NL7906585A

NL7906585A - Steunweefsel voor het dragen van stortmateriaal, alsmede werkwijze ter vervaardiging van een weg-, dijk- of damlichaam.

Info

Publication number: NL7906585A
Application number: NL7906585A
Authority: NL
Original assignee: Akzo Nv
Priority date: 1979-09-03
Filing date: 1979-09-03
Publication date: 1981-03-05
Also published as: EP0024777A1; JPS5639236A; JPS6317971B2; HK66086A; US4421439A; CA1141269A; DE3062754D1; EP0024777B1; BR8005581A; ATE3074T1; MX155376A; DE7930456U1

Description

• * 4 .-Λ -1- _ . ' AKU 1812

Steunweefsel voor het dragen van stortmateriaal, alsmede werkwijze ter vervaardiging van een weg-, dijk of dam lichaam.

De uitvinding heeft betrekking op een steunweefsel met een breedte van meer dan 2 m, bij voorkeur meer dan 5 m, en.miet ketting- en inslaggarens 5 uit synthetisch materiaal voorrhet dragen van een of meer lagen zand, grind, stenen, klei, leem of soortgelijk stort- of ander materiaal met een laaghoogte van tenminste 10 cm, welke laaghoogte echter in de praktijk dikwijls 5-15 m kan bedragen.

De uitvinding omvat eveneens een werkwijze voor het vervaardigen van een 10 weglichaam, een dijk, een dam of een ander uit stortmateriaal, zoals bijvoorbeeld zand, grind of stenen, gevornkL-lichaam.

Een dergelijk steunweefsel is met name bekend uit het artikel "Kunststof weefsels in praktijk" door Ir. J.H. van Leeuwen in Land + Water nr. 7/8 - 1975 en uit de Nederlandse octrooiaanvrage Nr. 68 06 970. De bekende 15 weefsels worden dikwijls met succes toegepast bij het aanleggen van j weg-, dam- of dijklichamen op een weinig draagkrachtige ondergrond. Op die slechte ondergrond wordt dan een steunweefsel uitgelegd, waarna op het steunweefsel een lichaam uit zand, steen, slakken of ander stortmateriaal wordt gevormd. Het lichaam uit stortmateriaal kan afhankelijk 20 van de plaatselijke situatie en van de aan te leggen constructie, zoals een eenvoudige wegverharding, een autosnelweg, een dijk of een strekdam in zee, sterk verschillen. Met name kan de hoogte van de laag stortmateriaal uiteenlopen van enkele tientallen centimeters tot 10 a 20 m.

Door het toepassen van een steunweefsel op de ondergrond wordt bereikt, 25 dat de stabiliteit' van de ophoging verzekerd blijft en dat een goede blijvende scheiding ontstaat tussen de ondergrond en de ophoging.Voorts worden door deJbelastingspreidende werking van het steunweefsel de plaatselijke zettingsverschillen verkleind, waardoor een herverdeling ” van spanningen wordt verkregen. Een en ander heeft tengevolge dat door 30 het toepassen van het bekende steunweefsel als gronstabilisatiemiddel aanzienlijke besparingen kunnen worden bereikt ten opzichte van de conventionele wijze van werken zonder toepassing van grondstabilisatiemid-delen van dit type. In het algemeen kan worden gesteld dat het steunweefsel een stabiliserende functie heeft, waarbij het weefsel in hoofd-35 zaak aan trekbelasting wordt onderworpen. Bij het bekende steunweefsel bezitten daarom de kettingdraden een grote.treksterkte en een beperkte 79 ü 658 5 ^ , * — - breukrek. Een nadeel van het bekende steunweefsel is echter, dat daarin onder belasting naast de rek van de kettinggarens nog een additionele weefselrek, constructierek genaamd, optreedt ten gevolge van de gekronkelde ligging van de kettinggarens. Deze constructierek vormt in het 5 bijzonder een probleem bij toenemende eisen aan de door het steunweefsel op te nemen belasting, met name omdat bij tot nu toe gebruikelijke bekende steunweefsels de constructierek in verhouding tot de rek van de kettinggarens groter wordt bij het toepassen van een zwaarder en sterker weefsel. Een ander nadeel van het bekende steunweefsel is, dat 10 onder belasting dwarscontractie optreedt, waardoor het weefsel merkbaar smaller wordt.

De uitvinding beoogt een steunweefsel van het in de aanhef vermelde type te verschaffen, waarbij het genoemde nadeel van de te grote constructierek is ondervangen. Het steunweefsel volgens de vinding is hierdoor ge-15 kenmerkt, dat de zich in de kettingrichting van het weefsel uitstrekkende garens zijn gevormd door hoofdkettinggarens en bindkettinggarens, waarvan de hoofdkettinggarens ieder een grotere sterkte bezitten dan de bindkettinggarens, en dat de uitvoering zodanig is, dat bij belasting van het weefsel op trek in de kettingrichting de hoofdkettinggarens 20 een groter gedeelte van de trekbelasting dragen, bij voorkeur tenminste 80%, dan de bindkettinggarens. Tegen de verwachting in kunnen uit het steunweefsel van het type volgens de vinding zware tot zeer zware doeken worden vervaardigd met een vrij geringe constructierek. Met voordeel is het steunweefsel volgens de vinding hierdoor gekenmerkt, dat de titer 25 van elk van de hoofdkettinggarens tenminste vijfmaal, bij voorkeur tien-tot-uveertigmaal, zo groot is als de titer van de bindkettinggarens. Een gunstige uitvoering van het steunweefsel is volgens de vinding hierdoor gekenmerkt, dat zowel het aantal hoofdkettinggarens als het aantal bindkettinggarens 2 tot 15 draden per cm in de inslagrichting bedraagt en dat 30 tussen op elkaar volgende hoofdkettinggarens of groepen van hoofdkettinggarens één, twee, drie of meer bindkettinggarens zijn aangebracht. Bij toepassing van hoofdkettinggarens met een treksterkte van tenminste 0,2 kN, bij voorkeur 1 tot 10 kN, kan men een steunweefsel volgens de uitvinding verkrijgen, dat hierdoor is gekenmerkt, dat de treksterkte en de 35 breukrek van een strook van het weefsel bij belasting op trek in de kettingrichting tenminste* 200 kN/m, bij voorkeur 350-1250 kN/m, respectievelijk ten hoogste 15%, bij voorkeur 1-15%, bedragen. Met voordeel 7906585 -Βίε het steunweefsel volgens de vinding hierdoor gekenmerkt, dat elk van de hoofkettinggarens is gevormd uit een aantal, eventueel samengetwijnde, deelgarens. Laatstgenoemde samentwijn kan bijvoorbeeld 60 draaiingen per meter bedragen, terwijl de deelgarens ongetwijnd zijn 5 of een strektwijn van ongeveer 10 t/m bezitten. Hoewel men zou verwachten, dat het steunweefsel volgens de vinding tengevolge van de extra bindketting gecompliceerder en duurder zou worden., blijkt dat verrassenderwijze niet het geval te zijn met name vanwege het nagenoeg achterwege blijven van de genoemde dwarscontractie. Met het steunweefsel 10 volgens de vinding kan dimensiestabieler geconstrueerd worden dan met de tot nu toe gebruikelijke bekende weefsels. Gunstige resultaten zijn bereikt met een steunweefsel, dat volgens de vinding hierdoor is gekenmerkt, dat de hoofdkettinggarens ieder zijn gevormd uit polyester, in het bijzonder polyethyleentereftalaat, echter ook met synthetische 15 garens uit andere materialen, zoals polyamide, polypropyleen, polytheen of aramiden zijn goede resultaten bereikbaar. Een goede uitvoeringsvorm van het steunweefsel is volgens de vinding hierdoor gekenmerkt, dat de hoofdkettinggarens ieder zijn opgebouwd uit 10-30 stuks deelgarens, die elk een titer van 700-3000 decitex, bij voorkeur 1100 decitex, en 20 100-500 filamenten, bij voorkeur ongeveer 200, bezitten. Met voordeel is het steunweefsel volgens de vinding hierdoor gekenmerkt, dat het aantal inslaggarens 2-10 draden per cm in de kettingrichting bedraagt en dat elk van de inslaggarens een titer van 1000-10000 decitex bezit.

De genoemde hoofd- en bindkettinggarens kunnen zijn gevormd door multi-25 filamentgarens, monofilgaren, bandjesgaren of splijtvezels. De hoofd- en bindkettinggarens en de inslaggarens van een steunweefsel volgens de vin- . ding kunnen uit hetzelfde materiaal, maar ook uit onderling verschillend materiaal, zijn gevormd. Bijvoorbeeld kunnen de kettinggarens uit polyesr. r ter bestaan, terwijl de inslaggarens uit polypropyleen zijn gevormd.

30 Een steunweefsel voorzien van een of meer lagen zand, grind, stenen, klei, leem of soortgelijke stort- of ander materiaal is bijzonder geschikt voor toepassing op de zeebodem,, wanneer het weefsel volgens de uitvinding hierdoor is gekenmerkt, dat aan één zijde op het steunweefsel een aantal zich op onderlinge afstanden, van bij voorkeur 0,25 tot 3 m, 35 bevindende dwarsschotten is aangebracht, die zijn gevormd uit een, bij voorkeur uit synthetisch materiaal bestaande, mat, gaas, een vlies, of een doek met een hoogte van 10 tot 100 cm, terwijl de met stortmateriaal ’’ 7906585 — gevulde ruimten tussen de dwarsschotten aan de bovenzijde en aan de zij-katen zijn afgesloten/ bij voorkeur door middel van een doek. Een bijzonder doelmatige uitvoeringsvorm van dit steunweefsel is volgens de vinding hierdoor gekenmerkt, dat de uitvoering zodanig' is, dat het 5 steundoek met dwarsschotten en een laag stortmateriaal oprolbaar is, zelfs wanneer de afmetingen van het doek bijvoorbeeld 10 x 100 m bedragen. Het doek kan dan vanaf een vaartuig op zee worden afgerold en op de juiste plaats op de bodem worden neergelegd.

Een ander voordeel van het steunweefsel volgens de uitvinding is, dat 10 men met de bindkettinggarens de waterdoorlatendheid van het weefsel goed kan handhaven en op de juiste waarde vooraf kan instellen. Dit kan bijvoorbeeld worden gerealiseerd, wanneer tussen twee op elkaar volgende hoofdkettinggarens telkens tenminste twee elkaar kruisende als koord uitgevoerde bindkettinggarens aanwezig zijn.

15 De uitvinding omvat eveneens een werkwijze voor het stabiliseren van grond en/of voor het vervaardigen van een weglichaam, een dijk, een dam - of een ander uit stortmateriaal, zoals bij voorbeeld zand, klei, leem, grind, slakken of stenen gevormd lichaam, waarbij op"een ondergrond het steunweefsel volgens de uitvinding wordt neergelegd en vervolgens op 20 het steunweefsel een of meer lagen stortmateriaal worden aangebracht. .

De van dwarsschotten voorziene steunweefsels met een laag stort- of ander materiaal kunnen derhalve met voordeel worden geprefabriceerd.

Voor bepaalde toepassingen kan op het van dwarsschotten voorziene steunweefsel een laag losse klei worden gestort ter hoogte van ongeveer 30-40 25 cm. Deze losse kleilaag kan vervolgens, bijvoorbeeld met behulp van walsen, worden verdicht en aangedrukt tot een waterdichte laag met een dikte van ongeveer 10 cm. Indien het steunweefsel met dwarsschotten en een dergelijke verdichte kleilaag op de bodem van een water wordt neergelegd, beschikt men op de bodem direct over een waterdichte onderlaag.

30 Wanneer het van dwarsschotten voorziene steunweefsel is voorzien van een of meer lagen zand of grind, verkrijgt men geprefabriceerde filtermatten.

Het steunweefsel volgens de vinding moet voor diverse toepassingen goed waterdoorlatend zijn, echter afhankelijk van de toepassingen moeten de mazen in het doek zodanige afmetingen bezitten, dat de deeltjes van het 35 stortmateriaal niet worden doorgelaten. Wanneer het stortmateriaal is gevormd door zand, kunnen afhankelijk van de zandsoort bijvoorbeeld -5- mazen van ongeveer 0,1 x 0,1 mm tot 0,5 x 0,5 mm worden toegepast.

In de hierna volgende tabel zijn de gegevens vermeld van een aantal voorbeelden van steunweefsel volgens de uitvinding.

79 0~ΤΓ85- ~ Tahel_-f voorbeeld 1 Voorbeeld, 2. JVoorbeeld '_3_ . -6_ ΓΓΓ | stabilenka·· Stabilenka Stabilenka . _ coae 400 600 800 j Hoofdketting- Diolen 850 . · , Diolen 850 .

garen type polyester polyester ' 1 polyester ! *

Hoofdketting- dtex 1100 dtex 1100 dtex 1100 garen Sr. · fl92xl2Z60 f!92xl8Z60 fl92x24Z40

Bindketting Enka'nylon Enkalon 400 Enkalon 400 garen type 155HRS ' nylon nylon

Bindketting dtex 940 dtex 940 j dtex 940 garen nr. £140Z180 fl40zl80 fl40Zl80

Inslag garen Enkalon 540 Enkalon 540 ! Enkalon 540 .

type T nylon T nylon T nylon

Inslag garen dtex 1880 dtex 1880 dtex 1880 nr. f280 f280 j £280

Kettingdraden j volgorde j

Hoofdketting: I

bindketting 1:1 1

Weef selcons tractie op getouw:

Hoofdketting· aantal draden/ 5 5 • cm ^

Bindketting aan- .

tal draden/cm 5 ! 5

Inslag aantal , draden/cm 4½ ** 4 1/2

Binding 1/1 1/1 1/1.

2

Doekmassa per m in gram 825 1209 1580

Inweving hoofdketting garen 1/0% 0,8% 2,8%

Inweving bind- kettinggaren 26% 24,8% 27,6%

Inweving inslag- . . | garen · 1,6% ' 3,4% ;

Weefseidikte 1,6 mm 1,75 mm 2,31 mm |

Waterdoorla tend-.

heid bij overdruk ll cm/min 11 cm/min 5 cm/min

van 10 cm H^O

Treksterkte weef- - selstrook in ket- 486 kïN/m ί 706 KN/m 932 kU/ffl tingrichting j • \

Breukrek weefsel- fi strook in ketting- 10* ,! 11% 11% — richting. * . — 7 o n 6 ς e s

Tabel (vervolg) Voorbeeld j. Voorbeeldje j -7- -Code

Steunmat.400 .Steunmat.800

Eoofdketting- Diolen 850 Diolen 850 garen type polyester polyester

Hoofdketting- dtex 1100 dtex 1100 garen nr. fl92xl2Z60 f!92x24Z40

Bindketting Enkalon Enkalon garen type (nylon)koord - (nylon)koord

Bindketting dtex 940 dtex 940

, garen nr. |M§g500x fz2505°°X

| Inslag garen Polypropy- Enkalon | type leen (nylon)koord j ] Inslag garen dtex 5000 dtex 1400 j nr. splijtvezel f210x2S375x i 3Z175

Kettingdraden [ volgorde i

Hoofdketting: bindketting ’ I Weefselconstmctie ! op getouw: : Hoofdketting 2 5 'i aantal draden/ ; ca

Bindketting ‘aan- ^ jq ï tal draden/ca 1 Inslag aantal c c _ , I o , / o araoen/cm ! 1 !| 1 3inding samengesteld samengesteld i 2 - i Doekmassa. Der n ! ‘ 1300 2597 : rn gram ·» *1 ! Inweving hoofd- s kettinggaren 0,6%. 2,0% ; Inweving bind- __ ! kettinggaren 32,2% 68,72% • Inweving inslag- garen 1,0% 0,4% • %eefse-ldiktë'' 2,8 mm 4,75 mm i

Wateröoor3atenö-: _ • heid bij overdruk 90 cm/min 70 cm/min

i van 10 cm H2O

i - : selstrook in ket- 451 966 k2i/m I tingrichting

Ia

Breukrek weefsel- .

“10% 12% —i strook in ketting- . -——- 1 richtinc.

' -: -8-

De bepalingen van sterkte en rek zijn uitgevoerd volgens DIN 53 857 met dien verstande dat eerst een voorspanning wordt aangelegd totdat het steundoek 1% deformeert

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de schematische 5 tekening.

Fig. 1 toont het steunweefsel volgens de vinding in perspectief.

Fig.. 2 ..toont het weefsel volgens fig.lin bovenaanzicht

Fig. 3 toont een dwarsdoorsnede van het steunweefsel volgens de vinding.

Fig. 4 toont in dwarsdoorsnede een weglichaam.

10 Fig. 5 toont een steunweefsel volgens de vinding voorzien van dwarsschot-ten in bovenaanzicht.

Fig. 6 toont het steunweefsel van Fig. 5 voorzien van stortmateriaal in perspectief.

Het in Fig. 1 en 2 getekende steunweefsel volgens de uitvinding is gevormc 15 door een weefsel met effen binding en met hoofdkettinggarens 1, bindket- · tinggarens 2 en inslaggarens 3. Fig. 3 toont dit weefsel in dwarsdoorsnede, waarbij overeenkomstige delen met dezelfde verwijzingscijfers als in Fig. 1 en 2 zijn aangegeven. Zoals uit de tekeningen blijkt liggen de hoofdkettinggarens 1 nagenoeg recht in het weefsel, terwijl de bind-20 kettinggarens 2 zich sterk gekronkeld om de inslaggarens 3 uitstrekken.

Ook uit de in de tabel voor de inweving aangegeven waarden blijkt, dat de zware hoofdkettinggarens 1 nagenoeg recht in het steunweefsell.liggen aangezien zij slechts een inweving van 0-2% vertonen, d.w.z. dat de niet in het weefsel aanwezige hoofdkettinggarens slecht 0-2% langer zijn dan 25 de zich in het weefsel bevindende hoofdkettinggarens. Bij belasting van het steunweefsel volgens de -vinding op trek in de kettingrichting zal daarom de constructierek zeer gering zijn. Zoals uit de tekening en_uit de tabel blijkt, vertonen de bindkettinggarens 2 een veel grotere inweving. Met name ligt de inweving van de bindkettinggarens veelal tussen 30 de 25 en 70%.

Fig. 4 toont een dwarsdoorsnede yan een-weglichaam 4. Bij het vervaardigen van het weglichaam is op de slechte, weinig draagkrachtige, ondergrond 5 op de plaats waar het weglichaam 4 moet komen eerst het steunweefsel 6 uitgelegd, zodanig dat de kettingrichting van het doek zich haaks op de 35 lengterichting van het weglichaam uitstrekt. Vervolgens worden op het steunweefsel 6 bijvoorbeeld drie verschillende lagen stortmateriaal 7,8 70 n f» Η « n -9- en 9 aangebracht. Op de bovenste laag 9 wordt een wegdek 10 aangebracht op de gebruikelijke wijze. Een op deze wijze in de fundering van het weg-lichaam aangebracht steundoek.6 heeft een stabiliserende werking totdat het draagvermogen van de ondergrond ten gevolge van consolidatie aanzien-5 lijk is verbeterd en kan tot aanzienlijke besparingen bij het aanleggen .* van een weg leiden. Eventueel kunnen ter plaatse van de scheidingsvlakken der drie lagen stortmateriaal 7, 8 en 9 eveneens de steunweefsel volgens de vinding worden aangebracht.

De Figuren 5 en 6 tonen in bovenaanzicht resp. in perpectief een steun-10 weefsel 11, waarop een groot aantal dwarsschotten 12 is aangebracht, die op onderlinge afstanden van 50 cm zijn geplaatst en een hoogte van 75 cm bezitten. Het steundoek 11 kan bijvoorbeeld afmetingen van 10 x 100 m bezitten. De dwarsschotten 12 bestaan bij voorkeur uit synthetisch materiaal en kunnen zijn gevormd uit een mat, gaas, een vlies of een doek.

15 De schotten 12 kunnen worden bevestigd en opgezet door middel van de ΟΙ vormige steunijzers of nieten 13. Echter de schotten 12 kunnen ook zonder de steunijzers op ander wijze aan het steunweefsel 11 worden bevestigd.

De vakken tussen de schotten zijn opgevuld met drie lagen stormateriaal 14, 15 en 16 met ieder 25 cm hoogte. De deeltjes van de lagen 14, 15 en 16 20 bezitten in bovenwaartse richting een toenemende grofheid. De laag 14 bestaat bijvoorbeeld uit fijn zand, terwijl de laag 15 uit grof zand bestaat. De bovenste laag 16 bestaat bijvoorbeeld uit grind. De gehele aldus gevormde filtermat, d. w. z. steunweefsel 11 met dwarsschotten 12 en stortmateriaal 14, 15 dn 16,wordt afgedekt aan de bovenzijde en aan de 25 zijkanten met- een niet getekend doek. De complete fLltermat van 10 x 100 n kan na vervaardiging worden opgerold.

Vervolgens kan de f litermat op de gewenste plaats op zée worden af gerold en op de.bodem worden gelegd. -· -.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt, dat in’- de Nederlandse octrooiaanvra-30 ge 64 05 171 een werkwijze ter beveiliging van dijkwerken is beschreven, waarbij de dam door ingebouwde of daarover gespannen netdoeken van synthetisch materiaal is versterkt. De daarbij toegpaste netdoeken zijn gevlochten, geknoopt of volgens de Raschel-methode vervaardigd. Bij die bekende werkwijze wordt geen steunweefsel met hoofdketting, bindketting en inslag 35 toegepast.

7906585- «*- -10-

Voorts wordt gewezen op de Duitse octrooiaanvrage 2 000 937, waarin om de kettinggarens van een wapeningsweefsel voor asfaltplaten een slingerdraad is aangebracht met het doel verkleining van de mazen tegen te gaan. De in die publicatie beschreven weefsels zijn bestemd voor het wapenen van 5 bitumenplaten en zij zijn daartoe bijzonder wijdmazig uitgevoerd, zodat het bitumen materiaal door de mazen heen kan.

In het Franse octrooischrift 2 388 090 wordt een grondstabilisatiedoek beschreven, dat is gevormd door een breisel, dat in vergelijking met een weefsel slechts voor minder zware belastingen geschikt is, terwijl boven-10 dien een breisel voor wat betreft de vervaardiging minder flexibel is dan een weefsel. Bij het vervaardigen van een breisel met een hoofdketting en een bindketting zou men .net name een ongeveer driemaal zo grote hoeveelheid bindketting nodig hebben als bij een weefsel.

Binnen het raam van de vinding kunnen verschillende wijzigingen worden 15 aangebracht.

* 79 0 6 58 5_ · ·_

Claims

1. Steunweefsel met een breedte van meer dan 2 m en met ketting- en inslaggarens uit synthetisch materiaal voor het dragen van een of meer lagen zand, grind, stenen, klei, leem of soortgelijk stort- 5 of ander materiaal met een laaghoogte van tenminste 10 cm, met het kenmerk, dat de zich in de kettingrichting van het weefsel uitstrekkende garens zijn gevormd door hoofdkettinggarens en bindkettinggarens, waarvan de hoofdkettinggarens ieder een grotere sterkte bezitten dan de bindkettinggarens, en dat de uitvoering zodanig is, dat bij belas- 10 ting van het weefsel op trek in de kettingrichting de hoofdkettinggarens een groter gedeelte van de trekbelasting dragen, bij voorkeur tenminste 80%, dan de bindkettinggarens.

2. Steunweefsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de titer van elk van de hoofdkettinggarens tenminste vijfmaal, bij voorkeur tien- 15 tot veertigmaal, zo groot is als de titer van de bindkettinggarens.

3. Steunweefsel volgens conclusies 1 en 2, met het kenmerk, dat zowel het aantal hoofdkettinggarens als het aantal bindkettinggarens 2 tot 15 draden per cm in de inslagrichting bedraagt.

4. Steunweefsel volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met 20 het kenmerk, dat tussen op elkaar volgende hoofdkettinggarens of groepen van hoofdkettinggarens.één, twee, drie of meer bindkettinggarens zijn aangebracht.

5. Steunweefsel volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hoofdkettinggarens een treksterkte van tenminste 25 0,2 kN, bij voorkeur 1 tot 10 kN, bezitten.

6. Steunweefsel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de treksterkte en de breukrek van een strook van het weefsel bij belasting op trek in de kettingrichting tenminste 200 kN/m respectievelijk ten hoogste 15% bedragen.

7. Steunweefsel volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat dè genoemde treksterkte en breukrek 350-1250 kN/m respectievelijk 1-15% bedragen. - 7906585 -12-

8. Steunweefsel volgens een of meer tfan de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat.elk van de hoofdkettinggarens is gevormd uit een aantal deelgarens.

9. Steunweefsel volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met 5 het kenmerk, dat de hoofdkettinggarens ieder zijn gevormd uit polyester, in het bijzonder polyethyleentereftalaat.,

10. Steunweefsel volgens conclusie 8,met het kenmerk, dat de hoofdkettinggarens ieder zi.jn opgebouwd uit 10-30 stuks deelgarens, die elk een titer van 700-3000 decitex, bij voorkeur 1100 dtex, en 100-500,: bij 10 voorkeur ongeveer 200, filamenten bezitten.

11. Steunweefsel volgens een of meer van de conclusies 1-8, met het kenmerk, dat de hoofdkettinggarens ieder zijn gevormd uit polyamide, polypropyleen, polytheen of uit aramiden.

12. Steunweefsel volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met 15 het kenmerk, dat het aantal inslaggarens. 2-10 draden per cm in de kettingrichting bedraagt en dat elk van de inslaggarens een-titer van 1000-10000 decitex bezit.

13. Steunweefsel volgens een of meer van de voorgaande conclusies, voorzien van een of meer lagen zand, grind, stenen, klei, leem of 20 soortgelijk stort- of ander materiaal, met het kenmerk, dat aan één zijde op het steunweefsel een aantal zich op onderlinge afstanden, van bij voorkeur 0,25 tot 3 m, bevindende dwarsschotten is aangebracht, die zijn gevormd uit een, bij voorkeur uit synthetisch materiaal bestaande, mat, gaas, een vlies of een doek met een hoogte 25 van 10 tot 100 cm.

14. Steunweefsel volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de afmetinger van het steunweefsel tenminste 1 x 2 m, bij voorkeur 10 x 100 m bedragen.

15. Steunweefsel volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat de uit-30 voering zodanig is, dat het steunweefsel met dwarsschotten en_.een laag stortmateriaal oprolbaar is. 7906585 -13-

16. Steunweefsel volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het stortmateriaal vanaf het steunweefsel in hoogterichting een toenemende deeltjesgrootte bezit.

17. Steunweefsel volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de met 5 stortmateriaal gevulde ruimten tussen de dwarsschotten aan de boven zijde en aan de zijkanten zijn afgesloten, bij voorkeur door middel van een doek.

18. Werkwijze voor het vervaardigen van een weglichaam, een dijk, een flam of een ander uit stortmateriaal, zoals bijvoorbeeld zand, klei, 10 leem, grind, beton of stenen, gevormd lichaam en/of voor het stabi liseren van grond, waarbij op een ondergrond een steunweefsel wordt neergelegd en vervolgens op het steunweefsel een of meer lagen stortmaterialen worden aangebracht, met het kenmerk, dat daarbij het steunweefsel volgens een of meer van de conclusies 1-17 wordt 15 toegepast. 7906585_