NL7907991A - Werkwijze en inrichting voor het op de juiste hoogte maken van constructieblokken en dergelijke. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het op de juiste hoogte maken van constructieblokken en dergelijke. Download PDF

Info

Publication number
NL7907991A
NL7907991A NL7907991A NL7907991A NL7907991A NL 7907991 A NL7907991 A NL 7907991A NL 7907991 A NL7907991 A NL 7907991A NL 7907991 A NL7907991 A NL 7907991A NL 7907991 A NL7907991 A NL 7907991A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
blocks
height
drum
predetermined height
amount
Prior art date
Application number
NL7907991A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Hanota Holdings Sa
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Hanota Holdings Sa filed Critical Hanota Holdings Sa
Publication of NL7907991A publication Critical patent/NL7907991A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B28WORKING CEMENT, CLAY, OR STONE
    • B28BSHAPING CLAY OR OTHER CERAMIC COMPOSITIONS; SHAPING SLAG; SHAPING MIXTURES CONTAINING CEMENTITIOUS MATERIAL, e.g. PLASTER
    • B28B11/00Apparatus or processes for treating or working the shaped or preshaped articles
    • B28B11/04Apparatus or processes for treating or working the shaped or preshaped articles for coating or applying engobing layers
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B28WORKING CEMENT, CLAY, OR STONE
    • B28BSHAPING CLAY OR OTHER CERAMIC COMPOSITIONS; SHAPING SLAG; SHAPING MIXTURES CONTAINING CEMENTITIOUS MATERIAL, e.g. PLASTER
    • B28B19/00Machines or methods for applying the material to surfaces to form a permanent layer thereon
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B2/00Walls, e.g. partitions, for buildings; Wall construction with regard to insulation; Connections specially adapted to walls
    • E04B2/02Walls, e.g. partitions, for buildings; Wall construction with regard to insulation; Connections specially adapted to walls built-up from layers of building elements
    • E04B2/04Walls having neither cavities between, nor in, the solid elements
    • E04B2/06Walls having neither cavities between, nor in, the solid elements using elements having specially-designed means for stabilising the position

