NL7908151A - Gasevacuatie-inrichting voor een anesthetisch inhaleer- apparaat. - Google Patents

Gasevacuatie-inrichting voor een anesthetisch inhaleer- apparaat. Download PDF

Info

Publication number
NL7908151A
NL7908151A NL7908151A NL7908151A NL7908151A NL 7908151 A NL7908151 A NL 7908151A NL 7908151 A NL7908151 A NL 7908151A NL 7908151 A NL7908151 A NL 7908151A NL 7908151 A NL7908151 A NL 7908151A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
manifold
valve
volume
gas
anesthetic
Prior art date
Application number
NL7908151A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lab Italia S P A X
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lab Italia S P A X filed Critical Lab Italia S P A X
Publication of NL7908151A publication Critical patent/NL7908151A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61MDEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
    • A61M16/00Devices for influencing the respiratory system of patients by gas treatment, e.g. mouth-to-mouth respiration; Tracheal tubes
    • A61M16/0087Environmental safety or protection means, e.g. preventing explosion
    • A61M16/009Removing used or expired gases or anaesthetic vapours
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61MDEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
    • A61M16/00Devices for influencing the respiratory system of patients by gas treatment, e.g. mouth-to-mouth respiration; Tracheal tubes
    • A61M16/0087Environmental safety or protection means, e.g. preventing explosion
    • A61M16/009Removing used or expired gases or anaesthetic vapours
    • A61M16/0093Removing used or expired gases or anaesthetic vapours by adsorption, absorption or filtration
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61MDEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
    • A61M16/00Devices for influencing the respiratory system of patients by gas treatment, e.g. mouth-to-mouth respiration; Tracheal tubes
    • A61M16/0057Pumps therefor
    • A61M16/0075Bellows-type
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61MDEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
    • A61M16/00Devices for influencing the respiratory system of patients by gas treatment, e.g. mouth-to-mouth respiration; Tracheal tubes
    • A61M16/0057Pumps therefor
    • A61M16/0078Breathing bags
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61MDEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
    • A61M16/00Devices for influencing the respiratory system of patients by gas treatment, e.g. mouth-to-mouth respiration; Tracheal tubes
    • A61M16/22Carbon dioxide-absorbing devices ; Other means for removing carbon dioxide

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Anesthesiology (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Ecology (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Emergency Medicine (AREA)
  • Pulmonology (AREA)
  • Biomedical Technology (AREA)
  • Heart & Thoracic Surgery (AREA)
  • Hematology (AREA)
  • Animal Behavior & Ethology (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Veterinary Medicine (AREA)
  • External Artificial Organs (AREA)
  • Respiratory Apparatuses And Protective Means (AREA)

Description

N.o. 28A6k
Gasevacuatie-inrichting voor een anesthetisch inhaleerapparaat
De uitvinding heeft betrekking op een gasevacueerinrichting voor een anesthetisch inhaleerapparaat.
Anesthetische inhaleerapparaten omvatten een deel voor het vormen van het anesthetische mengsel en een verder deel voor het 5 toedienen van het mengsel aan de patiënt.
Het deel voor het toedienen van elk van de bekende typen apparaten bezit een afvoerklep, die open/naar de atmosfeer, dat wil zeggen naar de operatiekamer. Door de patiënt uitgeademde gassen onder gebruikmaking van het apparaat worden dus in de operatie-10 kamer afgegeven via deze klep. Omdat de hoeveelheid anesthetisch mengsel toegevoerd aan het toedieningsdeel een overmaat kan zijn ten opzichte van hetgeen door de patiënt wordt gebruikt en omdat de stroom continu plaats heeft terwijl het ademen een cyclisch proces is, wordt elke overmaat anesthetisch materiaal ook in de operatie-15 kamer afgegeven via de afvoerklep. Dit resulteert in een gevaar voor het opererende personeel dat vaak op ernstige wijze wordt vergiftigd door de anesthetische gassen.
Het is zeer gewenst in staat te zijn de afgifte van giftige gassen vanuit de afvoerklep te voorkomen maar tegelijkertijd mag 20 geen hindernis worden verschaft aan de stroom van het gas door de klep omdat dit op ernstige wijze het ademen van de patiënt bemoeilijkt en een nadelige invloed uitoefent op de normale loop van de verdoving: een patiënt die onder narcose is moet in staat zijn met een minimale inspanning uit te ademen. Het aanbrengen van een lei-25 ding van wat voor lengte dan ook voor het transporteren van de gassen naar de buitenzijde van de operatie-kamer is daarom niet mogelijk. Het aanbrengen van een ventilator op de afvoerklep om lucht daardoor aan te zuigen is als een alternatief beschouwd maar dit is nog minder effectief omdat het anesthetische mengsel de neiging 30 heeft naar buiten te worden afgevoerd zonder de longen van de patiënt te bereiken. Een doel van de uitvinding is daarom een inrichting te verschaffen voor het evacueren van afgewerkte anesthetische gassen vanaf een afvoerklep van een anesthetisch inhaleerapparaat zonder het onderbreken van de regelmatige werking van het apparaat 35 zelf. Een verder doel is het verschaffen van een dergelijke inrichting die kan werken als een koppelorgaan tussen het anesthetische apparaat en de inrichting voor het behandelen van afvalgassen, bijvoorbeeld voor het terugwinnen van de anesthetische gassen daarin.
790 8 1 51 t V* 2
Volgens de uitvinding wordt een gasevacuatie-inrichting verschaft omvattende een opnemend spruitstuk dat kan worden verbonden met de afvoerklep van het anesthetische inhaleerapparaat voor het opnemen van gassen die daardoor worden afgegeven, een aantal ka-5 mers met variabel volume, die elk via een betreffende inlaat eenweg-klep zijn verbonden met het opneemspruitstuk en via een betreffende uitlaat eenwegklep met een gemeenschappelijk afvoerspruitstuk en aandrijfmiddelen om vervolgens het volume van de kamers te reduceren terwijl het mogelijk is dat de kamers achtereenvolgens terugke-10 ren naar hun aanvankelijke volumina in een continue cyclus zodat gas wordt afgegeven in het afgeefspruitstuk via de betreffende uitlaat eenwegkleppen, waarbij de inlaat eenwegkleppen worden bediend door een overmaat druk niet groter dan 20 cm water zodat gas vanaf het opneemspruitstuk in de betreffende kamer kan stromen.
15 Een belangrijk aspect van de inrichting volgens de uitvin ding is dat de toename in volume van elk van de kamers spontaan plaats heeft, bij· voorkeur als gevolg van de zwaarte-kracht. Een verder ermee verbonden aspect is dat onder normale werkomstandigheden deze spontane neiging onvoldoende is om de inlaat eenwegklep-20 pen te openen terwijl het gas in het inlaatspruitstuk op atmosferische druk is: opdat de inlaatkleppen openen moet het inlaatspruit-stuk op een hogere druk staan zelfs hoewel het verschil zeer klein is, dat wil zeggen meer dan 20 cm water, en bij voorkeur niet meer dan 3 cm water. De kamers met variabel volume oefenen dus nauwe-25 lijks enige afgeefeffect uit op de uitlaatklep van de anesthetische inrichting, terwijl een drukstroom in het inlaatspruitstuk voldoende is om de inlaat eenweg-stroomklep van deze kamer te openen, welke kamer in volume toeneemt, waardoor het mengsel dat is geevacueerd uit de anesthetische inrichting door de avoerklep kan passeren in 30 die kamer. Als eenmaal de expansie-fase van de kamer is voltooid wordt de daaropvolgende volume-reductie-fase ingeleid zodat de druk in de kamer wordt verhoogd, waarbij de inlaatklep sluit en het gas wordt afgevoerd door de uitlaat eenwegklep en kan worden getransporteerd naar buiten de operatie-kamer of naar een geschikte behandel-35 inrichting, zonder dat het anesthetische proces op enigerlei wijze wordt verstoord.
De kamers met variabel volume zijn bij voorkeur met hun langshartlijnen, waarlangs zij samendrukbaar zijn, in hoofdzaak vertikaal geplaatst, waarbij elke kamer bij voorkeur een verplaatsbare ^0 basis bezit die onder invloed van de zwaartekracht kan bewegen om 790 8 1 51 3 * het volume van de kamer te verhogen. Elke kamer kan bijvoorbeeld bestaan uit een balg of cilinder met vertikale hartlijn.
De kamers kunnen achtereenvolgens worden samengedrukt en uitzetten met een uniforme reciprocerende fase-verplaatsing (bij-5 voorbeeld drie balgen met fase-verplaatsing van 120°) zodat op elk moment ten minste één kamer in expansie-toestand is, zoals hierna duidelijker blijkt. De mate van veroorzaakte compressie van de kamer is variabel op zodanige wijze dat de evacuatie-inrichting op elk moment het gehele volume gas kan opnemen dat zal worden afgegeven 10 door de afgeefklep van de anesthetische inrichting bij afwezigheid van de evacuatie-inrichting.
Als boven aangegeven kan het afgeefspruitstuk van een inrichting volgens de uitvinding worden verbonden met een uitstroom-leiding die uitmondt in de atmosfeer maar bij voorkeur is verbonden 15 met een scheidingsinrichting die de vluchtige anesthetische gassen, aanwezig in het gasvormige mengsel kan afscheiden en vasthouden.
Een absorptie-scheidingsinrichting kan met voordeel worden gebruikt, de gassen worden in innig contact gebracht met een vloeistof die anesthetische gassen kan absorberen. Bij een geschikte keuze van 20 absorberende vloeistof kan een grote hoeveelheid anesthetische gassen worden geabsorbeerd en mogelijk ook daarna worden teruggewonnen door middel van destillatie of een ander scheidingsproces.
Het meest gebruikte inhaleer anesthetische stoffen behalve diethylether zijn bekend onder de handelsnamen "PENTHANE", 25 "METHOXYFLORANE", "ALOTHANE", "FLtTOTHANE", "ENFLUSANS" en STHSANE". "FLUOTHANE" en "ETHSANE" worden in het bijzonder gebruikt, !,FLÏÏOTHANEH is een vluchtige vloeistof met een kookpunt van 50,2°C en met de structuurformule: F Cl i i
30 F-C-C-H
i ï F Br terwijl r,ETHHANEif de formule:
F Cl' F
i l f
Ξ-C-C-0-C-H
t T i
35 FFF
heeft en een kookpunt van 56,5°C.
Bij gebruik van de inrichting volgens de uitvinding worden deze twee anesthetische stoffen geabsorbeerd in propyleenglycol (koohpunt 188,2°C), ethyleenglycol (kookpunt 197,6°C) of diethyleen-kO glycol (kookpunt 2^5°C).
790 8 1 51 * * 4
Aan de hand van een tekening, waarin een uitvoeringsvoor-beeld is weergegeven, wordt de uitvinding hierna nader beschreven.
Fig. 1 toont schematisch een typische anesthetische inha-leerinrichting voorzien van een evacuatie-inrichting volgens de 5 uitvinding verbonden met de afvoerklep van een scheidingsinrichting van het bellentype·
Fig. 2 toont een zijaanzicht van de evacuatie-inrichting volgens fig* 1·
Fig. 3 toont een doorsnede over de lijn III-III in fig. 2. 10 Fig. k toont een gedeeltelijke doorsnede over de lijn IV-IV in fig. 3· '
Fig. 5 toont een vertikale doorsnede van een klepblok weergegeven in fig. 3·
Fig. 6 toont een vertikale doorsnede van een scheidings-15 inrichting van het bellentype volgens fig. 1 in open toestand.
Fig. 7 toont een doorsnede overeenkomstig die van fig. 6 waarbij de scheidingsinrichting in gesloten toestand is, gedurende gebruik.
Fig. 8 toont een grafiek waarin de absorptie van 20 "FLUOTHANE" in propyleenglycol is weergegeven, waarbij het aantal grammen anesthetisch gas getransporteerd vanaf de evacuatie-inrichting naar de belleninrichting volgens de fig. 6 en 7 is aangegeven op de abscis en het aantal grammen anesthetisch materiaal geabsorbeerd door 1000 ml glycol is gegeven op de ordinaat.
25 790 8 1 51 £ * 5
In lig. 1 is een typische anesthetische inrichting als voorbeeld weergegeven omvattende in hoofdzaak een bereidingssectie waarin het gewenste anesthetische mengsel wordt bereid en een toedieningssectie voor het toedienen van dit mengsel aan de pa-5 tiënt.
De bereidingssectie bestaat uit een aantal glazen cilinders 1 die elk een van een aantal gassen (zoals zuurstof of stikstof) bevatten en die elk zijn voorzien van een drukreduceerinrichting 2 voor het reduceren van de druk van het gas vanaf de hoge druk in 10 de cilinder naar de toevoerdruk (ongeveer 1,5 atmosfeer).
Elke gascilinder 1 is verbonden met een betreffende stromings-meter 3 voor het regelen van het volumegas dat per eenheid van tijd wordt toegevoerd. Leidingen gaan uit van de stromingsmeter 3 en transporteren de door de verschillende gascilinders toegevoerde 15 gassen naar een enkele leiding 4» die in verbinding staat met een verdamper 5j die een vluchtig vloeibaar anesthetisch middel bevat, waarvan een kleine hoeveelheid wordt verdampt en gemengd met de gassen uit de cilinders 1.
Het mengsel van gassen en dampen dat is verkregen wordt bij-20 voorbeeld door een enkele rubberslang 6 getransporteerd naar het toedieningsdeel, dat het circuit wordt genoemd.
Het circuit omvat een metalen blok, dat in het algemeen is aangegeven met 10, en een bak 11 bevat voor natronkalk ("soda-lime"), dat werkt als een filter, twee eenwegkleppen 12, 13» waarbij de 25 klep 12 een inlaatklep is en de klep 13 een uitlaatklep, een pijp-verbinding 14 voor het opnemen van gassen komende vanaf de bereidingssectie die hierboven is beschreven, een ademzak 15 en een met de hand bedienbare afvoerklep 16. Elk van de kleppen 12, 13 is verbonden met een betreffende gegolfde buis 17» 18, die onderling 30 zijn verbonden op een Y-koppeling 19» die verder is verbonden met een endotracheale buis 20 die in de trachea 22 van de patiënt wordt gebracht. Een uitwendige opblaasbare koppelhuls 21 om de buis 20 hecht op de trachea 22 en verzekert een goede afdichting.
De endotracheale buis 20 verzekert dat het circuit continu is met 35 de trachea en de bronchiale kanalen van de patiënt.
De eenwegkleppen 12, 13 zijn kritische kenmerken van het circuit : zij zijn licht, bij voorkeur afgedicht en verschaffen een minimale weerstand tegen de gasstroom, in de orde van 0,3 tot 1 cm waterkolom.
40 Het circuit werkt op zodanige wijze dat de door de patiënt 790 8 1 51 • * 6 geïnhaleerde en geëxhaleerde gassen een cirkelvormige baan volgen, j waarban de richting wordt bepaald door de eenwegkleppen 12, 13» gedurende het inhaleren treden de gassen gemengd in de bereidings-sectie in het circuit door de pijpverbinding 14 en stromen door de 5 inlaatklep 12, de gegolfde afvoerbuis 17 en de koppeling 19 naar de patiënt.
Gedurende het uitademen bereiken de gassen uitgeademd door de patient de koppeling 19 maar lopen dan door de gegolfde terug-voerbuis 18 naar de bak 11 met filter uit natronkalk, de uitlaat-10 klep 13 is open en de inlaatklep 12 is tegen deze stroming gesloten. In het filter 11 worden de gassen gezuiverd van koolstofdioxide en waterdamp voordat zij worden teruggevoerd naar de in-laatzijde van de klep 12.
Omdat de stroom gas in het circuit gewoonlijk een overmaat 15 is van die gebruikt door de patiënt en ook de toevoer vanaf de bereidingssectie continu is terwijl het ademen een cyclisch proces is zou er een overmaat aan gas aanwezig zijn in het circuit als dit niet wordt afgevoerd uit het systeem door middel van de afvoer-klep 16.
20 Yoor gebruik in het geval van een patient die niet in staat is op natuurlijke wijze te ademen, bijvoorbeeld tengevolgevan een chirurgische ingreep die wordt uitgevoerd, is het circuit voorzien van de ademzak 15» waarmede kunstmatige ademhaling kan worden verkregen door middel van ritmische samendrukkingen met de hand.
25 De ritmische samendrukkingen van de zak 15 veroorzaken het sluiten van de inlaatklep 12 zodat de gassen aanwezig in de zak samen met die die binnenstromen door de pijpverbinding 14» onder kracht worden getransporteerd naar de patient door de afgeefbuis 17.
Zoals bekend werkt de afvoerklep 16 als een regelbare over-30 drukklep, waarbij de regeling ervan wordt toevertrouwd aan de anesthesist. Als tijdens gebruik de patiënt natuurlijk ademt wordt de klep 16 zo geregeld dat de druk in het circuit gedurende het uitademen niet hoger is dan 3 "tot 4 cm water boven de atmosferische druk. Als echter de patient onder bestuurde ademhaling staat 35 (veroorzaakt door het met de hand ritmisch samendrukken van de zak 15) dan moet de klep 16 worden geregeld zodat de samendrukking van de ademzak 15 een druk veroorzaakt van 25 tot 30 cm water boven de atmosferische druk in het circuit.
De klep 16 voert normaal de overmaat gas direct af in de atmo-40 sfeer, maar volgens de uitvinding is een evacuatie-inrichting, in 790 8 1 51 i * 7 het algemeen aangegeven met 30» verbonden met de afvoerzijde van de klep 16 door een buis 13 met betrekkelijk grote dwarsdoorsnede.
De inrichting 30 is meer in detail weergegeven in de figuren 2 - 5 en omvat in hoofdzaak drie identieke balgen 32, 33» 34» die 5 elk via een betreffende eenweg-inlaatklep 35» 36, 37 zijn verbonden meteen gemeenschappelijk opneemspruitstuk 38, dat is verbonden met de buis 31 en via een betreffende eenweg-uitlaatklep 39» 40, 41 zijn verbonden met een afvoerspruitstuk 42, dat in het weergegeven voorbeeld is verbonden met een scheidingsinrichting 43· 10 De drie balgen 32, 33, 34 zijn met hun langshartlijnen in een gemeenschappelijk verticaal vlak opgehangen aan een stijve horizontale ondersteuningsplaat 38, waarbij de bovenste flensvormige uitmondingen 46 van de balgen afdichtend zijn geplaatst in betreffende openingen in de plaat 48. De balgen zijn gevormd uit rubber 15 of flexibel kunststofmateriaal en zijn aan hun ondereinden gesloten door een stijve basiswand 41» die verticaal verplaatsbaar is om de volumina van de balgen te variëren.
De plaat 48 wordt ondersteund door middel van de kolommen 52 op een horizontale basisplaat 50, waarbij de platen 48, 50 en de 20 kolommen 52 een stijf freem voor de inrichting verschaffen.
Een klepblok 54 dat de betreffende eenwegkleppen (35, 39J 36, 40; 37,41) bevat is geplaatst boven en afdichtend verbonden met elk van de uitmondingen 46.
Zoals het duidelijkst blijkt uit fig. 4 is een verticale as 56 25 vast bevestigd met zijn boveneinde aan het midden van elk van de bases 44 van de balgen 32, 33, 34· Het onderste deel va& elk as *36 is met een glijdende passing voor axiale beweging met een minimale wrijving geplaatst in een geleiding 58 met een zijdelingse meeneem- pen 60. Elk van de geleidingen 58 wordt op zijn beurt verticaal be- 30 weegbaar geleid in een betreffende ondersteuning 62, waarbij de drie ondersteuningen 62 zijn geplaatst op een gemeenschappelijke as 64» die zich horizontaal uitstrekt en roteerbaar is om zijn langshartlijn, die evenwijdig ligt met het vlak dat de hartlijnen van de drie balgen bevat. De as 64 kan worden geroteerd door mid- 35 del van een overbrengriem 76 (zie fig. 3) aangedreven door een die wordt ....
elektromotor 78vgeregeld door een snelheidsvanator 80 die een met de hand bedienbare regeling 80A bezit.
Op de as 64 zijn met spieën drie excentrieken 66 aangebracht, elk aan een zijde van een betreffende onderts euning 62, waarbij de 40 drie excentrieken identiek zijn maar zijn verplaatst om de as 64 790 8 1 51 ♦ * 8 onder hoeken van 120° ten opzichte van elkaar. Een hefboomarm 68 strekt zich in dwarsrichting boven elk excentriek uit en wordt ondersteund aaneen einde van de betreffende nabijliggende ondersteuning 62 door een scharnierpen 70 voor een schamierbeweging 5 in een verticaal vlak; het tegenover liggende vrije einde van elke arm 68 bezit een sleuf 72, waarin de aandrijfpen 60 van de betreffende geleiding 58 is geplaatst terwijl een taps toelopende pen 74 voor samenwerking met de excentriek is aangebracht tussen de einden van de arm 68.
10 Tijdens de werking van de inrichting 30 veroorzaakt rotatie van de as 64 door de motor 78 de rotatie van de excentrieken 66, die samenwerken met de pennen 74, waardoor scharnieren wordt veroorzaakt van de betreffende armen 68 om hun pennen 70. De vrije einden van de armen 68 worden dus verticaal verplaatst, waarbij 15 tegelijkertijd de pennen 60 worden "verplaatst die samenwerken met de sleuven 72 en dus de geleidingen 58, die verticale heen en weer gaande bewegingen uitvoeren. Als gevolg van de verplaatsing van de drie excentrieken ten opzichte van elkaar om de as 64 zijn de heen en weer gaande bewegingen van de geleidingen 58 over 120° 20 buiten fase met elkaar. Onder de omstandigheden weergege-ei in de fig. 2 en 3 is de geleiding 58 van de eerste balg 32 op zijn onderste rustpunt en begint met zijn opwaartse beweging, gedurende welke het boveneinde van de geleiding met kracht de basis 44 naar boven drukt om de balg 32 met kracht samen te drukken. De geleiding 25 58 van de tweede balg 33 heeft bijna zijn compressieslag van de balg 33 voltooid, terwijl de geleiding 58 van de derde balg 34 zijn bovenste rustpunt heeft gepasseerd en aan zijn dalende slag is begonnen onder zijn eigen gewicht en dat van de arm 68. Zoals blijkt uit fig. 2 komt gedurende deze dalende beweging van de ge-30 leiding 58 van de balg 34 bet boveneinde van de geleiding 58 buiten samenwerking met de basis van de balg. Dit toont het uiterst belangrijke kenmerk van de uitvinding, dat wil zeggen de expansiebeweging van elk van de balgen is niet gedwongen maar resulteert uit de neiging van de balgen zelf om zich naar beneden uit te 35 strekken, in het bijzonder als gevolg van de invloed van de zwaartekracht. Deze neiging is in hoofdzaak constant en de waarde ervan (in grammen) kan gemakkelijk worden bepaald door het plaatsen van een dynamometer op de as 56.
In fig. 5 is éen van de drie klepblokken 54 weergegeven om-40 vattende de eenweg-inlaatklep 35 en de uitlaatklep 39, die boven 790 8 1 51 9 4 · zijn aangegeven. In het "blok in de vorm van een parallellopipedum is een T-vormige uitsparing gevormd aangegeven met 82, waarbij de armen van de G? elk de betreffende klep 35» 39 bevat.
Be inlaatklep 35 omvat een schijf 88 geplaatst tussen de arm 5 en de steel van de S-vormige uitsparing en bezit een ring gaten 90 die een verbinding mogelijk maken tussen genoemde twee delen van de holte en een tweede schijf 84 die aan het tegenover liggende einde van de arm ten opzichte van de schijf 88 is geplaatst en een ring gaten 86 bezit, die een verbinding mogelijk maken tussen 10 de aim en het inwendige van het opneemspruitstuk 38« Elk van de schijven bezit ook een gat waarin een stang 92 vrij kan glijden, welke twee gaten op een lijn met elkaar liggen. Het inwendige vlak van de schijf 84 vormt de klepzitting voor een in het algemeen komvormige sluiter 94 die op de stang 92 is bevestigd. Een kegel-15 vormige schroefveer 96 steunt aan één einde tegen een schijf 88 en drukt de sluiter 94 in afsluitende samenwerking met de schijf 84.
Be uitlaatklep heeft in hoofdzaak dezelfde vorm als de inlaatklep en wordt daarom niet in detail beschreven.
20 Een principieel aspect van de uitvinding ligt in het verband tussen elk van de eenweg-inlaatkleppen en de betreffende balgen in de expansiefase van de balgen. Als de balgen zich vrij naar beneden kunnen uitstrekken heeft de gasdruk daarbinnen de neiging te worden gereduceerd, heeft de gasdruk in het opneemspruitstuk 38 25 de neiging de sluiter 94 van de schijf 84 af te bewegen, dat wil zeggen heeft de neiging de klep tegen de werking van de veer 96 in te openen. Volgens de uitvinding is de veer 96 gekalibreerd zodat het openen van de klep 35 slechts mogelijk is als genoemde reductie in druk overeenkomt met een druk die slechts iets groter is dan de 30 atmosferische druk (niet meer dan 20 cm waterkolom, bij voorkeur 1 - 3 cm waterkolom) in het opneemspruitstuk 38. Het opneemspruitstuk 38 oefent nauwelijks enige druk uit op de afvoerklep 16 van de anesthetische inrichting (fig. 1) en het evacueren wordt automatisch geregeld door de inrichting zelf en wel met grote nauwkeu-35 righeid en gevoeligheid.
Bijvoorbeeld veronderstellend dat de balg 32 de neiging heeft een reductie in druk van 2 cm water te veroorzaken en de uitwendige en inwendige diameters van de sluiter 94 zijn respectievelijk 30 mm en 16 mm dan bedraagt de openingskracht uitgeoefend op de sluiter 40 als gevolg van deze rexuctie van de druk tot 6,28 g.
790 8 1 51 10
De terugbrengkracht uitgeoefend door de veer 96 moet daarom ten minste 6,5 S bedragen om het openen te voorkomen. Aan de andere kant oefent een overmaat druk van 1 cm water in het opneemspruit-stuk 58 een totale kracht uit van 2 g op de sluiter 94j de terug-5 brengkracht uitgeoefend door de veer 96 moet dus kleiner zijn dan 6,28 + 2 = 8,28 g.
790 8 1 51 11 ,,
Geen van de bovengegeven overwegingen geldt voor de uitlaatkleppen 39i 40, 41 die zijn bedoeld om te openen onder de invloed van een gedwongen samendrukking van de betreffende balgen. Bovendien heeft het de voorkeur dat de terugbrengkracht uitgeoefend door 5 de veer 9δΑ van de uitlaatklep zeer klein is, kleiner dan die van de veer 96 van de inlaatklep, zodat elk van de uitlaatkleppen kan worden geopend met een overdruk in de betreffende balgen van minder dan 1 cm water ten opzichte van de druk van het afvoerspruit-stuk 42.
10 Het bruikbare volume van elk van de balgen is bij voorkeur 1 liter of iets minder. Het aantal heen en weer gaande bewegingen of cycli per minuut uitgeoefend door elke balg of met andere woorden de rotatiesnelheid van de as 64 in omwentelingen per minuut hangt af van de hoeveelheid gas toegevoerd door de buis 6 (fig. 1), 15 die geregeld wordt door de stromingsmeters 3* omdat de inrichting 30 steeds moet worden geregeld om in hoofdzaak dezelfde hoeveelheid gas te evacueren vanuit de anesthetische inrichting als wordt afgegeven door de buis 6. Als bijvoorbeeld de buis 6 drie liter per minuut anesthetisch mengsel verschaft wordt de rotatiesnelheid van de 20 as 64 (door middel van de regeling 80A)gehouden op een omwenteling per minuut. Mogelijke regelfouten worden direkt opgenomen door een manometer 98 (fig. 1) aangebracht op de pijpverbinding 14 van de inrichting.
Sen verder kenmerk van de weergegeven uitvoering is het 25 verschaffen van een elektroklep 100, waarvan de bekrachtigingsspoel parallel met de motor 78 is verbonden voor het regelen van de gas-stroom van het opneemspruitstuk 38» de elektroklep 100 verbindt de buis 37 met het opneemspruitstuk 38 alleen bij bekrachtigde toestand van de spoel; als de spoel niet meer wordt bekrachtigd en dus 30 de motor ?8 niet meer werkt verbindt de elektroklep 100 de buis 31 met een adempijpmond 102, waardoor dus elk gevaar wordt geëlimineerd voor de patient dat dan resulteert uit het onwerkzaam worden van de inrichting als gevolg van het onderbreken van de stroomtoevoer. De oppervlakken van de dwarsdoorsneden van de kanalen in de 35 elektroklep 100 die het opneemspruitstuk 38 met de mond 102 verbinden moeten zeer groot zijn zodat de klep praktisch geen merkbare weerstand biedt aan de gasstroom.
Bij de weergegeven uitvoering (fig. 1) is het afgeefspruit-stuk 42 via de pijp 104 verbonden met een scheidingsinrichting 43 40 die meer in detail is weergegeven in de fig. 6 en 7· 790 8 1 51 12
Als weergegeven omvat de absorptie-scheidingsinrichting 43 een meertraps-bellenkamer omvattende een rechthoekige houder 110 met ten minste twee kleine kolommen 112 en een vlakke bodem bekleed door een afdichtende laag 113 uit bijvoorbeeld rubber. Een parallel-5 . lopipedum-vormig blok 114 kan vertikaal glijden op de kleine kolommen 112 en worden veerkrachtig ondersteund door de houder 110 door middel van de betreffende schroefveren 116 die over de kolommen zijn geplaatst. Boven het blok 114 en glijdend op de kolommen 112 is een deksel 118 aanwezig met een vlak ondervlak bekleed door een 10 afdichtlaag 120 welk deksel veerkracht wordt ondersteund door het blok 114 door middel van betreffende schroefveren 122 geplaatst over de kolommen 112. Een betreffende knop 124 is op het boveneinde van elke kleine kolom 112 geschroefd waardoor het blok 114 goed kan worden afgedicht tussen de bodem van de houder 110 en het deksel 13 118 (fig. 7)· Het blok 114 wordt in vertikale richting doorlopen door een reeks kolommen 126a, 126b....126n, die aan hun boveneinden en hun ondereinden onderling in verbinding staan als de knoppen 124 zijn gelost (fig. 6) maar die van elkaar zijn geïsoleerd als de knoppen zijn aangedraaid en de afdichtingen 113, 120 respectievelijk 20 zijn samengedrukt tegen het ondervlak en het bovenvlak van het blok 114 (fig. 7)· Elke kolom bevat een betreffende buis 128a, 128b.....
128n, die elk een elleboogbocht aan hun bovenste deel bezitten. Het horizontale deel van elke buis 128 staat in verbinding met de voorgaande kolom behalve het horizontale deel van de eerste buis 128a, 23 dat in verbinding staat met het inwendige en is verbonden met de buis 104 (fig. 1). Het bovenste deel van de laatste kolom 126n staat in verbinding met het uitwendige via een verbindingsorgaan 130. Een trechter 132 is gevormd in een eindwand van de houder 110 waarbij een tap 134 is aangebracht voor het legen van de houder en de 30 trechter 132.
Als de knoppen 124 in hun geloste standen zijn (fig. 6) is het mogelijk een absorberende vloeistof, bijvoorbeeld propyleengly-col, in de houder te gieten door de trechter 132 en daardoor de kolommen 126 te vullen.
35 Als de knoppen 124 vervolgens worden aangedraaid is de vloeistof in elke kolom geïsoleerd en de overmaat vloeistof kan worden afgevoerd vanaf de basis van de trechter 132 door het openen van de tap 134.
Tijdens gebruik voert de evacuatie-inrichting 30 het ge-40 evacueerde mengsel naar de scheidingsinrichting 43 en het anesthe- 790 8 1 51 13 tisciie middel (bijvoorbeeld FLïïOTHAïïE of ETKRANE) aanwezig in het mengsel wordt geabsorbeerd door het propyleenglycol als het mengsel in de vorm van bellen stroomt door de opeenvolgende kolommen 126a... 126n, waarbij het gezuiverde gas wordt afgevoerd naar de omgeving 5 via het verbindingsorgaan 130. Het verzadigde glycol kan worden afgevoerd vanaf de absorptie-inrichting ½3 door de knoppen 12½ aan te draaien en de afvoertap 13½ te openen, waarbij het daaropvolgende opnieuw vullen wordt uitgevoerd als hierboven beschreven.
Sen drukmeter 136 die gevoelig is voor de druk in de buis 10 10½ is aangebracht op de uitlaat van het afvoerspruitstuk ½2 en is elektrisch in serie verbonden met de motor 78. Als de druk in de buis 10½ de neiging heeft te stijgen boven een te voren bepaalde grens als gevolg van een verandering in de absorptie-inrichting ½3, dan stopt de drukmeter 136 de toevoerstroom naar de evacuatie-in-15 richting 30, waardoor de motor 78 wordt gestopt en de elektroklep 100 niet meer wordt bekrachtigd; dit resulteert in de verbinding van de buis 31 met de adempijp 102 als hierboven beschreven.
Fig. 8 toont een grafiek waarin de absorptie is weergegeven die typisch kan worden bereikt met de absorptie-inrichting van het 20 type weergegeven in de fig. 6 en 7» en omvat tien absorptiestappen in serie (n is gelijk aan 10), die elk 100 ml propyleenglycol bevatten. Het zal duidelijk zijn dat tot 25 g per meter de absorptie van het anesthetische middel praktisch kwantitatief is. Gebleken is dat met een inrichting volgens de uitvinding praktisch puur 25 anesthetisch middel (in het bijzonder FLZTCTEANE of ETHRANE) voor in hoofdzaak 100 % kan worden teruggewonnen uit de glycoloplossing door middel van destillatie. De resulterende voordelen zowel op economisch als op ecologisch niveau zullen overduidelijk zijn.
Bij een praktische uitvoering kan de evacuatie-inrichting 30 30 zijn geplaatst op een wagen, samen met twee dergelijke absorp- tie^inrichtingen ½3 die beurtelings kunnen worden verbonden met de buis 1(Λ, zodat een absorptie-inrichting in werking is als de andere wordt gewijzigd of wordt gevuld met vers glycol.
790 8 1 51

Claims (9)

1. Gasevacuatie-inrich ting omvattende een opneemspruit-stuk dat kan worden verbonden met de afvoerklep van een anesthe-tisch inhaleerapparaat voor het opnemen van de daardoor afgegeven 5 gassen, gekenmerkt door een aantal wat hun volume betreft varieerbare kamers die elk zijn verbonden via een betreffende inlaat eenwegklep met het opneem spruitstuk en via een betreffende uitlaat eenwegklep met een gemeenschappelijk uitlaatspruitstuk waarbij aandrijfmiddelen het volume van de kamers achtereenvolgens 10 kunnen reduceren terwijl de.kamers achtereenvolgens kunnen terugkeren naar hun aanvankelijke volumina in een continue cyclus om gas in het afgeefspruitstuk af te geven via de betreffende uitlaat een-wegkleppen, waarbij de inlaat eenwegkleppen kunnen worden geopend door een overmaat druk niet groter dan 20 cm water zodat gas kan 15 stromen vanaf het opneemspruitstuk naar de betreffende kamer.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het ken merk, dat de overmaat druk niet groter is dan 3 cm water.
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het ken merk, dat de overmaat druk in hoofdzaak 1 cm water bedraagt. 20 k. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het k e n m e r k, dat elke wat zijn volume betreft variabele kamer is geplaatst met zijn langshartlijn, waarlangs hij samendrukbaar is, in hoofdzaak vertikaal. 5» Inrichting volgens conclusie 4, waarbij elke kamer met 25 variabel volume een balg omvat, die aan zijn boveneinde is opgehangen.
6. Inrichting volgens conclusie k, met het ken merk, dat elke wat zijn volume betreft variabele kamer een cilinder omvat. 30 7· Inrichting volgens conclusie 4, 5 of 6, met het kenmerk, dat elke wat zijn volume betreft variabele kamer een basiswand heeft die in opwaartse richting kan worden verplaatst door een betreffend drukorgaan aangedreven door een excentriek, waarbij de excentriek identiek zijn en zijn aangebracht op een ge-35 meenschappelijke aandrijfas en onder een hoek om de as ten opzichte van elkaar zijn verplaatst.
8. Inrichting volgens conclusie 7t met het ken merk, dat de as wordt aangedreven door een motorreductor met variabele snelheid. 40 9· Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclu- 790 8 1 51 sies, met het kenmerk, dat het afvoerspruitstuk is verbonden met een scheidingsinrichting die anesthetische gassen kan scheiden en vasthouden in een gasvormig mengsel dat daartoe wordt toegevoerd vanaf de evacuatie-inrichting·
10. Inrichting volgens conclusie 9* met het ken merk, dat de scheidingsinrichting propyleenglycol, ethyleenglycol of diethyleenglycol als absorberende vloeistof bevat.
11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, met het k e n m e r k, dat de scheidingsinrichting een meertraps bellen- 10 inrichting is.
12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de belleninrichting een houder omvat, een parallello-pipedum-vormig blok geplaatst in maar boven de bodem van de houder door middel van veerkrachtige middelen, een deksel voor de houder 15 ondersteund door maar op afstand van het lichaam door tv/eede veerkrachtige middelen, welk blok een reeks in hoofdzaak vertikale doorgaande kolommen bezit die elk een in hoofdzaak vertikale buis hebben die open is naar het ondereinde ervan, waarbij het boveneinde van de buis in de eerste kolom van de reeks het meest nabij een 20 eindwand van de houder is verbonden met het afvoerspruitstuk van de gasevacueerinrichting voor het opnemen van gassen daaruit, waarbij de boveneinden van de resterende buizen in verbinding staan met de nabij liggende as in de reeks dichter bij de genoemde eindwand, en een afvoerleiding zich uitstrekt vanaf het bovenste deel van de ko-25 lom het verst verwijderd van genoemde eerste as en middelen aanwezig zijn voor het aandraaien van het deksel, en het blok en de houder-basis met een afdichting zodanig dat de kolommen alleen in verbinding met elkaar staan via genoemde buizen.
13· Inrichting volgens conclusie 12, met het ken-30 merk, dat één wand van de houder is gevormd met een trechter voor het inbrengen van absorptie-vloeistof in de houder. 1*l·. Inrichting volgens conclusie 12 of 13i met het kenmerk, dat de houder is voorzien van een tap waardoor de vloeistof kan worden afgevoerd. 35 15· Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1 tot 3 of 9 tot 11, met het kenmerk, dat de inrichting drie wat hun volume betreft variabele kamers bezit. 790 8 1 51
NL7908151A 1979-06-29 1979-11-07 Gasevacuatie-inrichting voor een anesthetisch inhaleer- apparaat. NL7908151A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
GB7922703A GB2052270B (en) 1979-06-29 1979-06-29 Gas evacuating device for anaesthetic inhalation apparatus
GB7922703 1979-06-29

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL7908151A true NL7908151A (nl) 1981-06-01

Family

ID=10506190

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL7908151A NL7908151A (nl) 1979-06-29 1979-11-07 Gasevacuatie-inrichting voor een anesthetisch inhaleer- apparaat.

Country Status (4)

Country Link
DE (1) DE2942623A1 (nl)
FR (1) FR2467605A1 (nl)
GB (1) GB2052270B (nl)
NL (1) NL7908151A (nl)

Families Citing this family (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4653493A (en) * 1985-02-08 1987-03-31 Hoppough John M Ventilator unit exhalation contamination control device
JPS61199866A (ja) * 1985-02-26 1986-09-04 シーメンス、アクチエンゲゼルシヤフト 患者の呼気の排出装置
DE3712598A1 (de) * 1987-04-14 1988-10-27 Siemens Ag Inhalations-anaesthesiegeraet
DE4411533C1 (de) * 1994-04-02 1995-04-06 Draegerwerk Ag Anästhesiegerät
US5673688A (en) * 1996-09-26 1997-10-07 Ohmeda Inc. Anesthesia system with CO2 monitor to suppress CO2 breakthrough
DE19645223C1 (de) * 1996-11-02 1998-01-29 Draegerwerk Ag Vorrichtung zur Rückgewinnung von Komponenten eines Anästhesiegases
US11324914B2 (en) * 2018-11-01 2022-05-10 Percussionaire Corporation Percussive ventilation breathing head and accessories
JP2023520885A (ja) * 2020-03-30 2023-05-22 エアミッド クリティカル ケア プロダクツ インコーポレイテッド 転換可能な容積及び圧力制御型肺保護換気のための装置及び方法

Also Published As

Publication number Publication date
FR2467605A1 (fr) 1981-04-30
DE2942623A1 (de) 1981-04-30
GB2052270B (en) 1983-09-07
GB2052270A (en) 1981-01-28

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5186164A (en) Mist inhaler
US4114615A (en) Aerosol inhalation device
US3467092A (en) Anesthesia apparatus and resuscitator
NO154906B (no) Doseinhalator.
US4020834A (en) Respirator and method
US6679250B2 (en) Combination inhalation therapeutic and exhalation measuring device
US7677467B2 (en) Methods and devices for aerosolizing medicament
US4108172A (en) Carbon dioxide absorption canister for use with analgesia equipment
CA1103118A (en) Combination anesthesia and intensive care apparatus
JP3825051B2 (ja) 吸入装置
CN1476338A (zh) 连续干粉吸入器
JPH02257966A (ja) ユーザに吸入ガスを供給する呼吸装置
WO1992004928A2 (en) Inhaler devices provided with a reservoir for several doses of medium for inhaling, transporting device, whirl chamber
NL7908151A (nl) Gasevacuatie-inrichting voor een anesthetisch inhaleer- apparaat.
US3530856A (en) Mechanical volume limiting ventilator
WO1981002982A1 (en) Inhalation spirometric device for administering pulmonary medication
US20020153010A1 (en) System and method for total liquid ventilation with very low priming volume
EA032398B1 (ru) Порошковый ингалятор и его приводной механизм
US20220096759A1 (en) Nebulizer and Reservoir
CN108498925A (zh) 一种具有辅助呼吸功能的安全型呼吸机
US20050205089A1 (en) Methods and devices for aerosolizing medicament
CN108853941A (zh) 一种呼吸内科可供药式呼吸训练装置
US3557785A (en) Gas administration apparatus
EP1740878B1 (en) Vessel comprising two compartments and connection, one compartment is defilled and the other is filled
CN101217993A (zh) 连续气道正压通气装置

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed