 8 verbonden via gebalanceerde uitgangen 6 en 7 daarvan. De basiselektroden van de transistoren 1 en k zijn onderling 35 gekoppeld en wisselstroommatig verbonden met massa. De basiselektroden van de transistoren 2 en 3 zijn eveneens onderling gekoppeld en via een ingangssignaalklem 50 ver-..............bonden met een oscillator 51· De collectorelektroden van 790 85 35 « .> PHN 9627 5 de transistoren 1 en 3 zijn aan een voedingslijn V geschakeld en die van de transistoren 2 en 4 aan een signaaluit-gang 5. De signaaluitgang 5 is via een uitkoppelkring 24, 25 gelijkstroommatig aan de voedingslijn V geschakeld.

5 De regelbare stroombron 8 bevat een tweetal transistorparen met transistoren 11 en 12, respectievelijk 13 en 14. De bases van de transistoren 11 en 14 respectievelijk die van de transistoren 12 en 13 zijn onderling gekoppeld en verbonden met antenne-ingangsklemmen 9 respectie-10 velijk 10. De emitters van de transistoren 11 en 12 zijn onderling gekoppeld en verbonden met de collector van een geregelde stroombrontransistor 15· De emitters van de transistoren 13 en 14 zijn via tegenkoppelweerstanden 21 en 22 gekoppeld aan de collector van een op een constante stroom— 15 sterkte ingestelde stroombrontransistor 16. De bases van de genoemde stroombrontransistoren 15 en 16 zijn respectievelijk gekoppeld aan een basisspanning-instelschakeling 17» 18 respectievelijk 19 en 20 ieder bestaande uit een serieschakeling van een stroombron 17 respectievelijk 19 en 20 een diode 18 respectievelijk 20. De basis van de geregelde stroombrontransistor 15 is tevens gekoppeld aan de collector van een regeltransistor 23. De basis van deze regel-transistor 23 is verbonden met een regelingang 26 van een regelcircuit 30· 25 Aan de regelingang 26 van het regelcircuit 30 wordt een AVR-spanning gelegd, welke bij een toenemend antenne-signaal aan de antenne-ingangsklemmen 9 en 10 toeneemt. Een toenemende AVR-spanning resulteert in een afnemende collectorstroom van de stroombrontransistor 15 ea daar-30 mee in een afnemende signaalversterking van het transis-torpaar 11, 12. Op deze wijze wordt bij de regelbare stroombron 8 het uitgangssignaal aan de gebalanceerde uitgangen 6 en 7 en daarmee het uitgangssignaal aan de sig-naaluitgang 5 °P een gelijke waarde gehouden.

35 Bij een steeds verder toenemende amplitude van het antennesignaal echter, onderschrijdt op een gegeven moment de geregelde signaalversterking van het transistorpaar 11, 12 de constante signaalversterking van het transistor- 790 85 35 . ψ ΡΗΝ 9627 6 paar 13, 14. Op dat moment is de grens van het regelbereik van de bekende regelbare stroombron 8 bereikt en neemt bij een nog verder toenemende antennesignaalamplitude ook het uitgangssignaal aan de signaaluitgang 5 toe.

5 Een nadere kennis omtrent de werking van de tot dusver beschreven schakeling met de elementen 1 tot en met 23 is voor het begrijpen van de uitvinding niet nodig. Voor een gedetailleerde beschrijving van laatstgenoemde schakeling zij verwezen naar de hiervoor genoemde Nederlandse 10 Octrooiaanvrage nr. 7113892,

Het regelcircuit 30 bevat een drempelschakeling bestaande uit een tussen de regelingang 26 de bases van regeltransistoren 35 en 36 geschakelde schakeldiode 37·

De regelingang 26 ligt via een ontkoppelcondensator 38 aan 15 massa. De regeltransistoren 35 en 36 functioneren als een tweede regelbare stroombron. De emitters van deze regeltransistoren 35 en 36 liggen aan massa. De collector van de regeltransistor 35 is verbonden enerzijds met de bases van de transistoren 1 en 4 en anderzijds via een eerste re-20 gelweerstand 31 met een eerste spanningsreferentieklem 52 van een voorspanningsinstelcircuit 37'· De collector van de regeltransistor 36 is verbonden enerzijds met de bases van de transistoren 2 en 3 en anderzijds via een tweede regel-weerstand 32 met een tweede spanningsreferentieklem 53 van 25 het voorspanningsinstelcircuit 37'· De beide regelweerstan-den 31 en 32 zijn even groot gekozen.

Het voorspanningsinstelcircuit 37'bevat als dioden fungerende transistoren 39 en 40*. waarvan de collectoren aan de voedingslijn V zijn geschakeld. De collec-30 tor-basis overgangen van deze transistoren zijn gelijkstroom-matig kortgesloten via een weerstand 43 respectievelijk een parallelschakeling van weerstanden 44 en 45· De weerstand 43 is even groot gekozen als de weerstandswaarde van de parallelschakeling van de weerstanden 44 en 45· De weer-35 stand 45 is gekoppeld aan de ingangssignaalklem 50. De emitters van de transistoren 39 en 40 zijn respectievelijk enerzijds geschakeld aan de spanningsreferentieklemmen 52 en 53 en anderzijds via voorspanningsweerstanden 33 en 3^· 790 85 35 ΡΗΝ 9627 7 met de collectors van stroombrontransistoren 41 en 42. De stroombrontransistoren 41 en bZ liggen met hun emitters aan massa en zijn met hun bases gekoppeld aan een voor-spanningsbron 46.

5 De verbindingen tussen de voorspaimingsweer- stand 33 en de stroombrontransistor 41 en tussen de voor-spanningsweerstand 34 en stroombrontransistor 42 zijn respectievelijk gekoppeld aan derde en vierde spanningsrefe-rentieklemmen 54 en 55· De derde en vierde spanningsreferen-10 tieklemmen 54 en 55 zijn respectievelijk gekoppeld aan de bases van overbruggingstransistoren 56 en 57» "welke onderdeel zijn van een geregelde stroomverdeelschakeling 58·

De collectors van beide overbruggingstransistoren 56 en 57 liggen aan de voedingslijn V, de emitters zijn respectie-15 velijk gekoppeld aan de gemeenschappelijke emitters van de transistoren 1 en 2 en de gemeenschappelijke emitters van van de transistoren 3 en 4.

Een begrenzingsschakeling 62 is parallel geschakeld aan het uitkoppelorgaan 24, 25 tussen de signaal- 20 uitgang 5 en de voedingslijn V en bevat een serieschake-ling van een lineariseringsweerstand 61 en een tweetal anti -par al lelge schakelde begrenzingsdioden 59 en 60.

Het voorspanningsinstelcircuit 37'levert via de eerste en tweede spanningsreferentieklemmen 52 en 53 en de 25 gelijke regelweerstanden 31 en 32 een gelijke basisvoor-spanning aan de transistoren, 1 tot en met 4, en via de derde en vierde spanningsreferentieklemmen 54 en 55 een lagere, met de voorspanningsweerstanden 33 en 34 in te stellen gelijke basisspanning aan de overbruggingstransis-30 toren 56 en 57· Op de spanning aan de spanningsreferentie-klem 53 is een oscillatiesignaal gesuperponeerd dat afkomstig is van de oscillator 51 en asymmetrisch wordt toegevoerd aan de bases van de transistoren 2 en 3· De bases van de transistoren 1 en 4 liggen immers wisselstroommatig aan 35 massa.

Het oscillatiesignaal wordt in de transistor-paren 1, 2 en 3, 4 multiplicatief gemengd met het in de geregelde stroombronschakeling 8 versterkte antenne-signaal.

790 85 35 PHN 9627 8

Aan de signaaluitgang 5 vindt via de uitkoppelkring 24, 25 een uitkoppeling van het gewenste mengprodukt plaats.

Bij een toename van de amplitude van het AVR-signaal aan de regelingang 26 tengevolge van een toename 5 van de antenne-signaalamplitude binnen het regelbereik van de bekende schakeling 1 tot en met 23» is de schakeldiode 37 gesperd. Bij het bereiken van grens van dit regelbereik, dat wil zeggen wanneer de sign,aal versterking hoofdzakelijk gaat plaatsvinden in het transistorpaar 13» 14 is de AVR-10 spanning zover gestegen dat de diode 37 in geleiding komt. De regeltransistoren 35 en 36 gaan dan stroom voeren, waardoor een gelijke spanningsval ontstaat over de regelweer-standen 31 en 32 en de basisvoorspanningen van de transis-toren 1 tot en met 4 in gelijke mate afnemen. Deze afname 15 van de basisvoorspanning heeft tevens een daling van de emitterspanningen van de betreffende transistoren 1 tot en met 4 tot gevolg. De stromen door de regeltransistoren 35 en 36 worden onttrokken aan de emitterstromen van de respectievelijk transistoren 39 en 40, hetgeen tot gevolg 20 heeft dat de spanningen aan de derde en vierde spannings-referentieklemmen 5^· ©el 55 in gelijke mate teonemen en daarmee ook de basesspanningen van de overbruggirgstransis-toren 56 en 57· De basis-emitterspanningen van de overbrug-' girgsbransi storen 56 en 57 nemen daardoor in gelijke mate 25 toe, waardoor bij overschrijding van een zekere drempel-spanning deze in geleiding komen. De genoemde drempelspan-ning wordt daarbij niet alleen bepaald door de schakelspanning van de schakeldiode 37 maar ook van de waarde van de voorspanningswe er standen 33 en 34 en de regelweerstanden 31 30 en 32. Bij geleiding van de overbruggingstransistoren 56 en 57 wordt een deel van de door de geregelde stroombron 8 aan de gebalanceerde uitgangen 6 en 7 geleverde stromen, via de respectievelijk overbruggingstransistoren 56 en 57 kortgesloten naar de voedingslijn V. De amplitude van het 3® uitgangssignaal aan de signaaluitgang 5 neemt daardoor af tot een gewenste waarde.

Bij een verdere toename van de AVR-spanning kunnen de kortgesloten stromen door de overbruggingstransis- 790 85 35 PHN 9627 9 toren 56 en 57 groter worden dan de stromen door de tran-sistoren 1 tot en met k en in het extreme geval zelfs de totale stroom van de gebalanceerde uitgangen 6 en 7 kortsluiten. Hierdoor is het regelbereik van de vermenigvul-5 digschakeling volgens de uitvinding vrijwel onbeperkt.

Hoewel de vermenigvuldigschakeling volgens de uitvinding getoond is als mengtrap en gecombineerd is met een geregelde stroombron 8 is het zeer wel mogelijk, de stroombron 8 op een constante waarde in te stellen en enkel 10 signaalregeling welke verkregen wordt met het regelcircuit 30 het voorspanningsinstelcircuit 37'en het stroomverdeel-circuit 58 toe te passen. Zo'n signaalregeling kan toegepast worden op bijvoorbeeld signaalversterkers.

Door de parallelschakeling van de overbrug-15 gingstransistoren 56 en 57 aan de transistoren 1 tot en met h gaat de voor de instelling van deze overbruggingstransistor en 56 en 57 benodigde spanning niet ten koste van de collectorspanningsruimte aan de signaaluitgang 5 en kan het werkgebied van de laatstgenoemde signaalregeling tot zeer 20 lage voedingsspanningen reiken.

Een toename van de stromen door de overbruggings-transistoren 56 en 57 heeft zoals hiervoor vermeld een afname van de stromen door de transistorparen 1, 2 en 3> ^ tot gevolg. Daardoor gaat een afname van de differentiaal-25 weerstanden van de transistoren 56 en 57 gepaard met een toename van de differentiaalweerstanden van de transistoren 1 tot en met 4, en blijft de belasting voor de oscillator 51 aan de spanningsreferentieklem 53 tijdens de signaalregeling constant. Een verschuiving van de oscillatiefre-30 quentie door belastingvariaties tijdens de. regeling wordt daardoor voorkomen.

35 790 8 5 35 PHN 9627 10

Door de gebalanceerde uitvoering van de stroomverdeelschakeling 58 vindt bovendien aan de collecton-leidingen van de overbruggingstransistoren 56 en 57 een compensatie van de kortgesloten signaalstromen plaats, 5 zonder dat deze op de voedingslijn V terechtkomen en elders in de schakeling storingen kunnen introduceren.

In een niet getoonde uitvoering van de ver-menigvuldigschakeling volgens de uitvinding ontbreken de vo or spaimings we er s tanden 33 en 3^ en zijn de spannings-10 referentieklemmen 53 en 55 onderling kortgesloten. Om in de laatstgenoemde uitvoering te voorkomen dat onmiddellijk bij het in geleiding komen van de overbruggingstransistoren 56 en 57 een te grote stroom wordt kortgesloten, en daardoor de ruisbijdrage van deze overbrug-15 gingstransistoren 56 en 57 onacceptabel groot wordt is hierbij het emitteroppervlak van de transistoren 1 t/m h enkele malen groter gekozen dan dat van de overbruggingstransistoren 56 en 57· In de praktijk wordt een dergelijke maatregel gecombineerd met de toepassing van instelweer-20 standen 33 en 3^· zoals, getoond om een nauwkeurige instelling van de stroom door de overbruggingstransistoren 56 en 57 ©is funktie van de AVR-spanning aan de regel-ingang 26 te bewerkstelligen.

Bij toepassing van de getoonde vermenig-25 vuldigschakeling volgens de uitvinding in een ontvanger kan het voorkomen, dat bij verstemming onvoldoende AVR-spanning aan de regelingang 26 toegevoerd wordt en er een te geringe signaalregeling plaatsvindt. De stroombron-transistor 15 levert dan een te grote stroom, en de

M

30 signaalversterking in de transistoren 11 en 12 is dan eveneens te groot. De signalen aan de signaaluitgang 5 kunnen daardoor sterk vervormd worden. Om deze signalen in amplitude te begrenzen is in de getoonde uitvoering van de vermenigvuldigschakeling de begrenzingsschakeling 35 62 opgenomen. De antiparallel-geschakelde dioden 59 en 60 van deze begrenzingsschakeling 62 begrenzen de amplitude van de ruissignalen aan de signaaluitgang 5 op een door de diodeschakelspanning bepaalde waarde. Door de 790 8 5 35 <s 9 PHN 9627 11 lineariseringsweerstand 6l vindt deze amplitudebegren-zing enigszins geleidelijk plaats.

Τη een praktische uitvoering van de getoonde vermenigvuldigschakeling volgens de uitvinding vertoonden 5 de elementen de volgende waarden:

Veerstand: Vaarde Ca): Condensator: Vaarde:

21 1,5 k 38 5/uF

22 1,5 k 24 180^uF

10 31 680 32 680 33 470 34 470 43 1,5 k 15 44 4,7 k 55 2,2 k 61 1 k

Figuur 2 toont een tweede uitvoeringsvorm 20 van een regelschakeling welke toegepast kan worden in een vermenigvuldigschakeling volgens de uitvinding. De elementen die overeenkomen met de elementen van de voorgaande figuren zijn hierin gelijk genummerd.

De regelingang 26 van het regelcircuit 30 25 is enerzijds gekoppeld aan de gemeenschappenjke bases van de regeltransistoren 35 en 36 en anderzijds via een als drempelschakeling functionerende serieschakeling van een drempelweerstand 61 en een in de emitterleiding van de stroombrontransistor 15 opgenomen emitterweerstand 62 30 aan massa.

De emitters van de regeltransistoren 35 en 36 zijn onderling gekoppeld en via een weerstand 60 verbonden met het verbindingspunt tussen de drempelweerstand 60 en de emitterweerstand 62. De basis spanningsinstel-35 schakeling van de stroombrontransistor 15 bevat een verdere diode 18’ via welke de diode 18 aan massa ligt. De anode van de diode 18 is via een weerstand 63 en de kathode 790 85 35 V- PHN 9627 12 via een -weerstand 64 aan de basis van de stroombron-transistor 15 gekoppeld.

De emitterweerstand 62 bewerkstelligt een tegenkoppeling voor ruissignalen welke over de dioden 18 5 en 18' kunnen ontstaan en daardoor een vermindering van de ruisbijdrage van transistor 15 aan de vermenigvuldig-schakeling.

Een toename van de AVR-spanning aan de regel-ingang 26 heeft een verhoging van de spanning over de 10 emitterweerstand 62 tot gevolg. De basis-emitterspanning van de stroombrontransistor 15 neemt daardoor af en daarmee ook de collectorstroom daarvan.

De drempelweerstand 61 is zodanig gekozen dat in het regelbereik van de stroombrontransistor 15 15 de spanning over deze drempelweerstand voldoende klein is om de regeltransistoren 35 en 36 in gesloten of nagenoeg gesloten toestand te houden.

Wordt bij een bepaalde waarde van de AVR-spanning de grens van het regelbereik van de stroombron-20 transistor 15 bereikt, dan komen de regeltransistoren 35 en 36 in geleiding. De weerstand 60 bepaalt de regelver-sterking, d.w.z. de mate waarin de eollectorstromen van de regeltransistoren 35 en 36 toe- respectievelijk afnemen in afhankelijkheid van de AVR-spanning.

25 In een praktische uitvoering vertoonden de elementen de volgende waarden:

Weerstand Waarde (il) 31 680

30 32 68 O

60 330 61 470 62 220 63 3k 35 64 1,8k 790 85 35

Claims (8)

1. Vermenigvuldigschakeling bevattende een trans1storpaar met eerste en tweede transistoren in lange staartschakeling met een collectoruitgang en onderling verbonden emitterelektroden, welke gekoppeld zijn aan een 5 eerste stroombron, alsmede een voorspanningsinstelcircuit voor het aanleggen van een gelijke basisvoorspanning op de basiselektroden van het transistorpaar welke basiselektroden verbonden zijn met een signaalingang, met het kenmerk, dat de vermenigvuldigschakeling tevens is voorzien 10 van een geregelde stroomverdeelschakeling, bevattende een overbruggingstransistor, waarvan de collectoremitterweg gelijkstroommatig parallel aan die van de beide eerstgenoemde transistoren is geschakeld, alsmede van een regel- circuit voor het toevoeren van een regelspanning tussen de 15 basiselektrode van de overbruggingstransistor en die van het transistorpaar·

2. Vermenigvuldigschakeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste stroombron regelbaar is en ^ gekoppeld is aan het regelcircuit, welk regelcircuit voorzien is van een drempelschakeling voor het in hoofdzaak in sequentie regelen van de eerste stroombron en de stroomverdeelschakeling.

3. Vermenigvuldigschakeling volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de stroomverdeelschakeling via de drempelschakeling verbonden is met een regelingang van het regelcircuit, welke drempelschakeling een serieschakeling bevat van een tweetal weerstanden voor het daarover opwekken van een regelspanning voor de eerste regelbare stroombron en de stroomverdeelschakeling en waarvan een uitgang 30 via een eerste regelweerstand gekoppeld is aan een span-ningsreferentienivo voor het daarover opwekken van de genoemde regelspanning tussen de basis van de overbruggingstransistor en de bases van het transistorpaar.

4. Vermenigvuldigschakeling volgens één der voor- OU gaande conclusies, met het kenmerk, dat het regelcircuit een tweede regelbare stroombron bevat, welke verbonden is met een regelingang van de stroomverdeelschakeling. 790 85 35 PHN 9627 Ik • ^ V

5. Vermenigvuldigschakeling volgens conclusie k, met het kenmerk, dat de basis van de eerste transistor via de eerste regelweerstand, de basis van de tweede transistor via een tweede rege.lweerstand en de basis van de over- g bruggingstransistor via een voorspanningsweerstand met het spanningsreferentienivo zijn verbonden en de tweede regelbare stroombron voorzien, is van eerste en tweede stroom-uitgangen welke respektievelijk gekoppeld zijn aan de basis van de eerste en die van de tweede transistor voor 10 . het bij een regeling van de tweede regelbare stroombron xn gelijke wijze variëren van de basisemitterspanningen van de eerste en tweede transistoren.

6. Vermenigvuldigschakeling volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste regel- 15 bare stroombron gekoppeld is aan een antennesignaalingang en eerste en tweede gebalanceerde uitgangen bevat welke eerste uitgang gekoppeld is aan de emitterelektroden van het genoemde transistorpaar en welke tweede uitgang gekoppeld is aan emitterelektroden van een daaraan gelijke 20 verdere transistorpaar met derde en vierde transistoren, waarbij gelijkstroommatig parallel aande collectoremitter-weg een verdere overbruggingstransistor van de geregelde stroomverdeelschakeling is geschakeld en dat de basiselektroden van de eerste en de vierde transistor wissel-25 stroommatig verbonden zijn met massa en die van de tweede en de derde transistor met een signaalklem van de signaal-ingang, aan welke signaalklem een regelbare oscillator is geschakeld.

7· Vermenigvuldigschakeling volgens één der 30 conclusies 1 t/m k, met kenmerk, dat het emitteroppervlak van de eerste en tweede transistor groter is dan dat van de overbruggingstransistor.

8. Vermenigvuldigschakeling volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de collectors van de eerste en derde 35 transistor met een voedingslijn zijn verbonden en de collectors van de tweede en vierde transistor met een signaaluitgang, welke signaaluitgang via een serieschake- 790 8 5 35 PHN 9627 15 ling van een weerstand en een tweetal antiparallel geschakelde begrenzingsdioden aan de voedingslijn is gekoppeld. 5 10 20 25 30 35 790 85 35