Description

- · .i 79 3499/M/Rey/asm ^
Aanvraagster : HANOTA HOLDINGS S.A. te Luxemburg Groot Hertogdom, Luxemburg.
Titel ï Werkwijze en inrichting voor het op de juiste hoogte maken van constructie-blokken en dergelijke.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het op een voorafbepaalde hoogte maken van constructieblokken en dergelijke, in het bijzonder holle blokken van beton, die direct en vrij op elkaar kunnen worden geplaatst en vervolgens met een 5 bindmiddel zoals beton worden gevuld.
Tot op heden is het praktisch niet mogelijk om zelfs met zeer geperfectioneerde stationaire persen constructieblokken te verkrijgen, in het bijzonder betonnen blokken waarvan de hoogte minder dan 1 mm varieert. Dit is onder meer het gevolg van het feit dat 10 de kwaliteit en de vochtigheid van de gebruikte basismaterialen, zoals zand, grind of geëxpandeerde klei, aanzienlijk kunnen variëren.
Dit is vooral een groot nadeel voor het fabriceren van holle betonnen blokken die direct, d.w.z. zonder metselspecie op elkaar worden geplaatst, waardoor het niet mogelijk is eventuele hoogte-15 verschillen te compenseren door het aanpassen van de dikte van de voeg.
Een bekende werkwijze voor het verkrijgen van deze gewenste nauwkeurige hoogte bestaat uit het slijpen van de blokken met diamant nadat ze zijn verhard. Deze werkwijze vereist echter dure 20 installaties en aanzienlijke arbeidskosten, zodat deze extra handeling de kostprijs van het uiteindelijke blok aanzienlijk verhoogt.
De uitvinding beoogt een werkwijze te verschaffen waarmee de hiervoor genoemde nadelen worden vermeden en die zelfs kan worden toegepast bij blokken, die op relatief onnauwkeurige werkende ma-25 chines zijn vervaardigd. Dit oogmerk wordt volgens de uitvinding bereikt doordat op het bovenste vlak van de blokken een hoeveelheid materiaal wordt aangebracht, dat kan verharden en zich aan de 790 7 9 91 £ ί 1 *.
-2- blokken vasthecht, met een hoogte die groter is dan het verschil tussen de vooraf bepaalde hoogte en de werkelijke hoogte van het beschouwde blok en dat dit materiaal op de genoemde vlakken voor het verharden wordt afgeplat, totdat de totale hoogte van het blok 5 bestaande uit de som van de hoogte van het blok en die van de hoeveelheid materiaal, overeenkomt met de vooraf bepaalde hoogte.
Bij voorkeur gebruikt men als materiaal dat zich kan verharden en zich aan het blok vasthecht, een poedervormig produkt dat kan verharden door de werking van de vochtigheid, welk poeder-10 vormig produkt(dat kan verharden door de werking van de vochtigheid, welk poedervormig produkt)bij voorkeur bestaat uit cement of uit een produkt op basis van cement.
Volgens de bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt het materiaal afgeplat door middel van een cilinder, 15 die zonder te slippen op de voorafibepaalde hoogte boven de blokken loopt.
De uitvinding wordt tevens belichaamd in een inrichting voor het uitvoeren van de hierboven aangegeven werkwijze.
Deze inrichting onderscheidt zich doordat zij bestaat uit een 20 dosserinrichting voor het op het bovenste vlak van het blok aanbrengen van een hoeveelheid materiaal, dat kan verharden en zich aan dit vlak kan vasthechten en uit een egaliseerinrichting voor het afplatten van dit materiaal op de blokken, zodat deze blokken een totale hoogte verkrijgen, die overeenkomt met de vooraf be-25 paalde hoogte.
De egaliseerinrichting omvat bij voorkeur een nivelleer-ele-ment, dat is gemonteerd boven een ruimte waar de blokken door kunnen worden geleid, teneinde het door de doseerinrichting op de blokken aangebracht materiaal af te platten, eijfüit afstandsorganen 30 die tijdens het afplatten van het op het blok aangebrachte materiaal het onderste vlak van de blokken in deze ruimte op een afstand van dit element houden, die overeenkomt met de vooraf bepaalde hoogte.
Volgens een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uit- 790 7 9 91 -3-
* * I
vinding ligt het nivelleer-element op een vaste niveau en zijn onder dit element hefmiddelen aangebracht voor het naar boven in de richting van dit element verplaatsen van de blokken, waarop het genoemde materiaal is aangebracht, waarbij de afstandsorganen zo-5 danig zijn aangebracht dat de hefbeweging kan stoppen op het moment dat het onderste vlak van de blokken zich op een afstand van het nivelleer-element bevindt, die gelijk is aan de vooraf bepaalde hoogte.
De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de teke- 10 ning die als voorbeeld een uitvoeringsvorm van de werkwijze en van de inrichting weergeeft.
Fig. 1 toont schematisch een zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van een inrichting voor het op de juiste hoogte maken van con-structieblokken.
15 Fig. 2 is een vooraanzicht van de inrichting volgens de lijn II-II in Fig. 1.
Fig. 3 is een aanzicht volgens de lijn III-III in fig. 1.
Fig. 4 is een aanzicht van een detail volgens de lijn IV-IV in fig. 1.
20 Fig. 5 is een bovenaanzicht van een ander detail van de uitvoeringsvorm volgens fig. 1.
Fig. 6 toont op vergrote schaal een gedeeltelijk bovenaanzicht van de constructie blokken volgens de uitvinding die op de juiste hoogte zijn gemaakt.
2^ Fig. 7 toont een blokschema van een essentieel gedeelte van het elektrische circuit van deze uitvoeringsvorm volgens de uitvinding.
Fig. 8 toont een gedeeltelijk doorgesneden zijaanzicht van een andere uitvoeringsvorm van een deel van de inrichting volgens de uitvinding.
30 Fig. 9 is op vergrote schaal een gedeeltelijke doorsnede volgens de lijn IX-IX in fig. 8.
In de verschillende figuren zijn de zelfde onderdelen met de zelfde verwijzingscijfers aangegeven.
790 7 9 91 ·' 5 * l -4-
De uitvinding beoogt in hoofdzaak het fabriceren van betonnen blokken, en in het bijzonder van lichte betonnen blokken op basis van geëxpandeerde klei, die tenminste zijn voorzien van een holte die zich door en door over de gehele hoogte van de blokken uit-5 strekt en zonder specie kunnen worden samengesteld, zodat aflopende kanalen worden gevormd waarin een bindmiddel’, in het bijzonder beton, kan worden gegoten.
Alhoewel de uitvinding niet is beperkt tot dergelijke blokken, maar zich bijvoorbeeld tevens uitstrekt tot massieve betonnen of 10 niet gemetselde blokken, zal het hierna gegeven voorbeeld zich echter in hoofdzaak beperken tot holle blokken, zoals die hierboven zijn beschreven.
In het algemeen, bestaat de uitvinding uit het op het bovenste vlak van het blok aanbrengen van een hoeveelheid materiaal, dat 15 kan verharden en zich aan dit vlak kan hechten, waarbij de hoogte van dit materiaal groter is dan het verschil tussen een vooraf bepaalde hoogte en de werkelijke hoogte van het beschouwde blok, en dit materiaal op het genoemde vlak, voordat het verhardt, tenminste gedeeltelijk wordt afgeplat totdat de totale hoogte van het blok 20 precies overeenkomt met de vooraf bepaalde hoogte, welke totale hoogte bestaat uit de som van de werkelijke hoogte van het blok en de hoogte van de hoeveelheid materiaal.
Bij voorkeur wordt als materiaal dat zich kan verharden en zich aan de blokken hecht een product toegepast dat enigszins 25 deze Ifde eigenschappen heeft als bepaalde bestanddelen van de blokken, zoals een produkt op basis van cement, en zelfs zuiver cement.
Daar het verharden van dit materiaal bijvoorbeeld kan geschieden door middel van de vochtigheid, moet dit materiaal hierbij bij voorkeur droog zijn op het moment waarop het op de blokken 30 wordt aangebracht.
Met voordeel wordt dit materiaal op de blokken aangebracht nadat deze de pers hebben verlaten, d.w.z. voordat ze droog zijn, zodat dit materiaal zich tenminste gedeeltelijk kan verharden en 790 7 9 91 * » -5- ‘ .
zich ααη de blokken kan hechten door de werking van de vochtigheid van de blokken zelf.
Het materiaal en in het bijzonder het poedervormige produkt kan voordat het op de blokken wordt aangebracht in bepaalde gevallen 5 worden verwarmd, zodat het materiaal op het moment waarop het op het blok valt zo droog mogelijk is. Het is van groot belang condensatie van water in het poedervormige produkt, voordat dit op de blokken wordt aangebracht te vermijden. Zodoende zou het in andere gevallen nuttig zijn het op de blokken te verdelen produkt niet te 10 verwarmen.
Bovendien gebruikt men voor het afplatten van dit materiaal een element waarvan het oppervlak dat in contact komt met het materiaal een temperatuur heeft dat tenminste ongeveer gelijk is aan die van het op de blokken aangebrachte materiaal, zodat het gevaar 15 dat het materiaal zich hecht aan het genoemde contactoppervlak tot een minimum wordt beperkt.
Indien noodzakelijk wordt het materiaal, voordat het op de blokken wordt aangebracht verwarmd tot een temperatuur die ligt tussen de 30 en 60°C en bij voorkeur tot een temperatuur van onge-20 veer 40°C.
Het contactoppervlak van het voornoemde element zelf wordt op een temperatuur gehouden van tenminste ongeveer 45°C en bij voorkeur op ongeveer 70 tot 80°C, als het gevaar voor condensatie aanwezig is.
25 Bij holle blokken die direct met elkaar worden verbonden en waarin beton moet worden gegoten, bok wel bekistingblokken genoemd vormt men op de bovenste randen van elk blok tenminste vier kleine hopen van het voornoemde materiaal, dat zodanig is verdeeld dat het op een stabiel grondvlak vormt voor het op elkaar plaatsen van 30 deze blokken. Deze hopen worden vervolgens afgeplat tot de totale hoogte nauwkeurig overeenkomt met de vooraf bepaalde hoogte.
In een klassieke uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding, vormt men in een gietvorm eerst blokken waarvan de 790 7 9 91 • * 1 \ -6- hoogte kleiner is dan de vooraf bepaalde hoogte, op de nog niet verharde en nog vochtige blokken die de gietvorm verlaten plaatst men vervolgens bijvoorbeeld in de vorm van een hoop, een hoeveelheid van het hiervoorgenoemde materiaal, in het bijzonder een poeder-5 vormig cement, waarvan de hoogte groter is dan het verschil tussen de vooraf bepaalde hoogte en de werkelijke hoogte van het beschouwde blok, men deze hoeveelheid materiaal d.m.v. een wals of een cilinder afgeplat, totdat de totale hoogte van het blok bestaande uit de som van de werkelijke hoogte en van de hoogte van de hoeveelheid 10 materiaal nauwkeurig overeenkomt met de vooraf bepaalde hoogte en men de aldus op de juiste hoogte gemaakte blokken onderwerpt aan een droging en een verharding.
De pers waarin de blokken worden gevormd stelt men zodanig' in dat de hoogte van de blokken ten hoogste 5 mm, en bij voorkeur 15 2 mm kleiner is dan de vooraf bepaalde hoogte, en men op deze blokken een hoeveelheid materiaal aanbrengt waarvan de hoogte zodanig is dat de totale hoogte van het beschouwde blok hoogstens 5 mm groter is dan de vooraf bepaalde hoogte.
Voor het vormen van blokken waarvan de hocg te ongeveer 20 cm 20 bedraagt d.m.v. een pers waarmee blokken met een nauwkeurigheid van + 1 mm kunnen worden vervaardigd, neemt men aan dat de gemiddelde hoogte van de blokken 19,9 cm zal zijn en stelt men de vooraf bepaalde hoogte op 20,1 cm.
25 Teneinde een houvast voor al dit op de blokken aangebrachte materiaal te verzekeren wordt dit materiaal, bij voorkeur nadat het op de blokken is afgeplat, bevochtigd.
Een belangrijke oplossing hiervoor wordt gevormd door de van het materiaal voorziene blokken door een waterverstuiver te voeren.
30 Teneinde de werkwijze volgens de uitvinding continu te kunnen uitvoeren, wordt het materiaal op de blokken aangebracht terwijl men deze blokken met een constante snelheid in een horizontale richting verplaatst.
In bepaalde gevallen, naar gelang de nauwkeurigheid van de ge- 790 7 9 91 -7- bruikte persen voor het vervaardigen van de blokken, borstelt men het bovenste oppervlak van de blokken af voordat het materiaal hierop wordt aangebracht.
Bovendien zou men voordat het materiaal op de blokken wordt 5 aangebracht een extra handeling kunnen uitvoeren die bestaat uit het tenminste gedeeltelijk verwijderen van de aan de bovenste ribben van de blokken gevormde gietbramen.
Hierna volgt een gedetailleerde beschrijving van een uitvoeringsvorm van een inrichting voor het op de juiste hoogte maken van ^0 constructieblokken en dergelijke met behulp van de hierboven beschreven werkwijze.
Deze in de tekening weergegeven inrichting omvat in hoofdzaak een doseerinrichting 1 voor het op de bovenste vlakken van blokken 2 plaatsen van een hoeveelheid materiaal 3 dat kan verharden en zich ^ aan de blokken vasthecht en een egaliseerinrichting 4 voor het afplatten van deze hoeveelheid op de blokken aangebracht materiaal, zodat deze blokken een totale hoogte verkrijgen die nauwkeurig overeenkomt met de vooraf bepaalde hoogte.
De inrichting is gemonteerd aan de uitgang van een statische pers voor het vervaardigen van de blokken. Daar deze pers geen deel uitmaakt van de uitvinding, is zij niet in de tekening weergegeven.
De doseerinrichting 1 en de egaliseerinrichting 4 zijn in serie gemonteerd en werken synchroon samen met een transporteur 5, die pc de blokken 2 die de pers resp. de doseerinrichting verlaten naar de egaliseerinrichting leidt.
De doseerinrichting omvat een gestel 6 dat een trommel 7 met een schuine bodem 8 draagt die het op de blokken aan te brengen poedervormige produkt bevat. Deze trommel heeft in zijn bodem een 30 aantal doorgangen 9a, 9b, 9d, enz. die elk samenwerken met een afzonderlijk afsluitorgaan 10, dat de hoeveelheid produkt die door elk van deze doorgangen gaat kan regelen. De bodem 8 van de trommel 7 strekt zich uit tot een niveau dat ongeveer 5 mm boven het vlak 79079 91 V < 1 » -8- ligt waarin het bovenste oppervlak van de blokken die de pers verlaten zich beweegt. Op deze wijze is het mogelijk op deze bovenste oppervlakkerj/^de blokken hopen 3 van het poedervormig materiaal aan te brengen, waarvan de hoogte in dezelfde orde van grootte ligt.
^ Middelen, bij voorkeur elektronische, zijn aangebracht teneinde het openen van de verschillende doorgangen te besturen als functie van de stand van de blokken onder de trommel.
Bovendien kunnen deze middelen teneinde een hoeveelheid poedervormig produkt op blokken van verschillende breedten te kunnen aan-brengen, onafhankelijke van elkaar, het openen van de verschillende doorgangen of groepen van doorgangen als functie van deze breedte en van de stand van de blokken onder de trommel besturen.
Fig. 7 toont een blokschema van een bijzondere uitvoeringsvorm van een elektronisch circuit voor het besturen van het openen der 15 verschillende doorgangen als functie van de stand van de blokken en de breedte hiervan.
In deze uitvoeringsvorm, plaatst men op elk van de zijwanden van de blokken van 39 cm lengte twee hopen cementpoeder, een hoop op 7 cm vanaf de voorzijde van de blokken en een andere hoop op 21 20 cm van deze zijde.
Dit circuit omvat, als detector van de positie van de blokken, een met licht stuurbare transistor 11, die bij voorbeeld in een aan het gestel 6 bevestigd huis 13 aan de zijkant van de ruimte 12 onder de trommel 7 is gemonteerd door welke ruimte de blokken 25 passeren teneinde het poedervormige produkt op te nemen.
Het is van belang dat deze fototransistor die zeer gevoelig is niet kan worden beïnvloed door het stof, dat tijdens het aanbrengen van het poedervormige produkt op de blokken ontstaat. Om deze redenen, is deze fototransistor volgens de uitvinding op een 20 niveau gemonteerd dat enigszins boven het grondvlak van de blokken ligt, bij voorkeur ongeveer 1,5 cm boven dit grondvlak.
Bovendien mondt een niet in de tekening weergegeven en buiten het huis gelegen buis in het huis uit, welke buis is gericht volgens 790 7 9 91 de -9- zichtlijn van de fototransistor. Het huis is afgedicht en aangesloten op een bron van druklucht, zodat het onder overdruk kan worden gezet.
5 Een lichtbron, die in de fig. 3 en 7 schematisch is weergegeven met het verwijzingscijfer 14, is aan de andere zijde van deze ruimte aangebracht op een horizontale hartlijn 15 die door de genoemde foto-transistor 11 loopt, en loodrecht staat op de verplaatsings-richting 16 van de blokken door de doseerinrichting 1.
10 De voorzijde van een blok wordt zodoende geregistreerd door het onderbreken van de verlichting van de fototransistor 11 door de lichtbron 14. Deze fototransistor is door middel van een schelder 17' verbonden met de op nul terugstelingang 17 van een impulsteller 18 met twee decaden, zodat deze teller op nul wordt gehouden zolang 15 de fototransistor wordt verlicht, en kan beginnen te tellen vanaf de onderbreking van de verlichting van deze fototransistor 11 derhalve vanaf de aankomst van een blok. De te tellen impulsen worden naar de teller 18 gevoerd door een circuit 19 dat impulsen levert en wordt gevoed door impulsen van 50 Hz van het elektrieiteitsnet.
20 De vier uitgangen a,b,c,d van de teller 18 komen overeen met binair gecodeerde decimale eenheden, terwijl de vier uitgangen a', b', c', d' overeenkomen met de binair gecodeerde decimale tientallen.
Twee circuits en B^, hebben elk vier uitgangen, die bijvoor-25 beeld worden gevormd door draaischakelaars, die aan hun uitgangen een configuratie van bits afgeven, die als binair gecodeerde decimaal, de gewenste plaats voor de eerste hoop aangeeft. Twee andere circuits en ^e resP* gelijksoortig zijn aan de circuits A.j en B.j geven aan hun uitgangen een configuratie van bits aan, die 30 in een binair gecodeerde decimaal de gewenste plaats aangeeft voor de tweede hoop. De uitgangen a, b, c, d van de teller 18 zijn verbonden met de eerste ingangen van een vergelijker die door middel van zijn tweede ingangen is verbonden met de uitgangen van het circuit A^. Deze uitgangen a, b, c, d lopen tevens naar de 790 7 9 91
1 I
-10- eerste ingangen van een vergelijker die is aan C-jE^, waarbij de tweede ingangen van deze vergelijker C,^ zs ver" bonden met de uitgangen van het circuit ^ De uitgangen a', b’, c', d' van de teller 18 zijn verbonden met de eerste ingangen van 5 vergelijkers en ^4^2 9e-^jk zijn aan de vergelijker C^E^, waarbij de tweede ingangen van deze vergelijkers en 0^2 resp. de uitgangen van de circuits B^en B2 opnemen. Elk van de vergelijkers C.jEj, C^E^ en geeft aan zijn uitgang een impuls af, als de configuratie van de bits die wordt afgegeven aan 10 de eerste ingangen en de configuratie van de bits die wordt afgegeven aan de tweede ingangen identiek zijn.
De uitgangen van C^E^ en van zijn verbonden met de ingangen van een eerste EN-poort 20. Aan de uitgang van deze EN-poort 20 verschijnt dus een impuls wanneer de inhoud van de teller 18 ge-15 lijk is aan het getal dat door de circuits A^en wordt afgegeven, welk getal de plaats van de eerste hoop aangeeft. De uitgangen van de vergelijkers 0^2 en zijn verbonden met de ingangen van een tweede EN-poort 21, waarbij aan de uitgang van deze laatste poort een impuls zal verschijnen als de inhoud van de teller overeenkomt 20 met het getal dat wordt afgegeven door de circuits Α2βη B dat wil zeggen op de gewenste plaats voor de tweede hoop.
De uitgangen van de EN-poorten 20 en 21 zijn verbonden met de ingangen van een circuit 22, dat fungeert als 0F-pooryen waarvan de uitgang zelf is verbonden met de ingang van een monostabile multi-25 vibrator 23. De duur van de na een bekrachtiging door deze multivibrator geleverde impulsen wordt bepaald door een condensator 25 en door de weerstand van een potentiometer 24 die dient voor het regelen van de duur van deze impulsen.
De impulsen die aan de uitgang van de monostabiele multivi-30 brator 23 komen worden door tussenkomst van een matrix 26, waarvan de configuratie wordt bepaald door de postitie van een keuzeschake-laar 27 overgebracht naar vermogenversterkers 28, 29, 30 die elk een van de sluitorganen 10 of een groep van deze organen bedienen. Op 790 7 9 91 -71- « a » deze wijze, worden bepaalde sluitorganen of groepen van deze organen geopend tijdens de duur van een impuls die aan de uitgang van de monostabiele multivibrator 23 verschijnt, afhankelijk van de stand van de keuzeschakelaar 27.
5 In bepaalde gevallen, vooral wanneer de rijen blokken elkaar snel opvolgen, zou het nuttig kunnen zijn een dubbele detectie te hebben, die onafhankelijk is van de fototransistor 11. Een dergelijke controle, die niet is weergegeven bestaat uit het doen openen van de doorgangen na een verplaatsing van de blokken die overeen-lOkomt met hun lengte.
In de in de tekening weergegeven concrete uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, is het mogelijk blokken 2 van 14, 19 en 28 cm breedte op de juiste hoogte te maken.
De keuzeschakelaar 27 is zodoende voorzien van drie mogelijke 15standen voor elke breedte van het blok.
Indien bijvoorbeeld de in de fig. 3 weergegeven blokken een breedte hebben van 28 cm, worden alleen de doorgangen 9a, 9d, 9e, 9h, 9i, 91, 9m en 9p die zich boven de randen van deze blokken bevinden die onder de trommel 7 passeren geopend, terwijl als het blok-20 ken van 14 cm breedte betreft, alle doorgangen van 9a tot 9p tegelijk worden bediend.
Alle doorgangen voor blokken van 19 cm breedte zijn niet in fig. 3 weergegeven. In normale omstandigheden moet door plaatsgebrek bij voorkeur een tweede rij doorgangen voor blokken van 19 cm 25breedte worden aangebracht.
Elk sluitorgaan 10 omvat een hydraulisch of pneumatisch bestuurde dubbelwerkende zuiger die boven de overeenkomstige opening in de bodem van de trommel 7 is aangebracht.
Fig. 5 toont een bijzondere uitvoeringsvorm van een dergelijk 30sluitorgaan. Een dubbelwerkende pneumatische schuifafsluiter omvattende een cilinder 31, waarin een zuiger 32 schuift, die aan zijn onderste uiteinde is verlengd met een stang 36 van "Ertalon".
Deze stang is aan zijn vrije uiteinde voorzien van een hard rubber- 790 79 91 -12- en cilindrische kop 37 waarvan de diameter groter is dan die van de doorgang 9, zodat deze kop op de randen van deze doorgang aan de binnenzijde van de trommel 7 kan rusten.
Deze stang is geleid in cirkelvormige uitsparingan 38 en 39, 5 die precies co-axiaal lopen met de beschouwde doorgang, welke uitsparingen in U-vormige versterkingsprofielen 40 en 41 van de trommel 7 zijn aangebracht.
Tussen de zuiger 32 en de stang 36 is een rubberen verbindingsstuk 42 gemonteerd voor het verschaffen van een bepaalde axiale ^ speling van deze stang ten opzichte van de zuiger, waardoor het risico van het invreten van de stang in de uitsparingen 38 en 39 tijdens de omhoog en omlaag gerichte beweging wordt voorkomen.
De cilinder 31 wordt bij 43 of 44 gevoed met druklucht afhankelijk of de betreffende doorgang 9 moet sluiten of openen. Elk van ^ de doorgangen 9a, 9b enz. zijn voorzien van dergelijke schuifafsluiters. Deze afsluiters zijn op een rij tegen de zijde 45 van de trommel 7 gemonteerd en kunnen eventueel zijn beschermd tegen het in deze trommel aanwezige poedervormige produkt 3 door middel van een losneembare verticale plaat 46.
20 Voor het verwarmen van het op de blokken aan te brengen materiaal zijn verwarmingsmiddelen aangebracht. In de in de tekening weergegeven uitvoeringsvorm, bestaan deze middelen uit een elektrische weerstand die is gemonteerd in een van binnen geïsoleerde buis 48 rt die dwars op de bewegingsrichting van de blokken staat, nabij 25 de bodem van de trommel. Met behulp van een thermostaat die is geplaatst in een evenwijdig aan de buis * 48 lopende buis 49 kan de temperatuur in de trommel 7 op een constante waarde worden gehouden.
Teneinde enerzijds een constante temperatuur door de gehele massa van het produkt in de trommel en anderzijds een doorvoer van 30 het poedervormige produkt met een constant debiet door de geopende doorgangen 9a, 9b te verkrijgen, is tegen de buitenzijde van de wand 45 van de trommel 7 een triller 50 gemonteerd teneinde het produkt aan een in hoofdzaak uniforme beweging rond de buizen 48 en 49 790 7 9 91 * -13- te onderwerpen. Om te voorkomen dat de trillingen zich niet in het gestel 6 voortplanten, is het deel dat de trommel 7 draagt gemonteerd op rubberen blokken 51.
Bovendien heeft men in bepaalde gevallen geconstateerd, dat 5 het gunstigis een houder 7' aan te brengen waarop eveneens een triller 50' of dergelijke inrichting werkt, die is verbonden met de trommel 7 door middel van een leiding 50" waarin een schroef van archimedes draait. In de trommel 7 is een voeler voor de hoeveelheid hierin aanwezig produkt gemonteerd. In de in fig. 1 weerge-10 geven uitvoeringsvorm bestaat deze voler uit een membraan 8' dat is aangebracht in de bodem 8 van de trommel 7, dat zich vervormd ten gevolge van het gewicht van het produkt en gedurende een bepaalde periode de triller 50’ bedient, bijvoorbeeld na het passeren van een bepaald aantal blokken, zodat de hoogte van het pro-15 dukt constant op 2 tot 10 cm wordt gehouden.
De egaliseerinrichting zoals weergegeven in de figuren 1, 2 en 4 omvat een vast gestel 57 dat een nivelleerelement draagt dat bestaat uit een in hoofdzaak horizontale vlakke tafel 52, die in een vaste stand boven een ruimte 53 is gemonteerd, waardoor de blokken 20 2 kunnen worden geleid teneinde het hierop geplaatste materiaal 3 af te platten totdat de totale hoogte van de blokken nauwkeurig overeenkomt met een vooraf bepaalde hoogte. Deze vooraf bepaalde hoogte wordt ingesteld door afstandsorganen 54, die tijdens het afplatten het grondvlak van de blokken op een afstand van deze 25 tafel kunnen houden die gelijk is aan de genoemde hoogte. In de in de tekening weergegeven uitvoeringsvorm, bestaat de tafel 52 uit twee relatief dikke glasplaten 55 en 56 die in hetzelfde vlak zijn gelegen, en met hun longitudinale buitenrand op een van de benen van een U-profiel 58 en met hun hier tegenover gelegen 30 longitudinale rand op een onderste been van een centraal I-profiel 59 rusten. Deze randen zijn voorzien van een loodafzetting 60 teneinde een goed contact te verzekeren van alle punten met de corresponderende benen. De binnenzijden van deze benen waarop de platen 790 7 9 91 -14- rusten zijn hellend, waarbij de stand van deze platen met grote nauwkeurigheid kan worden versteld door de randen van de platen over deze vlakken te laten glijden.
Eveneens uit U-profielën gevormde dwarsstukken 62 rusten 5 met tussenkomst van een loden verbindingsstuk 63, op het bovenste vlak van de glasplaten 55 en 56 en verzekeren de vlakheid van deze platen tijdens het afplatten van het poedervormige produkt 3 op de blokken 2. De uiteinden van deze dwarsstukken grijpen tussen de benen van de profielen 58 en 59 en worden op hun plaats gehouden door 10 stelschroeven 64. De onderste vlakken van deze platen 55 en 56 zijn bedekt met een laag op basis van polytetrafluorethyleen dat bekend staat onder de handelsnaam "teflon", teneinde het hechten van het poedervormige produkt 3 aan dit vlak te vermijden.
De blokken worden op een plateau 68 dat zich verplaatst in de 15 richting van de pijl 16 met behulp van de transporteur 5 van de pers door de doseerinrichtingl naar de egaliseerinrichting 4 geleid.
Deze transporteur bestaat uit twee eindloze kettingen 70 en 71 die op een. bepaalde afstand van elkaar zijn gelegen. Het bovenste oppervlak van dit plateau is geheel vlak.
20 De afstandsorganen omvatten twee liggers 65 en 66 die aan weerszijden van de ruimte 53 onder de platen 55 en 56 door middel van staanders 67 stijf ten opzichte van de glasplaten 55 en 56 zijn gemonteerd. Het onderste vlak van deze liggers moet op het moment van het afplatten varjhet poedervormige produkt 3 op de blokken 2 25tegen het plateau 68 aanliggen.
Het is zodoende van groot belang dat de aanslagvlakken van deze liggers zich steeds in een vlak 61 bevinden, dat precies evenwijdig loopt met het onderste vlak van de platen 56 en 56, en op een afstand ligt die overeenkomt met de vooraf bepaalde hoogte, 30waarop de blokken moeten worden gemaakt.
De hefmiddelen omvatten een stijf beweegbaar raam 69 dat tussen de twee kettingen 70 en 71 van de transporteur 5 is gemonteerd, dat het plateau 68 kan opheffen totdat het plateau de aanslagvlakken 790 7 9 91 I , -15- ναη de ligger 65 en 66 ontmoet.
Hiertoe zijn op de vier hoekpunten van het raam 69 pneumatische cilinders 72 met een membraan 73 van het type dat gewoonlijk wordt toegepast voor kleine slagen aangebracht, waarbij de hoogtever-' 5 plaatsing die dit raam moet kunnen ondergaan in het algemeen ten hoogste ongeveer 5 tot 8 mm bedraagt. Deze verplaatsing moet op een relatief langzame en regelmatige wijze geschieden teneinde tijdens het heffen schokken die naar de op het plateau 68 geplaatste blokken worden overgebracht te vermijden. Dit wordt bereikt door middel 10 van een niet weergegeven met een stelschroef regelbare smoorafslui-ters die in het drukluchtcircuit dat de membranen bedient zijn aangebracht.
Het membraan 73 werkt op een zuiger 74 die is voorzien van een stang waarvan het vrije uiteinde buiten de cilinder uitsteekt en 15 is bevestigd aan het raam 69. Deze zuiger kan als bijzondere eigenschap enigszins draaien in de cilinder 72, zodat geringe variaties tussen de beweging van de verschillende zuigers in hun resp. cilinders tijdens het heffen van het plateau acceptabel zijn. De door deze zuigers op het plateau uitgeoefende druk is zodanig dat 20 dit plateau stevig tegen de aanslagvlakken van de liggers 65 en 66 worden aangedrukt tijdens het afplatten van het op de blokken geplaatste materiaal.
Teneinde te vermijden dat zich materiaaldeeltjes tussen het aanslagvlak van de liggers en het plateau 68 bevinden, is voor 25elk uiteinde van de liggers een drukluchtblaaskop 75 aangebracht.
Deze blaaskoppen zijn met een hoek van ongeveer 30° naar het plateau 68 toegericht, zodat de eventuele deeltjes in de omgeving waar het plateau tegen de liggers aan moet liggen, vol gens een zelfde richting naar de buitenzijde van dit plateau worden verwijderd. 30Het uitstromen van druklucht door deze blaaskoppen wordt gestuurd door een niet weergegeven onderbreker, die in de baan van het plateau 68 is gemonteerd, nabij de ingang van de ruimte 53 onder de platen 55 en 56.
790 79 91
«. V
-Ιό-
Teneinde een constante temperatuur van de platen 55 en 56 te verkrijgen, die hoger is dan de omgevingstemperatuur, bijvoorbeeld ongeveer 70°C, is een gesloten holte 76 boven deze platen aangebracht waarin met behulp van een luchtverwarmer 78 een constante 5 circulatie van verwarmde lucht wordt gehandhaafd, zoals, bijvoorbeeld is weergegeven met de pijlen 77. Deze luchtverwarmer omvat een thermostaat en een niet weergegeven elektrische weerstand.
Een verdeeltoestel, omvattende een hellend vlak 79 dat is voorzien van geschikte mondingen 80, is boven het niveau van de platen 10 55 en 56 gemonteerd tegen het achterste vlak van het gestel 57 van de egaliseerinrichting 4, over de hele breedte van deze platen, teneinde een fijne waterversproeiing op de blokken te verkrijgen op het moment waarop deze blokken de ruimte 53 van de egaliseerinrichting 4 verlaten.
15 De werking van de in de tekening weergeven en de hierboven beschreven uitvoeringsvorm van de inrichting is als volgt.
De op de plateaus 68 geplaatste blokken?, die in de gietvormen van een niet in de tekening weergegeven statische pers zijn gevormd met een gemiddelde hoogte van 19, 9 cm, worden vanuit deze 20 pers direkt na het uit de vorm nemen door de transporteur 5 met een snelheid van ongeveer 40 cm per sec. door de ruimte 12 onder de trommel 7 naar de egaliseerinrichting 4 gevoerd. Dit plateau stopt in de ruimte 53 van de egaliseerinrichting 4 op het moment waarop alle blokken 2 op het plateau zich in de juiste stand 25 onder de glasplaten 55 en 56 bevinden. Het stoppen kan bijvoorbeeld geschieden door middel van een niet in de tekening weergegeven onderbreker die in de baan van het plateau 68 is aangebracht in een geschikt gebied ten opzichte van de platen 55 en 56, welke onderbreker de transporteur stopt wanneer het plateau 68 zich in de hiervoor 30 genoemde stand bevindt.
Op het moment dat een rij blokken de door de lichtbron 14 uitgezonden stralen naar de fototransistor 11 onderbreekt, is de naar nul terugstelling van de teller buiten werking, en de continu in 790 7 9 91 * * -17- de teller toegevoerde impulsen worden geregistreerd. De teller begint dus de impulsen te tellen die bij het begin van elke rij door de fototransistor gedectecteerde blokken worden gevormd.
De impulsen worden zodanig gekozen, dat elke impuls ongeveer 5 overeenkomt met een verplaatsing van de blokken van 1 cm.
Op het moment waarop..het aantal geregistreerde impulsen overeenkomt met de door de draaischakelaars A^en ingestelde waarde, verkrijgt men via de poort 20 en de poort 22 aan de ingang van de monostabiele multivibrator 23 een schakelimpuls. Voor het vormen 10 van een eerste hoop materiaal op 7 cm van de voorste rand van de blokken, en een tweede hoop op ongeveer 21 cm van deze rand, moet de schakelaar op een waarde 7 worden ingesteld,daar deze schakelaar correspondeert met de eenheden, en de onderbreker op een .waarde 0, daar deze laatste correspondeert met de tientallen.
15 Op dezelfde wijze moet de schakelaar A,^ op een waarde 1 en de onderbreker B2 op een waarde 2 worden ingesteld.
Door middel van de door de keuzeschakelaar 27 bestuurde ver-stelmatrix 26, wordt een bepaalde groep pneumatische schuifaf-sluiters 10 bedient, en de doorgangen die corresponderen met het 20 type op de juiste hoogte te maken blokken worden geopend.
De tijdsduur van het openen van deze doorgangen is instelbaar door middel van de potentiometer 24 die de duur van de uitgangsim-puls van de monostabiele multivibrator 23 bepaalt.
Opgemerkt wordt dat het elektronische gedeelte, zoals weerge-25 geven in fig. 7 wordt vervaardigd met de techniek van de geïntegreerde circuits “LOCMOS".
De voornaamste voordelen van deze techniek worden gevormd door de stabiliteit binnen de temperatuurgrenzen van -40 tot + 80° C, de bescherming tegen elektrostatische spanningen van de ingangen en 30 uitgangen en vooral door de zeer goede ongevoeligheid voor parasitaire impulsen.
Bovendien is gezien de relatief korte afstand van ongeveer 8 mm, die de twee successievelijke rijen blokken, die zich met een 790 7 9 91
* V
If Λ -18- snelheid van ongeveer 40 cm per sec. verplaatsen scheidt, het van belang als lichtgevoelige element een fototransistor te gebruiken, in plaats van een lichtgevoelig element dat bekend staat met de letters "LDR" ("Light Depending Resistor") waarvan de traagheid 5 zeer groot is.
Bovendien kan men zoals hiervoor reeds is aangegeven een dubbele detektie aanbrengen die onafhankelijk is van de fototransistor 11, die bestaat uit het openen van de afsluiters als functie van de verplaatsing van de blokken en niet uit het waarnemen van een ruimte lOtussen twee opeenvolgende rijen blokken, zodat zelfs indien om een of andere reden de fototransistor deze ruimte niet kan óntdekken, na een verplaatsing van de blokken, die overeenkomt met hun lengte, een signaal wordt gegeven aan de zuigers 10 die de doorgangen 9a, 9b enz. afsluiten.
15 De hoeveelheid produkt die per tijdseenheid op de blokken wordt aangebracht wordt enerzijds bepaald door de diameter van de n doorgangen 9a, 9b enz. en aderzijds door de grootte van de trilling die op de trommel wordt uitgeoefend.
Het is van belang, dat bepaalde soorten produkt, zoals ce-20ment, dat in de weergegeven uitvoeringsvorm wordt toegepast nèt korrelvormig of vochtig is. Om deze reden, wordt alle condensatie van water in de trommel 7 vermeden.
Het aanbrengen van het materiaal op de blokken geschiedt als deze blokken in beweging zijn, zodat men indien gewenst inplaats 25van kleine hopen op deze blokken te plaatsen, banden zou kunnen vormen van een bepaalde lengte die zich zelfs over de gehele lengte van de blokken zouden kunnen uitstrekken.
Dank zij het toepassen van de dubbelwerkende zuigers 10, die worden bediend door perslucht, is het mogelijk de doorgangen 9a, 309b enz. snel te openen en te sluiten.
Het plateau 68 dat de blokken 2 draagt verplaatst zich met een continue beweging, op de de transporteur 5, vanaf de pers naar de egaliseerinrichting 4, waar het plateau stopt in de ruimte 53 790 7 9 91 -19- door middel van een niet weergegeven onderbreker aan het einde van de baan.
Deze onderbreker bedient een relais met een tijdgeheugen, zodat na het verloop van de door dit relais ingestelde tijd het 5 plateau 68 zijn weg op de transporteur 5 zal vervolgen*
Alhoewel de transporteur constant in beweging zou kunnen worden gehouden, is het van belang de transporteur te stoppen op het moment waarop de blokken de egaliseerinrichting 4 binnenkomen, voor het vermijden van schokken op het plateau tijdens het zakken 10 van het raam 69 van de hefinrichting, welk plateau weer wordt meegenomen door de transporteur en uit de egaliseerinrichting wordt gevoerd.
Tevens synchroniseert men bij voorkeur het vormen van een plateau blokken in de pers en het op de juiste hoogte maken van 15 een plateau met blokken in de egaliseerinrichting. De transporteur staat dus op dit ogenblik stil, en zet zich alleen in beweging wanneer het plateau met blokken de pers verlaat om deze blokken in de egaliseerinrichting te voeren waar de transporteur opnieuw stopt. Tegelijkertijd wordt een voorafgaande plateau met blokken uit de egali-20 seerinrichting gevoerd.
Het plateau wordt als het stilstaat in de ruimte 53 van de egaliseerinrichting 4 opgetild door het raam 69 teneinde stevig tegen de aanslagvlakken van de liggers 65 en 66 van de afstandsor-ganen 54 te worden gedrukt.
25 In deze stand bevindt het bovenste vlak van het plateau 68 en hiermee dus het onderste vlak van de blokken 2 zich in het vlak 61 dat precies evenwijdig loopt met het onderste vlak van de glasplaten 55 en 56 en dat op een afstand hiervan ligt die overeenkomt met de vooraf bepaalde hoogte waarop de blokken moeten worden gemaakt. 30 Doordat het produkt dat in de doseerinrichting op de blokken wordt aangebracht poedervormig is, kunnen de hopen van dit produkt gemakkelijk worden afgeplat totdat de totale hoogte van de blokken overeenkomt met de vooraf bepaalde hoogte.
790 7 9 91
' I
-20-
Het verschil tussen de niet-afgeplatte hopen en de afgeplatte hopen volgens de uitvinding is op vergrote schaal weergegeven in fig. 6. In het weergegeven geval is deze hoogte ingesteld op 20,1 cm.
Daar op deze wijze het referentievlak wordt gevormd door het 5 bovenste vlak van het plateau 68, kan men concludéren dat de verschillen in dikten van dit plateau geen invloed hebben op de nauwkeurigheid van de verkregen blokken.
Om te zorgen dat de omgeving waar het plateau in aanraking komt met de liggers 65 en 66 schoon is, worden de blaaskoppen 73 10 in werking gesteld, en reinigen dit gedeelte van het plateau telkens als dit plateau de ruimte 53 van de egaliseerinrichting binnenkomt. Het blazen wordt gestopt op het moment waarop het plateau zich geheel binnen deze ruimte bevindt, bijvoorbeeld door middel van een niet weergegeven relais aan het eind van de baan.
15 Doordat de blokken die de egaliseerinrichting binnenkomen nog vochtig zijn en niet zijn verhard, kunnen deze .niet aan ruwe stoten bloot staan. Om deze reden wordt het plateau 68 door het raam 69 opgetild, met een langzame en continue beweging door de werking van perslucht, welke lucht voordat het de cilinders 72 binnenkomt door 20 een niet weergegeven smoorklep stroomt die een stelschroef heeft voor het regelen van de omhooggaande snelheid van het raam 69.
Dank zij het feit dat de zuiger 74 met een bepaalde speling in elke cilinder 72 is gemonteerd, werken deze zuigers enigszins als scharnierpunten van het raam 69 zodat een bepaalde hoekafwijking 25 tussen de hartlijnen van de verschillende zdgers tijdens het heffen van het raam 69 mogelijk is. Dit heeft tot gevolg dat snelheidsver-schillen tot 50% tussen de vier zuigers toelaatbaar zijn. Als de hefsnelheid van het raam 69 wordt geregeld door een smoorklep voor elk van de cilinders, kan men een enkele smoorklep aanbrengen voor 30 het regelen van de daalsnelheid van dit raam.
Op het moment waarop een plateau 68 <jat de blokken 2 draagt de egaliseerinrichting verlaat, wordt de verdeelinrichting 79 in werkinq qesteld om een versproeiing van water te verschaffen boven 790 7 9 91 * t -21- de blokken, welke versproeiing van water een extra vochtigheid geeft voor het verzekeren van de hechting en de complete verharding van de gehele hoeveelheid op de blokken aangebracht produkt.
Dit verdeelapparaat kan bijvoorbeeld in werking worden gesteld 5 door een relais dat gelijk id aan het relais dat de blaaskoppen 75 bedient.
Volgens een belangrijke in de fig. 8 en 9 weergegeven variant van de werkwijze en de inrichting volgens de uitvinding, wordt het op de blokken aangebrachte materiaal afgeplat door middel van een 10 cilinder die men zonder slippen op de vooraf bepaalde hoogte over de bokken rolt, zodat elk punt van het cilindrische oppervlak een cycloide beschrijft. Het nivelleerelement van de in de fig.
8 en 9 getoonde egaliseerinrichting 4 omvat vier identieke cilinders 81, 82, 83 en 84 die zijn gemonteerd in een wagen 85. Deze 15 cilinders zijn op een bepaalde afstand van elkaar geplaatst, en hun rotatie-assen lopen evenwijdig met elkaar en loodrecht op de voort-bewegingsrichting van de blokken, die is aangegeven met de pijl 16 in een vlak dat evenwijdig is aan het vlak 61 waarin zich de aanslag-vlakken van de liggers 65 en 66 bevinden, evenals in de fig. 1,2,4. 20 Bovendien is de afstand van het vlak van deze rotatie- assen tot het vlak 61 gelijk aan de vooraf bepaalde hoogte van de blokken vermeerderd met de lengte van dè straal van deze cilinders, zodat de onderste beschrijvende van elke cilinder een zelfde referentievlak bepaalt dat op een afstand van het vlak 61 ligt die 25 overeenkomt met de vooraf.bepaalde hoogte, welke hoogte wordt ingesteld door de afstandsorganen 67.
De wagen 85 wordt met een heen en weergaande beweging verplaatst, in dezelfde richting als de transporteur 5, zoals aangegeven met de pijlen 86, d.m.v. een dubbelwerkende zuiger 87 die scharnierend is 30 verbonden met een dwarsstuk 88 van de wagen en in een cilinder 89 glijdt, die scharnierend of vast aan een dwarsstuk 90 van de egaliseerinrichting 4 is bevestigd. Deze wagen is aan de zijkanten voorzien van wielen 91, die om een horizontale as draaien en over 790 7 9 91 > ►
( J
-22- het bovenste rechte oppervlak 92 van een U-profiel 93 lopen. Dit oppervlak moet zich derhalve in een vlak evenwijdig aan het vlak 61 bevinden teneinde vereiste nauwkeurigheid van de hoogte van de blokken te verkrijgen.
5 Bovendien kan een verplaatsing van de wagen evenwijdig met het bovenste been van het U-profiel 93 worden verkregen door middel van om een verticale as draaiende geleidingswielen 94 die tegen een rand van het bovenste been van het U-profiel aanlopen.
Tenminste een van de uiteinden van elk van de cilinders is 10 voorzien van een tandwiel 95, dat samenwerkt met een binnen het profiel 93 tegen het middendeel hiervan, bevestigde heugel 96, die in de verplaatsingsrichting van de wagen loopt. De diameter van de steekcirkel van deze tandwielen is gelijk aan de diameter van de cilinders 81 tot 84, zodat tijdens de verplaatsing van de wagen elk 15 punt van het cilindrische oppervlak van de cilinders een cycloidale baan beschrijft.
Tenminste een schraap- of veegorgaan 97 werkt samen met het oppervlak van de cilinders dat 'in contact komt met hét poedervormige produkt dat op de blokken wordt aangebracht. Het betreft in 20 het bijzonder een band van een relatief soepel materiaal dat voortdurend tegen het oppervlak van de cilinder aanligt, op een niveau dat boven het reeds genoemde referentievlak ligt. In fig. 8 werken de cilinders 81 en 84 samen met een enkel schraaporgaan, terwijl de andere cilinders samenwerken met twee schraaporganen die diame-25 traal tegenover elkaar zijn geplaatst. Wanneer de kans bestaat, dat zich op de cilinders 81 tot 84 watercondensaat vormt kan men deze cilinders met voordeel voorzien van een verwarming.
De werking van de egaliseerinrichting volgens de fig. 8 en 9 is vergelijkbaar met die van de fig. 1, 2 en 4, met dat verschil, 30 dat het nivelleerelement in de fig, 8 en 9 een horizontale heen en weergaande beweging maakt, terwijl het nivelleerelement van de ege-liseerinrichting volgens de fig. 1, 2 en 4 vaststaat.
De wagen 85 komt dus weer terug in zijn uitgangspositie tijdens 790 7 9 91 i t -23- en na het dalen van het raam 69 welke positie gelijk is aan die van de fig. 1, .2 en 4.
Bovendien kunnen in de uitvoeringsvorm volgens de fig. 1,2 en 4 de schraap- of veegmiddelen eveneens samenwerken met de glas-5 platen 55 en 56.
Opgemerkt wordt nog dat voor het op de transporteur 5 centreren van de plateaus 68 aan weerszijden van de plateaus geleidingen 80 zijn aangebracht, welke geleidingen vanaf de pers tot tenminste de uitgang van de egaliseerinrichting lopen.
]0 Een borstel en eventueel zelfs een beweegbare tafel kan tussen de pers en de doseerinrichting zijn aangebracht voor het verwijderen van de gietbramen die tijdens de fabricage in de pers op de blokken zouden zijn ontstaan.
De bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm, die bestaat ^ uit het op de juiste hoogte maken van de blokken voordat deze zijn verhard, is in hoofdzaak gebaseerd op het feit dat men de variaties in de vochtigheid in het materiaal zoals beton, voor het fabriceren van de blokken beperkt tot onder de tien procent. Zodoende zullen de relatieve verschillen in de krimp tijdens het drogen van de 20 blokken ten hoogste ongeveer 1,0$ bedragen, hetgeen verwaarloosbaar kan worden beschouwd.
Het is duidelijk dat de uitvinding niet is beperkt tot de beschreven uitvoeringsvorm en dat binnen het kader van de uitvindin-dingen veranderingen kunnen worden aangebracht.
25 Zodoende kan men, alhoewel het feit dat het nivelleerelement op een vast niveau wordt gehouden een belangrijk kenmerk vormt van de bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding, in bepaalde gevallen een in hoogte beweegbaar element aanbrengen dat op de blokken kan drukken.
30 Bovendien kan men ondanks het feit dat het bijstellen van nog niet verharde blokken eveneens een essentieel kenmerk van de bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding vormt, eventueel verharde blokken bijstellen nadat 79079 91 » * * « -24- tenminste het oppervlak hiervan is behandeld met een produkt waardoor de hechting van het gebruikte materiaal op de blokken wordt verzekerd.
Bovendien kan men het op de juiste hoogte maken van blokken 5 toepassen bijvoorbeeld bij massieve blokken die aan elkaar worden gelijmd. In dit geval kan men volgens de uitvinding een gelijkmatige laag op het gehele bovenvlak van de blokken aanbrengen.
Inplaats van het gebruik van zuiver cement, kan men op de blokken een thermisch verhardende stof aanbrengen, die bij voorbeeld 10 reageert op de warmte van het -nivelleerelement, dat hfermee in contact komt.
- conclusies - 790 7 9 91

Claims (57)

1. Werkwijze voor Het op een vooraf bepaalde hoogte maken van constructieblokken en dergelijke in het bijzonder van holle betonnen blokken die direkt op elkaar worden geplaatst en vervolgens worden gevuld met een bindmiddel, met het kenmerk, 5 dat op de bovenste vlakken van de blokken een hoeveelheid materiaal wordt aangebracht, dat kan verharden en zich aan de blokken vasthecht, waarbij de hoogte van het aangebrachte materiaal groter is dan het verschil tussen de vooraf bepaalde hoogte en de werkelijke hoogte van het beschouwde blok en dat dit materiaal op de genoemde vlak-10 ken voor het verharden hiervan wordt afgeplat totdat de totale hoogte van het blok, bestaande uit de som van de hoogte van het blok en die van de hoeveelheid materiaal nauwkeurig overeenkomt met de vooraf bepaalde hoogte.
2. Werkwijze volgens conclusie 1,met het kenmerk, 1C 13 dat als materiaal dat kan verharden en zich aan de blokken kan hechten een poedervormig produkt wordt toegepast dat kan verharden door middel van de vochtigheid.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat als materiaal een poedervormig produkt op basis van cement wordt 20 toegepast.
4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het poedervormige produkt in hoofdzaak bestaat uit zuiver cement.
5. Werkwijze volgens een der voorafgaande conclusies 1-4, met het kenmerk, dat een droog materiaal wordt toegepast.
6. Werkwijze volgens een der voorafgaande conclusies 1-4, met 790 79 91 » lr ƒ , -26- het kenmerk, dat het materiaal op de blokken wordt aangebracht voordat deze blokken droog zijn, zodat dit materiaal tenminste gedeeltelijk kan verharden en zich aan de blokken kan hechten door middel van de vochtigheid in de blokken zelf.
7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het materiaal op de blokken wordt aangebracht voordat deze blokken worden gedroogd.
8. Werkwijze volgens een der voorafgaandeconclusies 1-7, met het kenmerk, dat een hoeveelheid materiaal op de blokken 10 wordt aangebracht dat een temperatuur heeft die hoger is dan de omgevingstemperatuur en dat dit materiaal wordt afgeplat door middel van een element waarvan het oppervlak dat in contact komt met dit materiaal een temperatuur heeft die tenminste ongeveer even groot is als die van het op de blokken aangebrachte materiaal.
9. Werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het materiaal wordt verhit voordat het op de blokken wordt aangebracht.
10. Werkwijze volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat een hoeveelheid materiaal op de blokken wordt aange- 20 bracht waarvan de temperatuur ligt tussen de 30 en 60°C.
11. Werkwijze volgens de conclusie 10, m e t het ken merk, dat op de blokken een hoeveelheid materiaal wordt geplaatst waarvan de temperatuur ongeveer 40°C bedraagt.
12. Werkwijze volgens conclusie 11,met het kenme rk, 25 dat het contactoppervlak van het element op een temperatuur wordt gehouden die tenminste ongeveer 70°C bedraagt. 790 7 9 91 * t -27-
13. Werkwijze volgens een der voorafgaande conclusie 1-12, met het kenmerk, dat dit materiaal wordt afgeplat door middel van een cilinder die zonder slippen op de vooraf bepaalde hoogte over de blokken loopt.
14. Werkwijze volgens een der voorafgaande conclusies 1-13, met het kenmerk, dat op de bovenste vlakken van elk blok tenminste vier kleine hopen van het materiaal worden gevormd die zodanig zijn verdeeld dat ze een stabiele basis voor het ophogen van de blokken vormen, welke hopen vervolgens worden afge-10 plat zodat de totale hoogte van het beschouwde blok nauwkeurig overeenkomt met de voorafbepaalde hoogte.
15. Werkwijze volgens een der voorafgaande conclusies 1-14, met het kenmerk, dat eerst in een gietvorm blokken worden vervaardigd, waarvan de hoogte varieert tussen de vooraf be-15 paalde hoogte en een hoogte die kleiner is dan deze vooraf bepaalde hoogte, op de niet verharde en nog vochtige blokken een hoeveelheid materiaal wordt aangebracht waarvan de hoogte groter is dan het hoogteverschil tussen de vooraf bepaalde hoogte en de werkelijke hoogte van het beschouwde blok, deze hoeveelheid materiaal wordt 20 afgeplat totdat de totale hoogte van het blok bestaande uit de som van de werkelijke hoogte van het blok en de hoogte van de hoeveelheid materiaal precies overeenkomt met de vooraf bepaalde hoogte en de aldus op de juiste hoogte gemakte blokken aan een droging van en een verharding worden onderworpen.
16. Werkwijze volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat eerst in een gietvorm blokken worden vervaardigd waarvan de hoogte ten hoogste 5 mm kleiner is dan de vooraf bepaalde hoogte en op deze blokken een hoeveelheid materiaal wordt aangebracht waarvan de hoogte zodanig is dat de totale hoogte van het be-30 schouwde blok hoogstens 5 mm groter is dan de vooraf bepaalde 790 79 91 I , -28- hoogte.
17. Werkwijze volgens een der voorafgaande conclusies 1-16, * met het kenmerk, dat de hoeveelheid op de blokken aangebracht materiaal wordt bevochtigd.
18. Werkwijze volgens conclusie 17, met het kenme rk, dat de hoeveelheid op de blokken aangebracht materiaal na het afplatten wordt bevochtigd.
19. Werkwijze volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk, dat de van materiaal voorziene blokken door een watersproeier 10 worden geleid.
20. Werkwijze volgens een der voorafgaande conclusies 1-19, met het kenmerk, dat het materiaal op de blokken wordt aangebracht terwijl deze blokken met een constante snelheid in een horizontale richting worden verplaatst.
21. Werkwijze volgens een der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bovenste oppervlak van de blokken wordt afgeborsteld voordat het materiaal hierop wordt aangebracht.
22. Werkwijze volgens een der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat tenminste gedeeltelijk de tijdens het 20 vervaardigen van de blokken gevormde gietbramen worden verwijderd voordat het materiaal op de blokken wordt aangebracht.
23. Inrichting voor het op de juiste hoogte maken van construe-t.ieblokken en dergelijke, in het bijzonder van holle betonnen blokken die direct op elkaar worden geplaatst en vervolgens worden ge- 25 vuld met een bindmiddel, met toepassing van de werkwijze volgens een der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat 790 79 91 * % -29- de inrichting bestaat uit een doseerinrichting(bestaat uit een do-seerinrichting)voor het op de bovenste vlakken van de blokken aanbrengen van een hoeveelheid materiaal dat kan verharden en zich aan deze blokken hecht, en uit een egaliseeerinrichting voor het 5 afplatten van dit materiaal op de blokken zodat deze blokken een totale hoogte verkrijgen, die precies overeenkomt met een vooraf bepaalde hoogte.
24. Inrichting volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de doseerinrichting en de egaliseerinrichting is serie 10 zijn gemonteerd en samenwerken met een transporteur, die de blokken successievelijk van de doseerinrichting naar de egaliseerinrichting voeri.
25. Inrichting volgens conclusie 23 of 24, m e t h e t kenmerk, dat de doseerinrichting bestaat uit een trommel, die 15 het op de blokken aan te brengen poedervormige produkt kan bevatten, welke trommel in zijn bodem tenminste voorzien is van en doorgang die samenwerkt met een sluitorgaan voor het regelen van de doorvoer van een bepaalde hoeveelheid poedervormig produkt.
26. Inrichting volgens conclusie 25, met het ken- 20. e r k, dat deze trommel op een bepaalde afstand boven de transporteur i^elegen zodat de blokken onder de doorgang van de trommel kunnen passeren en het poedervoimige produkt op deze blokken kan worden aangebracht.
27. Inrichting volgens conclusie 26, met het ken- 25. e r k, dat in de trommel middelen zijn aangebracht voor het doen openen van de doorgang als functie van de stand van de blokken onder de doorgang.
28. Inrichting volgens conclusie 27, met het ken- 790 7 9 91 i w ί -30- m e r k, dat de middelen bestaan uit een' detéctor van de positie van de blokken,die is verbonden met de op nul terugstelingang van een impulsteller waarin continu impulsen van een impulsgenerator worden gevoerd, welke teller is aangesloten op een vergelijker waarin 5 het aantal door de teller geregistreerde impulsen wordt vergeleken met een vooraf ingestelde waarde, welke vergelijker is verbonden met een monostabiele multivibrator die door middel van een eind-versterker een schuif van het duitorgaan van de doorgang van de trommel bedient.
29. Inrichting volgens conclusie 28, met het kenme rk, dat de detector bestaat uit een fototransistor die samenwerkt met een lichtbron dia aan weerszijden van de door de blokken doorlopen baan onder de doorgang van de trommel nabij de onderzijde van de trommel is gemonteerd.
30. Inrichting volgens conclusie 29, met het kenme rk, dat de fototransistor in een huis is gemonteerd, tegenover een in dit huis uitmondende buis die is gericht volgens de zichtlijn van de fototransistor.
31. Inrichting volgens conclusie 30, m e t het k e n m e rk, 20dat het huis afgesloten is en in verbinding staat met een bron van perslucht zodat het huis onder overdruk staat.
32. Inrichting volgens een der voorafgaande conclusies 25-31, met het k.enmerk, dat middden aanwezig zijn teneinde het niveau van het poedervormige produkt in de trommel op een hoogte 25tussen de 2 en 10 cm te houden.
33. Inrichting volgens conclusie 32, met het ken merk, dat deze midcöLen bestaan uit een voedingssilo voor het poedervormige produkt, die met het bovenste deel van de trommel in 790 79 51 -31- verbinding staat en uit een in deze trommel aangebrachte voeler voor de hoeveelheid zich in de trommel bevindend produkt.
34. Inrichting volgens conclusie 26-33, met het k e n - m e r k, dat teneinde een hoeveelheid poedervormig produkt op blokken 5 van verschillende breedten te kunnen aanbrengenf de bodem van de trommel is voorzien van een aantal afzonderlijke doorgangen, waarbij tenminste een doorgang boven elk van de blokken is gelegen, en middelen zijn aangebracht voor het onafhankelijk van elkaar doen openen van de verschillende doorgangen of groepen van doorgangen 10 als functie van de stand van de blokken onder de trommel.
35. Inrichting volgens conclusie 34, met het kenmerk, dat de middelen bestaan uit een wisselmatrix die stroomafwaarts van de multivibrator is gemonteerd en wordt gestuurd door een keuze-schakelaar die de matrix kan verbinden met een versterker, die 15 een sluitorgaan of een bepaalde groep sluitorganen aandrijft.
36. Inrichting volgens een der voorafgaande conclusies 25-35, met het' kenmerk, dat het sluitorgaan bestaat uit een hydraulisch of pneumatisch bestuurde dubbelwerkende zuiger , die boven de in bodem van de trommel aangebrachte doorgang is gemonteerd. 2037. Inrichting volgens een der voorafgaande conclusies 23-36, . met het kenmerk, dat verwarmingsmiddelen zijnaange bracht voor het verwarmen van het op de blokken aan te brengen materiaal.
38. Inrichting volgens conclusies 37, met het ken-25m e r k, dat deze verwarmingsmiddelen tenminste bestaan uit een elektrische weerstand, die in een geïsoleerde buis is gemonteerd, welke buis binnen de trommel nabij de bodem hiervan is aangebracht. 790 7 9 91 * * * -32-
39. Inrichting volgens een der voorafgaande conclusies 25-38, met het kenmerk, dat de doseerinrichting is voorzien van middelen om het poedervormige produkt tenminste nabij de doorgang in de bodem van de trommel en tenminste tijdens het 5 openen van deze doorgang in beweging te houden.
40. Inrichting volgens conclusie 39, met het kenmerk, dat deze middelen bestaan uit een triller, die werkt op de trommel.
41. Inrichting volgens conclusie 40, met het ken-10 m e r k, dat de triller zodanig ten opzichte van de trommel is gemonteerd, dat het zich hierin bevindende produkt een in hoofdzaak gelijkmatige beweging maakt om de buis die de elektrische weerstand bevat.
42. Inrichting volgens een der voorafgaande conclusies 23-41, 15. e t het kenmerk, dat de egaliseerinrichting bestaat uit een nivelleerelement dat boven in een ruimte waardoor de blokken kunnen worden geleid is gemonteerd teneinde het door de doseerinrichting op de blokken aangebrachte materiaal af te platten, en uit afstandsorganen die het onderste vlak van de blokken in deze 20 ruimte op een afstand kunnen houden die tijdens het afplatten van het op de blokken aangebrachte materiaal, precies overeenkomt met de vooraf bepaalde hoogte.
43. Inrichting volgens conclusie 42, met het kenmerk, dat het nivelleerelement is gelegen op een vast niveau 25 en onder dit element hefmiddelen zijn aangebracht voor het omhoog verplaatsen van de blokken waarop het materiaal is aangebracht, in de richting van dit element, totdat het bovenste oppervlak van de blokken zich op een afstand van het nivelleerelement bevindt die precies gelijk is aan de vooraf bepaalde hoogte. 790 7 9 91 -33- < .
44. Inrichting volgens conclusie 42 of 43, m e t het kenmerk, dat de afetandsorganen vaststaan ten opzichte van het nivelleerelement.
45. Inrichting volgens conclusie 44, met het k e n -5 m e r k, dat de afstandsorganen zijn voorzien van aanslagvlakken die aan de zijkant zijn gelegen var)Öe onder het element aanwezige ruimte, welke aanslagvlakken kunnen samenwerken met het bovenoppervlak van een plateau dat de door deze ruimte gevoerde blokken draagt, welke hefmiddelen bestaan uit een horizontale lijst of een 10 in hoogte beweegbaar chassis waarop dit plateau in de ruimte kan rusten.
46. Inrichting volgens conclusie 45, met het ken -merk, dat het chassis in hoogte wordt gesteld door pneumatische cilinders met een membraan. 15
47. Inrichting volgens conclusie 45 of 46, met het k -e n m e r k, dat deze is voorzien van blaaskoppen voor perslucht die zijn gericht naar het deel van het oppervlak van het plateau 20 dat in kontakt komt met de aanslagvlakken wanneer de blokken tegen het nivelleerelement worden°|etild.
48. Inrichting volgens een der voorafgaande conclusies 42-47, met het kenmerk, dat het nivelleerelement bestaat uit een horizontaal vlakke tafel.
49. Inrichting volgens conclusie 48, met het ken merk, dat de tafel op zijn bovenste oppervlak . is voorzien van versterkingsdwarsstuken die verstelbaar zijn aangebracht, door middel van een op dit bovenste oppervlak aangebracht contactver- 7907 9 91 * * -34- binding, zoals een loodbed.
50. Inrichting volgens een der voorafgaande conclusies 42-49, met het kenmerk, dat verwarmingsmiddelen zijn aangebracht voor het op een temperatuur houden van het nivelleerelement, 5 die hoger is dan de omgevir&temperatuur.
51. Inrichting volgens een der voorafgaande conclusies 42-47, met het kenmerk, dat het nivelleerelement bestaat uit tenminste een horizontale cilinder die zodanig wordt aange-dreveryÖat elk punt van zijn cilindrisch oppervlak een cycloidale 10 baan beschrijft.
52. Inrichting volgens conclusie 51,met het kenmerk, dat de cilinder in een wagen is gemonteerd zodat de onderste beschrijvende van de cilinder een referentievlak bepaalt dat op een afstand van het onderste vlak van de blokken ligt, die 15 wordt bepaald door de afstandsorganen.
53. Inrichting volgens conclusie 51,met het kenmerk, dat tenminste een van de vrije uiteinden van de cilinder is voorzien van een tandwiel dat samenwerkt met een vaste heugel die zich in de bewegingsrichting van de wagen uitstrekt, waarbij de 20 diameter van de steekcirkel van dit tandwiel gelijk is aan die van de cilinder.
54. Inrichting volgens conclusie 52, of 53, met het kenmerk, dat de wagen in dezelfde richting als de transporteur, die de blokken onder het nivelleerelement voert, verplaats- 25 baar is met een heen en weer gaande beweging,
55. Inrichting volgens een der voorafgaande conclusies 52-54, met het kenmerk, dat deze wagen bestaat uit een 790 7 9 91 ' J - * -35- aantal identieke cilinders waarvan de rotatieassen op een afstand van elkaar liggen in vlak dat precies evenwijdig loopt met het referentievlak.
56. Inrichting volgens een der voorafgaande conclusies 42-5 55, met het kenmerk, dat tenminste één schraap- of veegorgaan is aangebracht dat samenwerkt met het oppervlak van het nivelleerelement dat in aanraking komt met het poedervormige produkt.
57. Inrichting volgens conclusie 56, met het ken-10 m e r k, dat indien het nivelleerelement bestaat uit tenminste één cilinder, het schraap- of veegorgaan wordt gevormd door een band van een relatief soepel materiaal dat voortdurend op een hoogte. boven het referentievlak tegen het oppervlak van de cilinder aankomt.
58. Inrichting volgens een der voorafgaande conclusies 23- 57, met het kenmerk, dat het verdeelapparaat voor fijne druppeltjes water stroomafwaarts van de egaliseerinrichting is gemonteerd boven het gebied waar de blokken de egaliseerinrichting verlaten, teneinde een versproeiing van water boven de blokken, 20 waarvan het hierop aangebrachte materiaal is afgeplat te verkrijgen. 79079 91
NL7907991A 1978-10-31 1979-10-31 Werkwijze en inrichting voor het op de juiste hoogte maken van constructieblokken en dergelijke. NL7907991A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
LU80453A LU80453A1 (fr) 1978-10-31 1978-10-31 Procede et dispositif pour ajuster la hauteur de blocs de construction et analogues
LU80453 1978-10-31

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL7907991A true NL7907991A (nl) 1980-05-02

Family

ID=19729033

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL7907991A NL7907991A (nl) 1978-10-31 1979-10-31 Werkwijze en inrichting voor het op de juiste hoogte maken van constructieblokken en dergelijke.

Country Status (10)

Country Link
US (1) US4545948A (nl)
BE (1) BE879765A (nl)
DE (1) DE2944110A1 (nl)
ES (1) ES485597A0 (nl)
FR (1) FR2440258A1 (nl)
GB (1) GB2037648B (nl)
IE (1) IE48861B1 (nl)
IT (1) IT1124845B (nl)
LU (1) LU80453A1 (nl)
NL (1) NL7907991A (nl)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0081541B1 (fr) * 1981-06-22 1985-03-27 Hanota Holdings S.A. Dispositif pour ajuster la hauteur de blocs de construction et analogues
US5818260A (en) * 1996-04-24 1998-10-06 National Semiconductor Corporation Transmission line driver having controllable rise and fall times with variable output low and minimal on/off delay
DE10017715A1 (de) * 2000-04-11 2001-10-18 Sf Koop Gmbh Beton Konzepte Verfahren und Vorrichtung zum Herstellen von Formsteinen für Bausätze von Erdreichabdeckungen
EP3589467B1 (en) * 2017-03-01 2023-08-30 Akin Mermer Tekstil Insaat Makina Enerji Sanayi Ve Ticaret Ltd. STI. Apparatus and method for injecting insulation material
CN111319125B (zh) * 2020-03-04 2021-08-10 佳辉(福建)陶瓷有限公司 一种防污效果好的外墙砖的生产系统

Family Cites Families (16)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CA536968A (en) * 1957-02-05 Hale Homer Method of facing concrete building blocks
US1162172A (en) * 1915-03-19 1915-11-30 Robert M Jones Process for making building-blocks.
US1262308A (en) * 1917-10-26 1918-04-09 Samuel S Colt Method of producing building units.
US1950196A (en) * 1933-01-09 1934-03-06 Goodrich Co B F Method of manufacturing decorated sheet material
US2091504A (en) * 1934-05-21 1937-08-31 Corning Glass Works Glass building blocks and method of making them
GB491561A (en) * 1937-03-02 1938-09-02 Hammill Brick Company Ltd Apparatus for applying a surface finish to bricks
GB615852A (en) * 1946-08-15 1949-01-12 Structural And Mechanical Dev Improvements relating to the plaster-finishing of structural panels
GB649808A (en) * 1948-12-04 1951-01-31 Dunlop Rubber Co Improvements in or relating to the manufacture of articles of or containing rubber
GB861857A (en) * 1956-01-09 1961-03-01 Newman George Effingham Turner Improvements in or relating to the ornamenting of building board materials
NL282624A (nl) * 1961-08-29
US3240184A (en) * 1963-02-18 1966-03-15 Brunswick Corp Applicator combined with vertically movable-transversely adjustable sectional doctorblade
US3416947A (en) * 1965-02-25 1968-12-17 M A Bruder & Sons Inc Method of trowelling a coating material onto a building block
GB1173112A (en) * 1967-03-24 1969-12-03 Vyzk Ustav Mechanisace Automat Arrangement for Surface Treating of Panels
BE787370A (fr) * 1971-08-10 1973-02-09 Saint Gobain Procede pour la fabrication de plaques, panneaux ou pieces de forme, utilisables notamment comme elements de construction
GB1391621A (en) * 1972-02-07 1975-04-23 Watts K A Method and apparatus for manufacturing building blocks
GB1449993A (en) * 1973-10-01 1976-09-15 American Can Co Method and apparatus for distributing plastics on an irregular wokpiece surface

Also Published As

Publication number Publication date
FR2440258B1 (nl) 1983-11-10
FR2440258A1 (fr) 1980-05-30
DE2944110C2 (nl) 1988-06-23
ES8100141A1 (es) 1980-11-01
IE792078L (en) 1980-04-30
GB2037648B (en) 1983-07-27
LU80453A1 (fr) 1980-05-07
IT7926928A0 (it) 1979-10-30
BE879765A (fr) 1980-04-30
DE2944110A1 (de) 1980-06-26
US4545948A (en) 1985-10-08
IT1124845B (it) 1986-05-14
GB2037648A (en) 1980-07-16
ES485597A0 (es) 1980-11-01
IE48861B1 (en) 1985-05-29

Similar Documents

Publication Publication Date Title
RU2704752C1 (ru) Способ и установка для формования изделий из уплотненного порошка
CN205736392U (zh) 一种改进型印刷生产线
US2857938A (en) Powder-filling machine
NL7907991A (nl) Werkwijze en inrichting voor het op de juiste hoogte maken van constructieblokken en dergelijke.
CN104483232A (zh) 一种自动水分检测装置
US2493953A (en) Potteryware decorating machine
CN204359633U (zh) 一种自动水分检测仪
JPH06194276A (ja) 粉末品分析用試料の精秤分取装置
CN103687727A (zh) 颜色校样设备和方法
EP0392593B1 (en) System for automatic correction of the pressing density in the manufacture of tiles
EP3670199B1 (en) Inkjet printing machine and method for printing on slabs
US3070842A (en) Apparatus for molding particle boards of improved quality
US4576561A (en) Device for adjusting the height of building blocks
EP1074361B1 (en) Device for loading material into the die cavity of a mould, in particular for pressing ceramic tiles
CN114126839A (zh) 3d打印设备的装置
GB686906A (en) Improvements in the feeding of powder and like fluent materials in equal quantities
CN217747870U (zh) 浸胶机抹平修边机构的调整结构
CN219378297U (zh) 一种用于建筑胶粘剂的自动灌装机
CN214121362U (zh) 一种砂浆生产用连续称重装置
CN212320350U (zh) 一种物体干燥设备
EP3798003A1 (en) Method for controlling an inkjet printing machine on slabs
CN216224922U (zh) 一种uv拼版机
RU1818238C (ru) Устройство дл нанесени сло на изделие
EP0873835A3 (de) Beschickungsvorrichtung zum Beschicken eines Mischers mit Schüttgütern
GB491561A (en) Apparatus for applying a surface finish to bricks

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed