NL7906331A - Werkwijze voor het in- en uitwendig bekleden van buizen en daarbij toegepaste inrichting. - Google Patents

Description

« * if* * -1- 70 7524

Socomo & Socotub Reunies, S.A., 7illeru.pt, (Meurthe-et-Moselle),

Frankrijk.

Werkwijze voor bet in- en uitwendig bekleden van buizen en daarbij toegepaste inrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het behandelen van buizen of pijpen uit metaal teneinde deze te isoleren en/of te beschermen tegen corrosie, meer in het bijzonder betreft de uitvinding een werkwijze voor het in- en uitwendig bekleden van 5 buizen of pijpen.

Het bekleden van metalen buizen of pijpen met een kunststof vindt in het algemeen plaats door deze allereerst uitwendig op te ruwen, vervolgens het buitenvlak te bekleden gevolgd door een koeling met water, vervolgens het inwendige, op te ruwen en daarop een 10 bekleding aan te brengen, welke laatste handeling vooraf wordt gegaan door verwarming van de buis.

Bij de tot nog toe gevolgde werkwijze voor het aanbrengen van een plastische bekleding is het niet mogelijk achtereenvolgens de buis zowel van binnen als van buiten op te ruwen, doordat het 15 inwendige van de buis niet beschermd is tegen vocht, in het bijzonder bij het koelen van de buitenbekleding, zodat water in de buis kan treden en oxydatie daarvan kan veroorzaken.

Daardoor is het opruwen en bekleden op automatische wijze, derhalve met een gunstig rendement tot nog toe onmogelijk gebleken.

20 7oorts geven de verschillende handelingen aanleiding tot energieverlies.

Het doel van de uitvinding is de geschetste bezwaren te ondervangen.

% 790 63 31 <r -2-

Bij het in- en uitwendig bekleden van buizen of pijpen worden volgens de uitvinding deze buizen of pijpen voorverwarmd, uitwendig en vervolgens inwendig opgeruwd, met een bepaalde tussenruimte op éên lijn gebracht, verwarmd, bij voorkeur door inductie, een of meer 5 lagen buitenbekleding aangebracht, de buizen gekoeld, gescheiden, de uiteinden op een breedte van ongeveer 10 cm geborsteld, één of meer lagen inwendige bekleding aangebracht, de buizen op dichtheid en dikte van de bekledingen worden gecontroleerd waarbij eventueel geconstateerde fouten worden hersteld waarna de buizen of pijpen ten-10 slotte worden opgeslagen voor latere aflevering, welke handelingen automatisch en continu plaatsvinden.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een inrichting voor het toepassen van bovenomschreven werkwijze,'welke inrichting in hoofdzaak bestaat uit voorverwarmingsovens, een station voor het 15 uitwendig opruwen, een station voor het inwendig opruwen, een oven, in het bijzonder een inductieoven, een station voor het uitwendig bekleden, een station voor het koelen van de buizen of pijpen, een inrichting voor het scheiden van de buizen of pijpen, een station voor het reinigen van de uiteinden, een station voor het inwendig 20 bekleden, een station voor het controleren en repareren van de buizen of pijpen, en een afvoerbank voor de beklede buizen of pijpen, welke verschillende stations en inrichtingen onderling verbonden zijn door transporteurs welke het materiaal continu voortbewegen.

Volgens een variantuitvoering van de werkwijze volgens de 25 uitvinding wordt na het afscheiden van buizen of pijpen en voordat deze inwendig van een bekleding worden voorzien, de buitenbekleding door borstelen over ongeveer 15 cm bij de uiteinden van de buizen of pijpen verwijderd, de uiteinden van de.bekleding worden door middel van borstelen voorzien van een afschuining van ongeveer 30° en de 30 uiteinden van de buizen of pijpen worden gereinigd door borstelen van de afschuiningen en de randen.

Voor het uitvoeren van deze laatste werkwijze is het station voor het reinigen van de uiteinden van de buizen of pijpen voor elk uiteinde van de buis of pijp uitgerust met een borstel die radiaal 790 63 31 * -3- is opgesteld evenwijdig aan de hartlijn van de buis, waarbij het reinigen van de buis over ongeveer 15 cm kan worden uit gevoerd door eaa eeisbe axiale borstel die onder een helling van 30° ten opzichte van de buishartlijn is . opgesteld en met behulp waarvan een afschui-5 ning op het uiteinde van de bekleding kan worden aangebraeht, terwijl een tweede axiale borstel bij het uiteinde van de buis of pijp is opgesteld met een helling ten opzichte van de hartlijn daarvan, corresponderend met de afschuiningshoek van de buis of pijp.

Ter verduidelijking van de uitvinding zullen, onder verwij-10 zing naar de tekening, enige uitvoeringsvoorbeelden van de inrichting voor het in- en uitwendig bekleden van een buis worden beschreven.

Fig. 1 is een bovenaanzicht van de inrichting volgens de uitvinding; 15 fig. 2 is een bovenaanzicht dat het reinigen van een uiteinde van de pijp of buis toont; en fig. 3 is een detailaanz'icht in doorsnede op vergrote schaal van een uiteinde van een buis of pijp.

Volgens de tekening, in het bijzonder volgens fig. 1 worden 20 buizen 1, welke zich op een toevoerbank 2 bevinden, door middel van een transporteur 4 naar een voorverwarmingsoven 3 gevoerd. De buizen 1 worden op de transporteur U gebracht door middel van een commando-arm welke wordt bediend vanuit de niet weergegeven bedieningslesse-naar. De transporteur ^ verplaatst de buizen 1 door de oven 3, welke 25 wordt gevormd door een metalen freem, een vuurvaste bekleding, en door branders welke met gas worden gevoed, waarna de buizen door een opruwstation 5 worden gevoerd waarbij zij volgens een schroeflijn bewegen. Het opruwstation 5 is voorzien van middelen voor het via een turbine opblazen van zand, een inrichting voor het terugwinnen 30 van zandkorrels en een reinigingssysteem waarbij de korrels stofvrij worden gemaakt en ook de lucht in de tunnel in het opruwstation gezuiverd kan worden.

Aan de uitgang van het station 5 worden buizen opgenomen door een transporteur 6 welke deze naar een station 7 voert voor het in- 790 63 31 5 -levendig oprwen, welk station een straalinrichting bevat alsmede middelen voor het in hercirculatie brengen van de korrels in de vorm van wegklapbare kasten welke op de einden van de buizen gezet kunnen worden ongeacht de lengte daarvan. De korrels worden uitgestoten door 5 een beweegbare lans, terwijl deze buizen worden gedraaid waarbij de korrels weer worden teruggewonnen en in hercirculatie worden gebracht. De korrels worden daarbij stofvrij gemaakt en gefiltreerd voordat deze weer naar de inrichting worden teruggevoerd. In het station 7 bevindt zich tevens een afzuigsysteem voor de lucht welke zich in de 10 buis en het behandelingsstation bevindt.

•ï la het opruwstation worden de buizen overgenomen door een transporteur 8, welke wordt gecommandeerd vanuit dé bedieningslessenaar.

Op deze transporteur 8 worden de buizen of pijpen in een schroeflijnbeweging gebracht en achter elkaar gezet met een kleine tussenruimte 15 tussen de einden. Deze tussenruimte is ongeveer gelijk aan een kwart van de binnendiameter van de buizen bijvoorbeeld voor een buis van 800 mm is deze ruimte 200 mm. De transporteur 8 verplaatst de buizen door een oven bij voorkeur een inductieoven 9 bestaande uit een transformator, een frequentie-omzetter, een condensatorkast en een 20 stel uitwisselaars welke de buizen of pijpen op de gewenste temperatuur brengen als functie van de toe te passen bekleding. Deze temperatuur kan op bekende wijze worden gemeten met een pyrometrische bril.

Aan de af voer van de inductieoven 9 of dergelijke worden de buizen voorzien van een primaire buitenbekleding, bijvoorbeeld met 25 polyethyleen, welke wordt opgebracht door een dwarse extrusie van een film in de primaire extrusie-inrichting 10, welke film volgens een schroeflijn op de buizen wordt aangebracht wanneer deze door de transporteur 8 worden verplaatst. Deze eerste film wordt zonder onderbreking ter plaatse van de uiteinden continu op de op elkaar 30 volgende buizen gewikkeld zodanig dat een soepele onderlinge verbinding ontstaat. Op de eerste extrusie-inrichting 10 volgt een tweede extrusie-inrichting 11 welke een tweede bekledingslaag op de buizen kan aanbrengen. Deze extrusie-inrichting 11 brengt eveneens dwars op de buis een polyethyleenfilm daarop welke volgens een schroeflijn 790 63 31 r -5- op de eerste bekledingslaag wordt- gebracht eveneens zonder onderbreking op de verbinding tussen de buizen. Deze tweede film is zodanig bemeten dat de buizen op dikte worden gebracht waarbij een persrol op de film werkt voor het verkrijgen van een doelmatige ver-5 binding tussen de eerste en de tweede bekledingslaag. De extrusie-inrichtingen 10 en 11 worden automatisch gevoed vanuit opslagsilo's 12 en 13 voor het korrelige materiaal.

Direct na opbrengen van de buitenbekleding worden de buizen gekoeld door het opsprenkelen van water in de inrichting 14 teneinde 10 deze voor verdere behandeling geschikt te maken. Het water wordt vanuit een gesloten circuit 15 dat automatisch wordt geregeld, toegevoerd.

Het koelen heeft tot doel de buizen of pijpen op een inwendige temperatuur te brengen van Uo a 50°C, geschikt voor de binnen-15 bekleding. Het voorverwarmen voor de binnenbekleding, zoals dit tot nog toe noodzakelijk was, kan dus vervallen waardoor aanzienlijk aan energie bespaard kan worden.

Na de inrichting 1¼ worden de buizen in het station 16 gescheiden waarbij de polyethyleenbekleding welke de buizen verbindt 20 wordt doorgesneden door tussenkomst van een systeem bestaande uit een hefboom en een mes waarna de buizen afzonderlijk via een transporteur 17 en een afvoerbank 18 naar het reinigingsstation 19 worden gevoerd. Elke buis wordt gedraaid waarbij elk einde over een breedte van ongeveer 10 cm wordt geborsteld voor het verwijderen van ver-25 ontreinigingen.

' Na het reinigen worden de buizen door een transporteur 21 gevoerd naar een station 20, waarin de buizen inwendig worden bekleed, terwijl zij draaien. In dit station 20 bevindt zich een beweegbare slede voorzien van een lans met verstuivingspistolen voor bij-30 voorbeeld verf en welke in de draaiende buis kan worden geschoven, zodat een inwendige bekledingslaag uit bitumen, epoxyhars of verf opgebracht kan worden. Het station kan meervoudig zijn uitgevoerd, zodat twee op elkaar volgende bekledingshandelingen kunnen plaatsvinden. Na het aanbrengen van de laatste bekledingslaag passeert 790 6 3 31 % -6- - elke buis door een controlestation 22 waar de buizen worden nagezien op poreusheid en gecontroleerd op dikte van de bekledingen. Tevens is in het station 22 een apparaat aanwezig om elektrische isolatiefouten op te sporen. De in het station 22 geconstateerde fouten worden .aan het eind van de fabricageketen hersteld en goed-5 gekeurde buizen of pijpen worden opgeslagen op een afvoerbank 23 en kunnen dan worden afgeleverd.

Het sprenkelen van water door de inrichting 1U geschiedt bij zeer lage temperatuur waarbij de doorlopende buitenbekleding het in de buizen treden van water voorkomt en dus ook elke kans op oxydatie 10 wordt ondervangen.

Het is onder toepassing van de uitvinding ook mogelijk na het opruwen gelijktijdig een inwendige en een uitwendige bekleding aan te brengen uit epoxyharspoeder door middel van een spuitcabine 2k welke achter de inductieoven 9 of dergelijke is geplaatst en 15 welke bestaat uit een freem uit roestvrij-staal en een elektrostatisch systeem waarbij de poeder, wanneer deze is verhit tot 2U0°C ' op de buis wordt gespoten. Onder invloed van de warmte smelt de poeder en vormt een homogene bekleding. Volgend op deze handeling worden de buizen op bovenbeschreven wijze verder behandeld uitge-20 zonderd het inwendig bekleden en het onderling scheiden van de buizen.

Een werkwijze als beschreven kan ook worden toegepast bij het in- en uitwendig bekleden van polyurethaanbuizen. De buizen worden dan eenvoudig verhit tot ongeveer 55°C, vervolgens inwendig 25 en uitwendig bekleed met een twee-componenten produkt door tussenkomst van een spuitinrichting 25, welke werkt met pistolen onder druk en waarbij een automatisch toevoer- en mengsysteem wordt gebruikt .

Het is onder toepassing van de uitvinding eveneens mogelijk 30 achter de opruwinrichting 7 een station 26 aan te brengen waarbij de buizen inwendig worden bekleed door bitumenpoeder of een dergelijke bekleding, deze buizen vervolgens naar het station 27 te voeren voor het aanbrengen van een eerste bitumenbuitenlaag en vervolgens 790 63 31 -7- s naar het station 28 waar de definitieve buitenlaag uit bitumen wordt aangebracht, welke stations 27 en 28 uit een vat 29 met vloeibare bitumen worden gevoed.

De eerste bitumenlaag wordt verkregen door opspuiten, terwijl 5 de tweede laag welke op de eerste wordt gebracht kan bestaan uit een gedompelde band welke volgens een schroeflijn op de buis wordt aangebracht. Ha het aanbrengen van de tweede bitumenlaag kunnen de buizen uitwendig worden voorzien van een lijnolieoplossing, kalk en zeezout om een bescherming tegen zonlicht te verkrijgen. Ha deze laatste 10 behandeling worden de buizen gevoerd naar een controlestation 30 voordat deze worden opgeslagen.

Het is ook mogelijk de buizen voordat zij het controlestation passeren te voorzien van een verdere bekleding in een station 31 dat daartoe aanwezig is.

15 Het voorverwarmen van de buizen voor het opruwen geschiedt bij een temperatuur van ongeveer 50 a 60°C teneinde elke vochtneer-. slag en vetdeeltjes op het vlak van de buizen te vermijden.

Volgens een variantuitvoering van de werkwijze volgens de uitvinding en zoals in het bijzonder afgebeeld in de fign. 2 en 3» 20 wordt na het afscheiden van de buizen of pijpen en voordat de buitenzijde daarvan wordt bekleed, elke buis of pijp onderworpen aan een reinigingsbewerking van de uiteinden.

Deze reinigingsbewerking van de uiteinden 32 van de buis of pijp 11 omvat het verwijderen van de buitenbekleding over een lengte 25 van ongeveer 15 cm met behulp van een radiale borstel 33 die evenwijdig aan de as van de buis of pijp 1' is opgesteld en verder het uitrusten van de uiteinden 3^ van de bekleding met een afschui-ning van ongeveer 30°, door deze uiteinden te borstelen met behulp van een eerste axiale borstel 35 s die onder 30° ten opzichte van de 30 hartlijn van de buis of pijp is opgesteld en het reinigen van de uiteinden van de buis of pijp ter plaatse van de afschuining 36 en de rand met behulp van een tweede axiale borstel 37 > waarvan de helling ten opzichte van de as een functie is van de hoek van de afschuining 36 van de betreffende buis of pijp 1 ’.

790 63 31 <0 -8-

Deze bewerking waarbij de uiteinden worden gereinigd geschiedt continu en volkomen automatisch met behulp van inrichtingen die op zichzelf bekend zijn voor het besturen van borstels.

Volgens de uitvinding is het mogelijk continu, automatisch 5 met een goed rendement en derhalve besparing aan energie buizen inwendig en uitwendig van een bekleding te voorzien.

* 790 6 3 31

Claims (7)

1. Werkwijze voor het in- en uitwendig bekleden van huizen of pijpen, met het kenmerk, dat de huizen of pijpen worden voorverwarmd, uit- en inwendig worden opgeruwd, de huizen met tussenruimte achter elkaar worden gelegd, en hij voorbeeld door tussenkomst van 5 inductie worden verwarmd, waarna een of meer uitwendige bekledings-lagen continu worden aangebracht zonder onderbreking op de hulsof pijpeinden zodat een soepele verbinding ontstaat, de huizen worden gekoeld waardoor de inwendige temperatuur daalt tot Uo a 50°C, de huizen of pijpen onderling worden gescheiden, de uiteinden over 10 een breedte van ongeveer 10 cm worden geborsteld, en één of meer inwendige bekledingslagen worden aangebracht, de buizen worden gecontroleerd op dichtheid en dikte van de bekleding en geconstateerde fouten eventueel worden hersteld waarna de buizen of pijpen voor verdere aflevering worden opgeslagen, welke handelingen automatisch 15 en continu plaatsvinden.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ruimte tussen de uiteinden van de buizen of pijpen ongeveer gelijk is aan een kwart van de inwendige diameter van de buizen cf pijpen.

3. Inrichting voor het toepassen van de werkwijze volgens con-20 elusie 1, met het kenmerk, dat deze bestaat uit voorverwarmings- ovens, stations voor het uit- en inwendig, opruwen van de buizen of pijpen, een oven bij voorkeur een inductieoven, een station voor het uitwendig bekleden, een inrichting voor het koelen, een inrichting voor het scheiden van de buizen of pijpen, een station voor 25 het reinigen van de buis- of pijpeinden, een station voor het inwendig bekleden, éen station voor het controleren en het repareren van de buizen of pijpen en door een afvoerbank voor beklede buizen, welke verschillende stations en inrichtingen onderling zijn verbonden door transporteurs.

4. Inrichting volgens conclusie 35 met het kenmerk, dat tussen de inductieoven of dergelijke en de inrichting voor het koelen van de buizen of pijpen en het station waar deze buizen of pijpen uit- 790 8331 -10- > wendig worden bekleed een spuitcabine aanwezig is voor epoxyharspoeder bestaande uit een freem uit roestvrij staal, een systeem voor het in- en uitwendig en elektrostatisch opbrengen van poeder dat vooraf verhit is tot ongeveer 2U0°C, welk poeder smelt en een 5 homogene bekledingslaag vormt waarna de buizen verder worden behandeld als omschreven in conclusie 1 met uitzondering van het inwendig bekleden en het scheiden van de buizen.

5. Inrichting volgens conclusie '3, met het kenmerk, dat tussen de inductieoven of dergelijke en de koelinrichting en het station 10 waar de buizen uitwendig worden bekleed een spuitinrichting voor het door middel van pistolen onder druk verspuiten van polyurethaan en middelen aanwezig zijn voor het automatisch doseren en mengen daarvan, waardoor gelijktijdig in- en uitwendig op de buizen een bekleding bij een temperatuur van 55°C kan worden aangebracht, 15 welke buizen of pijpen nadien op dezelfde wijze worden behandeld als omschreven in conclusie 1 met uitzondering van het inwendig bekleden en het scheiden van de buizen.

6. Werkwijze voor het bekleden van de binnenzijde en de buitenzijde van de buizen of pijpen volgens conclusie 1 of 2, met het 20 kenmerk, dat na het afscheiden van de buizen of pijpen en voordat de binnenbekleding wordt aangebracht, de buitenbekleding door borstelen wordt verwijderd over ongeveer .15 cm bij de uiteinden van de buizen of pijpen, waarbij de uiteinden van de bekleding door borstelen worden uit gerust met een af s chaining van ongeveer 30° en 25 waarbij de uiteinden van de buizen of pijpen worden gereinigd door het afborstelen van de afschuiningen en de randen.

7. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 6 en volgens een van de conclusies 3-5, met het kenmerk, dat het station voor het reinigen van.de uiteinden van buizen of 30 pijpen voor elk pijpeinde is uit gerust met een radiale borstel die evenwijdig aan de as van de buis of pijp is opgesteld en deze over ongeveer 15 cm kan reinigen, waarbij een eerste axiale borstel is opgesteld onder een helling van ongeveer 30° ten opzichte van de as van de buis of pijp en met behulp waarvan een afschuining op het 790 63 31 -11- r uiteinde van. de bekleding kan worden aangebracht, terwijl een tweede axiale borstel is aangebracht bij het uiteinde van de buis of pijp met een helling ten opzichte van de as die correspondeert met de hoek van de afschuining van de buis of pijp. 790 6 3 31